Speciaal voor Oerol (Terschelling) en Festival Over het IJ (Amsterdam) maakt Joost van Hezik samen met Timen Jan Veenstra een radicale bewerking van Georg Büchners: Dantons Dood over de staat van onze maatschappij nu.
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Ben je bereid tot actie, of niet? - Ja en Nee -
Vraag aan het publiek: Ben je bereid tot actie, of niet?
Waarom heb je Ja gezegd?
Jaap: “Ik heb Ja gezegd. Ik ging met Robespierre mee, al had ik eigenlijk ook nee willen zeggen. Ik zei toch 'Ja' omdat ik het te verstandig en te politiek verantwoord vind om te blijven zitten. Door altijd hetzelfde te doen veranderen we niks. Mijn vrouw zei eigenlijk nee. Zij is geen voorstander van actievoeren op deze manier. Maar zij is met mij mee gegaan omdat ik ben opgestaan. Of het actievoeren, of het opschrijven van een naam 'zonder wie de wereld beter wordt', nou de manier is... daar heb ik ook sterk mijn twijfels over”

0 notes
Text
Deleted Scenes
In de extra’s van films die op DVD worden uitgebracht ontbreken nooit de zogenaamde “deleted scenes”. Dit zijn scènes die wel geschoten zijn, maar niet in de uiteindelijke versie van de film terecht zijn gekomen. Omdat de film te lang werd, de scène toch niet zo werkte als gedacht, of omdat er geen geld meer was voorde benodigde special effects. Het leek mij leuk om dat ook eens een keer voor een theaterstuk te doen. Niet alleen om iets over het maakproces prijs te geven, maar ook om een inzicht te geven in wat het proces van de schrijver is, tijdens het maken van een voorstelling.

Een schrijver heeft namelijk een nogal vreemde positie binnen dat maakproces. Je begint ver voor iedereen uit, met denken, dingen op papier zetten, schrappen, en weer verder nadenken, praten met de regisseur, enzovoorts. Je bent een goede maand of twee al bezig met de uiteindelijke tekst voordat er überhaupt een letter op papier staat; je hebt informatie die niemand anders heeft en je loopt op de menigte vooruit. Het is jouw stuk. En langzaam begint die menigte, de dramaturgen, acteurs, vormgevers, en de regisseur, je in te halen, zich jouw gedachtenfrutsels eigen te maken, te becommentariëren. Je levert scènes af, herschrijft, schrijft bij, schrapt, net zolang tot er een eerste versie van het complete stuk ligt. Waarna je het hele proces weer opnieuw doorloopt. Uiteindelijk, en dit is de laatste fase, beginnen de repetities, je geeft de tekst af en zegt: “tabee”. In principe. Want het moet nu in de repetitieruimte gebeuren; de tekst is af, de woorden, de taal. Nu moet het vorm krijgen. De taak van de schrijver zit erop. Maar de voorstelling zelf, die bestaat nog niet, en het creatieve maakproces dendert onverdroten voort. En dan kan het nog wel eens gebeuren dat je als schrijver, wanneer je naar een voorlopige doorloop gaat kijken, opeens geconfronteerd wordt met de gedachte: “Hee, had ik hier niet die ene scène geschreven?” Of, nog erger: “Hee, dit heb ik helemaal niet zo bedoeld/geschreven.” Soms leuk, soms minder. Dan volgen gesprekken met acteurs, dramaturgen en regisseur. Waar jij eerder voorop liep in de stoet van de voorstelling, hinkel je er nu achteraan. Opeens moet jij proberen iedereen bij te houden. Dan wordt het, opeens, ons stuk. Een vreemd gevoel, maar dat hoort bij het vak.
Juist daarom is het leuk om eens van de achterkant te laten zien wat er gebeurt. Zeker bij een voorstelling als Dantons Dood, waarin de vorm eigenlijk heel dominant was voor mijn schrijven. Het beruchte keuzemoment was en is de focus van elke scène. Los nog van het feit dat er een oersterk, klassiek stuk bewerkt diende te worden. Wat dat bewerken overigens, zoals alle klassieken, wonderwel weerstond. Ik heb af en toe moeten wrikken en gedacht: “Sorry Büchner, maar, fuck you.”

Een van de deleted scenes die ik graag in de voorstelling had gehad is de onderstaande Proloog (Joost noemt het graag “Het Proloog”, geen idee waarom, maar hij is daar verdomd vasthoudend in). Het is een monoloog van Danton die vertelt over waarom onze huidige levenshouding de verkeerde is.
Het grappige van deze scène is dat ik ‘m oorspronkelijk niet geschreven had. Joost belde me op een gegeven moment tijdens de repetities op en zei: ik mis een openingsscène. Iets waarin Danton het publiek welkom heet, of in ieder geval aanspreekt en het stuk introduceert.
Okay, goed, maar hoe doe je dat? Ik bedoel, er zijn legio manieren waarop je het publiek bij binnenkomst kunt begroeten en met de kwaliteit van de acteurs die we hebben, was het niet per se nodig voor mij om daar een scène over te schrijven. Dus ik wilde iets anders doen, niet alleen een uniek inkijkje in de geest van Danton, maar, bovenal, een knallende opener. Iets dat je meteen bij je ballen pakt en niet meer loslaat. Qua taal maar vooral zeggingskracht. Ons statement van de voorstelling in vijf minuten. BOEM! En dan de voorstelling inglijden.
Inspiratie voor deze scène was een omweg die ik in mijn voorbereiding had gemaakt: van de Poetica van Artistoteles naar de Epistulae Morales ad Lucilium, de brieven van Seneca aan Lucius. Een klassieke brievenwisseling over ethiek en moraal, en het paste voor mij volledig in wat we nu met het stuk wilden zeggen. Uiteindelijk heb ik één claus als uitgangspunt genomen en het omgedraaid: Hoe kan ik Danton het hier nu eens mee laten zijn? En dan niet op een positieve, optimistische, manier. Maar als een vilein statement. Neem daarbij zijn frustratie over dat hij de hele tijd in een soort van limbo – de setting van Dantons Dood – zit, waarbij hij een perfect uitzicht heeft op de Hemel (en de Hel) en de Aarde. En dat hij ondanks al zijn kennis en charme en ego niets, helemaal niets, kan veranderen. Is dat zijn schuld? Nee, het is de schuld van de mens. Als de mens wilt veranderen hoeft ze alleen maar naar hem te luisteren. En als ze dat niet doet, tsja, dan verdient ze het in haar eigen hel te leven.

Maar hij zit er niet in, deze scène. Wellicht omdat hij te alomvattend was, voor een begin. Maar ik blijf het een mooie monoloog vinden. De taal, het punt dat hij maakt. En ik vind het een perfect statement over deze tijd. Iets om je mee te vereenzelvigen of tegen af te zetten. Maar tekst is niet een voorstelling. Joost heeft uiteindelijk voor een ander begin gekozen. En hoewel ik toch zeker drie weken campagne heb gevoerd, heeft het niet mogen baten. Is de voorstelling daar slechter van geworden? Nee, zeker niet. De monoloog paste niet in de visie van Joost en hij heeft ‘m daarom niet gebruikt. Dat is niet alleen z’n goed recht, die beslising hoort een regisseur ook te maken. En het publiek heeft ‘m natuurlijk niet gemist (en gelukkig maar). Maar elke keer dat ik de voorstelling zie en Robespierre de boel opent, kan ik niet anders dan terugdenken aan deze monoloog, dit openingsstatement van George Danton.
Ach ja, het lot van de schrijver. Het is niet anders.
- Timen Jan Veenstra -
PROLOOG
Danton:
“Je moet je geest veranderen, niet de hemel.” Seneca. Ik bedoel, die schreef het, dus dan moet je dat erbij zeggen. Godverdomme, het is gek om een andere dode te moeten citeren hier, maar ik heb gekeken, en niks van wat ik ooit heb gezegd komt ook maar in de buurt van de waarheid van die zin. “Je moet je geest veranderen, niet de hemel.” Precies. Godverdomme, precies. Hoeveel Hemelbestormers zijn er al niet gestorven? Hoeveel niet van de trappen gevallen, zo, bam, de Hel in? Hoeveel bedoelingen niet uitgewrongen in naam van het Goede. Wat hebben we ervoor teruggekregen? Of nou, wat hebben jullie ervoor teruggekregen. Mij interesseert het geen fuck meer, ik ben dood. Maar jullie leven nog, jullie zitten nog elke dag in dat moeras van een wereld. Die zwetende, lillende, klamme, verstikkende pot met pus dat ze ‘t leven noemen. Niet dat jullie daar iets aan kunnen doen, dat zeg ik niet. Het is gewoon wat het leven is. Dat is het punt. Hoe je daar mee omgaat, dat diepe besef, hier, in je lijf, dat ronde gat waarin je valt en rondtolt en tuimelt, weet, voelt, in je botten: niets wat ik doe heeft betekenis. Alles wat ik moet en wil en geacht word te doen is een illusie. Je kunt ertegen vechten. Natuurlijk. Je kunt iets doen. Opstaan alleen al is een medaille waard, je tanden poetsen, naar je werk gaan, ’s avonds het nieuws kijken, chapeau. En ondertussen vechten tegen die muur van emotie, die gigantische tsunami van onrecht die je elke minuut op je afgevuurd krijgt: WAAROM ZIJ WEL EN IK NIET?!?! Of het nou gaat om bankiers die kunnen rentenieren van gestolen miljoenen of Nigeriaanse negertjes die omkomen van de honger - zij zijn tenminste dood, zij hebben rust. Toch? Terwijl jij daar zit en de haat in je opborrelt, tegen je ingewanden kapot slaat, in je hart sijpelt, je hersens vergiftigt en je opeens, gewoon, omdat je dat een gast hoorde zeggen op internet, een bom om je middel tapet en honderd man in stukjes met je mee het hiernamaals inneemt. Zij de Hemel in, jij de Hemel in. Klaar. Juist? Fout! De Hemel is fokking saai. Niets te doen. Beetje met God praten, woepdiedoepdiedoe, hij wéét alles. En denk je dat hij je ook maar één potje poker laat winnen? Vergéét het maar! En dan zit je daar, dat “paradijs”, dat eindeloos uitstrekkende haleluja waar je alles voor hebt opgeofferd in de hoop dat het op dat gore haveloze mensonterende planeetje tenminste ietsjes beter zou worden, en dan kijk je naar beneden en dan realiseer je je: Kut. Alles wat ik heb gedaan, elke stap die ik heb gezet, niets heeft het veranderd. Alles is precies zoals het was, alleen noemen ze het nu “democratie”. Of “media”. Of “economie” Alles tevergeefs. Teleurstelling. Geloof me nou maar, ik heb het allemaal zien gebeuren. Al die Hemelbestormers.. Al die “revolutionairen”. Opnieuw en opnieuw. Methodes veranderen, het resultaat niet. Zie je, mensen snappen het niet.
“Je moet je geest veranderen, niet de hemel. Ook al steek je de onmetelijke zee over, ook al verwijderen zich, zoals Vergilius zegt, landen en steden, je gebreken zullen je volgen waarheen je ook gaat.”
Danton laat zich zakken in een comfortabele stoel en trekt een blikje bier open
0 notes
Photo

Revolutie aan het IJ - 4 sterren in De Telegraaf
0 notes
Link
"We worden naar een kelder gebracht. Het ruikt naar vers beton en vocht. Het is fris. In deze kelder, met boven ons de treinen die aankomen en vertrekken, vechten Danton en Robespierre hun laatste gevecht uit. Robespierre roept Danton ter verantwoording. Ze zijn dood, maar Robespierre wil het graag nog een keer over doen. Danton heeft er overduidelijk geen zin in."
0 notes
Link
Luister via deze link het Amsterdam FM radioprogramma 'Clash der Recensenten' terug, met o.a. Joost van Hezik te gast.
Deze week richtten zij zich op het Over het IJ Festival. Presentator Constant Meijers en recensent Loek Zonneveld gaan in gesprek met gasten afkomstig uit verschillende hoeken van het festival om een zo duidelijk mogelijk beeld te schetsen van dit bijzondere evenement. Ter aanvulling zullen regisseur Joost van Hezik (Dantons dood) en actriceYinka Kuitenbrouwer (Minimale destructie) ons warm maken voor hun voorstellingen.
0 notes
Video
tumblr
Terwijl je niks vermoedend op je trein staat te wachten op Amsterdam Centraal Station.... broeit de revolutie meer dan ooit. Recht onder je voeten. Achter de luchtgaten die je nooit eerder hebt opgemerkt. Ben jij bereidt tot actie?
#Amsterdam#CS#Centraal Station#Amsterdam CS#over het ij#Festival#Dantons Dood#Revolutie#Actie#Trein#station#Theater#rabbit hole#Down#locatie
1 note
·
View note
Text
Heb je je wel eens afgevraagd wat er achter en onder deze luchtgaten gebeurt?

0 notes
Text
"Ik ben de vrouw van een held, de vrouw van een terrorist, de vrouw van een revolutionair"

Ik ben de vrouw van. De vrouw van een held, de vrouw van een terrorist, de vrouw van een revolutionair, de vrouw van een president, de vrouw van een dictator.
Ik ben er voor hem als hij thuiskomt en blijf achter als hij weg gaat.
Ik heb de ambitie lief, waar mijn man voor vecht. Ik omarm de overwegingen die mijn man maakt. Ik sta achter zijn denkbeelden. Ik stimuleer hem in zijn beslissingen. Ik neem het leven dat daarbij hoort voor lief. Ik troost hem als het nodig is.
Is mijn man goed of slecht en is het juist wat hij doet? Ik weet het niet. Het spijt me.
Ik ben verliefd geworden op zijn donkere ogen. Op zijn slanke vingers en op de manier waarop we de liefde bedrijven. Wat hij nog meer doet met die vingers? Wat er schuil gaat achter die ogen? Ik zou zijn hersenpan moeten openbreken en zijn gedachte moeten drinken. Sorry. Dat heb ik niet gedaan. Ik luisterde naar zijn mooie stem en keek naar zijn lippen terwijl hij sprak. Ben ik dan fout? Is er een straf voor onvoorwaardelijke liefde? Welke wet overtreed ik door te houden van? Uiteindelijk gaat het erom waar jij de meeste voldoening uit haalt in het leven toch? Macht, leiderschap, sex of liefde? Wat maakt het uit. Plezier in het leven is het beste gebed.
- Julie Danton -
0 notes
Photo

0 notes
Text
Lees hier de preek van Joost van Hezik, gehouden tijdens Oerol in de Kerk van Midsland
Preek Joost van Hezik, zondag 16 juni 2013, Midsland, Terschelling Beste kerkgangers,
Allereerst wil ik mijn dank uitspreken dat ik hier mag staan, ook al hebben we er zo’n prachtige bende van gemaakt. Mijn naam is Joost van Hezik, en ik ben een jonge theatermaker, die hier een voorstelling heeft gemaakt over de Franse revolutie, een onderzoek naar wat opstand betekend. Vandaag, op deze zondag ochtend, mag ik hier spreken voor u, over mijn eigen geloof en dat trachten te delen.

(Sfeerimpressie van de dienst gemaakt door Guusje Kaayk) Ik ben ongelovig opgevoed. Mijn vader was van huis uit katholiek. Toen zijn broer overleed en hij wegens de afwezigheid van zijn ouders op 18 jarige de begrafenis moest organiseren is mijn vader diep teleurgesteld geraakt in de kerk. Dit omdat hij merkte dat ze hem een hele dure begrafenis in de maag wilden splitsen en hij geen steun vond toen hij dat het meest nodig had. De hele familie is vervolgens tijdens die roerige jaren ’60 van het geloof gevallen, zoals dat heet. Ik zelf groeide op in een wereld twintig jaar later waarin het christendom een soort rare idiote geschiedenis was, waar beschaamd over verteld werd of eigenlijk liever niet. M’n broers en ik wisten dus eigenlijk vrij weinig van het Christendom. Hoe weinig precies laat zich het best uitleggen door de volgende gebeurtenis. Ik liep als vijf jarige met mijn ouders en mijn broers door de bergen en mijn middelste broer liep zoals vaak voorop. Gillend van het lachen kwam hij terug gerend. “Er hangt daar een man in zijn onderbroek!” Deze vreemde figuur zag er mager uit en had een soort krans rond zijn hoofd. Hij bleek al heel lang dood te zijn en nogal beroemd, ook al had ik nog nooit van hem gehoord. En zo geschiedde mijn ontmoeting met Jezus Christus.
Vanaf halverwege de middelbare school heb ik er altijd een vrij cynisch wereldbeeld op nagehouden. Verandering was niet mogelijk, alle dieren sterven uit en kindjes in Afrika blijven honger hebben. Het werd nog erger toen op 16 jarige leeftijd 1984 las. Ik begon de wereld door een Orwelliaanse bril te bekijken en zag dat het niet alleen somber gesteld was met de wereld, het leek ook nog de bedoeling te zijn.
Vanuit mijn atheistische blik heb ik lange tijd gelachen om het christelijke geloof. Een boek dat de evolutieleer ontkent, kan immers niet waar zijn. Toen ik vervolgens psychologie ging studeren bekeerde ik mij geheel tot de feiten. Een harde koude wereld waarin de ziel niet bestaat, waar men op zoek is naar zekerheden, zo geformuleerd dat ze falsificeerbaar zijn, en datgene waar niet met zekerheid over gesproken kan worden, niets over gezegd dient te worden. Geloof is dan iets dat niet ver van hekserij, of het paranormale af ligt. Iets voor wanhopige mensen, op zoek naar makkelijke antwoorden. Maar ondertussen stapelden de grote vragen zich in mijn leven op. Wie was ik? Wat deed ik hier? En waarom in godsnaam?
Tot halverwege de regie opleiding heb ik zo gedacht. Lieden die met theater meer wilden dan enkel schoonheid of vervreemding te weeg brengen maar ook zo nodig iets moesten zeggen over de wereld vond ik hopeloos lachwekkend. Het was immers zinloos, en mijn hart voor de wereld was reeds lange tijd gebroken.

Mijn afkeer van het geloof duurde tot ik kardinaal Simonis, een katholiek helaas, op televisie in een interview het volgende hoorde zeggen: “Iedereen die zeker weet dat god bestaat is gek.” Dat zette mij aan het denken. Ik had altijd gedacht dat elke gelovige een soort waanzinnige was, met een achterlijke niet op waarheid gebaseerde overtuiging. Ineens realiseerde ik me dat geloof ook een keuze kon zijn. Een kwetsbare overtuiging in een wereld die je niet het bewijs leverde voor deze overtuiging, maar hem wel betekenisvoller kan maken. Een narratief dat ons een geheel biedt, zonder met absolute zekerheid iets te weten. Ik zelf had geproefd van een wereld die groot, leeg en zinloos was, waar alleen mijn eigen ervaring telde, en hedonisme de enige weg tot geluk. Die weg liep niet zozeer dood, maar vooral nergens heen. Ik begon mij af te vragen: was ik in staat tot geloof?
Toen won Barack Obama de verkiezingen in Amerika. Hier leek iemand te zijn opgestaan die het woord hoop nieuw leven inblies. Jonge mensen hadden het verschil gemaakt en hadden iets wezenlijks voor elkaar gekregen. En dat in het land dat ik definitief had afgeschreven toen ze George W. Bush herkozen. Om zes uur in de ochtend belde ik een goede vriend die op dat moment de verkiezingen in Amerika volgde om het geweldige nieuws te vieren. Ik schoot vol, wat mij op dat moment totaal overviel. Deed dit mij iets? Was ik al die tijd eigenlijk zo idealistisch dat ik mij had afgewend van de wereld om de pijn van dat aangezicht niet te voelen? Was het de drank en de vermoeidheid? Ik wist me geen raad. Er vond iets in mij plaats dat niet meer was terug te draaien. Ik was een idealist geworden. Ik begon ergens in te geloven, de maakbaarheid van deze wereld en de noodzaak hier gebruik van te maken.
Sindsdien ben ik kwetsbaarder geworden. Dingen raken mij meer en ik maak mij vaker kwaad. Nu de wereld veranderbaar is geworden, is ieder moment dat dat niet gebeurt een gemiste kans, een verspeelde mogelijkheid. Tegelijkertijd is verandering een doel geworden, en als het niet helpt heeft het geen zin gehad. Ik deed mee aan Occupy maar voelde er de zinloosheid van, ik demonstreerde tegen de bezuinigingen in de kunst en de zorg en voelde me tegelijkertijd totaal nutteloos. Welke vorm van protest in Nederland is nog geloofwaardig? Hoe moeten we moed bij elkaar rapen de wereld proberen te veranderen als we niet zeker weten dat onze daden zin hebben?
Toen reisde ik naar Egypte om daar jongeren te interviewen voor een voorstelling. En daar maakte ik iets mee dat ik mijn leven niet meer zal vergeten. Ik interviewde een jonge student die mee had gedaan aan de revolutie en nog steeds iedere dag met gevaar voor eigen leven mee liep in betogingen. Ik stelde hem de vraag: “waarom waag je je leven voor iets, zonder te weten of het daadwerkelijk zin heeft?” Zijn antwoord was vrij kort en eenvoudig. “Ik geloof dat het zin heeft. Dat is genoeg.” Terwijl ik al die tijd verlangde naar een zekerheid of op z’n minst een soort kosten-baten analyse over de te nemen risico’s, werd ik volledig ontmanteld dus zijn antwoord. Overtuigingen veranderen de wereld. Zij maken zichzelf waar.

Ik heb vervolgens besloten in mijn vak, mijn echte overtuiging: de kunst, een onderzoek te starten naar het wezen van de opstand. Ik geloof, daar heb je het woord al, dat ik met mijn onderzoek naar de opstand niet alleen een diep persoonlijke bron heb gevonden, maar tegelijkertijd een dilemma raak waar veel van mijn generatie genoten mee worstelen. Hoe geven we ons leven zin in een postmoderne samenleving zonder grote verhalen, zonder duidelijk doel, en (met name in Nederland) zonder duidelijk probleem. Terwijl overal in de wereld mensen in opstand komen en er een geest van verandering en radicalisering door Europa wandelt, zitten wij in Nederland in onze aangeharkte tuintjes met het vermoeden dat alles wel goed gaat en dat economische en ecologische onheilstijdingen ons landje niet zullen raken. Alles lijkt immers in orde. Hier is geen revolutie, geen opstand en er zal er voorlopig ook geen komen. Waarom niet? Hebben we genoeg te eten? Zien we de problemen niet? Geloven we er niet in? Hoe zullen we dan de toekomst vormgeven? Niet? Laten we het gewoon erbij zolang we zelf werk hebben en te eten? Zijn we domweg te gelukkig of te onverschillig?
Het dichtst in de buurt van dat dilemma komt het eerste deel van mijn reeks: Dantons Dood. Buchners klassieker speelt zich tijdens de Franse revolutie. Op de puinhopen van de monarchie is een jonge republiek gebouwd. Twee rebellen vechten om zeggenschap over de toekomst. Robespiere, de fundamentalist, wil alles naar zijn ideaal ombuigen en wie niet meewerkt naar de guillotine sleuren. Danton daarentegen, de hedonist, vindt het wel mooi geweest en gelooft niet in de ideeën van Robesspiere. Danton pleit voor een vrije samenleving waarin iedereen zijn eigen geluk nastreeft en elkaar met rust laat. Beide raken steeds verder van elkaar vervreemd, met de titel als gevolg. Schrijver Timen Jan Veenstra maakte een radicale bewerking waarin 250 later Robespiere Danton opnieuw aanklaagt, ditmaal omdat de geschiedenis volgens hem laat zien dat het gedachtegoed van Danton een samenleving heeft gecreëerd waarin niemand meer gelooft in actie en de mens egoïstisch en onverschillig is geworden. Danton is geen held, Robespiere is dat. De mens is geen eenling. We hebben elkaar nodig. De wereld is maakbaar, maar we moeten werken en geloven om vooruit te komen. Maar is dat zo? Want als wij in opstand komen, hoe dan? Tegen wie? Wie moet er onthoofd worden om de huidige problemen op te lossen? En wanneer is geweld in godsnaam gerechtvaardigd? Moeten wij de schuldigen onze andere wang tonen, of moeten wij hen straffen?
Nu speelt deze voorstelling in uw kerk hier op Oerol en hebt u mij de kans gegeven om mijn geloof met u te delen. In mijn dertigjarige levensloop ben ik van een cynische atheist in een idealistische kunstenaar verandert. Ik geloof dat er verhalen verteld moet worden, verhalen die ons plaats en duiding in deze wereld verschaffen. Ik geloof dat het leven een constante worsteling is tegen een zee van zinloosheid maar dat het uiteindelijk een keuze is waar wij door deze zee naartoe willen varen. Ik geloof dat ik door mijn meest wezenlijkste twijfels over wereld te delen, ik uiteindelijk mijn eigen eenzaamheid doorbreek en een ander wezenlijk kan verrijken. Ik geloof dat ieder mens in opstand moet komen en zijn ware overtuiging moet volgen, ook al zullen wij nooit zekerheid verkregen of het wel waar is wat wij denken. Ik geloof dat ik niet alleen ben, en dat ik echt iets voor een ander kan betekenen. Ik geloof dat al deze overtuigingen mij kwetsbaar maken, en dat dat beste manier is om te leven.
- Joost van Hezik -
Lees ook de preek van dominee Ernst Zoomers
#Dantons Dood#Theater#Idealen#idealist#kerk#Oerol#Terschelling#Preek#geloof#kunst#over het ij#festival#Toneelschuur
0 notes
Text
Lees hier de preek van dominee Ernst Zoomers, gehouden tijdens Oerol in de Kerk van Midsland
Preek domine Ernst Zoomers, zondag 16 juni 2013, Midsland, Terschelling
Joost van Hezik vertelde ons over zijn ‘bekering’ toen duidelijk werd dat Barack Obama gekozen was als president van de VS. Ik ben wat ouder, 52 jaar om precies te zijn. Maar opeens herinnerde ik me de inauguratie van Bill Clinton, nu 20 jaar geleden. Twintig januari 1993 was het toen Clinton president werd. Een neiuwe president. De eerste Amerikaanse president van na de koude oorlog. De koude oorlog, weet je nog? Dat was de tijd waarin ik opgroeide. Het tijdperk dat gedomineerd werd door de dichotomie van de twee rijken, Oost en West, die tegenover elkaar stonden. Ze hielden elkaar in een wurggreep. Ze bedreigden elkaar met raketten. Eén druk op de knop… en het was voorbij, was ons verteld. Zouden ze zich kunnen beheersen? Een wurggreep was het, die ook ons hier gevangen hield. De inauguratie van Bill Clinton werd voor mij toen het symbool dat er een andere tijd was aangebroken. Het werd een symbool van hoop.

Dit werd benadrukt door een saxofoon spelende Clinton. Deze Amerikaanse president bewoog zich vrij, leek het. Hij hield van andere muziek dan de presidenten voor hem. De muziek van Fleetwood Mac, die zo’n grote rol speelde bij de verkiezingscampagne, liet er geen misverstand over bestaan. Don ’t stop thinking about tommorrow. Verderop in het nummer klonk het: yesterday’s gone. Houd niet op na te denken over de toekomst. De muur was gevallen. Eindelijk was er weer toekomst. Durf vooruit te kijken! Daarvoor is hoop nodig. Hoop die je nodig hebt als je aan iets nieuws wilt beginnen, als je je schouders eronder wilt zetten, om iets aan te pakken. Hoop is daarvoor nodig. En vertrouwen dat het goed kan komen. Kijk vooruit, gisteren is voorbij!

Het klassieke verhaal hierover uit de Bijbel is het verhaal over de bevrijding van de hebreeuwse slaven uit het Egypte van de farao. Bevrijding uit deze gevangenschap was moeilijk. Het leek de slaven die de stenen sjouwden voor de bouw van de piramiden een kansloze missie. Hoe zou je ooit kunnen ontsnappen aan de dwangarbeid? Inderdaad: wie aan bevrijding wil kunnen denken heeft hoop nodig, ook al is het maar een sprankje. In het verhaal is het is Mozes die de kracht van de hoop laat ontwaken. Hij onderhandelt met de farao en stimuleert de slaven om de uittocht te wagen. Het leuke van het verhaal is dat Mozes voor dit alles geen uitzonderlijke kwaliteiten had. Tenminste, dat vond hij zelf. Zo kwam hij niet goed uit zijn woorden, vond hij. Maar kennelijk slaagde hij er desondanks wel in om de hoop aan te wakkeren. De hoop op verandering en de verwachting dat je daar zelf aan bij kunt dragen. Zo kwamen de slaven in opstand en slaagden ze erin Egypte achter zich te laten. Met hulp van Mozes. Bijzondere kwaliteiten niet vereist. Volgens Mozes gingen ze op weg met hulp van God. Overdag een wolkje. ’s Nachts het licht van de maan. Voor wie het wil zien zijn dat bakens onderweg. Het hedonisme, waar ook Dantons Dood over gaat, krijgt vervolgens een prominente rol in het verhaal. Eenmaal ontsnapt uit Egypte zou je namelijk weleens spijt kunnen krijgen! Als de tegenslagen zich opstapelen groeit het verlangen terug naar Egypte. Naar ‘de vleespotten’, zoals het in het verhaal genoemd wordt. “Was het leven in slavernij dan goed geweest? Ach, we hadden tenminste te eten en dak boven ons hoofd.” Egypte achter je laten is één ding. Bevrijd worden van je narrow mindedness is een heel ander verhaal. De beperkte blik van het slavenbestaan, die raak je niet zomaar kwijt. Het is ook angst die heerst onder de slaven. Kwetsbaar voelen ze zich. “Waren er soms geen graven in Egypte,” zeggen ze Mozes, “dat je ons hebt meegenomen om te sterven in de woestijn?”

In het gedeelte dat is voorgelezen hoorde je dat het lichaam van Jozef meegenomen was. De Jozef die ooit onderkoning van Egypte was geweest. De Jozef die had gezegd: “God zal zich jullie lot aantrekken.” Het verhaal van de uittocht stelt hiermee de vraag naar de verhouding tussen herinnering en hoop. Hoe helpen verhalen uit het verleden ons vandaag? Hoe kunnen zij bijdragen aan de hoop op verandering? Daarvoor heb je geloof nodig, beweert Mozes. Geloof, vertrouwen dus dat het goed kan komen. In de traditie van de Joodse paasmaaltijd krijgt deze hoop een vooraanstaande rol. Ieder mens, wordt daar gezegd, ieder mens heeft als opdracht in zijn eigen leven zijn eigen Egypte te verlaten. Welke gevangenschap dat is, in welke slavernij jij leeft, waarvan jij bevrijd moet worden, dat weet je zelf. Hoe je daartoe in staat bent? Hoe je ooit ‘jouw Egypte’ kunt verlaten? Laat daartoe de Mozes in je opstaan. De kracht tot verandering, tot bevrijding uit je beperkte bestaan.
Het verhaal van de bevrijding uit de slavernij is hiermee een appel tot vernieuwing van jezelf geworden. En dat is het mooie: voor die vernieuwing ben je nooit te oud. En ook niet te jong. In de kerk zeggen we in dit verband: elke dag is een zondag. Elke dag kun je opstaan. Kijk maar naar het licht van de paaskaars. Het brandt. Het is het vlammetje van de hoop.
- Ernst Zoomers -
Lees ook de preek van Joost van Hezik
#Preek#Oerol#Midsland#Geloof#idealen#Dantons Dood#Fetsival#over het ij#kunst#Theater#religie#revolutie
0 notes
Link
Georg Büchner twijfelt. Hij dacht dat revolutie goed was. Maar tegen het eind van Dantons dood weet de schrijver dat niet meer zo zeker. Wat voor slot moet hij zijn toneelstuk geven? Zijn twee personages staan driftig te touwtrekken om zijn sympathie. Maar Büchner geeft het publiek het woord – of eigenlijk doen regisseur Joost van Hezik en schrijver Timen Jan Veenstra dat natuurlijk. - See more at: http://www.theaterkrant.nl/recensie/dantons-dood/#sthash.EyMXEHFP.dpuf
#Dantons Dood#Joost van Hezik#Timen Jan Veenstra#Oerol#over het ij#Festival#Theaterkrant#recensie#theater#revolutie#toneel
0 notes
Photo
Tweet van @Oerolfotos
0 notes
Link
Recensie op CultuurpodiumOnline.nl:
"Dantons Dood gaf na afloop nog aanleiding om uitvoerig na te kaarten. (...) Vechten er velen voor een betere toekomst of is het een kudde schapen die achter een paar leiders aanloopt? Wie bepaalt wat een mooiere en betere wereld voor ons is?"
0 notes
Text
Ben je bereid tot actie, of niet? - Nee -
Vraag aan het publiek: Ben je bereid tot actie, of niet?
Waarom heb je Nee gezegd?
Marjan en Willeke: “We zijn deels gebleven uit nieuwsgierigheid naar het einde. Maar ook vanuit een levensovertuiging. Een berusting met dat dingen gaan zoals ze gaan. Dat is zeker geen desinteresse of onverschilligheid, maar oprechte berusting.”

0 notes
Text
Ben je bereid tot actie, of niet? - Ja -
Vraag aan het publiek: Ben je bereid tot actie, of niet?
Waarom heb je Ja gezegd?
Els: “Het is altijd beter om IETS te doen dan niets. In de argumenten tussen Danton en Robespierre is het soms moeilijk om partij te kiezen omdat in beide verhalen wat zit. Danton gaat alleen maar voor zijn eigen plezier in de voorstelling maar zijn standpunten hebben wel een spirituele insteek waar veel voor te zeggen is. De gewelddadigheid van Robespierre trekt me niet maar zijn argumenten zijn sterk en uiteindelijk vind ik toch dat je iets moet doen.”

Zonder ‘wie’ wordt de wereld een betere plek?
Els: “Zonder jaloezie en hebzucht.”

0 notes
Photo

'Radicaal en spectaculair' en een 'bloederige punkrevue'
Recensie in de Volkskrant
0 notes