Tumgik
#sprookje
minarachelle · 4 months
Text
Tumblr media
De Efteling, the Netherlands - 2023
35 notes · View notes
zwierendezwam · 1 year
Text
Ballgown (ft. Dogs)
121 notes · View notes
toosvanholstein · 8 months
Text
TOOS en het Experiment met het Algoritme
ChatGPT en waarom moeilijk als 't makkelijk kan. Dus liet ik dat algoritme iets schrijven over mij. Het resultaat? Oordeel zelf maar! De schilderijen zijn wel allemaal van mij. #kunst #art #expositie
Tegenwoordig is het AI voor en ChatGPT na. TV, pers, tijdschriften, allemaal hebben ze ‘t over Artificiële Intelligentie, de onderliggende algoritmes en dat AI-programma met de intrigerende naam ChatGPT. Hoe gaat dat alles onze maatschappij veranderen? Glazen bollen, waarzeggers en opengetrokken blikken vol deskundigen. En hoe heerlijk zijn die ‘t dan met elkaar oneens. Maar dat maakt natuurlijk…
Tumblr media
View On WordPress
2 notes · View notes
chantalvdreijden · 1 year
Photo
Tumblr media
Even Cinderella is ready for Christmas... 😉 #goodmorning #goedemorgen #gutenmorgen #bonjour #bongiorno #buenosdias #cinderella #carriage #koets #assepoester #fairytale #sprookje #christmasdecoration #kerstdecoratie #kerstthema #christmas #kerst #lovephotography #photographer #photography #fotograferen #fotografie https://www.instagram.com/p/Clxz11OD62B/?igshid=NGJjMDIxMWI=
2 notes · View notes
rvda · 2 years
Photo
Tumblr media
'Il était une fois...', remembering Percy Irausquin. . 2008, the show ‘once upon a time..’ in the grand cinema Tuschinski. . . #fashion @fashionweek @amsterdamfashionweek #aifw #afw #amsterdamfashionweek #percy #percyirausquin #atelierprc #fairytale #hautecouture #iletaitunefois #onceuponatime #erwaseens #tuschinski #theatertuschinski #cinema #sprookje #sprookjes #runway #catwalk #model #models #rendezvousdesartistes #RVDA #ReiniervanderAart #ReinierRVDA #dutchfashion (bij Tuschinski Theater) https://www.instagram.com/p/CfyD6PhoZp2/?igshid=NGJjMDIxMWI=
3 notes · View notes
unsignedbooks · 2 months
Text
Permanente Oplossingen: Eerlijke Ed 
Moderne Sprookjes – For English click here. Het was een milde winter en de jaarlijkse kermis stond voor de deur. De dorpelingen maakten zich klaar voor enkele geweldige dagen van vertier. Dit jaar zouden ze de laatste nieuwe ontwikkeling op het gebied van vermaak te zien krijgen: het reuzenrad. Mensen keken enorm uit naar dit apparaat dat de zwaartekracht zou tarten en hadden speciaal geld…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
zielsvlucht · 7 months
Text
De Tuinen
Deel 4 - 22 minuten leestijd - laatste deel
[lees deel 3] - [lees deel 1]
Een bolvorm lag op een versierd stenen altaar in de diepste kelder. Het was de magische kern van het paleis, maar de toverkracht was weg. Daarnet gaf het nog licht. Nu was het een dode steen geworden. Al het licht in het paleis was mee gedoofd en in de kelders was het pik zwart. Merkure had het op zich genomen om de kamer te verlichten met haar eigen magische gloei. Amia hield haar stevig vast. Sorre ook. Ze wachtten samen in de kelders, in een doodlopende kamer. Merkure was de bezorgdheid al voorbij. Ze had al het licht rondom haar voelen doven. Ze had de nacht voelen vallen. Ze wist dat haar man dood was. Ze wist dat de duistere krachten nu in het paleis waren, op zoek naar haar. Ze voelde hen naderen. 
"Verstop jullie." Beval ze haar kinderen plots. 
"Maar… Mama!" zei Amia bang. 
"Sorre, verstop je samen met Amia. Blijf daar en laat ze jullie niet vinden. Blijf verstopt, wat er ook gebeurt. Ik reken op je." 
Sorre knikte. Hij nam Amia's arm vast en sleurde haar weg van hun moeder.
"Mama wat ga jij doen?!" Vroeg Amia. 
"Ik hou ze tegen." zei Merkure.
Ze stapte langzaam naar de ingang van de kamer toe en trok haar zwaard. Er was niets meer dan duisternis in het deurgat. 
Sorre nam Amia weg van het licht, naar een dikke pilaar in de donkerste hoek van de kamer. Ze gingen er achter zitten, en Sorre gebaarde naar Amia dat ze stil moest zijn.
Merkure stopte met stappen toen ze plots voelde dat de duisternis heel nabij was. En inderdaad. In de deuropening voor haar verschenen de duistere feeën. Ze stapten traag en geruisloos naar binnen als een sombere stoet. Ze gingen om haar heen staan. Merkure deed niets, maar hield haar zwaard gereed. Ten slotte stapte Sillastium de kamer binnen.
"Merkure." Zei de duistere prins met een glimlach. 
"Sillastium." Zei Merkure. 
"Een helder licht als jij kan zich niet verstoppen in de duisternis, dat weet je toch?" 
"Ik verstop me niet." Zei Merkure strijdlustig. 
"Nee? Wat verstop je dan wel?" vroeg hij. 
Hij stapte rustig om haar heen. Merkure keerde zich met hem mee. Ze hielden hun blikken niet van elkaar af. 
"Waar is je kind, Merkure?" Vroeg Sillastium onschuldig.
"Waar is mijn man?" vroeg Merkure. 
Sillastium grijnsde. 
"Je hebt hem vermoord." Zei Merkure. 
"Ik beken." Zei de duistere prins. 
"Jij monster." 
"Monster? Ik heb hem neergeslagen in een eerlijke strijd. Een eervolle dood. Sneuvelen op het slagveld! Dat is hoe hij wou sterven, Merkure!" 
Merkure zei niets. 
"Het is zeker een betere dood dan je in petto had voor mij." Zei Sillastium. "En Marragan. En mijn soort. En mijn ridders. Mijn liefde en mijn kinderen… Monster? Als u het zegt… "
"Ik heb je familie nooit kwaad gewenst." zei Merkure. 
Sillastium keek haar strak aan en zei: "Wat een vuile leugen!"
Merkure zei niets.
"Je hoeft je er niet voor te schamen, Merkure. Je bent een vrouw van het zwaard. Een krijger zoals ik. Je wilt altijd het bloed proeven. Zo ken ik je."
"Ik ben niet zoals jij." 
"Kom nu schat. Het is het einde van de wereld. Het einde van alle werelden. Als we nu niet eerlijk kunnen zijn tegen elkaar, wanneer dan wel?" vroeg Sillastium. "We gaan allemaal sterven, dat weet je toch? Of past dat feit niet in de schijnheilige realiteit waarin jij leeft? Aberon weet het, Marragan weet het, wij weten het en ik weet dat jij het weet. Binnen minder dan een dag zal onze toverkracht wegebben en dan… Wanneer is de laatste keer dat jij nog eens geslapen hebt? Gegeten hebt? Voor mij is het misschien wel al duizenden jaren geleden. De tijd zal me inhalen. Ik zal sterven. En mijn ridders ook. En ook jij, Merkure. We sterven allemaal."
"Aberon zal -" begon Merkure. 
"Aberon?!" Brulde Sillastium. "De leugenachtige koning van de schijn?! Hij zal zeker sterven! Net als onze lieve Marragan. Kom nu Merkure stop met te liegen, tegen mij en tegen jezelf. We weten dat we gaan sterven. Daarom zijn wij hier gekomen, naar jouw paleis. Want ook al zullen we sterven, kunnen we nog steeds kiezen hoe!"
Merkure keek hem hatelijk aan. 
"Je man wou sterven op het slagveld en ik heb zijn wens vervuld. Ik wou sterven op zijn troon, en ook die wens zal waar komen. En jij, iets zegt mij dat je ook wilt sterven in de strijd." 
"Nee Sillastium. Als ik zou sterven, wil ik vredig sterven bij mijn familie en de mensen waarvan ik hou." 
Sillastium grijnsde gemeen en zei: "Weer zo'n leugen!" 
Zijn hand bewoog naar zijn zwaard. De duistere soldaten zetten allemaal een stap achteruit. Merkure zette zich schrap.
De duistere prins trok zijn zwaard, sprong naar voor, sprong weer naar achter, verdween, teleporteerde naar achter Merkure's rug en sloeg! Gelukkig had Merkure de duisternis voelen woelen door de kosmos bij het teleporteren. Ze draaide zich net snel genoeg om, om Sillastiums aanval te weren. Het metaal galmde door de kelders. Het ijzer gleed over elkaar terwijl Merkure het zwaard van haar tegenstander naar de grond leidde. Sillastium voelde het tij keren, en vloog met slaande vleugels achteruit. Merkure sprong naar voor en stak haar zwaard uit, maar de punt mistte net Sillastium's nek. 
"Goede reflexen, prinses." Zei Sillastium terwijl hij landde. Hij hief zijn vrije hand op, en alle schaduwen in de kamer kwamen tot leven. De schaduw van Sillastium, die van zijn ridders en van de pilaren. Sorre en Amia schrokken toen de schaduw waarin zijn zaten mee opsteeg. Allemaal kropen ze naar Merkure toe over de vloer en de muren. Als zwarte spinnen. Merkure kruiste haar armen en zonnestralen vloeiden uit haar lichaam. Sillastium en zijn ridders werden verblind. Toen het licht doofde waren de schaduwen weer normaal. Nu sloeg Merkure toe. Ze rende op de verblindde Sillastium af en sloeg met haar zwaard. Sillastium dook ineen en werd een fijne zwarte mist waar haar zwaard doorheen kliefde. De mist vloog naar de andere kant van de kamer naar waar de andere feeën stonden, en kreeg weer Sillastium's vorm. Hij stond weer veilig tussen zijn manschappen. 
"Ga je blijven wegvluchten, of vechten we?!" Riep Merkure. 
Sillastium grijnsde, en gaf een teken aan zijn soldaten. Drie ridders schoten in beweging en stapten op Merkure af.
"Lafaard!" Brulde Merkure.
"Ach. Wat is de waarde van eer en ridderlijkheid, zo dicht bij het Oude Niets?" Zei Sillastium plagend.
Merkure liep haar tegenstanders tegemoet, wentelde door de lucht en weerde met drie slagen de zwaarden van de ridders af. Ze veegde een been weg waardoor een duistere ridder onderuit viel. Ze rijfde haar zwaard door het hart van een andere en net als de derde haar ging raken met zijn zwaard, toverde ze een lichtstraal waardoor de ridder verblind achteruit deinsde met vlammen in de ooggaten van zijn masker. Merkure greep het zwaard van de terugtrekkende ridder, en wierp het met veel kracht naar Sillastium's gezicht.
Met een grijns en een handwuif gebaarde Sillastium dat het zwaard de andere kant op moest, en het wapen gehoorzaamde. Het draaide zich om in de lucht, en vloog terug naar Merkure. Merkure wierp zichzelf naar achteren en viel op haar knieën. Het zwaard zoefde over haar heen en bleef in een pilaar achter haar steken. Merkure tuimelde over de vloer, en stak de ridder neer die ze onderuit gehaald had. De andere ridder met het brandende hoofd, viel verderop verslagen omver.
Sillastium klapte in zijn handen. 
"Knap hoor." zei hij. "Drie van mijn beste krijgers gedood."
Merkure stond weer recht.
"Ik kan dit jaren volhouden!" Zei ze kwaad.
"Nee." Zei Sillastium. "Dat kan je niet. Niet meer. Onze jaren zijn op. Jij staat hier tegenover mij en je denkt dat je een kans maakt tegen mij en mijn trouwste soldaten. Misschien wel! Maar mijn ridders zijn overal. Ze doorspeuren alle gangen en doden elke laatste zielige bediende. Onze vleermuizen kruipen over alle wanden en muren van dit lelijke gebouw. Ze scheuren door de lucht. Er staat een leger klaar op de binnenplaats, en ik heb er nog één voor elk fort in de vallei dat we platgeslagen hebben! Allemaal wachten ze je op in het dal, beschermd onder het sterrenlicht van de hemelse nacht! Oh Merkure, wat ga je doen? Ons allemaal één voor één neerslaan? Je weg naar buiten vechten zodat je uiteindelijk buiten in de kou kan sterven, in plaats van hier en nu?"
"Als dat is wat ik moet doen om wat rust te krijgen." Zei Merkure. 
"Hoe heldhaftig." snoof Sillastium. "Wat een heldin! Het is gelukt! Je hebt gewonnen, Merkure. Je hebt iedereens respect en ontzag gewonnen! Oh die schitterende Merkure, ze vocht tot het bittere einde!"
Merkure zette zich gereed. Ze wist wat er ging komen.
"Maar ik heb het geduld niet, prinses! Je krijgt je bittere einde als je het wilt. Maar ik geef het je nu! Dood die feeks! "
Alle duistere feeën in de ruimte, behalve Sillastium, stapten nu op Merkure af.
"Schurk!" Riep Merkure. 
"Heldin!" Riep Sillastium triomfantelijk. "Zie haar gaan! Zie haar vechten. Tegen de legers van de duisternis! Wat een fee!" 
Vanachter de pilaar hoorden Sorre en Amia het gekletter van wel honderden zwaardslagen. Ze hoorden Merkure en haar tegenstanders roepen. Ze hoorden bloed op de grond vallen. Ze hoorden Sillastium plagend over het gevecht heen zingen. Amia keek Sorre bang aan. Sorre keek woedend terug. Dan hoorden ze hun moeder schreeuwen terwijl een zwaard zich door haar borst boorde.
"Werd tijd!" klaagde Sillastium. 
Sorre sprong recht.
"Nee!" riep Amia. 
"Nee!" Kreunde Merkure zwak toen ze haar zoon vanachter de pilaar zag aanlopen. 
Sorre spuwde een spreuk uit met zo veel furie, dat de halve kamer in brand vloog. Vlammen rolden over vloer. Duistere feeën vluchtten alle kanten uit met brandende mantels. Sillastium werd niet geraakt en dook weg in de schaduwen. Vanonder de donkere figuren en de vlammen, kwam Merkure terug tervoorschijn. Ze lag op de vloer. Doorboord door een zilveren zwaard dat haar bloed donker kleurde maar ze ademde nog. Sorre rende naar haar toe. De vlammen weken voor hen. 
"Mama!" Riep Sorre. 
Met haar laatste krachten kroop Merkure overeind. Ze greep Sorre's schouders vast en met een hese stem riep ze. 
"Nee, Sorre ren! Ren!" 
"Maar waarheen?" Klonk Sillastium.
Hij verscheen niet ver van hen vandaan. Zijn wederverschijning doofde alle vlammen en vulde de kamer met rook. Sorre zag hem en brulde woedend. Met een zwaai van zijn arm gooide hij een grote vuurbal naar de duistere prins. Maar Sillastium stak zijn hand uit en de vuurbal plofte uiteen nog voor het hem kon bereiken
"Mooie toverkunsten heb je. En dat zo jong." Zei Sillastium. 
"Ren!" Riep Merkure. Ze nam haar gouden zwaard weer van de grond en stond recht, desondanks haar eigen verwonding. Haar benen beefden en zwart bloed stroomde weg uit haar lichaam, maar ze moest haar zoon beschermen. Ze richtte haar zwaard naar de prins. 
Dit deed Sillastium alleen glimlachen. Hij zei: "Ik ken ook wat kunstjes, kind. Wat vind je van deze?" 
Sillastium stak zijn hand uit en greep de lucht. Een kwaad gefluister kroop over zijn lippen en dan was het te laat. Een bovennatuurlijke macht greep Merkure's eigen zwaard vast en ze had de kracht niet meer om zich er tegen te verzetten. Het zwaard bewoog en sleurde haar handen mee. Naar Sorre. De aanval was snel en laf. In een fractie van een seconde had ze haar eigen zoon neergestoken.
Merkure brulde toen ze besefte wat er gebeurd was, maar dan trok Sillastium nog eens aan het zwaard. Het werd uit Sorre's lichaam getrokken. Dan draaide het zwaard en stak Merkure zichzelf neer. Heel even stond ze daar. Twee zwaarden door haar lichaam. Één zilver en één goud. Haar handen op het handvat. Zwart bloed dat uit haar mond vloeide. Haar zoon die voor haar neerviel. Haar eigen wapen dat haar verraden had. Dan viel ze zelf neer. Haar adem stopte. Ook Sorre's licht doofde. 
"Vrouw van het zwaard!" Lachte Sillastium terwijl zijn soldaten zich weer verzamelden rond hem heen. 
Amia bleef verstopt zitten achter de pilaar en huilde zachtjes. Iedereen die ze kende was dood.
"Naar de troon!" Riep Sillastium tevreden. 
Iedereen vertrok, maar dan klonk er plots geschreeuw in de verte waardoor de hele kamer aarzelde. Het geschreeuw werd luider. Ergens nabij werden feeën tegen muren gegooid en aan stukken gescheurd. De ridders in de kamer trokken hun zwaarden weer. 
"Niet hij." Zei Sillastium geïrriteerd, maar het was al te laat. De deuropening van de kamer sperde zich open toen een gigantische zwarte rat zich plots binnen wurmde. Een groot zilveren zwaard kletterde achter het monster aan. De rat siste naar de soldaten, zag Sillastium staan en vloog op hem af. Het sprong over de ridders heen. Sillastium teleporteerde snel naar de andere kant van de kamer. De rat lande en greep uit woede dan maar de dichtsbijzijnde fee vast. Het beet woest zijn hoofd er af. 
"Wat moet dit betekenen?!" Riep Sillastium kwaad. 
Het beest zag Sillastium in zijn rode ogen, en rende weer naar hem toe. Maar een muur van duistere ridders sprong voor de prins met geheven zwaarden. De rat stopte, draaide en met zijn staart sloeg hij alle ridders de grond op.
"Stop!" Riep Sillastium kwaad.
De rat knerste duivels en kroop over de gevallen ridders heen naar de prins tot ze oog in oog stonden.
"Spreek dan toch vuile grijsling!" Zei Sillastium.
De rat luisterde. De staart gooide het grote zwaard tegen de vloer en het dier ging op twee poten staan. De lange nagels krompen. De vacht verdween op sommige plaatsen, maar werd lang en grijs onder zijn kin. De rode ogen werden niet minder rood onder de bebloede pinnenmuts. Bolderik veegde het bloed uit zijn baard met zijn mouw, en brulde:
"Gij! Gij verraderlijke schurk!" 
Zijn stem klonk als die van honderd kwade zielen, mens en beest, tegelijk.
"Welk verraad?!" riep Sillastium. 
"Gij beloofde mij om het kind te sparen!"
Sillastium glimlachte. "Dat? Is dat waarvoor de verrader mij verraderlijk noemt?"
Bolderik smeet de prins met geweld tegen de keldermuur, en drukte hem daar vast met zijn grote hand. Amia voelde de trilling in de grond. Hij brulde:
"Er zal geen troon meer zijn voor u om op te zitten als ik met u klaar ben! We slaan deze hele bergtop plat, de vleermuizen en ik! Gij klein-" 
"Genoeg!" Riep Sillastium, en een spreuk galmde in het woord.
Een schokgolf gooide de kabouter naar de andere kant van de kamer. Bolderik ramde pijnlijk met zijn rug tegen de andere muur en viel neer op de vloer. Sillastium landde zachtjes weer op de grond en zei:
"Genoeg van jouw onzin! Als je me wil bedreigen, leer dan eerst toveren! Misvormde onder-fee!"
Bolderik kroop kwaad tot op zijn knieën maar Sillastiums ridders omsingelden hem.
"Het kind viel ons aan!” Zei de duistere prins. “Zie de rook! Zie de vlammen! Ik weet beter dan te sterven aan een belofte aan jou!"
"Ge hebt niet eens geprobeerd om hem te sparen!" Zei Bolderik beschuldigend. Zijn woede werd verdriet.
Sillastium lachte. "Kom aan, kabouter. Dit wist je. Je wist wat we kwamen doen. Je wist wat er ging gebeuren als je ons binnenliet."
"Dit is niet wat ik wou…"
"Leugens! Iedereen liegt vandaag! Dit was de onvermijdelijke uitkomst van je eigen plan. Het was jij die een duistere spreuk verstopte in de kern van het paleis, zodat het krachtveld van buitenaf vernietigd zou kunnen worden. Het was jij die zichzelf uitnodigde bij prins Vidésurs door een spin het paleis binnen te sturen. Het was jij die de vleermuizen verzamelde en hen ompraatte naar de duistere kant. Niets hiervan was mogelijk zonder jou! En jij wist dat we niemand in leven zouden houden. Dat is wat jij wilde! Want is dat niet de geschikte wraak? Voor de prins en de prinses die jouw geliefde vrouw hebben laten sterven, lang lang geleden op een wereld hier ver vandaan?"
De kabouter begon te huilen.
"Maar ge beloofde mij! Ge beloofde mij! Niet de kinderen!" Snikte de grote oude man.
"Kinderen." zei Sillastium bedenkelijk, en hij gebaarde naar één van zijn ridders. De fee begon rustig de kamer rond te stappen, tot achter de pilaren.
"Toe nu, grote mislukking.” Zei de prins tegen Bolderik. “Je weet dat ik je nooit vertrouwde. Elke belofte die jij me ooit gemaakt hebt, heb ik gewantrouwd. Want Marragan heeft ons allemaal geleerd om nooit het woord van een verrader te vertrouwen. En welke reden had jij om mijn woord te vertrouwen? Bolderik, zelfs een naïeve kabouter als jij had beter moeten weten."
Bolderik keek de prins aan met een mengeling van woede en verdriet in zijn ogen.
"Wat dacht je dat we met dat kind gingen doen?" Vroeg de duistere prins. "Hem knuffelen? En daarna vredig in een wormgat gooien, op de hoop dat hij wel ergens op zijn pootjes terecht komt in een andere melkweg? Had dat kind zijn laatste dagen nog zielig moeten verder leven zonder zijn ouders? Er is niet eens genoeg tijd voor hem om ooit wraak te nemen! Wees blij dat we hem van zijn lot verlost hebben!"
Amia had haar gezicht in haar handen begraven en probeerde zo stil mogelijk te huilen. Maar toen voelde ze de koude punt van een hellebaard op haar schouder. Ze keek op naar het masker van de duistere ridder die naast haar stond. Nog voor ze kon weglopen, greep de ridder haar haren vast en trok hij haar vanachter de pilaar. Amia gilde. 
"Nee!" zei Bolderik. 
"En wat hebben we hier!" Riep Sillastium. "Nog een kind! Een kleintje! Waarom vertelde je ons niets, Bolderik?"
"Ze doet niemand kwaad!" Zei Bolderik. "Ze kan niets doen! Ze kan niet eens toveren!" 
"Ze is grijs." Zei Sillastium. "Daarom voelde niemand haar aanwezigheid."
De ridder smeet de huilende Amia neer op de vloer voor de prins. Amia durfde niet te bewegen. 
"Doe haar niets, Sillastium! Ik waarschuw u!" Riep Bolderik vanachter een rij van soldaten.
"Was dat Aberon's plan? Zet een spreuk op het paleis zodat de dood niet binnen kan. En stuur dan oer-feeën naar buiten om de scherven te gaan oprapen. Hoe zwak! "
Sillastium hurkte neer naast Amia en glimlachte naar haar. "Marragans plan is veel beter. Mijn zonen hebben een eed van stilte gezworen en dragen nu magische maskers waar zelfs de dood niet kan doorheen zien. Wanneer de dood komt om iedereens jaren op te tellen, zal hij hun gezichten en stem niet herkennen. Hij zal hen niet kunnen meenemen. Ze zijn als blinde vlekken in de ogen van het Oude Niets. Zo zullen zij overleven. Onze paleizen zijn helaas niet beschermd, dus het zal mij niet redden. Maar wel mijn kinderen. Dat is het verschil tussen het licht en de duisternis. Het licht moet altijd hun eigen schijn hoog houden. Zichzelf beschermen ten koste van hun kinderen. Wij doen het omgekeerd. Dat is waarom zij zullen uitsterven en wij zullen overleven. Je beseft het misschien niet, kind. Maar je ouders hadden je al verlaten nog voor ik hier binnenstapte."
Sillastium keek op naar Bolderik en zei: "Dit kind is al ten dode opgeschreven, kabouter. Ze is sterfelijk en kan niet toveren. We zouden haar enkel uit haar lijden verlossen. Wat is daar zo slecht aan? Waarom wil jij haar sparen? Om haar verder te martelen?" 
“Wat maakt het u uit?” Zei Bolderik. “Ze is grijs. Ze is klein. Ze is te jong. Ze kan niet toveren. Ze zal niet lang leven. Ze kan jullie niets maken. Ze is geen gevaar. Laat haar leven!”
“Ze is grijs.” Zei Sillastium. “Maar jij bent ook aan de grijze kant, kabouter. En al heeft het je eeuwen geduurd om je krachten te verwerven, je kan ondertussen wel een aantal spreuken. Vidésurs heeft toch zeker de fout gemaakt van je te onderschatten.”
“Ik kan niets vergelijkbaar met de spreuken van feeën!” zei Bolderik. “En zij zal geen eeuwen leven. Ze is geen kabouter.”
“Misschien zal ze snel sterven.” Dacht Sillastium verder na. “Van honger. Of kou. Of puur verdriet. Maar de ramp, die zal ze overleven. Ik niet. Ze zal misschien nog langer overleven dan ik. Ze zal nooit een gevaar zijn voor mij. Zeker niet hier en nu. Maar wat als ze lang genoeg overleeft om mijn zonen te ontmoeten?”
“Dat zal niet gebeuren!” zei Bolderik.
“Mijn besluit staat vast.” zei Sillastium. Hij trok zijn zwaard.
Bolderik strompelde vooruit. De ridders hielden hem tegen. Bolderik negeerde de zwaardprikken in zijn benen en riep kwaad: “Sillastium, ik zweer dat als u haar nog maar durft te kwetsen dat ik u - en iedereen hier - vernietig!”
“Hoe dan, kabouter? Ga je ons één voor één oppeuzelen als rat? Ik atomizeer je in een enkele spreuk. Je maakt geen kans. Je maakt nog minder kans dan prinses Merkure.”
“De vleermuizen-” Begon Bolderik.
“Denk jij nog steeds dat jij de vleermuizen commandeert?!” lachte Sillastium. “Misschien waren ze vroeger jouw vrienden. Maar wie heeft ze de duistere kunsten geleerd? Jij of ik? Wie denk je dat ze naar zullen luisteren in het uur van de waarheid? Naar de prins die hen macht gaf, of naar een oude dwaas? De vleermuizen zijn van ons!”
“Ik…” stamelde Bolderik. “Ik zal… Ik zal jullie… Ik zal het krachtveld terug activeren! De kern draagt honderden oude feeën spreuken van onmetelijke kracht! Spreuken tegen de duisternis! Het paleis zal jullie doden!”
“Dat kan je niet!” Lachte Sillastium. “Ik had die mogelijkheid al lang op voorhand overwogen. Maar je hebt me zelf gezegd dat je dat niet kan doen. Je hebt het krachtveld vernietigd. Het is niet te herstellen. Dit paleis heeft voor altijd zijn kracht verloren. Het licht is weg.”
Bolderiks blik viel op de grond en hij werd somber. Hij verzette zich niet meer tegen de ridders.
“Dat klopt.” Zei de kabouter treurig. “Dat heb ik gezegd.”
“Goed.” zei Sillastium.
Hij legde de punt van zijn zwaard op de schouder van de snikkende, bevende Amia. Het voelde kouder aan dan de ruimte zelf.
“Dit zal snel zijn.” Zei hij met een grijns. Amia sloot haar ogen.
“Ik zei dat ik het niet kon.” Ratelde Bolderik verslagen verder. “Om jullie allemaal te doden. Zo veel levens.”
Bolderik slikte en leek iets te accepteren. Sillastium hief zijn zwaard op om te slaan. Dan vroeg Bolderik:
“Had Marragan jullie niet geleerd om nooit het woord van een verrader te vertrouwen?”
Sillastium stopte en keek Bolderik geschrokken aan. Bolderik hief zijn hand op, en knipte met zijn vingers. De echo klonk door het hele paleis. De bol op het altaar werd plots een explosie van licht. Elke muur, pilaar en vloer van het gebouw gloeide. Een rimpeling vloog door de lucht. Een bolvormige barrière van licht verscheen weer rond het paleis. De vleermuizen die aan de muren hingen, krijsten van de pijn en verdampten. Het leger op de binnenplaats ging in vlammen op. De soldaten in de gangen spatten uit elkaar. De ridders in de kelder werden weggevaagd. Sillastium schreeuwde. Het zwarte zwaard dat hij vasthield smolt in zijn handen. Zijn zilveren kroon explodeerde. Het vlees werd van zijn beenderen geblazen en zijn beenderen werden stof. Binnen de seconde was de hele kamer verlicht. En leeg. Er bleef geen enkel teken van de duistere feeën over. Enkel Amia en de kabouter waren er nog. Merkure en Sorre lagen verderop op de vloer. Er heerste een doodse stilte.
“Duistere dwazen.” bromde Bolderik zachtjes. Dan liep hij naar Amia en knielde hij voor haar neer.
“Oh Amia. Mijn kleine prinses. Het spijt me zo wat u overkomen is. Wat ge hebt moeten zien.”
“Bolderik…” Snikte Amia.
“Ge moet niet meer bang zijn! Ze zijn weg nu! Ze zijn weg! Ik heb ze allemaal weggetoverd. Het hele paleis is weer leeg. We zijn veilig.”
Amia knikte.
“Ge kunt hier niet blijven.” zei de kabouter. “Er is hier niemand die eten voor je kan toveren en er groeit niets zo hoog op de berg. Er zijn nog steeds duistere troepen in de vallei. Maar dat is oké. Ik weet een wormgat zijn die zij niet kennen. Vanaf daar kunnen we wegvluchten naar andere werelden die de feeën verlaten hebben. Ge kunt met me mee. Ga mee met mij. Ik zal u eten geven, want ik moet zelf ook eten. Ik zal u tonen waar ge eten vindt. En waar ge kunt slapen. Ge zult zo veel mooie dingen zien. Ge zult grote dieren, trollen en draken ontmoeten. Ge zult veilig zijn bij mij. Ga met me mee!”
“Bolderik. Jij hebt ze geholpen…” Snikte Amia. “Jij hebt ze binnengelaten.”
Bolderik keek op naar Amia’s moeder en broer die verderop lagen. Wanhoop in zijn ogen.
“Dat is waar, Amia. Maar ik wou niet dat ze…” Bolderik zocht zijn woorden. Dan zei hij: “We moeten vrienden blijven Amia. We zijn twee grijze wezens in een magische kosmos vol licht en duisternis. We moeten voor elkaar zorgen.”
“Nee!” Riep Amia. “Wij zijn geen vrienden! Jij hebt ze vermoord! Mijn mama…”
“Amia, we moeten-”
“Neeeee!” gilde Amia. “Nooit! Nooit zal ik met je mee gaan!”
“Als ge hier blijft, in dit paleis, zult ge sterven. Amia.” zei de kabouter na een korte stilte. 
Amia’s tranen stopten. Ze dacht na.
"Ik kan niet sterven in het paleis." zei ze dan. "Toch? Want de dood kan niet door het krachtveld. Daar hebben mama en papa voor gezorgd."
Bolderik schudde zijn hoofd en zei: "Dat is maar een truc, Amia. Ge kunt hier overleven maar als ge dat doet, kunt ge nooit meer weg. De dood is geduldig en zal u opwachten buiten het krachtveld. Als ge hier blijft zonder te eten en te slapen, dan zal de dood het weten. Tenzij als ge een speciaal duister masker draagt, zult ge sterven op het moment dat ge naar buiten stapt. Enkel als ge nu naar buiten gaat terwijl ge nog echt leeft, en blijft leven zonder magie. Enkel dan kunt ge echt leven."
"Je liegt. Ik kan ook hier binnen leven. Voor eeuwig."
"Ondood is niet levend, Amia." zei de kabouter.
"Ik ben liever ondood." Zei Amia. “Ik sterf liever dan met jou mee te gaan.”
Bolderik werd stil. Hij stond op. Stapte een paar doelloze passen door de kamer en dacht na. Dan zei hij: “Ge hebt gelijk. Na al dat ik gedaan heb, is dat wat ik verdien. Ik ben een schurk. Ik heb geen enkele vriend over, die ik niet verraden heb…”
Amia bleef verslagen op de keldervloer zitten. Na een tijdje zei Bolderik: “Maar gij verdient beter. Daarom moet ik dit doen. Het spijt me.”
Amia kon het niet ontwijken. Bolderik draaide zich plots om en sprak een spreuk uit die Amia onmiddellijk versteende. Bolderik was nu alleen in de kamer, met een klein standbeeld van Amia dat naast hem zat.
“Het spijt me, kleine Amia.” zei de kabouter. “Ge hebt gelijk. Ge kunt niet mee met mij. Gij zijt een fee. Een fee van licht, al kunt ge niet toveren. Ik moet u hier laten. Maar ik kan u ook niet laten sterven. En ik kan u zeker niet ondood maken. Een levend lijk zijn zoals uw ouders waren, dat is geen leven. Geen écht leven. Uw ouders kozen er voor maar ze kozen verkeerd."
Amia's treurige standbeeld zei niets meer. 
"Er gaat een grote ramp gebeuren dus ge zult heel lang moeten wachten. De wereld zal vergaan en misschien, met wat geluk, zullen er nog steeds feeën bestaan na de grote stilte. Die feeën zullen ooit hun oude paleizen opzoeken van voor de ramp. En dan zullen ze u vinden, dan kunnen ze mijn betovering verbreken en u terug tot leven wekken. Enkel feeën van licht zullen in het paleis geraken, want het krachtveld zal blijven. Zij zullen voor u kunnen zorgen. Niet nu, maar later. Jaren later. Misschien eeuwen later. Misschien wanneer ik er niet meer ben. De feeën van de verre toekomst… En met hun hulp, zult ge echt kunnen leven. Leven als een levende ziel. Niet als een lijk.”
De kabouter stapte de kamer uit.
“Het spijt me, Amia.” zei hij nog eens.
Enkele vleermuizen fladderden nog verward rond buiten het krachtveld. Toen ze de kabouter naarbuiten zagen stappen vol bloed en vuil, vlogen ze weg. Naar de menhir die in stilte boven de bergtop bleef zweven. Met een gebogen hoofd stapte Bolderik de vele lijken voorbij. Hij stapte door de magische barrière en liet het paleis achter zich. Duistere ogen in het dal zagen vanop de torens van de forten een zwaluw van de bergtop wegvliegen. Maar de vogel was te snel om te volgen. Het dook de bossen in en werd pas aan de andere kant van het dal opnieuw gezien. Daar verdween het in een grot.
Amia zat stil. Versteend. Ze voelde niets meer. Ze dacht niets meer. Ze bleef in de kelder. Ze zag de dood niet toen hij in een ononderhandelbare woede door de vallei raasde, en alle andere feeën met zich mee nam. Ze voelde het zonlicht niet toen voor het eerst na jaren de zon plots weer opkwam, om diezelfde avond nog weer onder te gaan. Ze zag de dans van dag en nacht niet die de nieuwe norm werd in een wereld zonder toverkracht. Ze zag ook de winters en de zomers niet. Ze zag zelfs de planten niet groeien. Ook niet toen ze de standbeelden van haar voorouders begonnen te overwoekeren, en de klimop er na jaren met een sterke greep de hoofden van af brak. Ze zwom nooit in het water dat krachtiger dan ooit uit de bergen stroomde en rivieren in het dal vormde die doorheen de eeuwen over het landschap dansten in bochten en meanders. Ze hoorde de rotsen niet afbrokkelen van de grote bergen, onder het gewicht van het ijs en de regen. Ze had het niet koud, al slok een gletsjer de bergtop op met paleis en al. Ze bleef stil zitten. Voor jaren, voor eeuwen, voor millennia. Onder het paleis, onder het krachtveld, onder het ijs, onder de zon van de dag en de sterren van de nacht en alle andere hemellichamen die om haar heen kolkten in de meedogenloze stroom van de tijd.
De tuinen werden een wildernis en in die wildernis woonde niemand meer. In de forten lagen enkel nog de lijken van de gevallen feeën, die eeuwen geleden al verteerd waren door de wormen. En de wormen gaven het door aan de mieren, de mieren aan de kevers, de kevers aan de vliegen en de vliegen aan de spinnen. Het is moeilijk te zeggen wat ze precies door gaven. Een vreemde soort muziek die was achtergebleven. Iets waar de wormen over droomden. Iets waar de insecten over begonnen te praten. Iets waar de spinnen over zongen. Een lang lied dat de dieren zongen in afwachting tot hun eerste toverspreuk.
1 note · View note
koningkaart · 9 months
Text
Tumblr media
0 notes
jannekebooister · 1 year
Video
'Maar de vogels die leefden in het bos hadden de broodkruimels opgegeten, dus ze konden de weg terug niet meer vinden' / "But the birds that lived in the forest had eaten the breadcrumbs, so they couldn't find their way back." by Janneke Booister Via Flickr: Watercolour on Arches Grain Fin 300 g/m2. 
Colours used are Cobalt Blue, Payne's Gray, Vandyke Brown, Burnt Sienna, New Gamboge, Raw Sienna, Cadmium Yellow, Cadmium Red Deep, Ivory Black; all Winsor&Newton Professional. 
For a challenge 
My own reference 
Paper size 28 x 38 cm, available (contact me) 
Het verhaal van deze aquarel is beschreven in mijn blog / The story of this watercolour is written in my blog jannekesatelier.blogspot.com/
0 notes
minarachelle · 4 months
Text
Tumblr media
De Efteling, the Netherlands - 2015
24 notes · View notes
zwierendezwam · 1 year
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
“Mijn onderbroek en mijn pyjama”, in de fabriek in Eindhoven. Geschoten met 110mm film
8 notes · View notes
twafordizzy · 1 year
Text
De absurde gedichten van Hans Arp bevielen Bernlef
De absurde gedichten van Hans Arp bevielen Bernlef
Een oude catalogus van het Limes Verlag in Wiesbaden bracht mij op het spoor van de gedichten van beeldhouwer/dichter Hans Arp (1887-1966). De absurde gedichten van Arp, vooral in zijn bundel Auf einem Bein uit 1955, bevielen mij omdat Arp er in die bundel in was geslaagd nonsensicale gebeurtenissen binnen de strenge vorm van een sprookje te brengen. In die gedichten heerste een vrolijk soort…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
chantalvdreijden · 1 year
Photo
Tumblr media
"I'm King of the tiny world" 😉 #goodmorning #goedemorgen #gutenmorgen #bonjour #bongiorno #buenosdias #portrait #portret #quote #gulliverstravels #king #fairytale #sprookje #story #tinypeople #lovephotography #photographer #photography #fotografie #fotograferen https://www.instagram.com/p/Cnq9yB_j77v/?igshid=NGJjMDIxMWI=
0 notes
rvda · 2 years
Photo
Tumblr media
'Il était une fois...', remembering Percy Irausquin. . 2008, the show ‘once upon a time..’ in the grand cinema Tuschinski. . . #fashion @fashionweek @amsterdamfashionweek #aifw #afw #amsterdamfashionweek #percy #percyirausquin #atelierprc #fairytale #hautecouture #iletaitunefois #onceuponatime #erwaseens #tuschinski #theatertuschinski #cinema #sprookje #sprookjes #runway #catwalk #model #models #rendezvousdesartistes #RVDA #ReiniervanderAart #ReinierRVDA #dutchfashion (bij Tuschinski Theater) https://www.instagram.com/p/CfyEHgmI7hk/?igshid=NGJjMDIxMWI=
1 note · View note
unsignedbooks · 2 months
Text
Memento Mori, FitzWilliam 
Moderne Sprookjes – For English click here. Sommigen geloven dat heksen bestonden. Sommigen geloven dat heksen bestaan. Sommigen geloven heksen. Heksen werden vaak gruwelijk behandeld. Denk bijvoorbeeld eens aan de heksen van Salem. De laatste rechtszaak tegen een heks in Engeland werd halverwege de twintigste eeuw gehouden. Daarna waren het geen heksen meer, maar (frauduleuze) mediums. Dit…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
zielsvlucht · 7 months
Text
De Tuinen
Deel 3 - 8 minuten leestijd - deel 3 van 4
[lees deel 2] - [lees deel 1]
Amia’s leven ging even vredig verder als voorheen. Soms hing de zon laag, maar nooit ging ze onder en altijd was het dag. Soms wisselden de seizoenen, maar enkel van lente naar zomer en van zomer terug naar lente. Haar familie sliep nooit. De bewakers sliepen nooit. Niemand had het ooit te koud of te warm. Niemand had ooit honger. Enkel Amia. Maar telkens als ze er over klaagde zou haar moeder haar over haar bol strelen, en met haar blik op de sterren in de verte zei ze: “Binnenkort Amia. Binnenkort gaat alles beter zijn, en hoef je nooit meer honger te hebben.”
Ook haar vader had de gewoonte gekregen om naar de sterren te staren. Naar een teken in de verte.
“Het is niet lang meer.” zeiden de ouders vaak tegen elkaar. Maar Amia was nog te jong om alles dat ze gehoord had te begrijpen.
Voor Amia duurde het wel lang. Het was soms moeilijk de dagen te tellen, zonder de nachten. Maar het voelde als een jaar terwijl haar ouders deden wat prinsen en prinsessen deden, haar broer stoefte met al de nieuwe toverkunsten die hij leerde, en zij wel honderden keren als enigste naar bed gestuurd werd.
Maar dan, op een dag zoals alle andere, ontwaakte Amia plots met een vreemd gevoel. Iets dat ze wel al eens gevoeld had buiten in de wind maar nog nooit in het paleis. Ze had het koud.
Ze stond op en ging haar moeder zoeken. Terwijl ze door de gangen liep zag ze dat de bewakers weg waren, maar ze hoorde hun bezige stemmen nog in de verte. Door een raam zag ze feeën druk in de weer op de binnenplaats. Ze droegen zwaarden en speren. Haar vader riep bevelen naar hen. Hij leek heel bedrukt.
Amia’s moeder verscheen plots vanuit een zijgang en pakte haar meteen vast. Ze tilde Amia op en droeg haar weg.
“Wat gebeurt er mama?” vroeg Amia.
Ze antwoordde niet, dus Amia zei dan maar:
“Ik heb het koud.”
Toen ze dat zei stopte haar moeder abrupt. Ze zette Amia neer op de vloer, en sloeg de deur open van de dichtbijzijnste slaapkamer. Daar sleurde ze de dekens van het bed en legde ze ze om Amia heen.
“Ik heb het niet zo koud.” klaagde Amia.
“Kom.” zei Merkure.
Ze nam Amia’s hand en sleurde haar verder door de gang. Amia zag dat haar moeder haar zwaard droeg. Dat maakte haar nieuwsgierig. Ze keek door de ramen waar ze langs liepen en zag dat er donkere wolken in de lucht hingen. Er dwarrelde iets naar beneden. Het was zoals regen maar dan dikke witte kristallen zo zacht als pluimen. Amia had nog nooit sneeuwvlokken gezien en ze zei:
“O mama kijk! De wolken vallen!”
“Niet naar buiten kijken schat.” zei de moeder.
Amia luisterde niet en bleef door de ramen kijken. Naar de vallei waarover een grote schaduw gevallen was, en naar de kronkelende trappen die naar het paleis leidden. Een rij van feeën in donkere gewaden stapten traag de trappen omhoog. De sneeuwvlokken bliezen langs hen, maar het deerde hen niet. Alsof ze deel waren van de kou.
“Zijn dat…?�� vroeg Amia.
Ze droegen zwarte maskers. Met hoorns, tangen en grote ogen. Eén van hen keek op en leek wel recht naar Amia te staren.
“Niet naar buiten kijken!” riep Merkure in paniek. En ze wendde bruusk Amia’s hoofd weg van de ramen.
“Zijn het duistere feeën?!” vroeg Amia bang. Haar moeder antwoordde niet. 
Samen liepen ze de slaapkamer van Sorre binnen. Sorre was daar gefrustreerd op en neer op zijn bed aan het springen.
“Ik kan meevechten!” Riep hij. “Ik tover een vuurbal en steek ze in brand!”
Merkure negeerde het, nam Sorre bij de hand en trok dan haar beide kinderen naar buiten. Ze liepen door de gangen, langs rijen van soldaten die de andere kant op liepen.
“Gaan ze echt vechten?” vroeg Amia bang.
“Nee. Ze gaan niet vechten.” zei Merkure. “Het paleis is beschermd. Ze geraken nooit door het krachtveld.”
Sorre was teleurgesteld. “Waarom zijn ze dan gekomen?” vroeg hij.
Merkure zei niets.
“Waar gaan we naartoe?” vroeg Amia.
“Naar de kelders.” zei Merkure. “Bij de toverkern van het paleis. Daar zijn we veilig.”
“Ik dacht dat we al veilig waren.” zei Sorre.
“Loop voort.” zei Merkure.
Vidésurs verzamelde zijn manschappen op de muren.
“Alle forten in de vallei signaleren dat ze worden aangevallen.” rapporteerde zijn adviseur.
“Hoe zijn ze door onze tunnels geraakt?” vroeg Vidésurs.
“Er zijn nieuwe wormgaten gespot bij de bergen, en we zagen daarnet een menhir.”
Vidésurs nam plaats voor zijn soldaten en keek vanop de muur naar de naderende vijand. Ze stapten gebocheld de treden op. Traag, voorzichtig en met het geduld van een gletsjer. Niet ver van hen was er een rimpel in de lucht, vlak voor de muren. Een barrière van licht die steeds feller begon te glinsteren, hoe dichter de duistere figuren kwamen. De sneeuwvlokken die tegen het krachtveld aanvlogen, verdampten onmiddellijk.
“Ze kunnen niet door de barrière!” zei een soldaat. “Ze kunnen ons niet raken!”
“Waarom zijn ze dan hier?!” Zei Vidésurs streng. “Wees scherp en bereid je voor op de strijd!”
“Feeën te voet. Waanzinnig…” Zei hij dan tegen zijn adviseur. “Ze lijken inderdaad niet alsof ze van plan zijn om te gaan vechten. Ze zijn onderbewapend.”
“In de lucht, sire.” zei de adviseur.
Vidésurs keek op. In de verte, middenin de sneeuwstorm zag hij een enorm donker langwerpig gesteente door de lucht zweven. Een menhir. Een duister instrument waarmee de feeën van de nacht door de sterren konden reizen. Rondom de menhir bruiste de lucht met duistere vormen. Er vloog een zwerm van grote donkere wezens mee.
“Vogels, van Immer?” vroeg Vidésurs.
“De vleugels zijn zwart. Vleermuizen.” zei de adviseur.
“Nachtdieren. Ik dacht dat ze grijs waren?”
“Deze niet. Dit zijn vervloekte wezens. Ze kunnen spreuken maken, en ze dienen Marragan.”
“Zo is de tactiek van de duisternis altijd; gewone dieren verleiden met toverkracht. Gevaarlijke macht geven aan roofdieren die het niet verdienen.”
Een van de vliegende schepsels vloog voor de menhir uit. Vidésurs zag dat het anders was dan de vleermuizen. Toen de duistere feeën het krachtveld bereikt hadden, maakte deze vogel een duikvlucht. Het daalde neer en veranderde in een rat toen het landde. Een zwart, harig gedrocht met rode ogen en een groot zilveren zwaard dat hij vast hield met het uiteinde van zijn wormachtige staart. De duistere feeën lieten de rat door tot aan het krachtveld, en zetten zich klaar.
“Bereid jullie voor! Wapens klaar!” riep Vidésurs naar zijn soldaten.
De rat snuffelde aan de barrière. Toen klonk er een geluid. Een echo door de vallei. Alsof iemand net met zijn vingers knipte.
Donder klonk. Het krachtveld rond het paleis vervaagde. De wind begon te waaien op de grond van het paleis en de sneeuwvlokken dwarrelden er neer. Niets stond nog tussen de duistere feeën en de muren.
"Val aan!" riep Vidésurs. En het werd chaos. Spreuken vlogen in alle richtingen. De beenderige handen van de feeën van de nacht kwamen van onder hun gewaden en stuurden al klauwend kwade bezweringen door de lucht. De feeën van het licht weerden ze af en schoten lichtstralen terug. Er waren explosies van licht en schaduwen. Zwaarden en speren vlogen in het rond. Enorme vleermuizen raasden over hen heen en vlogen in wilde bogen om het paleis heen. Ze sloegen oorverdovende kreten. Hier en daar werd een soldaat door een van de beesten van de muur gesleurd, of werd een fee getroffen door een speer van één van hun duistere ruiters. Vidésurs' adviseur werd geraakt. Doorboord door het hart door een zwart zwaard dat de muur op geworpen werd. Daarna gleed het zwaard weer uit de wonde, en zweefde het terug naar beneden naar de hand van zijn eigenaar. Een duistere fee zonder masker. Een zilveren kroon stond op zijn bleke hoofd. Net als Vidésurs was hij knap en eeuwig jong. Een prins van de nacht. Vidésurs herkende hem. Op het moment dat hun blikken kruisten, klonk er zo'n krachtige bezwering dat de muur plots smolt. Het steen werd slijk en droop naar beneden. De verdedigers vlogen alle kanten op met slaande feeënvleugels en de aanvallers sprongen hen achterna. Hun gewaden sloegen open om hun vleugels te bevrijden, en onthulden de naakte lichamen er onder. Bleek als maanlicht en mager als geraamten, maar bewapend met zilveren zwaarden, dolken en hellebaarden. De grote rat sprong door de vallende modder heen en ging tekeer. Zijn staart zwaaide gevaarlijk in het rond en het grote zwaard dat hij vast hield sloeg feeën uit de lucht. Vidésurs had ook zijn sabel getrokken, en schoot vuurballen en licht naar de duistere schepsels. In de chaos verscheen de duistere prins weer voor hem. Hij vloog omhoog tot ze beiden op dezelfde hoogte zweefden. 
"Prins Vidésurs!" riep de nacht prins. 
"Sillastium." zei Vidésurs kwaad. 
Sillastium grijnsde en gooide in een plotse beweging zijn duistere zwaard naar voren. Vidésurs was snel genoeg en sloeg het zwaard een andere kant op met zijn sabel. Het vloog weg. Dan wees hij naar duistere fee, en een bliksemschicht flitste van zijn hand naar de vijand. Sillastium vouwde snel zijn handen samen en opende een klein zwart gat voor zich, waarin de bliksemschicht verdween. Vidésurs wou net een vuurbal toveren toen er plots een zwaard zich in zijn rug boorde. Hij schrok. Sillastium's zwevende zwaard was teruggekeerd en had hem in de rug gestoken. Een duistere kracht drong zijn aders binnen en doofde zijn licht van binnenuit. Sillastium keek met veel genoegen toe terwijl de vleugelslagen van de lichtprins zwakker werden, en hij naar beneden zakte. De prins landde op zijn knieën tussen de lijken van zijn manschappen. Het zwarte zwaard stak door zijn borst. Het bloedbad kwam tot een einde en de duistere feeën kwamen hem omsingelen. Sillastium daalde voor hem neer en keek hem aan met een wrede blik van leedvermaak. 
"Jullie zullen nooit winnen." kuchte de prins tegen zijn tegenstander. 
"Winnen?" vroeg de duistere prins. "Wij weten dat niemand nog kan winnen. Ik kwam hier niet om te winnen. Ik kwam hier om jou te doen verliezen, Vidésurs. Om zeker te zijn dat jullie meer zullen verliezen dan wij." 
Sillastium maakte een snelle handbeweging en het zwaard dat in Vidésurs borst zat draaide zich plots een kwartslag. Het kraakte. Vidésurs schreeuwde het uit van de pijn. 
"Laatste woorden?" vroeg Sillastium plagerig.
"Monsterlijk addergebroed." was al dat de prins zei.
Sillastium interpreteerde het als een compliment. Hij sprak de genadespreuk. De sneeuwstorm ging liggen. 
De duistere feeën, zij die de strijd overleefd hadden, stapten verder naar de binnenplaats. De vleermuiszwermen krioelden in de donkere hemel. De zon hing laag over de verre bergen. De feeën gingen in cirkels staan. In hun heksenkringen zongen ze sombere klaagliederen, maakten ze wilde sprongen en reikten ze met hun armen de lucht in. Klauwend, trekkend en met veel moeite en kwade krachten brachten hun spreuken langzaam de zon naar beneden. Steeds lager en lager. Tot de bergen schaduwen wierpen over de vallei. Tot die schaduwen overal waren. Totdat de kleur uit de lucht verdween en enkel de sterren overbleven. Het was de eerste zonsondergang in duizenden jaren. De nacht viel.
Lees deel 4
1 note · View note