Docent & Columnist | Columns & Opinies | Onderwijs & Maatschappij | Digitaal & Papier | twitter.com/pascalcuijpers
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Soms zeg je meer wanneer je luistert
In het vermakelijke boekenweekessay HèHè - over wat we zeggen zonder dat we het doorhebben van Paulien Cornelisse, las ik over het Corpus Gesproken Nederlands. Dat is een verzameling van negenhonderd uur Nederlandse spraak van zowel Nederlanders als Vlamingen. Dit komt in totaal neer op een bestand van zo’n negen miljoen woorden. In haar boekje schrijft Cornelisse op een pagina in een voetnoot dat de top drie van meest voorkomende woorden in het gesproken Nederlands respectievelijk ‘ja’, ‘dat’ en ‘de’ zijn. Het woordje ‘ik’ staat in deze lijst op een zesde plaats. In de lijst van meest geschreven woorden staat het woordje ‘ik’ zelfs op plek drie, vlak achter ‘de’ en ‘het’. Het staat u vrij om mee te tellen in dit stuk.
Vrijwel meteen deed deze informatie me denken aan een lunch die we pas geleden hadden gepland bij een restaurant in het centrum van Antwerpen. Bij binnenkomst werd meteen duidelijk dat het geen overbodige luxe was geweest om vooraf te reserveren. Een vriendelijke gastheer leidde ons naar het enige vrije tafeltje, recht tegenover de bar en naast een man en vrouw van ergens in de twintig. De jonge vrouw was nogal opzichtig en luidruchtig aan het woord. Tussendoor nam ze soms een hap van haar rijkelijk belegde broodje. Het weerhield haar er echter niet van om met volle mond op dezelfde geanimeerde wijze haar verhaal te vervolgen. Het was een one-woman-show, zowel zichtbaar als inhoudelijk, mede dankzij het vele gebruik van het woordje ‘ik’. Ondanks dat we ons probeerden te focussen op de lunchkaart, was het onmogelijk om deze woordenwaterval te negeren. Ik had medelijden met haar ‘gespreks’partner, die koeltjes tegenover haar zat en niet verder kwam dan het nuttigen van zijn broodje en het af en toe bevestigend knikken.
Juriste Bibi van Gijzel schreef eerder in de Volkskrant een opiniestuk over de kwestie dat sommige mensen in bepaalde gevallen letterlijk of figuurlijk meer ruimte innemen dan anderen: ‘Ruimte is een kostbaar goed. Of het nu gaat om fysieke plekken of abstracte plekken zoals een gesprek of een vergadering: ruimte moet gedeeld worden’. Het innemen van ruimte zou in balans moeten zijn, zodat er gelijkwaardigheid en overeenstemming kan worden bereikt. De Belgische vrouw nam tijdens haar lunchafspraak zóveel communicatieve ruimte in, dat er voor haar tegenoverbuurman enkel ruimte overbleef om bevestigend te knikken, ook al was hij het wellicht bij vlagen helemaal niet eens met haar imponerende verhalen, die bijna geheel en al betrekking hadden op haarzelf. Dit kan hun relatie - hoe die dan ook moge zijn geweest - op den duur schaden.
Communiceren is een werkwoord dat grotendeels is gebaseerd op gevoel en op geven en nemen. Afhankelijk van de situatie is het tijdens bepaalde gesprekken soms juist de kunst om in plaats van ruimte te nemen, ruimte te geven, door middel van je persoonlijke ‘ik’ achterwege te laten en open te staan voor de andere ‘jij’. Hierdoor zal de balans logischerwijs tijdelijk ook verdwijnen, maar in die gevallen zal dat functioneel zijn en juist kunnen zorgen voor een herstel in plaats van afbreuk. Zo is het tijdens gesprekken met leerlingen bijvoorbeeld soms van belang om jezelf tijdelijk functioneel weg te cijferen. Van de ruimte die je dan probeert te geven, hoop je dat diegene naast of tegenover je deze vervolgens verbaal (in)neemt. Wanneer dit resulteert in een verhelderend en open gesprek, met mogelijke oplossingen en opluchtingen, zal de vrije ruimte zich daarna weer kunnen herstellen en zal de balans wederkeren. We mogen er hierbij dan ook vanuit gaan dat zulke gesprekken waardevol zijn, en dat de ander zich tegelijkertijd gezien én gehoord voelt, in een ruimte die er voor ons beiden was. Want het is immers een feit dat je soms meer zegt, wanneer je luistert.
0 notes
Text
Laat het licht meer schijnen op wat er goed gaat
Een belangrijk onderdeel van de examenvreestraining, die ik op school met een collega verzorg, is het focussen op succeservaringen. We zijn als mensen namelijk vaak geneigd om onze aandacht te richten op negatieve ervaringen, waardoor positieve situaties in meer of mindere mate genegeerd worden. Je kan dit vergelijken met een zaklamp die in het donker ergens op schijnt. Je ziet dan slechts een klein stuk van wat je belicht, waardoor je de rest niet kan zien. Oftewel: wanneer je aandacht gericht is op wat er niet goed gaat, zie je waardevolle succesmomenten vaak over het hoofd. Terwijl die momenten juist leerzaam zijn.
Op de NOS-nieuwssite las ik over het onderzoek dat de Vlaamse hoogleraar pedagogiek Orhan Agirdag deed, naar aanleiding van het PISA-onderzoek uit 2022. Dit is een grootschalig en vergelijkend onderzoek onder scholieren van vijftien jaar dat driejaarlijks in meer dan tachtig landen wordt afgenomen. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de lees- en rekenvaardigheden en het welbevinden van de leerlingen. In het onderzoek van 2022 werd ook ingezoomd op de mate van ordeverstoringen tijdens de wiskundelessen in de diverse landen. Van de leerlingen die dit invulden gaf 81 procent aan dat er ten minste in sommige lessen niet wordt geluisterd naar wat de leraar zegt. Tevens gaf 83 procent van de leerlingen aan dat het in sommige (wiskunde)lessen rommelig en lawaaiig is. Een resultaat dat ervoor zorgde dat Nederland op de vijfenzestigste plaats staat van alle deelnemende landen aan het PISA-onderzoek.
Onderzoeker Agirdag zag tevens in zijn bevindingen dat de leerlingen in drukke en rumoerige klassen duidelijk een lagere score behaalden voor de rekentoetsen ten opzichte van de leerlingen die in klassen zaten waar de disciplinaire orde beter was. In een aantal gevallen duidden de resultaten zelfs op een leerkloof van meer dan een heel schooljaar. Hoogleraar orthopedagogiek Bram Orobio de Castro gaf in het artikel zijdelings aan dat er, naar aanleiding van deze bevindingen, onder andere meer moet worden ingezet op het beter opleiden van leraren, ‘zodat ze weten hoe je kinderen bij de les houdt.’ Een opmerking die enigszins neigt naar een open deur, omdat bij diverse problemen die spelen in het onderwijs al snel richting de scholen, de leraren en de lerarenopleidingen gewezen wordt.
Laten we zijdelings niet vergeten dat een aantal externe factoren de laatste tijd ook geen positieve bijdrage hebben geleverd aan de status en de situatie van ons huidige onderwijs. Wat orde en discipline betreft dient de politieke sfeer in ons land daarbij niet altijd als voorbeeld. Met name de verharde toon, het woordgebruik, het elkaar niet laten uitspreken en de radicalere opvattingen van de diverse politieke partijen en hun vertegenwoordigers vallen hierbij op. En dan heb ik het nog niet over de onderwijsmissers die uit de koker van diverse onderwijsministers en staatssecretarissen kwamen en vrij ongefundeerd in het onderwijsveld werden ingevoerd de afgelopen decennia.
De diverse vormen van social media zijn daarnaast niet meer uit onze levens weg te denken en drukken een overduidelijke stempel op onze communicatie en omgang met elkaar. Een gegeven dat onvermijdelijk ook terug te zien is in de klaslokalen. Wat ooit begon als een potentiële verrijking van onze sociale contacten, loopt inmiddels uit op een verarming van onze sociale omgang en de leerresultaten. Hierbij worden kinderen en jongvolwassenen het hardst getroffen. Influencers tonen in de vele miljoenen beschikbare filmpjes zogenaamd voorbeeldgedrag dat snel wordt opgepikt en overgenomen, games en apps als Snapchat en TikTok werken verslavingen in de hand, concentratiebogen verslappen zienderogen en een les zonder telefoon voelt soms aan als een digitale amputatie van het sociale (wel)zijn. Het zijn maar enkele beknopte voorbeelden van externe uitdagingen waar scholen en leraren tegenwoordig mee te maken hebben die tevens geen goede reclame zijn voor de broodnodige nieuwe leraren in opleiding.
Omdat niemand ongehoord en ongezien in het donker wil staan, wil ik afsluitend een forse lichtbundel laten schijnen op datgene wat werken in het onderwijs juist zo bijzonder maakt,
ondanks de bevindingen van het onderzoek en de beschreven externe triggers. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de enthousiaste en hardwerkende leerlingen die meestal vrolijk zijn, hun werk goed proberen te doen en er het beste van willen maken. Of de vriendelijke leerlingen die je altijd begroeten bij binnenkomst in het lokaal en vragen hoe je weekend was. Of de mooie persoonlijke overwinningen die behaald worden en gevierd mogen worden, in welke vorm dan ook. Of de ...... Wanneer we meer ons licht laten schijnen op datgene wat goed gaat, zal het steeds minder donker worden om ons heen. En dat zal uiteindelijk zijn weerslag hebben op de negatieve berichten die ons onderwijs nu nog kenmerken en, wie weet, ook op de toekomstige (onderzoeks)resultaten.
1 note
·
View note
Text
De zegen en vloek van Magister
De een-op-een gesprekken die ik geregeld met mijn leerlingen inplan beschouw ik als erg waardevol. Zowel voor de leerling in kwestie als voor mezelf, als docent en mentor. Dat komt ten eerste doordat de leerling voor even de groepsdruk mag loslaten die in elke klas zichtbaar en onzichtbaar aanwezig is. Hierdoor mogen eventuele maskers vallen en potentieel aanwezige muurtjes worden afgebroken. Uitspraken, meningen en persoonlijke problemen worden niet veroordeeld, niemand wordt uitgelachen en gemaakte afspraken worden niet ongewenst gedeeld. De leerling aanhoren en laten uitpraten is hierbij van groot belang. Tips geven, meedenken en oplossingen zoeken volgen daarna op gepaste afstand.
Ten tweede komen leerlingen vaak onbewust met ideeën en visies die van belang kunnen zijn voor het verbeteren van het persoonlijke onderwijs(leer)proces. Dit kunnen tips zijn die bijvoorbeeld betrekking hebben op het aanleren van zogenaamde executieve functies, zoals het plannen van huiswerk, het stimuleren van de taakgerichtheid of het maken van samenvattingen. Maar soms zijn ze meer overkoepelend van aard. Zoals onlangs het verzoek van Mirco. Na een gesprek over persoonlijke kwaliteiten, planningen maken en het afgelopen seizoen van De Slimste Mens, had hij nog een vraag: “Is het misschien mogelijk dat docenten tijdens toetsweken géén cijfers op Magister zetten?”
Er is een regel die zegt dat docenten binnen tien werkdagen de cijfers van een toets, of andersoortig werk dat voor een cijfer is gemaakt, moeten verwerken in Magister. Zodra het ingevoerde cijfer gevolgd wordt door een druk op de enter-knop, kunnen de leerling het behaalde cijfer meteen zien. Dit kan in de middag plaatsvinden, in het weekend, maar ook mogelijk ‘s avonds, want dat is immers het ‘gemak’ van het internet. Het zien van het cijfer kan vervolgens voor de leerlingen een verlossing, een zegen of een vloek zijn. Ongeacht het tijdstip wanneer dat cijfer in de app bekeken wordt. Valt dit cijfer mee of is het misschien zelfs boven verwachting goed, dan kan de euforie hierover zorgen voor een stimulans tijdens de resterende dagen van de toetsweek. Valt het cijfer tegen en volgen er zelfs misschien nog wel meer resultaten die minder opbeurend zijn, dan kan dat de motivatie neersabelen en onherroepelijk zorgen voor meer prestatiedruk, stress en negatieve spiralen.
Maar dat is niet het enige. Ouders hebben ook toegang tot deze schoolapp, waarin niet alleen de cijfers op elk moment van de dag zichtbaar zijn, maar ook de verzuimmomenten en lesnotities. Ook dát kan stress opleveren, waardoor een kind bij bepaalde online meldingen ander gedrag kan gaan vertonen op school en tijdens de les. Denk hierbij bijvoorbeeld aan lesverstoringen, minder concentratie en naar huis willen (bellen). Het Jordan Montessori Lyceum in Zeist zorgde onlangs voor een primeur in Nederland door het uitvoeren van een proef, waarbij ouders drie maanden geen cijfers meer konden zien in de Magister-app. Dit om de beschreven prestatiedruk voor de leerlingen te verminderen.
Er zijn veel mensen die klagen over de huidige zogenaamde pampergeneratie. Hiermee worden de jongeren van nu bedoeld die het aan niets ontbreekt en die voordat ze vallen al zijn opgevangen. Volgens deze klagende mensen wordt overal gezocht naar manieren om ze te vertroetelen en te beschermen tegen de gevaarlijke buitenwereld. Deze jongeren van nu kunnen daardoor niet meer tegen een stootje en zijn daardoor, volgens deze criticasters, niet opgewassen tegen de echte wereld. Mensen die daarover zeuren zijn meestal opgegroeid in de pre-digitale tijd en hebben daardoor waarschijnlijk zelf nooit te maken gehad met het leven van twee parallelle levens: de vluchtige digitale wereld die het ons zo makkelijk zou gaan maken en de tastbare buitenwereld die ondertussen meer en meer tot verharding leidt. Onbegrip hiervoor zou omgezet kunnen worden in inleving. Naar elkaar luisteren, bijvoorbeeld tijdens een een-op-een gesprek, zou dan zomaar kunnen leiden tot wederzijds begrip én mogelijke oplossingen.
0 notes
Text
Werken met de toekomst
Wanneer ik naar een tv-programma kijk zorgen de reclameblokken steevast voor irritatie. Ik realiseer me dat de wereld die hierin geschetst wordt niet overeenkomt met mijn leven, en waarschijnlijk ook niet met dat van u. De getoonde beelden zijn namelijk niet geheel realistisch en veelal gebaseerd op een te mooie werkelijkheid. Dit zorgt ervoor dat de verwachtingen van de consument hoger liggen dan de aangeprezen producten, feestdagen of vakanties waarschijnlijk kunnen waarmaken. Kortom, een ideaal moment om even te zappen.
Ik moest aan dit soort reclames denken toen ik het bericht las dat staatssecretaris van Funderend Onderwijs en Emancipatie, Mariëlle Paul, een grootse campagne was gestart over werken in het onderwijs. Deze campagne kreeg als naam ‘Werken met de Toekomst’ mee en moet studenten en zij-instromers gaan enthousiasmeren om voor een baan in het primair of voortgezet onderwijs te kiezen. Een prima streven, want de nood is hoog: er is namelijk momenteel een tekort van maar liefst 8,1 procent (7700 fte) aan leraren in het primair onderwijs. In het voortgezet onderwijs gaat het om een percentage van 5,1 procent (3800 fte). Daarnaast is er met 9,8 procent (850 fte) nog een tekort aan schoolleiders, staat te lezen in de begeleidende tekst op de site van de Rijksoverheid.
Het is de zoveelste goedbedoelde actie om het zinkende onderwijsschip van een educatieve ondergang te redden. Want naast het probleem van de grote tekorten aan onderwijzend personeel, groeit onder andere ook de (kansen)ongelijkheid door marktwerking tussen de diverse aanbieders van de doorstroomtoetsen voor de leerlingen in groep acht, hebben we te maken met een zogenaamde leescrisis, is er sprake van segregatie op veel scholen in het land, lijkt de zorgbehoefte in het onderwijs de leerbehoefte langzaamaan in te halen, moet er worden opgebokst tegen externe aspecten als de invloed van de sociale media en het vapen en zakken de algemene resultaten van de Nederlandse leerlingen op de Europese en wereldranglijsten.
Het valt me op dat in de nieuwe campagne vooral wordt ingezet op de positieve kanten - die zijn er zeker! - van het huidige onderwijs: de betekenis van het werk, de ontwikkelmogelijkheden en het salaris. Dit alles om een zo aantrekkelijk mogelijk beeld neer te zetten van het prachtige lerarenvak. ‘Goed onderwijs valt of staat met goed opgeleide mensen voor de klas en in de school. Elke leerling en elke student verdient een goede leraar’, zegt staatssecretaris Paul over de inzet van de nieuwe campagne. Maar om mensen te overtuigen om te gaan kiezen voor het onderwijs, is meer nodig. Bijvoorbeeld door het grootste probleem, in de vorm van de werkdruk, aan te pakken, als fundament voor een stabiel en energievol lerarenbestaan. De huidige tekorten hadden namelijk minder desastreus hoeven uit te zijn gepakt, als er (veel) eerder van hogerhand was ingegrepen en men de noodzaak had ingezien van de, destijds al aangekondigde maar volop genegeerde, aanstaande onderwijstekorten waar we nu mee kampen.
In de campagne wordt verder enigszins in mistige taal gesproken over het mooie salaris, met een gemiddeld bedrag van 6200 euro bruto. Dit gegeven stootte veel onderwijsmensen tegen de borst. Het bedrag is namelijk een gemiddelde van alle schalen (LB, LC en LD) en bijbehorende tredes (elke schaal heeft een maximum van twaalf tredes) uitgaande van een voltijdsaanstelling (1,0 fte), inclusief vakantiegeld, toelages en eindejaarsuitkeringen. De bedragen variëren met deze wetenschap dan ook van een LB-docent in het voortgezet onderwijs in trede 1 (4.030 euro) tot een LD-docent in trede 12 (8.280 euro). Volgens de trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren PO en VO uit december 2023 was de gemiddelde werktijdfactor in het basisonderwijs 0,72 fte en in het voortgezet onderwijs 0,79 fte. Het spreekt hierbij voor zich dat een leraar die een deeltijdbaan heeft ook naar rato verdient. Dus veelal zeker geen 6200 euro bruto in de maand. Het aangeprezen gemiddelde bedrag in de campagne klopt dus wel, maar geeft een vertekend beeld wanneer je niet verder in de daadwerkelijke salaristabellen duikt.
Hierdoor is de campagne niet geheel een voorstelling van de werkelijkheid en kan deze in financieel opzicht op een teleurstelling uitdraaien. Zeker voor enthousiaste beginners die in schaal LB trap 1 zullen starten. Een goede campagne valt of staat dan ook met het leveren van eerlijke, duidelijke en juiste informatie. Wanneer deze goedbedoelde en broodnodige campagne hier niet geheel aan voldoet, gaan mensen echter zappen van baan of studie. En dat is een gemiste kans voor het redden van ons onderwijs.
0 notes
Text
Doorstroomtoets hindert kansengelijkheid
Onder zijn eigen naam is Gover Meit bij weinig mensen bekend. Het was zijn alter ego Stefano Keizers waarmee hij furore maakte in de cabaret- en kleinkunstwereld en op tv. Maar die periode en naam wil hij achter zich laten. Onlangs was hij als Donny Ronny, zijn nieuwe artiestennaam, voor de tweede keer te gast als deelnemer aan De Slimste Mens. Op de vraag hoe hij zijn kansen inschatte, antwoordde hij op Pippi Langkous-achtige wijze: “Technisch gezien heb ik de minste kans van iedereen, dus dat geeft me wel een kans…”
Het was een antwoord dat geheel in de stijl van de artiest Donny Ronny lag: origineel en onvoorspelbaar. Zijn uitspraak fascineerde me door de tegenstelling die erin zat, de positiviteit die eruit sprak en de actualiteit ervan. Meer dan ooit zijn we immers gefocust op het stimuleren van kansen en het tegengaan van kansenongelijkheid. Alleen vinden we het vaak moeilijk om hiermee om te gaan.
Neem de veelbesproken en bekritiseerde Cito-/eind-/doorstroomtoets waar alle leerlingen van groep acht in ons land elk jaar mee te maken krijgen. De oorsprong van deze toets vinden we reeds in 1968, toen psycholoog en hoogleraar Adriaan de Groot bekendheid kreeg als grondlegger van deze zogeheten Cito-toets. Hij ontwikkelde deze toets om een objectief beeld te ontwikkelen van de kennis van een kind dat van het basisonderwijs de overstap zou gaan maken naar het voortgezet onderwijs. Doel en inzet van de toets was het stimuleren van kansengelijkheid, ongeacht de afkomst.
Het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling, kortweg Cito genoemd, werd een machtige speler op het gebied van het ontwikkelen van examens en toetsen, het verzorgen van trainingen en het onderzoeken van de kwaliteit van het onderwijs. Tot 2014 was de Cito-toets, naast het advies van de leerkracht, leidend voor de niveaubepaling van de leerlingen, met het oog op plaatsing in het voortgezet onderwijs. Vanaf die tijd werd het afnemen van de toets echter een educatief fiasco. Zo moest er onder andere meer variatie komen in het aanbod aan toetsen, waardoor de Cito-toets concurrentie kreeg van een aantal andere aanbieders, waaronder de Route8- en de IEP-toets. In 2015 volgde tevens een naamsverandering en werd er voor het eerst gesproken van de zogenaamde eindtoets.
Dat waren niet de enige aanpassingen. Ook het tijdstip van de toetsafname, het moment dat de leerkracht een advies mocht geven en de invloed die deze leerkracht op het eindadvies zou hebben werd steeds meer een kwalijk welles-nietes-spelletje, waarbij het elk jaar maar weer afwachten was wat er zou gaan gebeuren. Inmiddels is sinds 2024 de naam van de eindtoets ook weer aangepast in een meer verzachtende term: doorstroomtoets. Het maakt de spanning en onzekerheid die elk jaar rond het afnemen en het maken van het eindexamen in het primaire onderwijs hangt er echter niet minder op. Zowel voor de scholen, de leerkrachten, de ouders en de leerlingen.
Eind januari en begin februari wordt dit jaar de doorstroomtoets naar keuze afgenomen op alle basisscholen. Er is een tendens zichtbaar dat meer scholen kiezen voor een andere toetsaanbieder dan vorig jaar. Dit komt doordat er, de pijnlijke ironie, meer ongelijkheid leek te ontstaan tussen de toetsen van de diverse aanbieders en de resultaten nogal verschilden. Ondertussen heeft deze uitkomst en de jarenlange harrewar aan aanpassingen gezorgd voor het tegengestelde van wat de heer de Groot in de jaren zestig van de vorige eeuw wenste te bereiken. Misschien wordt het tijd om in te zien dat de Cito-/eind-/doorstroomtoets niet zaligmakend is, maar de leerprestaties van alle jaren juist een beter objectief beeld geven dan de overschatte toets die slechts een momentopname is. Wanneer we dat durven te erkennen zullen de kansen voor alle leerlingen waarschijnlijk weer een stuk gelijker worden.
0 notes
Text
Escapisme als zuurstof voor de ziel
Alle oorlogen.
Alle aanslagen.
Alle moorden.
Ze zijn direct of indirect de schuld van mensen.
Omdat een of meerdere mensen een idee hebben.
En omdat deze ideeën soms verschillen, krijgen mensen oorlog.
Omdat sommige mensen deze ideeën willen forceren op andere mensen worden er aanslagen gepleegd.
Omdat sommige mensen de ideeën van andere mensen niet kunnen verdragen worden er moorden gepleegd.
En waar ontstaan deze slechte ideeën?
In het brein.
In ons hoofd.
Deze tekst trof ik jaren geleden aan op de achterkant van een tekening. Een onverwacht pareltje tekst, dat aansloot op de opdracht waar de leerlingen uit de derde klas de weken daarvoor aan hadden gewerkt. De box van Pandora was het uitgangspunt voor deze vrije opdracht geweest. Pandora - in de Griekse mythologie de naam van de eerste vrouw, die door Hephaistos uit water en aarde werd gevormd - kreeg de opdracht om een aan haar toevertrouwde kist nooit of te nimmer te openen. Uit pure nieuwsgierigheid deed ze dat na verloop van tijd toch, met als gevolg dat de aarde werd overspoeld met ziekten, oorlog en verderf. De mens zou nooit meer zorgeloos zijn vanaf dat moment, zo vertelt de mythe.
In haar laatste column van 2024 schreef leerkracht en oud-topambtenaar Merel van Vroonhoven in De Volkskrant over het grote verdriet van haar leerling Job. Bij binnenkomst in het klaslokaal zag ze zijn betraande gezicht. Winnie, het konijn van Job, was overleden, notabene op vrijdag de dertiende. Na een troostgesprekje stelt ze voor om maar eerst een tekening te maken. Tevergeefs. Tijdens de rekensommen barst Job ook weer in snikken uit. Voor de leerkracht is het duidelijk: tijd voor poëzie. Wellicht ingezet als een vorm van zogenaamd escapisme; al noemt van Vroonhoven het schrijven en lezen van gedichten liever antigif. Oftewel, zuurstof voor de ziel.
Tja, escapisme. Zijn we daar met z’n allen niet dagelijks in meer of mindere mate naar op zoek? In de vorm van een persoonlijk gearrangeerde vlucht, vermomd als verlangen naar ontspanning, rust en bezieling? Het begrip escapisme klinkt nogal dwingend en oncontroleerbaar (‘vlucht, nu het nog kan!’) en heeft daardoor een enigszins beladen connotatie. Je hoeft immers niet letterlijk te ‘vluchten’ wanneer er geen directe vijanden in de buurt zijn of zich dreigen aan te dienen. De mildere variant waar van Vroonhoven voor kiest, het meer poëtische ‘zuurstof voor de ziel’, is in de meeste gevallen waarschijnlijk een geslaagdere woordkeuze, wanneer we het hebben over het zoeken naar een prettig en herstellend moment om het lichaam en de geest te ontladen en weer op te laden.
Net als bij elk ander begin van een nieuw jaar blikte De Volkskrant vier jaar geleden ook terug op het oude jaar én ook alvast vooruit op het nieuwe jaar: het jaar dat alles zou moeten gaan goedmaken, nadat de coronacrisis in 2020 uitbrak. Het zou dan ook het jaar van het inhalen worden, zodra de coronacrisis bezworen zou zijn. Ontsnappen aan de sores leek in die periode haast onmogelijk door de al dan niet noodzakelijk opgelegde beperkingen die met vlagen werden op- of weer afgeschaald. De vormen van escapisme moesten destijds meer gedwongen binnenshuis plaatsvinden, waardoor we meer aandacht en tijd kregen om het kleine te eren en ook weer naar het grotere te verlangen. Terwijl we het kleine eerden en vluchtten in creativiteit en het zoeken van verbondenheid, nam het escapisme een vlucht toen we weer werden losgelaten. Vrijheid bleek immers maar moeilijk te beteugelen.
Terwijl Pandora de kist opende en hevig schrok van de rampspoed die eruit ontsnapte, probeerde ze met succes de kist te sluiten. Binnenin de kist bleef alleen nog ‘hoop’ over, als tegenhanger van de ellende die een mens kan treffen. Laten we hopen dat we voor altijd kunnen blijven vluchten, voor even uit het brein en uit ons hoofd. Als broodnodige zuurstof voor de ziel.
0 notes
Text
Hoe ramen en deuren voor verbinding zorgen
‘Een raam, wat is dat? Als je van binnen naar buiten kijkt, is het een kader, een lijst rond het uitzicht. Wie van buiten naar binnen kijkt, ziet de uitsnede van een interieur. Geen baanbrekende gedachte...’ Met deze beschouwende zinnen begint journalist Hans Steketee zijn artikel voor de rubriek Wat maakt het leven de moeite waard? in NRC. Dit keer staat striptekenaar en grafisch ontwerper Joost Swarte centraal. Hij is inmiddels zesenzeventig jaar en wordt de meester van de klare lijn genoemd. Deze bijnaam heeft hij te danken aan zijn pure tekenstijl, waarbij strakke contourlijnen en heldere kleurvlakken worden gehanteerd en weinig details worden gebruikt.
Swarte tekent affiches en striptekeningen voor onder andere tijdschriften en tentoonstellingen, in binnen- en buitenland. In zijn afbeeldingen maakt hij vaak gebruik van ramen, doorkijkjes en spiegels, met als gevolg dat er altijd meer gebeurt en zichtbaar is dan je op het eerste oog ziet. Het geeft zijn werk een bepaalde gelaagdheid. Zijn tekeningen zetten daardoor aan tot nadenken, want meestal is niet meteen duidelijk wat hij wil uitdragen. Tevens heeft hij de gave om een kort verhaal in één plaatje uit te beelden, waardoor je als aanschouwer ziet wat er gebeurt en ziet aankomen wat er daarna volgt of kán gaan volgen.
Het gebruik van ramen in gebouwen is in ons dagelijks leven van essentieel belang en zorgt daarnaast aan de buitenkant voor een bepaalde esthetiek die een gebouw kenmerkt. We gaan hier, vaak letterlijk, aan voorbij, maar profiteren wel elk etmaal van het daglicht dat in onze huizen en werkplekken naar binnen valt. De multifunctionaliteit van ramen ontgaat ons in deze vanzelfsprekendheid dan ook weleens. Ze bieden ons, naast een uit-, door- of inkijkje, ook de mogelijkheid om te zien wat er om ons heen gebeurt en om aan de binnenkant juist te dromen van wat we zouden willen dat er gáát gebeuren. Het is tevens een transparante en onmisbare kunstvorm, waarbij de afbeelding in min of meerdere mate van vorm en inhoud wisselt en de lijst om de zoveel jaar een nieuwe lik verf krijgt, indien deze niet van kunststof is.
Ramen nodigen ook uit om van buitenaf een kijkje naar binnen te nemen. Deuren hebben deze eigenschap wat minder. Alhoewel ook voorzien van een kader, is enige mate van transparantie daarnaast een keuze die doorgaans niet voor een (buiten)deur is weggelegd. De charme van een deur zit hem dan ook in het feit dat deze op elk gewenst moment kan worden geopend om, puur functioneel, naar binnen of naar buiten te lopen en om anderen wel of geen toegang te verlenen tot je persoonlijke habitat. In de Zeeuws-Vlaamse plaats Axel stond menig voordeur vorig jaar de gehele maand december op een kier, tijdens een zogenaamde levende Adventskalender. Elke dag stond er een huis centraal waar de deur voor iedereen open stond. Eenmaal de open deuren getrotseerd wachtte overal een kopje koffie of thee, inclusief een luisterend oor van de bewoner(s). De gesprekken leidden tot meer cohesie in de buurt en volgens initiatiefneemster Ankie Oppeneer zijn er mooie vriendschappen ontstaan.
Net als in de doordachte doorkijkjes van tekenaar Joost Swarte, zorgde de openstelling en de gastvrijheid van de deelnemers voor een andere blik op de deelnemende buurtgenoten en hun verhalen. De levende Adventskalender zorgde op deze manier voor een net zo levende gelaagdheid en een diepere kennismaking met mensen die je wellicht enkel kende van het voorbijgaan of van het schichtig door het raam naar binnen kijken, terwijl je ’s avonds met de hond langs hun huis liep. Het initiatief heeft dit jaar in elk geval navolging gekregen in andere plaatsen. Dat het openstellen naar elkaar voorziet in een grotere behoefte, is dan ook een baanbrekende gedachte mijnerzijds.
0 notes
Text
De inzet van positiviteit als kracht
‘Waarom wordt bijna altijd ingezoomd op de negatieve zaken? Het zou zo goed zijn om uw lezers ook op de hoogte te houden van de leuke zaken.’ Met deze woorden eindigde hulp-Sinterklaas Alex Peters uit Utrecht onlangs zijn ingezonden brief in De Volkskrant. Het was hem opgevallen dat in de krant niets te lezen viel over de feestelijk verlopen intocht van de hoofd-Sinterklaas en zijn Pieten in Vianen. Daarentegen werd er wel in de krant verslag gedaan van een paar rellen rondom het jaarlijks terugkerende kinderfeest in Yerseke en Middelharnis.
Ik las het stukje op de dag nadat ik op school met een collega in de avonduren een oudertraining had verzorgd voor de deelnemende leerlingen aan de faalangstreductietraining en hun ouders. We bieden deze faalangstreductietraining jaarlijks op school aan voor leerlingen die belemmerende spanningen ervaren in bepaalde situaties op school of daarbuiten. Tijdens het verloop van de faalangstreductietrainingen passeren veel tips, trucs, handvaten en handvatten de revue en wordt er ruimschoots geëxperimenteerd met het nemen van stressvolle drempels om de spanningen te verminderen.
Aan de basis van de trainingen staat het versterken van een positieve(re) mindset en het inzien van de persoonlijke kwaliteiten. Een belangrijk ‘anker’ is daarnaast het zogeheten G-denken. Hierbij wordt een gebeurtenis die spanning oproept uitgewerkt door eerst alle negatieve gedachten te noteren en vervolgens het te verwachten gevoel en gedrag dat daaruit voortkomt. Daarna worden alle negatieve gedachten omgezet naar positieve gedachten. Vervolgens zullen deze positievere gedachten ook zijn uitwerking gaan hebben op het gevoel en gedrag van deze persoon.
Het is een bijzonder waardevolle situatie om tijdens de oudertraining de leerlingen met hun ouder(s) aan de slag te laten gaan met dit G-denken en het benoemen van hun kwaliteiten. Hiermee wordt ingezet op het versterken van de onderlinge loyaliteitsband, het uiten van vertrouwen voor deelname aan de trainingen en het wederzijds benoemen van zaken die misschien tijdens de waan van de dag weinig of niet worden besproken thuis. Tegelijkertijd ervaren de leerlingen dat ouders ook spannende momenten kunnen beleven en tegen bepaalde situaties kunnen opzien.
Sinds de prehistorie zijn wij nog altijd gebonden aan een brein dat van nature is ingesteld op het zien aankomen van potentiële bedreigingen. De wilde beer die destijds je pad kon kruisen, is momenteel nog slechts een figuurlijke versie, bijvoorbeeld vermomd als een proefwerk, examen of spreekbeurt. Het brein reageert nog altijd primitief, waardoor spanningen blijven voorkomen. Voor mensen met bepaalde angsten kan dat behoorlijk belemmerend zijn in het dagelijks leven. Zijdelings hiervan hoor en lees ik steeds meer om me heen dat mensen geen Journaal meer kijken en geen kranten meer lezen. De reden daarvoor is dat er teveel ellende op de wereld is en de diverse media niet bijdragen aan een positievere gemoedstoestand en beeldvorming. Deze kop-in-het-zand-methode is een geëvolueerde en begrijpelijke vorm van zelfbescherming.
Ik ben dan ook gecharmeerd van het voorstel van de hulp-Sinterklaas. Zou het niet mooi zijn als de krant het experiment durft aan te gaan om (ook) in te zetten op de verspreiding van positief nieuws en meer in te zoomen op de mooie dingen die spelen in het leven? Er kan bijvoorbeeld worden begonnen met een pagina, waar naast een onvermijdelijke negatieve verhaallijn, ook een opbeurendere staat voor de balans. Het zal in het begin misschien zorgen voor vraagtekens tijdens de redactievergadering. Tip: teken op het whiteboard een schema van het G-denken. Net als de oefeningen die tijdens de faalangstreductietraining worden uitgevoerd, is alle begin moeilijk en voorzien van twijfel. Echter, door het opdoen van succeservaringen en het verkrijgen van positieve feedback zal het vertrouwen groeien en kan het, wie weet, uiteindelijk zelfs een boost geven aan het abonneebestand.
0 notes
Text
Nalatend plichtsbesef van de onderwijsinspectie
Wanneer we het hebben over rechten en plichten, dan kunnen we ervan uitgaan dat we hier allemaal dagelijks in meer of mindere mate mee te maken hebben. Op ieder bestaand recht volgt de plicht van iemand anders om iets te doen of om iets te laten. De overheid heeft bijvoorbeeld de plicht om in onderwijs te voorzien. En elk kind in ons land heeft vervolgens het recht om onderwijs te kunnen volgen.
Scholen hebben onder andere de (zorg)plicht om ervoor te zorgen dat elk kind een leerplek vindt om passend onderwijs te kunnen volgen. Ook moet een school bijvoorbeeld kunnen aantonen dat de docenten voldoen aan de opgestelde bekwaamheidseisen die sinds 1 augustus 2017 gelden. Het is de bedoeling dat deze eisen de focus leggen op het leren van de leerling en op de kern van het beroep als docent. In het bijbehorende Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel staat beschreven waar mensen die lesgeven aan een onderwijsinstelling aan moeten voldoen. Globaal komt dit neer op het bezitten van vakinhoudelijke, vakdidactische en pedagogische bekwaamheden die vervolgens uitgebreid per onderdeel worden toegelicht.
Wanneer ik vervolgens inzoom op microniveau binnen de schoolmuren, heb ik als docent in het voortgezet onderwijs ten eerste de plicht om te voldoen aan bovenstaande bekwaamheden. Niet meer dan logisch, lijkt me zo. De leerlingen hebben immers recht op goed en passend onderwijs dat verzorgd wordt door HBO- of universitair geschoolde docenten die met een persoonlijk enthousiasme hun kennis in een bepaald vakgebied mogen etaleren en overbrengen. Maar daar blijft het niet bij. De maatschappij vraagt op allerlei gebieden steeds meer van iedereen. Dat gegeven heeft ook zijn weerslag op het persoonlijke welbevinden van de leerlingen. Het is een feit dat wanneer er problemen op de achtergrond spelen, dit onherroepelijk invloed kan hebben op de cognitieve successen en studievoortgang. Voor thematieken als pesten, het aangaan van sociale contacten, ruzies, negatieve online beïnvloeding, faalangst en andere voorkomende onderwerpen die de leerlingen bezighouden mogen we als docenten niet de ogen sluiten.
Elke docent is een belangrijke schakel in een overkoepelend onderwijsgeheel, dat iets weg lijkt te hebben van de vriendelijk ogende Matroesjka-poppetjes die telkens weer een kleiner poppetje in zich herbergen. Zo is elke individuele docent onderdeel van een team, met daarin een hoofdverantwoordelijke in de vorm van een teamleider. De teamleiders maken deel uit van het managementteam van de school. Dit managementteam staat onder leiding van een directeur. De school is vervolgens weer onderdeel van een scholenstichting met een hoofdbestuur dat diverse andere scholen coördineert. Elke school staat ook onder toezicht van de Onderwijsinspectie. Deze Onderwijsinspectie is verantwoordelijk voor het controleren van de scholen en de besturen. En laat het nou juist dáár zijn misgegaan de afgelopen jaren.
Onlangs kwam uit onderzoek van de NOS en Nieuwsuur namelijk naar voren dat deze Onderwijsinspectie reeds sinds 2014 heeft verzuimd om alle basisscholen in Nederland eens in de vier jaar te bezoeken, zoals was afgesproken. Deze toezegging werd in 2021 versoepeld, maar desondanks werd twee derde van de scholen blijkbaar niet bezocht. Tevens werd de Tweede Kamer jarenlang verkeerd geïnformeerd hierover. Het is een kwalijke zaak, die op een hoogst ongemakkelijk moment naar voren komt. Nederland zakt al jaren dramatisch qua leerprestaties op de onderdelen taal en rekenen in vergelijking met andere Europese landen. De tekorten aan leraren lopen daarnaast haast synchroon aan deze daling. Het is ons goed recht om onze zorgen uit te spreken over deze situatie én over de staat van ons onderwijs in het algemeen. De Onderwijsinspectie heeft daarbij een plicht te vervullen: in hun voorbeeldfunctie een objectief oordeel vellen over de onderwijskwaliteit van alle scholen om zodoende een belangrijke bijdrage te leveren aan het verbeteren van het algemene onderwijsniveau. Een grootse taak, waarbij verzuim en nalatende verantwoordelijkheid ongewenst en niet-helpend zijn.
0 notes
Text
Schrijven nieuwe kerndoelen beter onderwijs voor?
‘Heel leuk, zulke eisen om leesbaar te schrijven, maar op deze manier hebben we over twintig jaar geen instroom meer van nieuwe huisartsen!’ Het was een van de reacties die ik voorbij zag komen op het nieuwsbericht dat er nieuwe eisen komen voor scholieren, de zogeheten kerndoelen. Staatssecretaris van Primair en Voortgezet Onderwijs en Emancipatie Mariëlle Paul presenteerde vlak voor de herfstvakantie het eerste 75 pagina’s tellende document ‘Definitieve conceptkerndoelen Nederlands en rekenen en wiskunde’. Een enigszins verwarrende titel, door de woorden ‘definitieve’ en ‘conceptkerndoelen’ achter elkaar te gebruiken, maar dat terzijde.
Kerndoelen zijn eisen waar een bepaald vakgebied in het primair- of voortgezet onderwijs zich aan dient te houden tijdens het inrichten van de lessen. Het is de bedoeling dat op deze manier elke leerling in het Nederlandse onderwijssysteem te maken krijgt met dezelfde opgestelde kerndoelen. Deze kerndoelen staan aan de basis van het verzorgen van goed en compleet onderwijs en dienen tevens als fundament voor het centraal schriftelijk eindexamen (eindtermen). Het nastreven van deze onderwijseisen, in de vorm van de kerndoelen en eindtermen, moet daarnaast zorgen voor kansengelijkheid. Het huidige pakket aan kerndoelen stamt inmiddels uit 2006. Volgens staatssecretaris Paul voldoen deze niet meer, omdat ze erg globaal zijn geformuleerd en daardoor te weinig houvast bieden voor leraren en schoolleiders. Destijds nog een bewuste keuze om op die manier scholen meer ruimte te bieden voor eigen invulling.
Het mag duidelijk zijn dat de onderdelen taal en rekenen prioriteit hebben, gezien het lijvige boekwerk met daarin de 34 vernieuwde kerndoelen voor het primair onderwijs en 38 voor het voortgezet onderwijs dat als eerste werd gepresenteerd. De dalende resultaten van de Nederlandse leerlingen in deze vakgebieden hebben er voor gezorgd dat deze onderdelen prioriteit hebben gekregen. In het voorwoord staat verder te lezen dat de aangepaste eisen voor de andere leergebieden (zoals bijvoorbeeld digitale vaardigheden en kunst en cultuur) daarna volgen. Een interessante omschrijving staat te lezen bij kerndoel nummer 5: de leerling spreekt en schrijft afgestemd op doel, publiek en context. Hierbij gaat het onder andere om ‘schrijven op letter-, schrift- en tekstniveau met een leesbaar handschrift en typschrift (…), en verstaanbaar spreken’.
Naast de eerdere, redelijk voor de hand liggende, reactie over het veelal onleesbare doktershandschrift, moest ik denken aan de gesprekken die we weleens in de docentenkamer hebben over de eveneens soms/geregeld/vaak onleesbare handschriften van de leerlingen en de gevolgen daarvan. Een antwoord op een toets of, wellicht erger nog, examen, niet kunnen ontcijferen, betekent immers meestal dat er ook geen punten voor die opgave gegeven kunnen worden. Een opvatting die onder leraren herkenbaar zal zijn en tevens vrij logisch zal klinken. Iets wat toch nogal eens tot discussie kan leiden tussen de leraar en de desbetreffende leerling. Zo had ik onlangs een derdeklasser voor me staan die verbaasd was over het feit dat ik bij het nakijken van een handgeschreven verslag zijn antwoord op een vraag niet kon lezen. “Maar ik kan zelf toch wél lezen wat er staat…”, was vervolgens zijn verbolgen reactie.
Dat de spelregels omtrent het duidelijk(er) kunnen schrijven in een kerndoel worden aangescherpt is terecht en tevens een gevolg van de huidige tijdsgeest. De digitale gemaksmiddelen hebben namelijk in rap tempo gezorgd voor een enorme sprong in ons multimediale denken en functioneren. Zo waren ‘we’ er in voorkomende gevallen bijvoorbeeld van overtuigd dat het onderwijs kon worden overgenomen door de iPad en er zodoende weinig tot geen reden meer was om nog pen, potlood en papier te hanteren. De digitale geletterdheid verbeterde hierdoor, terwijl de geschreven geletterdheid achterbleef. Toch kunnen we deze constatering niet altijd blijven gebruiken als excuus. Huisartsen schreven ruim voor de digitale tijd namelijk ook al vaak onduidelijk.
1 note
·
View note
Text
Het onderwijs is niet gebaat bij oppervlakkige schijn
Het had zo gaaf kunnen zijn: oud-premier Mark Rutte fulltime als leraar voor de klas. Het zou tevens een prachtig statement zijn geweest, wanneer de voorheen belangrijkste man van ons land na zijn jarenlange behuizing van het comfortabele Torentje - met fantastisch mooi uitzicht over de Haagse Hofvijver - nu zou kiezen voor een iets minder geoutilleerd klaslokaal met uitzicht op het betegelde schoolterrein. Een ruimte waarin hij vijfentwintig lesuren per week pubers zou mogen vertellen over zijn opgedane ervaringen en zijn brede kennis zou mogen delen. Misschien zou hij zelfs wel geregeld van lokaal moeten wisselen, zoals dat geldt voor veel leraren, of in de rij moeten staan voor de koffieautomaat.
“Voor 150 Kamerleden spreken lastig? Vrijdag het achtste uur is ook topsport”, zei hij vorig jaar juli nog tijdens een interview met EenVandaag. Een paar dagen daarvoor had hij bekendgemaakt dat hij de politiek zou gaan verlaten. Meteen daarna volgde het grote speculeren: zou hij na zijn politieke carrière daadwerkelijk voor een fulltime baan in het onderwijs kiezen? Hij had daar immers eind 2022 op gezinspeeld. En met zijn twintig jaar ervaring voor de klas, als gastdocent op een Haagse Scholengemeenschap, zou het niet eens ondenkbaar hoeven zijn. Volgens oud-rector Kars Veling is hij een heel vaardige docent. “Als leerlingen het niet met hem eens waren, leidde dat nooit tot frictie. Hij ging dan juist het gesprek aan.” Laat dat nu net een goede eigenschap van een leraar zijn, om op die manier een sterke en constructieve band op te bouwen met zijn leerlingen.
Maar het mocht dus niet zo zijn. In de aanloop naar de Nationale Onderwijsweek en de daarbij behorende Dag van de Leraar werd Rutte op 1 oktober geïnstalleerd als nieuwe secretaris-generaal van de NAVO. Hij nam het leiderschapsstokje over van Jens Stoltenberg, die tien jaar lang de chef was van de internationale militaire organisatie. Tijdens zijn eerste werkdag benoemde de oud-premier onder andere het belang om een miljard inwoners uit de NAVO-landen veilig te houden. Op de site van de NOS viel verder te lezen dat Stoltenberg Rutte ziet als de ideale opvolger ‘omdat hij de perfecte achtergrond en ervaring heeft.’
Een bekende uitspraak van de schilder Edvard Munch is: “Ik schilder niet wat ik zie, maar wat ik zag!” Hij prefereerde tijdens zijn actieve schildersleven niet de oppervlakkige schijn, maar juist wat er werkelijk gebeurt of was gebeurd. Ik moest hier aan denken naar aanleiding van de uitspraken van respectievelijk de oud-rector van de school waar Mark Rutte lesgaf en de lovende woorden van Stoltenberg, als oud-chef van de NAVO. Beiden spreken ze vol lof over de aanpak van Rutte en de ervaringen die hij in de decennia hiervoor heeft opgedaan. Ervaring is een waardevol bezit, dat bestaat uit een cumulatief geheel van levenswijsheid, doorzettingsvermogen, geluk en tegenslag. Onlosmakelijk kenmerken die ook in het onderwijs van belang zijn om jongeren de weg te wijzen richting volwassenheid.
Teleurstellend is het feit dat Mark Rutte juist de ‘oppervlakkige schijn’ een tijdje ophield, door te refereren aan zijn werk als toekomstig fulltime leraar. Multinationals hoefden niet op hem te rekenen, dat maakte hij hier en daar geregeld duidelijk. Waarschijnlijk een politiek trucje, dat hij met zijn ervaring als vooraanstaand politicus heeft ingezet. Onderwijs was met name tijdens de jaren dat Rutte actief was in de politiek immers een ondergeschoven leerling, met als gevolg dat de huidige lerarentekorten groter zijn dan ooit. Het onderwijs schreeuwt dan ook al jarenlang om rolmodellen die bewust en zonder eerdergenoemde oppervlakkige schijn of dubbele (school)agenda’s kiezen voor een baan als leraar. Vooralsnog veelal tevergeefs. Het beroemdste schilderij van Edvard Munch (De Schreeuw) kan wellicht symbool staan voor deze onderwijscrisis, als roepende in een leeg klaslokaal.
#onderwijs #MarkRutte #EdvardMunch #de schreeuw
2 notes
·
View notes
Text
Btw-verhoging zorgt voor verschraling cultuursector
Ter introductie van de nieuwe tekenopdracht stond er een kennismaking met de schilderijen van Vincent van Gogh op het lesprogramma. Ik vroeg aan de brugklasleerlingen wie deze beroemde schilder kende. Het is immers een gouden regel om als docent de voorkennis van de leerlingen te testen en zodoende het instapniveau van de daaropvolgende theorie te bepalen. Bijna alle vingers gingen de lucht in. Jonathan combineerde deze actie met de wijze vraag ‘of dat die van dat oor was?’ Ik bevestigde dat het de schilder was die bij zichzelf een oor had afgesneden. “Maar gelukkig kennen we deze kunstenaar ook van zijn bijzondere schilderijen”, sloot ik aan op zijn spontane reactie, terwijl ik op het whiteboard een greep uit het rijke schilders-oeuvre van de grootmeester liet zien.
We wisten van tevoren niet wat we ervan konden verwachten; het was immers de eerste keer dat mijn collega en ik de tekenopdracht met betrekking tot het werk van Vincent van Gogh gingen uitvoeren. Nadat de brugklasleerlingen eerder in het schooljaar al kennis hadden gemaakt met materialen als kleurpotloden, stiften, inkt en plakkaatverf, zou deze opdracht worden uitgewerkt met wascokrijtjes op zwart tekenpapier. Elke leerling kreeg tevens een willekeurig voorbeeld van een schilderij van van Gogh uitgedeeld. Het was de bedoeling dat ze goed gingen bekijken hoe de schilderijen waren opgebouwd en hoe hij de verf had verwerkt. Na een aantal lessen keken we vol trots naar de bijzondere en diverse eindresultaten. De opdracht was meer dan geslaagd. Luc verzekerde me: “Meneer, dit is de mooiste tekening die ik in mijn leven heb gemaakt. Ik geef hem cadeau aan mijn moeder!”
Deze opdracht maakten de leerlingen in juni van het vorige schooljaar. Ondertussen gonsde het in de media al van de geruchten dat het nieuwe kabinet een btw-verhoging wilde gaan doorvoeren van 9 naar 21 procent op veel zaken die het leven de moeite waard maken, zorgen voor een verrijking van de geest en dus ook een weldaad zijn voor het gehele lichaam. Denk hierbij onder andere aan het bezoeken van theatervoorstellingen, musea en festivals, het lezen van boeken, kranten en tijdschriften en het ondernemen van diverse sportactiviteiten. Kortom, dit gaat dus niet alleen kunst- en cultuurminnend Nederland voelen, maar vrijwel iedereen. Links- of rechtsom. Zouden de stemmers die een rood bolletje hebben ingekleurd bij een naam die beloofde ‘het allemaal anders te gaan doen’ zich dat destijds hebben gerealiseerd?
In dagblad De Limburger las ik daarnaast een artikel dat het Van Gogh Museum in Amsterdam een rem gaat zetten op het aantal bezoekers. Waar het ongekend populaire museum voor de coronapandemie recordaantallen van 2,1 miljoen bezoekers trok, zal dat nu worden ingeperkt tot maximaal vijfduizend per dag, ‘om niet aan het eigen succes ten onder te gaan’, aldus museumdirecteur Emile Gordenker. Uit cijfers van de Museumvereniging blijkt dat de algehele bezoekersaantallen vóór corona al een stijgende lijn lieten zien. Tijdens de coronajaren kwam hier abrupt een einde aan, met grote verliezen als gevolg, waarna ze nu weer hoopvol stijgen. In de Museumcijfers uit 2022 stond daarnaast al te lezen dat de toegankelijkheid van musea onder druk komt te staan als de toegangsprijzen verhoogd moeten worden. Een vooruitziende blik; er was destijds immers nog geen sprake van kabinet Schoof.
Momenteel weten we nog niet of de gevreesde btw-plannen definitief doorgang zullen gaan vinden. Eerst zullen de Tweede en Eerste Kamer het nieuwe wetsvoorstel moeten gaan aannemen. Wat ik wél alvast weet, is dat de van Gogh-opdracht ook dit schooljaar op het programma van de nieuwe brugklassers staat. Want elk gevoel van creatieve trots bij de leerlingen staat vrij van welke btw-verhoging dan ook en bol van de leerzame succeservaringen voor de toekomst.
(Ter aanvulling: inmiddels is bekend geworden dat de btw-verhogingen niet zullen doorgaan. Hoera!)
#onderwijs #cultuur #btwverhoging #kunst
1 note
·
View note
Text
Verslavingen creëren als beroep
Voor elke aandoening, afwijking of verslaving lijkt tegenwoordig een naam te zijn uitgevonden. Deze ingewikkeld klinkende termen lijken alleen maar aan terrein te winnen, naarmate de tijd verstrijkt en de mens verder evolueert. Zo beschreef journalist en schrijver Haro Kraak onlangs in De Volkskrant het begrip anhedonie: ‘een staat van vreugdeloosheid opgewekt door het ongebreideld najagen van genot.’ Het is de lust naar onder andere dopamine die ons brein ontregelt, ervoor zorgt dat we méér geprikkeld willen worden en méér beloningen willen ontvangen. Dit alles in de vorm van een geluksgevoel dat steeds korter duurt.
Kraak beschrijft verderop wat de diverse vormen van social media met het brein van jongeren doet. Hij vraagt zich in een zwaarmoedige bui weleens af of het vermogen om je diep te kunnen concentreren - bijvoorbeeld tijdens het lezen van een boek of het maken van een tekening - in de zeer nabije toekomst een privilege zal zijn voor de happy few. Ieder mens met een smartphone zal het al dan niet (h)erkennen: afgezien van het feit dat een uitvinding als de smartphone ook wel degelijk voordelen heeft, gaat er soms/vaak te veel tijd zitten in het doelloos scrollen en swipen op een schermpje van slechts een paar vierkante centimeter. De enigen die er wel bij varen zijn uiteindelijk de uitgekookte bedenkers van deze apps, die miljarden bij elkaar harken door miljarden dopaminegevoelige mensen (wij allemaal!) te stimuleren om hun verdienmodel tot nog hogere hoogten op te stuwen. En we trappen er massaal in, want: dopamine.
Waar ook veel - met name jongere - mensen ingetrapt zijn, is het vapen. Wat enigszins onschuldig en ter vervanging van de ongezonde sigaret werd gelanceerd, is uiteindelijk uitgedraaid op een verslavingsdebacle van jewelste. Door toevoegingen van diverse aanlokkelijke smaakjes en kleurtjes werd het vapen in eerste instantie ongegeneerd gepromoot en ontstond er een hype, met vergaande gevolgen. Uit onderzoek van onder andere RTL Nieuws bleek dat het nicotinegehalte in een vape gelijk staat aan zo’n tweehonderd tot vierhonderd sigaretten. Het is mega-verslavend en inmiddels zijn er talloze voorbeelden van jonge mensen die moeten worden opgenomen met long- en hersenletsel door het veelvuldig gebruik van vapes. Ondanks het feit dat per 1 januari 2024 de smaakjes verboden zijn, hebben gebruikers de grootste moeite om van hun ongezonde genotsverslaving af te komen.
Een andere verslaving is het gokken. Het mag duidelijk zijn dat sinds het online gokken legaal is geworden (per 1 oktober 2021), de verslavingen en bijbehorende problemen groeiden. Waar het kabinet met deze actie dacht de online gokkers beter te beschermen, zijn alleen maar meer mensen gaan gokken en in de problemen gekomen. Wellicht is dit een van de redenen, naast onder andere de verhoging van de kansspelbelasting, dat Holland Casino met verlies te maken kreeg. Petra de Ruiter, CEO van deze landelijke goktempels, gaf onlangs aan ‘zeer ongewenste maatregelen’ te zullen gaan nemen indien de financiële situatie niet gezonder wordt. Hierbij dacht ze bijvoorbeeld aan ‘agressieve campagnes om gasten te werven’ en ‘het stimuleren van mensen om veel meer te besteden.’ Bij het lezen van zo’n uitspraak vraag ik me dan weleens af hoe ze zou reageren als haar eventuele kinderen hun maandsalaris erdoor zouden draaien in mama’s gokhuizen en gevaar liepen verslaafd te worden aan de pokertafels?
Ondertussen heeft het onderwijs steeds meer de handen vol gekregen aan het verkrijgen van bewustwording en het inzetten van interventies rondom de beschreven triggers die verslavingen en gezondheidsklachten onherroepelijk in de hand werken. Een gevecht dat niet nodig zou moeten zijn om jongeren een zorgeloze en gezonde toekomstrichting op te helpen. Het zou pas écht gaan werken wanneer overheden de miljardenbedrijven die op enigerlei wijze verslavingen en de daarbij behorende ziekten en ellende veroorzaken gaan verbieden. De miljarden aan inkomsten zullen echter voor veel meer genot zorgen en vele malen verslavender blijken te zijn dan te werken aan een gezonde(re) maatschappij voor iedereen. Dit zal dan ook waarschijnlijk een té voorbeeldige en utopische gedachte zijn en blijven, gok ik.
0 notes
Text
Nieuwe ervaringen, nieuwe verhalen, nieuwe kansen
‘Vrienden van me zeggen vaak dat ze alleen tijdens vakanties lezen; in de drukte van alledag vinden ze het makkelijker om de tv aan te zetten. Maar hoewel je bij die serie, in het theater of in de bioscoop met een personage mee kunt leven, word je er nooit meer dan toeschouwer…’, schreef auteur Gilles van der Loo in de boekenbijlage van De Volkskrant. Hij heeft gelijk, want wanneer je daarentegen een fictieboek leest, word je juist zélf aan het werk gezet. De schrijver heeft immers het voorwerk gedaan door woorden en zinnen in een dusdanige volgorde te zetten om zodoende je eigen voorstelling te mogen creëren bij het verhaal. Kortom: het script ligt vast, jij geeft er je eigen invulling aan.
Terwijl ik het artikel las en erover nadacht, moest ik ondertussen, met vooruitwerkende kracht, denken aan het nieuwe schooljaar. Ook dan worden er namelijk weer talloze verhalen, voorstellingen en ervaringen verteld, beleefd en opgedaan. Ondanks de wetenschap dat de vakantie een moment is van afschakelen, ontspannen en weer opladen, besloot ik toch de schoolmail te checken. Het script voor het nieuwe schooljaar, in de vorm van het lesrooster, verscheen op mijn beeldscherm. Voordat ik de laptop dichtklapte begon ik me een voorstelling te maken van wat er ging komen. Vooralsnog een onmogelijke taak.
De aanvang van een nieuw schooljaar is altijd weer een spannende tijd. Of het als docent nu je eerste, tiende of vijfentwintigste jaar voor de klas gaat worden. Ondanks het vastliggende script van het lesrooster - de kapstok waar het jaar aan wordt opgehangen en door wordt vormgegeven - ga je nieuwe uitdagingen, frisse avonturen en misschien nu nog onontdekte ontwikkelingen tegemoet. De ervaringen zullen medio juli 2025 weer eindeloos divers zijn en aan ieders persoonlijke non-fictieverhaal zal weer een hoofdstuk toegevoegd worden.
De leerlingen hebben inmiddels ook hun script voor het nieuwe jaar ontvangen. ‘Wie wordt jouw mentor?’ ‘Heb je ook meneer X voor geschiedenis?’ ‘Bij wie zit jij allemaal in de klas?’ ‘Heb je er al zin in?’ De gangen zullen weer volstromen, de klaslokalen zullen elk lesuur weer worden gevuld. Het rumoer is weer aanwezig in het gehele gebouw. Evenals de zorgen en de spanningen die sommige leerlingen ongetwijfeld, in hun soms veel te zware rugzak, zullen meenemen. Voor een aantal leerlingen zal een nieuw schooljaar niet enkel aanvoelen als het mogen ervaren van nieuwe kansen. Hun rugzak is namelijk vaak al vol, nog voordat de benodigde boeken en schriften erin zitten.
Het vieren van cognitieve successen kan alleen worden bereikt wanneer de leerlingen zich gezien en gesteund voelen, ze hun zorgen mogen delen en er op die manier ruimte is om zich te kunnen ontwikkelen. Schoolpedagoog en schrijfster Astrid Bakker schreef in haar boek Laagje voor laagje onder andere over haar leerling Guus. Doordat hij in zijn jonge leven al veel heeft meegemaakt, zit zijn hoofd vol met zorgen en verdriet. Om hem te laten zien dat hij er niet alleen voor staat, vult ze samen met hem een plastic tas met spullen en laat Guus voelen hoe zwaar de tas is. De inhoud staat symbool voor de zorgen en het verdriet van Guus. Wanneer ze hem vraagt om ieder een hengsel van de tas te dragen, voelt deze opeens een stuk minder zwaar. Guus snapt de vergelijking, het lucht hem op om te weten dat hij er niet alleen voor staat. Het script ligt ook voor Guus vast. Met passende hulp zal hij gaan proberen een positief verhaal van het nieuwe schooljaar te maken. Net als de bijna een miljoen andere middelbare scholieren in ons land.
0 notes
Text
Binnen de (sociale) lijntjes kleuren
Het komt in de klas geregeld voor dat leerlingen vragen of ze een kleurplaat mogen inkleuren. Ik heb dan ook altijd een stapeltje kleurplaten klaarliggen, voor het geval de hoofdopdracht klaar is en ze nog even voor zichzelf willen werken. Favoriet hierbij is de halve kleurplaat van Ernie en Bert, waarbij ze mogen kiezen uit een voorgetekend boven- of onderstuk van de twee helden uit Sesamstraat. Het resterende deel wordt vervolgens naar eigen inzicht verder afgetekend en ingekleurd.
De ouderwetse kleurplaat, doorgaans getekend in zwarte lijnen op een wit vel papier, heeft vele trends en tanden des tijds weten te doorstaan. Niet alleen in de klas, maar ook op andere plekken is de kleurplaat onverminderd populair gebleven. Zo liggen er bijvoorbeeld kleurplaten in restaurants en in de wachtkamers van de huisarts of de tandarts om de kleine gasten rustig te houden, kom je ze met grote regelmaat tegen in supermarkten in de vorm van een kleurwedstrijd, tref je ze aan in tijdschriften en krantjes en is er sinds een aantal jaren zelfs een heuse hype ontstaan rondom kleurboeken voor volwassenen. Kleuren binnen de lijntjes schijnt, naast het stimuleren van de fijne motoriek, iets meditatiefs te hebben; in je eigen tempo in jezelf keren, bezinnen en zelf bepalen wat er binnen die lijnen gebeurt.
Wat dat betreft kunnen we de kleurplaat en de niet-aflatende populariteit ervan zien als een metafoor voor hoe een goed geoliede samenleving in elkaar hoort te zitten: geordend, afgebakend, vrij bewegend binnen de kaders en voorzien van handhaving. De grote lijnen waarbinnen wij ons mogen bewegen zijn uitgezet en worden regelmatig op diverse punten aangepast of enigszins losgelaten, al naar gelang de situaties die zich binnen de gestelde kaders voordoen. Leven binnen deze voorgeschreven lijnen is overzichtelijk en duidelijk. En er is behoefte aan, ook al zou je soms geneigd zijn om te denken dat leven binnen door van hogerhand opgestelde kaders beperkend is en weinig kansen biedt om je te ontwikkelen tot een autonoom persoon.
Tijdens de eerste les op school bespreek ik altijd de regels in de klas en geef ik voorbeelden van wat er zou gebeuren wanneer er geen regels zouden zijn. De maatschappij waarin we leven is namelijk een klaslokaal in het groot: een afspiegeling van individuen die alle een ander karakter met bijbehorende eigenschappen bezitten en zich onder toeziend oog veilig mogen bewegen om te leren en te ervaren. Althans, dat is de theorie. Ondanks dat we in deze situatie jongeren mogen klaarstomen voor een leven buiten de schoolmuren, ligt de verruwing van de maatschappij die zich buiten het klaslokaal afspeelt op de loer om plaats te nemen in de klaslokalen.
Het is niets meer om vreemd van op te kijken. Ondanks alle zichtbare en onzichtbare lijnen die zijn en worden uitgezet om de samenleving structuur en houvast te bieden, worden steeds meer grenzen opgezocht en overschreden. Na de laatste schooldag, voordat de zomervakantie begon, reed ik van de parkeerplaats de weg op. De bestuurder van het witte bestelbusje dat voor me reed draaide het raampje open en gooide vervolgens een papieren zak, een leeg frietbakje en een stapel servetten tussen de uitgelaten leerlingen die zojuist hun rapport hadden opgehaald. Waar we op school een jaar lang erop hameren om alles op te ruimen, netjes achter te laten, te poetsen en afval te scheiden, werd deze moeite in een klap teniet gedaan door een onverlaat die een grens overschreed. Ik zou de bestuurder van het bestelbusje dan ook graag een meditatief moment van bezinning en overpeinzing willen aanbieden: een week op school de lokalen en aula’s opruimen en poetsen. Mag hij daarna in het tekenlokaal een mooie kleurplaat komen maken.
0 notes
Text
Nederland heeft last van het kleine-honden-syndroom
Je ziet het geregeld in het straatbeeld: kleine(re) honden die zich ten opzichte van grote(re) honden lijken te moeten bewijzen door zichzelf te overschreeuwen. Daardoor geven ze het signaal af dat ze niet van plan zijn onder te doen voor hun grotere soortgenoot en er wel degelijk rekening met ze moet worden gehouden. Dit soort imponeergedrag leidt meestal tot een hoop kabaal, onrust tussen de betrokken viervoeters en ongemak bij de baasjes.
Ons land lijkt bij vlagen ook last te hebben van dit zogenaamde kleine-honden-syndroom, waarbij uitgaan van de underdogpositie geen optie lijkt te zijn. Dat kan zich uiten door bijvoorbeeld op sportief gebied niet onder te doen voor de prestaties van gerenommeerde sporters uit de grote landen. Nederlandse sporters hebben in de loop der jaren wereldwijd erkende topprestaties weten te leveren in de diverse sportdisciplines op individueel en teamniveau. Met de komende Olympische Spelen in het vooruitzicht zal de wens om de aansluiting in de top van het klassement te handhaven niet minder groot zijn geworden.
Nederland heeft daarnaast ook op cultureel gebied een naam hoog te houden. Denk hierbij aan internationaal bekende namen van onder andere beeldende kunstenaars, schrijvers, architecten en acteurs die de kunstsector rijk is en die de Nederlandse kunsteer verdedigen. Echter, de kunstsector ervaart steeds meer tegenslag en tegenwerking. Was het bijvoorbeeld niet oud-staatssecretaris Halbe Zijlstra, die in 2011 naar grootse erkenning verlangde door rigoureuze bezuinigingen in de cultuursector door te voeren? ‘De afwegingen die gemaakt zijn bij de bezuinigingen zijn desastreus voor een gezonde ontwikkeling van de cultuur. Want wanneer men onkunde als winst beschouwt, verarmt een beschaving’, sprak destijds de internationaal beroemde kunstenares Marlene Dumas over de voorgestelde plannen om de culturele sector uit te hollen en plat te walsen.
Later volgde de coronapandemie. De wereld kroop in zijn schulp en er volgde enkele jaren een noodzakelijk opgelegd gevoel van introspectie. Ook hier vielen klappen voor de culturele sector, met als verbindende thema’s: hoe houden we het hoofd boven water en is er nog perspectief? Er kwamen toegiften in de vorm van subsidieregelingen en kunstmatige tegemoetkomingen om hoop te houden en het werk te kunnen continueren. Dit neigde naar willekeur en het scheve beleid zorgde daarbij geregeld voor onrust. De flexibele creativiteit van de getroffen culturele instanties en zzp’ers die, veelal noodgedwongen, gezamenlijk aangepaste manieren vonden voor het vervaardigen en onder de aandacht brengen van nieuwe kunst(vormen), verbroederde en is prijzenswaardig te noemen.
Het volgende doemscenario diende zich al snel daarna aan. De huidige formerende politieke partijen zijn namelijk voornemens om de belasting op alles wat van culturele meerwaarde is - denk bijvoorbeeld aan boeken, kranten, musea, concerten, theater - te verhogen van 9 naar 21 procent. Dit betekent dat onze politieke leiders wederom het nut en de urgentie van kunst en cultuur in brede zin weten te devalueren tot een grootschalige hobby die te veel geld kost in plaats van dat het iets oplevert. Het kleine-honden-syndroom komt beschamend tot uiting, doordat Nederland zichzelf naar de tweede plaats lanceert op de lijst van Europese landen met het hoogste btw-tarief op cultuur.
De boekenbranche nam hierdoor op 22 mei meteen het initiatief om een petitie te starten tegen het plan van de exorbitante btw-stijging. Op het moment van schrijven staat de teller op 277.609 mensen die de petitie ondertekenden. Het toont aan dat het belang van mogen genieten van kunst, in woord, beeld en nog zoveel meer, breed gedragen wordt en dat deze btw-verhoging zal leiden tot verschraling van het aanbod, verarming van de beleving en vergroting van de kansenongelijkheid. En dat maakt het in de ogen van velen niet alleen een onverteerbaar, maar tevens ook een hondsbrutaal besluit.
0 notes
Text
Spelenderwijs gezonde herinneringen maken
Soms vraag ik mezelf weleens af wat er van me terecht zou zijn gekomen wanneer ik in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw in het bezit was geweest van een smartphone. Destijds waren radio en tv de grote afleiders die bewezen dat (denken te kunnen) multitasken een leugen is. Net zoals bij het schrijven van deze column moest ik toen ook al zorgen voor zo weinig mogelijk prikkels van buitenaf om me heen om de gewenste focus te behouden. Had ik het voldoende kunnen opbrengen om de vele verleidingen die de talloze applicaties met zich meebrengen te weerstaan? En wat te denken van de sociale druk om 24/7 online beschikbaar te (moeten?) zijn?
Een ander wezenlijk verschil tussen toen en nu is het buitenspelen. Ik herinner me de uren na school waarin we in onze autoluwe straat knikkerden en speurtochten uitzetten, hutten bouwden, stoeprandje en allerlei andere balspellen speelden en rondjes om het huizenblok renden of fietsten totdat we even naar binnen werden geroepen om te eten. Ook herinner ik me de dagen dat het sneeuwde en we grote sneeuwpoppen maakten. Ze zouden daarna een dagenlange smeltdood tegemoet gaan, op de stoep voor het huis of in de tuin. Het lantaarnlicht in de avond en de doffe klank in de straat, tot stand gekomen door het isolerende pak verse sneeuw, zorgen verder voor een Anton Pieck-achtige herinnering.
Het mag enigszins ‘boomeraal’ klinken, maar ik vraag me af of de huidige generatie kinderen over, pak ‘m beet, dertig jaar, ook kan terugkijken op een persoonlijke geheugenfilm vol met ontdekkende activiteiten die zich niet alleen afspeelden op een schermpje van een beperkt aantal vierkante centimeters. De organisatie Jantje Beton - het goede doel dat zich inzet voor meer speelruimte en speelkansen - sloeg onlangs alarm. Dat deden ze in de vorm van een zogenaamd Buitenspeelalarm, dat vanaf nu elke eerste woensdagmiddag van de maand om 14.00 uur te horen zal zijn en dient om ouders en kinderen attent te maken op de mogelijkheid om buiten te spelen. Woensdag 12 juni zal daarnaast in het teken staan van de Nationale Buitenspeeldag. Op die dag worden overal in het land activiteiten georganiseerd en wegen afgezet voor verkeer, zodat kinderen er ongestoord kunnen spelen.
Deze acties zijn geen overbodige luxe. Op de site van Jantje Beton valt te lezen dat er in Nederland zo’n 400.000 kinderen niet of nauwelijks buitenspelen. Uit onderzoeken is naar voren gekomen dat in 2022 het percentage kinderen dat elke dag buitenspeelde 25 procent was. In 2024 is dat aantal met een percentage van 13 procent zelfs bijna gehalveerd. Niet alleen de huidige digitale uitdagingen en verleidingen zijn daar de boosdoener van, maar ook het gebrek aan speelplekken en de sociale veiligheid zijn vaker een reden voor ouders om hun kind binnen te houden, ondanks het feit dat ze wel graag zouden zien dat hun kind(eren) meer zouden buitenspelen.
De nadelige effecten van te weinig of zelfs helemaal niet buitenspelen stapelen zich daarnaast inmiddels ook op. Gezondheidsklachten zoals overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten en bijziendheid nemen toe. Artsen luiden al enige tijd de noodklok en zien op termijn diverse fysieke en mentale epidemieën ontstaan die voortkomen uit te weinig lichamelijke activiteit en te veel schermgebruik. En laten we daarbij ook de verslechterde motoriek van jonge kinderen niet vergeten, door de verminderde fysieke activiteiten in de buitenlucht. Al met al vraagt de maatschappij om een collectieve aanpassing die ervoor zorgt dat buitenactiviteiten en meer bewegen gestimuleerd wordt, er bijvoorbeeld meer ruimte en aandacht komt voor trapveldjes, speelplekken en veilige straten en volwassenen het goede beweegvoorbeeld geven. Niet alleen met het oog op de gezondheidstoekomst van de jongere generaties, maar tevens voor het creëren van mooie herinneringen, van nu voor later.
0 notes