aasgieren
aasgieren
43 posts
Don't wanna be here? Send us removal request.
aasgieren · 5 years ago
Photo
Tumblr media
Mileau de Pileau - Home, the Raw and Uncut Studio Sessions. 
Out now.
On all your streaming services.
0 notes
aasgieren · 5 years ago
Text
een Spel in het Niets – Mileau de Pileau
In het alles-omvattende, blijvend-zwijgende-niets-verlichtende vacuüm van het bestaan, zwemt ergens op een willekeurige standplaats de mensheid voort op een stroom die haar eigen bakens verzet en haar eigen oevers graaft.
Toen zij wakker werd, kon zij niet meer in slaap komen, en zo denderen wij maar voort. Een horizon schetst zich in een dichte duisternis. De mens in vrijheid kent geen draagvlak, maar is brutaal genoeg om haar naam in de ruimte te schreeuwen.
Hoe contingent ons verhaal ook is; wij stellen een doel, brengen onszelf in vorm en gaan er rechtstreeks op af.
Het drama dat zich vervolgens ontspint, heet ons lot.
Voortdurend creëren we zo domeinen, waarin we spelen in het niets.
Ons bestaan is existentialistisch van aard, daar waar de uitkomst nog bepaald moet worden en onze acties daarmee werkelijk zeggingskracht dragen.
Iedere seconde telt. Een moment van concentratieverslapping kan een knock-out betekenen.
Wij spelen het spel en kiezen partij. In een vol bewustzijn van de contingentie van dit alles, voelt zij niet langer zo. Ik heb gekozen voor deze stroom en vaar er met een vol hart in mee. Iedere keer weer stel ik het hoogste doel, om zodra ik daar ben aangekomen, opnieuw te beginnen.
De steen rolt omlaag. Ik ben Sisyphus. Niets anders telt dan gekroond worden tot meester van mijn eigen waardestelsel. Om haar vervolgens uit te lachen in het gezicht en diep weg te zinken in haar ongedragen werkelijkheid. En toch blijf ik spelen.
Want daar, in het al bijna verhullende niets van het duister, vind ik mijn richting;
voor een volgende stap, en nog verder niet.
Want daar vind ik mijn doelpunt.
Want daar vind ik mijn naam, die voor even door het heelal klinkt als een vervullende oneindigheid.
1 note · View note
aasgieren · 5 years ago
Text
Over wat écht is en een nieuwe tijd – Mileau de Pileau
Ik hoorde een vrouw op straat zeggen tegen haar man dat de eindeloze criticasters toch eindelijk verloren hadden. tomeloos geprietpraat in krantencolumns zeikerds op teevee De kracht in hun woorden is verloren gegaan Want alles dat niet opbouwt wordt thans beschouwd als subjectieve niemendalletjes als de pretentie mee te doen, terwijl niet wordt meegedaan aan iets dat écht is
Wat écht is, is veranderd van karakter want hoe kan men nu volhouden dat zij die niet langer geloofden in verhalen die gemeenschappen absoluut verenigden, de wortel zijn van een vals verraad aan de mens en haar bewegen? Lag wat écht is niet al die tijd verscholen in de schaduwkant van het idiosyncratische, dat geweld werd aangedaan door iedere verwijzing naar het universele? dat juist door hen verdedigd werd tegen onrechtvaardige claims op de waarheid. Voor de toekomst schijnt men een perspectief nodig te hebben, met als zijnoot dat zij niet langer in haar oude valstrikken mag trappen Wat de mens voorheen verbond was een gedeeld gevoel van vervreemding, want niemand kende nog langer de sleutel tot een dieper fundament Verantwoordelijkheid is het nieuwe mantra Verantwoordelijkheid als de horizon van een nieuwe tijd. ‘Maar verantwoordelijkheid waartoe?’ vraag ik je omdat ik nog niemand hoorde die mij daar een helder antwoord op kon verschaffen En zo zoeken wij verder, ook ik. Want wij willen verder richting een synthese van ironie en romantiek, waar wij opnieuw met een vol hart kunnen juichen huilen en bulderen, als kinderen van onze tijd.
0 notes
aasgieren · 6 years ago
Text
Het doodgewoon spuuglelijke gelaat van Don Juan – Mileau de Pileau
Ergens diep van binnen spint een hersenschim zich naar de oppervlakte.
Ik schrik.
De consistentie van mijn gedachte is onmiskenbaar. Helder en resoluut toont ze een rode draad die zich naadloos door alle chaos heen weeft.
Ik zit in m’n stoel en luister naar haar diepgang.
Als een schouwspel danst de waanzin van mijn leven enkele minuten voor mijn ogen. Ze is zo kraakhelder dat ik er niet eens duizelig of misselijk van word. Ik zit daar maar en zie haar op de een na de andere plaats in mijn geschiedenis aanhaken als de metafysische voedingsbodem van mijn bestaan. En steeds weer wijst ze naar die ene, eenvoudige waarheid.
Mijlpalen, steeds weer die mijlpalen. En vooral het oeverloos zoeken daartoe. Hoppend van de ene naar de andere, met een moker stevig in de korrelige zandbodem geslagen mijlpalen, zo goed als het gaat balancerend op één been terwijl de ogen schichtig zoeken naar de volgende rustplaats.
Hoe kort is de adempauze na het bestendigen van weer zo’n zalvend draagvlak? Gejaagd zit het leven ons op de hielen, trachten wij te vluchten door al hoppend over het zand, uitgeput maar toch nog even volhardend vooruit te jagen. Een blik achterom leert dat de mijlpalen al instorten.
Vooruit. Vóórúít!
Ik stel mij een strand voor bezaaid onder de mijlpalen, met mij daar overheen huppelend alsof het een luchtig leven betreft. Maar nee.
Gezichten komen voorbij. Zij zijn de mijlpalen.
Wat hoor ik ze fluisteren? Mijn naam ligt op hun lippen. Ik tracht mij nog een keer die naam geschreven in bladgoud te herinneren. Kent zij mij nog?
Vluchtig, hop hop hop.. op naar de volgende.
Net zo ongedurig als ik mijn pik in hun lichamen jaag. Lippen waar mijn kroniek in gebrandmerkt staat. Als ze zucht blaast ze mijn liefde uit.
Dan regent het wapenfeiten. Doelpunten die het vege lijf redden in de allerlaatste minuut. Magnifieke billen waar ik mijn tong in mocht begraven. Een getergde poging mij een plaats te verwerven binnen het sociaal domein.
Dan voel ik de vervreemding. De emotionele afstand tot de realiteit is immens. Waarom kan ik mij niet verbinden? Verliefd worden op wat voor me staat? Houden van het geleefde gezicht dat me recht aankijkt en af en toe naar me glimlacht. Ik wil een foto maken van dat gezicht om het nooit meer te vergeten. Met man en macht probeer ik het te onthouden. Haar naam vervaagt al. Haar ogen blijven langer hangen. De extra tijd die ons gegeven wordt wend ik aan voor een laatste krachtsinspanning. De voorzet, de kopbal, het doelpunt. Ik weet het weer!
Gered voor een minuut.
Ik lach je toe, kus je gezicht en fluister zachtjes je naam in die kleine schelpjes van een oren die je hebt. Ik hou van je en probeer je vast te grijpen. Maar daar ga je weer. Alweer. En opnieuw.
Mijlpalen. Altijd weer die mijlpalen.
De kolossale ruimte die opdoemt wanneer ik zoek naar richting. Niets is er en niets wijst er aan. Wat rest is zoeken en empathie. Empathie voor het proberen, het aanmodderen en het strijdbaar blijven. Het door blijven ademen in deze rampzalige poel van verwaarloosde pretentie die zichzelf niet overeind wist te houden.
Het vuur in mij brandt maar is angstig tegelijk. Het voelt zich vervreemd van het inconsistente en al te onlogische getouwtrek dat almaar probeert een identiteit te vinden in de boezem van een keurslijf. Maar steeds worden de maten aangepast; dan weer haar taille en dan de borstomvang.
Ze wil gewoonweg niet. Ze past niet. De identiteit is tot iets vluchtigs verworden dat zichzelf ook niet bestendigen kan. De ironie is het hoofdzakelijk instrument van de moderne mens waarmee hij in de spiegel kijkt. Maar wat een vrijheid, hoor ik ze roepen, wat een vrijheid!
Maar ziet u ook de vermoeidheid op het gelaat van al de mensen? Wat houdt u hen voor? De vermoeidheid welke het gevolg is van nooit en te nimmer een vaste standplaats kennen. Kunt u het ze daadwerkelijk kwalijk nemen? Kan ik het mezelf kwalijk nemen?
Maar dat is de kracht van het existentialistische streven. Daar verschijnt de rebelse absurdist die zich niet laat breken.
Want natuurlijk neem ik het mijzelf kwalijk. De mijlpalen zijn louter de geraffineerde psychologie van de lafaard die ik ben. Hop en hop.. steeds weer even die verlossing.
Of toont het existentialisme zich hier juist inhumaan?
Ik ben de onwetendheid al lang voorbij. Ik sta niet meer stil bij de epistemologische vraagstukken. Ik neuk en ik jaag en ik juich als mijn club scoort en bid tot het eindsignaal klinkt. Ik drink bier en ik pomp m’n spieren op tot ik een moment als Achilles in de geschiedenis verschijn en ze van heinde en verre m’n naam scanderen tot ik voor even geloof dat dit de norm is.
Maar zelfs topscorers worden vervangen zodra zij versleten zijn. Men mag dan nog hopen op een standbeeld. Want wat is de beeldhouwkunst anders dan de bestendiging van een geschiedenis die vervlogen is? Gepolijst en afgewerkt staat het beeld daar, ons nog even herinnerend aan de glorie van weleer. Maar zelfs haar brokstukken zullen op een dag vervagen tot stof die weer opgaat in de nietszeggende omvang van het alles. Tot ook het alles verdwijnt.
Want begrijp me niet verkeerd. Het is niet de dood die mij angst aanjaagt. Het is zelfs niet eens in het bijzonder de wetenschap dat mijn naam op een dag niet langer gekend wordt.
Ik kijk die immense ruimte in en zie dan mijn lot. Een niets. Een groot en veelzeggend niets. Een stilte en onverschilligheid waarin zelfs de monumenten en beeldhouwwerken worden opgeslokt om te vergruizen tot minder dan korrels. Het heelal dat naar binnen klapt en zich niet langer bewust is van zichzelf.
Ik sta op en pak m’n jas. Het is al laat, dus ik moet me haasten voor m’n avonddienst.
1 note · View note
aasgieren · 7 years ago
Video
youtube
Een poging tot het ordenen van de chaos.. het Feest van de Existentie Productie: Alex Cheung - Wudao Entertainment & Lisa Bloemers Muziek: Luca van Kraay Acteurs: Jermain Bridgewater Alex Cheung Jan Joost Rijnders onbekend
0 notes
aasgieren · 7 years ago
Link
I Believe in Jim Jones, nu te luisteren op Spotify en Deezer
0 notes
aasgieren · 7 years ago
Photo
Tumblr media
Boekpresentatie op woensdag 31 oktober, te tapasbar eLe aan de Oude Gracht aan de Werf 211 vanaf 15.00 uur!
0 notes
aasgieren · 7 years ago
Photo
Tumblr media
het Feest van de Existentie; nu verkrijgbaar
0 notes
aasgieren · 7 years ago
Audio
0 notes
aasgieren · 8 years ago
Text
Vergeten gronden – Mileau de Pileau
Ergens diep in me is een kiem gelegd. Deze kiem heeft zich ontsproten tot een geweldige plant waarvan de takken uit m’n mond, oren en neusgaten groeien. Zo loop ik dan over straat met een gevaarte dat m’n lichaam uitpuilt. Het trekt veel bekijks en is ook niet de meest praktische manier om rond te lopen en aan je alledaagse taakjes toe te komen. Maar ik ben emotioneel vergroeid met de plant en dus geef ik haar water en masseer ik haar wortels in vruchtbare grond. Haar kern bevindt zich ergens rondom mijn navel. Haar bloemen geven vrucht aan vogels die stilhouden op de verschillende vertakkingen die boven mijn rechteroor uitgroeien. Het moet een vreemd schouwspel zijn, maar door de jaren heen ben ik gaan houden van het gedoornde gebladerte dat zich almaar boven mijn hoofd ontvouwt. Ik zou niet meer tegen haar natuur in kunnen gaan. En hoe curieus men mij ook mag vinden, wanneer ik om me heen kijk zie ik niet anders dan boomtoppen die uit de monden, lippen, tepels en vezels van eenieder opbloeien tot torenhoge kunstwerken die de hemel sieren. Met zorg koestert eenieder de belofte die ergens geborgen binnenin de buikwand schuilt. Maar dan gebeurt het.. De realiteit blijkt weerbarstig en zaagt de takken tot handelbare proporties. Als een beul slaat ze wild om zich heen en legt ze degene die tegenstribbelt onder de guillotine. Koppen rollen en er wordt rattengif gesproeid om de uitwassen tegen te gaan. Met een verslagen gezicht leren we dat we ingekapseld zijn. Aanvankelijk schreeuwen we het uit van verschrokken pijn; naderhand zijn we stil en stelpen we het bloeden zo goed als het gaat. Het vlees raakt vermoeid en ondergaat de marteling verdoofd aan. De natuur weet zich verloren. Jaren gaan voorbij. Men ademt geen takken meer uit de vezels; men gaat iedere dag naar het werk en probeert er ook niet meer over te praten. Een enkele gek rent gillend over straat en toont de anderen een zelfgemaakte constructie van papier maché en schijnt oprecht overtuigd van zijn gerealiseerde waarheid. De mensen die dit aanzien schudden het hoofd en oordelen dat de waanzinnige wel moet lijden aan een ernstige vorm van ‘realiteitsontwijking’. In zekere zin heeft men nog gelijk ook.. Echter, op de verloren grond broeit een beschimmeld en sponzig brouwsel waar de bacteriën voeding geven aan een nieuwe kiem die zich ontspruiten wil. Maar men weet niet meer hoe het luisteren en verzorgen moet. Gedoofd en uitgeblust zwalkt men door het leven en haar uren heen, afgemat door de alcohol die met liters tegelijk naar binnen gegoten wordt, om zo maar de zure grond te eroderen tot de pijn even vergeten is. Ik verschil niet van de krankzinnige.. Ooit was er een bron van leven, hoop en harmonie in mij die ik opstandig tracht te doen herrijzen, tot de realiteit me inhaalt, gevangen neemt en tot op het bot wegvreet. Laat me dan niet anders dan as zijn in de urnen van strijdbaren, ergens in een verre toekomst uitgestrooid over de gronden van een nieuwe generatie die de vitaminen zoekt aan de hand waarvan zij paleizen en kastelen heropbouwen, tot ook zij vergaan en er niets overblijft dan niets..
0 notes
aasgieren · 8 years ago
Text
de Kans, het Niets, de Dood – Mileau de Pileau
Haar kille blik staart me schichtig aan. Ik kijk haar recht aan, maar er spreekt geen lichaamstaal tot me; ik word me niet die minuscule en onderhuidse trekjes gewaar die het leven verraden dat achter de dingen ligt. Ik probeer nog een persoon van haar te maken, van haar een ‘ding’ te maken dat ik aanwijzen kan, maar zij blijft leeg, zo leeg als minder dan vacuüm.
Haar diepte kent een donkerzwart gat. Als ik in dit gat kijk, voel ik dat ik aan de rand sta. Een rand waar ik overheen kan tuimelen, of mij van terugtrekken. Maar ik sta precies hier, onveilig, op de rand. Licht hel ik voorover, en trek mij weer terug; alles is een spel geworden, alsof zij mij in haar niets zuigt en mij juist op tijd de ruimte gunt om weer aarde onder de voeten te voelen. Krankzinnig word ik, van mijn vragen die onbeantwoord in de ruimte blijven hangen.
Eens zei mij een wijs man, dat het de kunst was, deze vragen zelf uit de lucht te plukken. Het niets leerde mij deze beweging, dat mij zo in haar stille zwijgen mijzelf terug gaf. Ik ben dankbaar voor haar gift, en zou nu ook niet anders meer willen; maar toch lacht zij me evenmin toe als toentertijd, waar ik overdag op bed lag zonder brood in mijn buik, in de hoop dat een woord mij verlossen kwam.
Ik wacht niet meer, en probeer gewoon, alhoewel ik ooit geveld zal worden. Ik vrees dat ik dan pas je ware gezicht zal leren kennen, alhoewel ik je gelaatstrekken meende te herkennen in een laatste blik van mijn doodsvermoeide moeder. Hoewel ik geloof haar nooit meer terug te zullen zien, leeft zij voort in mijn onverstoorbare verzet.
Waartegen ik me verzet, kan ik soms moeilijk onder woorden brengen, maar ik stamel maar wat voort om niet stil te hoeven vallen. Want stil zijn kan ik niet meer, na gezien te hebben hoe onmenselijk je eruit ziet; en dus zullen wij praten, tot ons de mond wordt gesnoerd.
1 note · View note
aasgieren · 8 years ago
Text
Apollo – Mileau de Pileau
Omgeven door een grauw straatbeeld, ontschiet mij vaak de herinnering aan een ver landschap waar het tot laat licht is en ik gras voel onder mijn voeten. Donkere regenwolken sluiten me op tussen de grijze stapelflats die boven mij uittorenen en mijn belevingswereld tot een claustrofobische kokon maken. Ik voel mij niet thuis, zonder te begrijpen waar de zon schijnt. Hier is het buiten-zijn verworden tot slechts een functie van het procesmatige en zich-almaar-voortslepende patroon dat mijn bestaan heet. Ik sla mijn jas nog eens goed om, want het weer is guur en de kou snijdt langs de betonnen muren die samengepakt een artificiële windtunnel vormen. Het zal zo zijn dat ik boodschappen doe of onderweg ben naar de bus, maar nergens sta ik stil om voor even de nerven te tellen van een boomblad. Op een goede winterdag word ik overvallen door de schoonheid van het landschap. Een witte sneeuwlaag overdekt alles wat nog herinnert aan gemaakt plaveisel en een extrinsiek schouwspel dringt zich aan me op. Mijn kokon breekt open en het is alsof er frisse lucht binnen komt waaien. Vreemd genoeg werpt deze buitenwereld me terug op mezelf. Het is alsof een bewustzijn zich wakker schud. Ik heb een lichaam. Spieren ontwaken en tasten de weerbarstigheid af waar deze nieuwe wereld mij mee confronteert. Ik graaf in de grond en pers een sneeuwbal samen, die ik baldadig tegen de eerste autoruit sodemieter die voorbij komt sjeesen. Als ik lach spuiten wolkjes koude lucht de ruimte in. Deze stad, gevangen in een tweestrijd van religieuze overlevering en revolterende heldhaftigheid toont mij het lichaam dat ik hebben wil. Het huichelijke vasten en de verachtelijke zelfkastijding kennen van zichzelf al geen fraai gezicht; het karkas dat door de tijd gebroken is leert me mijn toekomstige ondergang kennen. Apollo, Apollo, hoe lijkt uw streven op het mijne.. Voor een moment dat oneindig schijnt, verschijn ik tegenover de weerbarstigheid. Mijn borst vooruit, de spieren gebald. Een God is wat ik zal zijn, tot het stof me laat kruipen.
0 notes
aasgieren · 8 years ago
Text
Dagboek van een bezetene deel II – Mileau de Pileau
Elke poging mij te verheffen, boven dit eindige zwelgen in een moeras, waarin ik mijn bootje tenslotte kansloos ten onder zie gaan, strand bij de pretentie niet zichzelf te willen zijn. Het oneindige doorsukkelen druipt van mijn pen zo het papier op en neemt de vorm aan van correctiestrepen. Zo raken dromen uitgeblust, maar zal men ook nooit meer simpel uit plezier spelen. Het verzet breekt als hem nog eenmaal voor een dag de hoop geschonken wordt, dat zij misschien wel voor een avond met hem uit wil gaan. Waar de ene belofte zich gebroken ziet, lost de andere zichzelf in. Dit vormt niet alleen de logica van het spel der onmogelijkheid, maar zelfs haar psychologie.
~~~~
Het primaat van onderzoek naar de onmogelijkheid, welke voorrang krijgt boven het logisch inkapselen van het bestaan, laat zich slechts moeilijk legitimeren, daar de grond van deze legitimatie zelf op het spel staat. De logica waar zovele knappe koppen zich de kop over hebben gebroken, weet zich gegrond in een onlogisch bestaan. Ben ik te pretentieus als ik stel, dat het zijn zich al gebroken ziet vooraleer wij toekomen aan enige reflectie? U vlucht, u vlucht, wordt mij reeds vaak toegeworpen, terwijl ik mij slechts niet voorstellen kan dat ik tevreden zal zijn op de dag dat ik sterf. Zoals een wiskundige zich als een bloem ontsluit in haar formules, zo is het doorgronden van mijn schichtige positie het kunstwerk dat ik nog maken moet.
~~~~
En welk een expositie behoort deze kunstenaar toe! Met welk een pijnlijk oog kijkt hij naar zijn kinderen! In de wandelgangen vangt hij hier en daar een gesprek op; men complimenteert de auteur om zijn autonomie. ‘U ziet het niet, u ziet het niet!’ denkt onze kunstenaar onderwijl, terwijl hij het eerste handwerk al ten onder ziet gaan. Wat is dan deze viering, voor een mens dat naar zijn dood toeleeft? Met een streek van zijn penseel hoopte hij de tijd te vangen in een moment. Maar het moment vloog voorbij, en zo ook het kunstwerk. Wat ons rest is louter een houding.
0 notes
aasgieren · 8 years ago
Text
Dagboek van een bezetene – Mileau de Pileau
Tegenover me zit iemand die veel beter is dan ik. Ik houd nog even vol, maar staak dan het pogen. Hoe oneerlijk zijn de krachten verdeeld. Nonchalant valt zijn haarlok over zijn voorhoofd. Zijn natuurlijke schoonheid zet hij kracht bij door er zelfverzekerd bij te lachen. Ik voel niet eens walging; ik ben net zo geobsedeerd als alle anderen. Ik verdwijn tot in de nietszeggendheid en besluit dan ook maar mijn mond te houden. Ik ben een quïetist, die zijn principes leeft naar eigen inzicht. Maar o zo broos zijn al die principes, daar hij tegenover me in een oogwenk vertellen kan, wat er zoal scheelt aan mijn zienswijze en waarom ik zelfs nu nog het verkeerde pad kies. Maar hoe eenvoudig is het om verheven te zijn, wanneer God geen reden heeft verleend tot kritiek.  Lach dan alstublieft nog maar eens charmant, daar het zo bedoeld is. Schrijf uw boeken vol met moraal en ik beloof u, de mensen zullen het kopen. In schaamte zal men dan erkennen, dat men als beesten heeft geleefd. Het streven, het streven.. Het streven blijft het medicijn ter onderdrukking van het proletariaat, daar de volmaaktheid al lang daar is waar al die duizenden ongelukkige zielen op een dag hopen aan te spoelen.. Als ik mij verzet, dan is dat tegen beter weten in. Ik houd mijn mond als een God spreekt, maar probeer zijn vriendin achterbaks te paaien. In zijn genadeloze gedreun erken ik mijn meerdere, maar niet mijn baas.
~~~~
Vandaag bekroop mij een gedachte, maar deze ontschoot mij. Nog een tijdje ligt zij op het puntje van mijn tong, tot zij voorgoed is verdwenen tot in de vergetelheid. Wat is het vergeten, als wij niet kunnen terughalen?
~~~~
Afstand. Dichtbij. Afstand. Een voortdurend heen en weer, waar intimiteit en verschrokkenheid elkaar afwisselen. Het gevolg? Schichtigheid.
~~~~
Ik voel me op mijn best wanneer ik in de trein zit. De wagon die me in een halfuurtje van Utrecht naar Amsterdam brengt wiegt me in slaap en ik voel me geborgen. Dit zijn de kortstondige momenten dat het doel zichzelf lijkt te bereiken, en wij ondertussen met de voeten omhoog rustig achterover kunnen leunen. Zodra dan het luisteren intreedt, zijn wij voor een moment een met de stilte, een met de coupé, een met de mensen om ons heen. Maar zodra wij de bestemming bereikt hebben, en men ons noopt eens te gaan zitten om stil te staan bij de zaken, dan, mijn beste lezer, treed ik in verzet. Want hoe gelogen is die harmonie, die men vindt in de stilte, en die men aanvoert als men zich druk maakt om mijn gezondheid. Ziek, ziek ben ik! Reeds bedorven bij geboorte! De dokter vroeg nog aan mijn moeder, of zij het liever wilde laten weghalen. Ik neem haar niks kwalijk; want welk bedrog ligt besloten in de ogen van een kind, dat louter onschuld spreekt en de hoop op eeuwige liefde! Generatie op generatie volgen wij elkaar op, zeggen wij dat het ons niet is gelukt, maar wellicht onze kinderen.
~~~~
Werkelijk speelde ik met de gedachte van het quïetisme, maar zodra ik begin te spreken, voel ik dat zij slechts het principe is van een teleurgesteld persoon. Mijn hart wil spreken, maar zoekt een oor dat onverminderd luisteren kan. Als ik zie dat de ogen van mijn tafelgenoot terneer slaan van oververmoeidheid, houd ik weer op met spreken en kruipen wij beiden weer terug in onze kokon. Ik probeer te dragen, maar stort ook zelf ter aarde, daar ik op één been loop en een kreupele arm.
~~~~
Ik zie het steeds weer, het heen en weer, de veerman. De trotse prins van de schichtigheid.
~~~~
Wanneer men ons kwalijk neemt, dat wij ons niet inzetten voor belangrijker zaken; door het leggen van een fundament voor het kennen, of het leggen van algemene restricties op het handelen. Ik antwoord niet, want ik weet dat ze gelijk hebben. Ik heb niks bereikt en zal dat hoogstwaarschijnlijk ook nooit doen. Ik verschaf mij slechts een positie binnen het onmogelijke.
0 notes
aasgieren · 9 years ago
Text
Bedenkingen die mij toevallig te binnen schoten bij het avondmaal – Mileau de Pileau
.. en weet u wat nu de grap is? Ik stelde mij eens voor, hoe dat daar de mensen – ik noem het maar mensen bij gebrek aan een beter woord – hoe het de mensen daar aan de andere kant zou vergaan, wanneer zij een blik zouden proberen te werpen op het heuvelachtig landschap, dat mijn momentane thuis heet. Och! zouden zij roepen, wat schijnt de zon daar heerlijk en wat zijn de tuinperken goed bijgehouden! Ziet u die man daar lopen op de stoep? Hoort u wat hij zegt tegen zijn vrouw die naast hem loopt? Hij kijkt naar de lucht en zegt dat hij toch wel hoopt dat hun dit weer nog een tijdje is gegund. Hoop, mijnheer, hoop! Dat is wat zij zouden zien, als zij deze kant opkijken! Want waar is de hoop gebleven, als men niet langer wanhopig hoeft te zijn? Ziet u daar die oude vrouw, met een aantal familieleden om haar heen? Ze wordt ondersteund, want het lopen is haar te zwaar geworden nadat zij enkele dagen geleden haar enige zoon heeft moeten begraven. En daar struikelen ze weer over elkaar van enthousiasme.. Och, gelukkige vrouw! Dat u uw zoon mag begraven! Was het hier maar zo’n feest! Tot op het bot voelen wij ons jaloers, omdat wij onze zonen en dochters niet mogen begraven, en ze daarentegen een leven lang gelukkig in het gezicht aankijken, tot ook zij kinderen krijgen en wij allen samen zijn, een grote familielijn! Ach, ik scherts, en verval tot waanzinnigheden.. Ik steek mijn tong uit naar de overkant, keer mij om, steek ook mijn tong uit naar de eigen grappenmakers, die zich evenzo proberen voor te stellen.. Het is een proberen, want verder dan dat komen wij overigens toch niet. Ziet u maar, probeert u eens iets anders dan proberen.. Ik probeer mij voor te stellen, hoe het de mensen daar aan de andere kant vergaat. Ik stel mij voor, zo hard als ik kan, buiten mijn banen te breken, maar vind de tijd en ruimte op mijn pad. Och tijd! Och ruimte! Vooruit, ik doe een handreiking, en beperk mij tot een rijtjeshuis. Maar tijd, ach tijd, waarom toont u zich zo’n weerbarstige deelgenoot? U bent de reden dat ik geen horloge draag, daar u al als een strop om mijn nek hangt. Wanneer men mij om de tijd vraagt, antwoord ik steevast met dat de begrafenis al is geweest, waarop men mij verschrikt aankijkt. Ach, absurditeit, wat slaat u toe! En o daar, mensen aan de andere kant, wat toont u zich een deelgenoten! Voegt u zich een moment bij ons, en laten wij een avond praten en drinken aan het kampvuur, en vertelt u mij hoe een whiskey u nu smaakt. Ik stelde mij voor, maar werd teruggeworpen. Hoe alleen zijn wij...
0 notes
aasgieren · 9 years ago
Text
de Gespeelde Kaart – Mileau de Pileau
Zacht en met eerbied legde hij de kaart op tafel. Zwijgzaam staarde de harten vrouw hem aan, met die karakteristieke glimlach op haar gezicht waarvan je steeds niet zeker wist of deze liefdesbetuiging jou toebehoorde. Hij zuchtte en voelde een zekere mate van opluchting, nu hij de durf had gehad voor haar te kiezen. ‘Meneer speelt de harten vrouw,’ klonk het objectief door de zaal. Het publiek hield de adem in van spanning. Bezield voelde hij een pessimisme branden, dat diep van binnen een kleine, speelse hoop koesterde op geluk. ‘De joker. Meneer verliest,’ klonk het kort daarop. Hij sloot de ogen en verzuchtte de hoop van zich af. Ze lag daar nog steeds, roerloos en stil op tafel; zijn harten vrouw. ‘De vrouwen brengen ongeluk..,’ ving hij op in de zaal; maar hij wist dat het niet zo was. ‘Men kan zich beter niet in de kaarten laten kijken,’ zei een ander; en ook hier voelde hij niet fout te hebben gehandeld. Hij had verloren. Hij keek haar nog eenmaal aan en liet zich opnemen in haar bedwelmende schoonheid: haar zachte, reebruine ogen, die liefelijk verstopt lagen achter enkele van haar charmant blonde haarlokken. In zijn gedachten wierp hij een kus toe, die zinderend door de lucht op haar blozende wang belandde. Hij stond op en liep weg van de speeltafel, maar herinnerde zich haar in het diepst van zijn gemoed. Zodra hij naar buiten stapte en de kleuren van de bomen, de vrolijke stadsgeluiden bruisend op hem afkwamen, zag hij haar overal. Hoe hield hij van de kinderkreetjes die opgewonden door de bladeren schopten; hoe heerlijk waren de honden die druistig door het gras sjeesden, jagend op een kat die zich nog snel in de takken wist te klimmen. Hoe fantastisch groots was dit leven dat hem gegeven was, waar ook zijn hartenvrouw rondliep, boodschappen deed, lachte, liefhad, bestaat! Wanneer hij wolkjes maakte met zijn adem, was het alsof hij een energiek leven de wereld inblies; zo liep hij over van deze liefde, concreet geworden in haar gelaat. Hij wierp een blik op de hemel en moest lachen. ‘U bent me er eentje,’ zei hij hardop, met een half ongeloof of hij wel gehoord zou worden. ‘U geeft me zelf de overtuiging tegen U te kiezen.’ De hemel bleef zwijgzaam tegenover hem. In een wolk die voorbij kwam drijven herkende hij het gezicht van zijn hartenvrouw, waarop hij opnieuw moest glimlachen en in zijn hart zinderend zijn nederlaag vierde.
0 notes
aasgieren · 9 years ago
Text
de Ongespeelde Kaart – Mileau de Pileau
‘U bent aan zet.’
De heer die werd aangespoord te spelen keek nogmaals bedenkelijk naar zijn kaarten en besloot met zichtbare tegenzin zijn schoppen boer op tafel te leggen. De overige gasten trokken hun consequenties, terwijl eerstgenoemde wat leek te ontspannen nu hij had gekozen en hij voor een moment achterover mocht leunen, terwijl zijn medespelers gedwongen waren om kleur te bekennen. Als echte kenners wist men dat het spel in haar laatste fase was aanbeland.
‘Een listige zet,’ merkte een keurig geklede heer op die ernstig naar zijn kaarten keek. In tegenstelling tot de andere tafelgenoten teerde de man al de gehele avond op slechts een glas water, dat inmiddels alweer een halfuur onaangeroerd voor hem op tafel stond, terwijl hij zichzelf helderheid probeerde te verschaffen omtrent zijn finale strategieplan. De heer was zodanig gekleed dat de andere spelers, die hem overigens nog nooit eerder waren tegen gekomen bij een spel, hem hielden voor een uiterst religieus man die zijn opdracht jegens God uiterst serieus nam. Momenteel echter ontbrak het de priester aan buiteneigenlijke inspiratie, wat maakte dat hij al minuten lang zijn hoofd brak over de laatste manoeuvre van zijn tegenstander.
‘Het moge duidelijk zijn dat ik niet langer om de hete brij heen draai,’ reageerde de eerste speler. ‘Er staat gewoonweg teveel op het spel.’ De man, die oogde als een zeker louche figuur, draaide ontspannen een sjekkie, in de overtuiging dat hij zijn medespelers had overbluft.
‘Wat was dat ook alweer?’ vroeg de priester uitdagend. ‘De sleutels van uw derde villa gelegen aan de Herengracht en bovendien de beschikking over uw kanariegele Ferrari, is het niet?’
‘U zegt het goed,’ retourneerde de eerste heer. ‘En u, voelt u zich al wat zenuwachtig?’
‘Ik speel om het hoogste, in tegenstelling tot u,’ mompelde de priester wat minachtend. ‘U zult zien dat mij in tijden van nood bijstand zal worden verleend, omdat Hij zal voorkomen dat het een priester wordt gevraagd zijn gelofte aan het Boek te verloochenen.’
De louche figuur moest zichtbaar grinniken om deze hoogmoed. ‘Gaat uw gang,’ provoceerde hij, ‘laat u Hem vooral spreken.’
De overige spelers zwegen onder deze tweestrijd.
Plotsklaps slaakte de priester een zacht kreetje. Gulzig reikte hij naar een kaart in zijn hand, terwijl hij triomfantelijk loerde richting de louche figuur. ‘..en Hij heeft gesproken,’ haalde de priester spottend zijn gelijk.
Chagrijnig moest de louche heer concluderen dat zijn hand inderdaad was overspeeld.
‘Ahum, het ziet er naar uit dat u zult winnen,’ merkte een derde speler luchtig op. Zonder nog enige pretentie in zijn beurt te leggen, speelde de man een ruiten boer en nam hij nog een laatste goede slok van zijn whiskey. ‘Het is me een genoegen geweest met u te spelen.’
Overrompeld door de nonchalance waarmee de kleurloze heer zijn verlies nam, vergat de louche figuur even zijn eigen ondergang en trachtte grip te krijgen op deze voor hem onbekende houding. ‘Maar, is het daarmee dan gedaan? Heeft u niks beters in te brengen?’
Onbekommerd stond de bleke man op van zijn stoel. ‘Wel ziet u, mijn inzet stelde mogelijk weinig voor, maar er viel in mijn geval ook weinig te winnen.’ De man besloot het daarbij te laten en liep weg van de tafel om zich bij de bar nogmaals te laten inschenken.
‘Ha, verduiveld,’ glimlachte de priester vals. ‘Dat betekent dat de beste man niet de beschikking heeft gehad over de harten vrouw. U, mijn beste heer,’ waarop de priester zich richtte tot de louche figuur, ‘heeft verkeerd gegokt.’ Deze veronderstelling maakte dat de priester alleen maar meer leek te genieten van zijn zojuist behaalde zege.
‘U vergist zich.’ De louche heer fronste zijn gezicht bij deze biecht en keek nogmaals in zijn kaarten alsof hij zelf ook wilde nazien of hij wel de waarheid sprak.
‘Ik vergis mij?’ lachte de priester ongelovig. ‘Hoe het ook zij, de overwinning komt mij toe, dus als u zo vriendelijk wilt zijn de sleutels van het huis en de dure auto in te leveren?’
‘Ahum..’ Een zachte stem vroeg met een bibberig kuchje om aandacht. ‘Ik geloof dat het spel nog niet voorbij is.’
De priester en de louche figuur keken richting een donker hoekje, waar een vierde speler zich al gedurende de hele avond schuil had gehouden zonder ook maar een kaart te spelen.
‘Ah, u bent eindelijk zover te participeren aan deze prachtige partij?’ schamperde de louche heer laatdunkend. ‘Welnu, gaat uw gang, dan zijn we er ook vanaf. Het is mij mooi geweest.’
De heer in het donkere hoekje pakte een kaart uit zijn hand, maar twijfelde bij het opleggen.
‘Toe dan, laat zien dan!’ sprak de priester ongeduldig. ‘Graag deze avond nog!’
Onbewogen bleef de man zitten met de kaart in de hand, zonder deze definitief op tafel te leggen. Plots keek de priester de man met grote ogen aan en slaakte een zucht van ongeloof. ‘U heeft haar.. U heeft de kaart.’
De heer in het donker zei niks en bleef slechts met een angstig gevoel naar zijn kaart staren. Nu viel ook het kwartje bij de louche heer, die ademsnakkend naar de figuur keek die hij al de hele avond had genegeerd, maar er nu met de winst vandoor leek te gaan.
‘Welnu, speelt u dan!’ sprak de louche heer bijna wanhopig. ‘U heeft zoveel te winnen!’
Onzeker trilde de hand van de speler.
‘Als u niet snel speelt, houden wij het op een gelijkspel,’ probeerde de priester zijn hachje te redden.
‘Zo zij het, zo zij het!’ viel de louche heer zijn medespeler bij. ‘U dient nu toch wel een besluit te hebben genomen.’
Er leek echter geen verandering te komen in de onzekere houding van de man in het donker. Met de ogen angstig gericht op de hand met daarin de beloofde kaart schraapten de louche heer en de priester de eigen inzet rap bij elkaar en stonden op van de tafel om zich snel uit de voeten te maken.
Over de wang van de man in het donker rolde een traan, met in zijn hand de kaart die hem zo toebehoorde.
0 notes