Tumgik
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
Tweeling
Eeneiige tweeling zijn is vooral mooi, maar het heeft ook iets noodlottigs. De kans was vrij groot dat mijn broer en ik destijds tegelijk op de wereld zouden komen- de kans daarentegen dat we de wereld tegelijk zullen verlaten vrij klein. Tja, dat klinkt zwaarder dan dat het voelt, maar toch.
Het is ook vaak tegenstrijdig, tweeling zijn. Zo hunker je ernaar om als uniek individu gezien te worden, en dan toch ben je teleurgesteld als niet jij- maar je broer wordt uitgenodigd voor een feestje. Je verkondigt dat de vergelijking tussen je tweelingbroer en jezelf irrelevant is, maar zelf leg je prestaties bewust en onbewust langs de lat van je broer.
Mijn broer en ik hebben de afgelopen 29 jaar vergelijkbare interesses gehad. Muziek, voetbal, bier, vrouwen, familie en vrienden. En dat is net zo doorsnee als dat het klinkt. Maar mijn broer gedraagt zich de laatste tijd anders. Alsof hij een memo heeft gelezen die ik niet eens gekregen heb. Hij spreekt bovendien een soort taal die ik niet altijd volg en hij draagt ook vaak strakke kleding. Hij praat over focus, over suffer zones en haarspeldbochten. Over modder, segmenten en rolweerstand. Over waaiers, over op de kant gooien en uit het wiel schieten. 
Het is even schakelen, om in zijn termen te blijven. Het is schakelen om hem een interesse, nee, passie te zien hebben die jij niet in dezelfde mate deelt. Onwennig is dat, soms. Waar ik altijd zei dat we twee individuen zijn, zie ik het nu ook. Logisch natuurlijk, we worden ouder en de koers van onze levens verandert.
Het is de ochtend na een avondje NAC en ik ben bij hem blijven logeren. Ik sta op, rond een uurtje of negen, na te veel bier en te weinig slaap. Als NAC-supporter leer je de spaarzame driepunters maximaal uit te buiten. Mijn hoofd doet pijn en mijn lichaam is vermoeid. Hetzelfde moet gelden voor mijn broer. Ik loop de trap af en hoor gerommel in een kamer op de eerste verdieping. Het is mijn broer. Compleet in lycra. "Ga jij nu fietsen?", vraag ik ontzet. "Ja, tuurlijk", zegt hij resoluut. Ik meen opwinding in zijn stem te horen. 
Na het ontbijt stappen we samen naar buiten. Hij met de fiets, ik met de autosleutel. We zeggen elkaar gedag. Ik kijk hem nog even na wanneer hij vooruit schiet met zijn fiets. Ik hoor het geluid van banden op asfalt. Zoef, zoef, zoef. De renner, één met zijn fiets, als waren het tweelingbroers.
4 notes · View notes
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
Sneeuw
Wanneer ik met de trein reis, zit ik altijd met mijn neus in de richting van mijn eindbestemming. Niet dat ik de kans groot acht, maar mocht iemand me ooit vragen waarom ik dat doe, dan heb ik mijn antwoord alvast paraat: "Omdat ik anders misselijk word."  
Maar ik lieg. Ik zit helemaal niet zo omdat ik anders misselijk word. Ik zit zo, omdat ik mijn leven ook zo leef; mijn neus naar de toekomst gericht. Misschien is het daarom dat ik zelden een boek uitlees, geen studievrienden meer zie of spreek en mijn vorige huis helemaal niet mis. En is het misschien daarom dat ik duizend-en-een mogelijkheden zie, vier boeken tegelijk lees, niet speels kan zijn (want ik moet nog zo veel) en ik me zo'n zorgen maak. Ik kijk heus weleens terug en leef echt weleens in het heden, maar net als in de trein blijft dat wat voor me ligt, trekken.
Het is vroeg in de ochtend en ik stap een overvolle trein in. Het is de eerste dag dat het sneeuwt in Nederland en door het aangepaste reisschema zijn er enkele treinen uitgevallen. Er is geen 'goede' stoel meer vrij en ik word dus gedwongen om met mijn rug naar de plaats van bestemming te zitten. Lekker dan, staren naar dat wat ooit was. Ik tuur naar buiten en in het ochtendlicht zie ik dorpjes ontwaken. Ik kijk naar molens, naar kerken. Aandachtig. Ze lijken op elkaar, maar dat maakt niet uit. Ze worden kleiner en kleiner in de verte. Ik droom weg over hoe het daar geweest moest zijn, al die jaren. Bij het water van de Biesbos komt de zon op. Ik blijf er naar kijken, met mijn rug naar de toekomst kan zoiets gewoon. Uiteindelijk kom ik aan in Breda, mijn eindbestemming. De deuren gaan open en ik kijk voor me uit. ik neem heel bewust een teug frisse winterlucht die mijn longen doet vullen. Ik krijg kippenvel.
Met een dwangmatige blik de dingen die opdoemen in je opnemen, ze betekenis geven en uiteindelijk verwerken. Dát is reizen met je neus richting de toekomst. Als dat mijn leven is, dan hoop ik dat het iedere dag sneeuwt.
2 notes · View notes
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
reactie op opiniestuk VK
Robert Keulen (Opinie & Debat, 17 november 2017) zegt in het kort over ons zorgstelsel: “Nederlanders, vergeleken met de VS hebben we het zo slecht nog niet, dus stop met zeuren en leg gewoon ‘een paar euro per maand’ extra bij.”
Als Robert vrijwilliger was geweest in bijvoorbeeld de Deense gezondheidszorg, was hem zeer waarschijnlijk een radicaal andere mening toegedaan. Met andere woorden, de vergelijking met Amerika is zinloos en leidt af van de werkelijke discussie over ons nationale zorgstelsel. Bovendien kiest Robert -net als overigens veel politici- vooral het financiële perspectief, maar doet daarmee geen recht aan de complexiteit van het zorglandschap.
Beste Robert, ik zal een voorzet doen: “Hoe gaan we in Nederland toewerken naar een systeem dat met name preventie, veiligheid, effectief gebruik van middelen c.q. capaciteiten en goede ketenzorg beloont en dat bureaucratie terugdringt?” 
Volgens mij komen we met het beantwoorden van deze vraag verder dan de discussie (steeds) te reduceren tot een kostenkwestie en die vervolgens te vergelijken met de VS. 
0 notes
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
Multiculturele kramp
In sneltreinvaart neem ik de coupé in mij op, op zoek naar een plek. Terwijl ik neerstrijk op een vrije stoel, heb ik oogcontact met de gesluierde vrouw tegenover mij. Ze kijkt meteen weg. Zo lijkt het.
“Mag ik iets vragen? Zijn die koffers van u?” Ik kijk op en zie een man wijzen naar een paar koffers achterin de coupé. “Jazeker”, reageert de andere man begripvol. Zo na de aanslagen van gisteren in Brussel kan men niet voorzichtig genoeg zijn. De opluchting is hoorbaar in de koetjes en kalfjes die volgen.
Ondertussen staart de gesluierde vrouw naar buiten. Ze kijkt verdrietig. Haar gedachten verder weg dan een trein ooit zal kunnen komen. Zo lijkt het. Hoe zou zij deze dagen na de aanslagen in Brussel beleven? Wat zou zij er van vinden? Ik voel de drang om haar te laten weten dat ik haar en haar geloofsgenoten niet aankijk op de aanslagen. Dat ik haar evenveel Nederlandse beschouw als de autochtone Nederlander. Maar échte gelijkheid is vanzelfsprekend, die hoeft niet benoemd te worden. Dus ik laat het.
De trein komt tot stilstand. Rotterdam Centraal. De gesluierde vrouw pakt haar spullen en staat op. Onze blikken kruisen elkaar, net als bij binnenkomst. We glimlachen. Zuinig, dat wel. We begrijpen elkaar. Zo lijkt het.
0 notes
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
Zij.
'Laten we later aan het water gaan wonen”, zei ze uit het niets. Die uitgesproken zin kabbelde, zoals het water kabbelde. Het dichtende karakter van die zin was nietsvermoedend, zoals het karakter van water nietsvermoedend was. 
We lagen samen in het gras, op een kleedje, daar in Amsterdam-West. Een waterig lentezonnetje kwam door de wilgen en scheen op onze gezichten. Verderop liet een man zijn hond uit. We hadden, daar in het gras, niets. En toch hadden we alles. We hadden elkaar. Ik weet nog goed wat ik dacht: “Ik heb niet heel veel meer nodig dan dit”. Ik was gelukkig en gelukkig met haar. Een paar weken eerder waren we samen in Turijn geweest voor een paar dagen en, terwijl we daar méér hadden dan in het gras in Amsterdam-West, had ik dezelfde gedachte gehad: “Heel veel meer dan dit heb ik niet nodig.”  Ik heb weleens gelezen dat dít moment (nu dus) het enige is wat je ooit zult hebben. Dat gisteren en morgen slechts verzinsels zijn. Ik begreep de essentie daarvan voorheen wel, maar sinds ik met haar ben, weet ik het ook. En geloof me, begrijpen en weten zijn niet hetzelfde. Natuurlijk, er zijn nog steeds momenten dat ik me zorgen maak, me afvraag wat ik over een paar jaar doe of hoe ik die ene situatie beter had kunnen oplossen. Maar als ik met haar ben gaat leven in het moment veel beter, of makkelijker dan toch. Op een kleedje in de Amsterdamse lentezon, samen koken, dicht tegen elkaar aan op de bank kijkend naar Netflix (‘de thuisbioscoop’, zoals wij dat dan noemen), samen wakker worden, fijne en lange gesprekken– op die momenten bestaan gisteren en morgen gewoonweg niet. Rationeel als ik ben zou ik nu willen opdreunen wat haar zo bijzonder maakt, waarom ik zoveel van haar houd. Dan zou ik zeggen dat ze lief is, zorgzaam. Dat ze grappig is en creatief, al weet ze dat zelf nog niet altijd. Dat ze vlijmscherp is en snel van begrip. Dat ze verlegen wordt als ik haar een compliment geef. En dat ik daardoor alleen nog maar meer van haar houd. Dat ik soms knik terwijl ze iets zegt, maar eigenlijk afgeleid ben door haar mond en die trouwe, bruine ogen. Om over dat schitterende haar maar te zwijgen. Dat ze verschrikkelijk lekker kan zoenen. Dat ze me volledig accepteert zoals ik ben en dat zoiets zo ontzettend bevrijdend kan zijn. Dat ik in alles weet dat ze om mij geeft. Dat ik haar de wereld gun. En zo kan ik nog eindeloos doorgaan. Maar goed, een gevoel taal geven is als olie bij water doen; het gaat wel, maar toch ook weer niet. O, en dan nog iets. Ze heeft de inrichting van haar huisje in Amsterdam-West tot een kunst verheven– alles wordt minutieus bedacht en uitgevoerd. Aan de oppervlakte zou je denken dat het materialisme is, maar ik weet dat het iets anders is: een hang naar warmte en geborgenheid. Alles moet kloppen. In Valencia vertelde ze me op een ochtend dat ze niet kon slapen en toen als afleiding heeft bedacht hoe ze het appartement zou verbouwen. De volgende vijf minuten nam ze me in vogelvlucht mee in de verbouwing. Ik luisterde, zij het half. Terwijl ze sprak, verwonderde ik me vooral over haar verbeelding. Het herinnerde me aan die ene keer dat ze haar ideeën (zorgvuldig uitgewerkt uiteraard, want alles moet kloppen) presenteerde aan mijn broer en zijn vriendin voor hun nieuwe huis. Hun enthousiaste reacties en dan die opgewekte blik van haar en de rode koontjes van opluchting en plezier. Mijn god, wat houd ik van haar. Afgelopen drie weken was ik met haar in Spanje. We genoten van alles wat Madrid en Valencia ons te bieden had, maar we genoten vooral van elkaar. Het samenzijn voelde voor mij als vanzelfsprekend, zonder dat het een sleur werd. Het voelde alsof het zo hoorde, zonder dat het saai of vervelend werd. We lachten, we huilden, we praatten, we luisterden, we gaven en we namen. Als dit ‘op elkaars lip zitten’ is, dan teken ik er voor.   Onnatuurlijk maar onvermijdelijk was het moment op die bewuste zondag dat ik weer terugging naar Breda. Ik wilde niet weg en zij wilde niet dat ik wegging. Maar na een aantal kussen en knuffels vertrok ik toch. Ik moest wel. Met een knoop in mijn maag liep ik de trap af en deed ik de deur achter me dicht, daar in Amsterdam-West. Terwijl ik liep, keek ik uit op het nabije water. Het water waaraan we in de lente hadden gelegen, in het gras. Plotseling verdween de knoop in mijn maag en het was toen dat ik dacht: “Ja, laten we aan het water gaan wonen. Samen.
Uittreksel van: 'Zij'.
1 note · View note
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
Rijden op de sociale middenberm
Sinds een tijdje is de dienstregeling van de bussen in Breda aangepast. Ik gebruik de bus vooral om voor mijn werk te pendelen tussen Breda en Oosterhout. “Ga dan met de auto”, zou je zeggen. Maar een auto heb ik niet en wil ik niet. Anders gezegd, ik vind een auto alleen voor pendelen tussen Breda en Oosterhout voor mijn werk gewoon zonde van het geld. Bovendien had ik tot de nieuwe dienstregeling een keurige verbinding. Maar waar de busreis voorheen twintig minuten duurde, is dat tegenwoordig verdubbeld.
Om die veertig minuten nuttig te besteden, had ik wat artikels uitgeprint en meegenomen om tijdens de reis te lezen. Dit alles in het kader van efficiëntie, al betrapte ik mezelf erop dat ik het vooral deed om mezelf het gevoel te geven dat ik efficiënt bezig was. En ik verzeker je, beide zijn verre van hetzelfde.
Ik betrad de bus en de buschauffeur wenste mij een bijzonder ongemeende goedemiddag. Ik heb buschauffeurs sowieso altijd al de meest schizofrene beroepsgroep van Breda gevonden; of ze zijn vriendelijk, vrolijk en oprecht, of ze zijn klootzakken van het laagste soort. Buschauffeurs in Breda begeven zich doorgaans niet op de sociale middenberm.
Ik installeerde mij redelijk vooraan in de bus. Spotify aan, oordopjes in en uiteraard de artikels in de aanslag. Bij Centraal Station stapte een drietal meisjes in. Zo op het eerste oog hadden ze zichzelf een mild Gothic-uiterlijk aangemeten. Gothic Light, zeg maar.  Ik gokte dat ze rond de dertien, veertien jaar waren. Door Pearl Jam in mijn oren, was mijn zicht eigenlijk het enige zintuig dat de situatie kon inschatten. Het viel me meteen op dat het ogenschijnlijk jongste meisje buiten de boot viel in de hele interactie. De twee andere meisjes waren vooral met elkaar bezig.
Het jonge meisje zag er lief en onschuldig uit, iets wat haar te grote, glimmende Dr. Martens-schoenen en grote,  zwarte nekketting niet konden verbloemen. Pearl Jam op pauze. Nu zag ik niet alleen dat ze buitengesloten werd, ik hoorde het ook. Het viel me op dat hoe meer ze probeerde aan te haken in het gesprek, hoe onzekerder en stiller ze werd. Inwendig moedigde ik haar aan. Opeens zag ik voor me hoe ze die middag na school met haar moeder thee zou drinken en koekjes zou eten, zoals ze dat iedere woensdagmiddag deden. Op school jezelf verhullen in zwarte kleding, thuis warmte en genegenheid zoeken bij je zorgzame moeder. In de puberteit zit je gevangen tussen jeugd en jong-volwassenheid. Uiteindelijk hield ze zich afzijdig in het contact met de andere twee. Ik had haar willen zeggen dat ze het zich niet aan moest trekken, dat ze lekker zichzelf moest blijven. Ergens hoopte ik dat haar moeder dat wel zou doen, diezelfde middag aan de thee.
De bekende halte kwam in zicht. Onverrichter zake borg ik mijn artikels weer op, checkte uit en verliet de bus. Ik was voor veertig minuten het belang van efficiëntie even helemaal vergeten.
0 notes
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
Thuiswerken
Ik open Facebook en plots zie ik dat The SPORT Bible ‘zojuist’ een post heeft gedaan. Ik zie daarmee mijn kans schoon om een eerste reactie te plaatsen en daarmee -zij het vergankelijke- digitale bekendheid te verwerven. Ik merk dat een vreemde soort vreugde zich meester maakt. 
Wat is een reactie die top comment kan worden? Wetende dat ik snel moet zijn, probeer ik iets ludieks te bedenken. Ik klap dicht. Shit, 232 comments hebben zich in luttele ogenblikken aangediend. Zo snel als het gevoel van vreugde opkwam, zo snel is het weer verdwenen. 
Ik maak met mezelf de afspraak dat ik nu.nl nog even mag checken vóórdat ik weer verder ga waarmee ik bezig was. Bij het zien van de hoofdpagina, realiseer ik me dat ik dezelfde headlines pak ‘m beet een halve minuut geleden ook al had gezien. Onrust. 
Ik open mijn bureaublad en pik de makkelijkere mailtjes eruit. Zo weten mijn collega’s dat ik productief ben. Of probeer ik mezelf vooral gerust te stellen? Het is tenslotte niet dat ik niets te doen heb. Ik dwing mezelf het moeilijkere werk te doen. Onbewust merk ik dat concentreren niet gaat. Voor de derde keer begin ik aan dezelfde zin. Chagrijn. Maar waarom? Dan betreedt ‘Machine Gun’ van Jimi Hendrix mijn bewustzijn. Zo rond minuutje vijf waar zijn gitaar altijd op mijn zenuwen begint te werken. Snel druk ik op de pauze-knop en verdiep ik mij in de ‘chillout’-  en ‘deep concentration’-afspeellijsten van Spotify. Ik móét me concentreren. 
Ik klik door in het oneindige oerwoud van nummers en afspeellijsten, maar vind niet waar ik naar op zoek ben. Ik wéét niet waar ik naar op zoek ben. Muziek uit. Ik sta op om koffie te zetten. Wanneer ik terugkeer naar mijn laptop, open ik haast automatisch Facebook. The SPORT Bible met een nieuwe post, ‘zojuist’. Ik droom weg over een mogelijke top comment en, shit.
0 notes
alledaagse-waanzin · 7 years
Text
Uitglijden
Hij wist ook wel dat dit niet de manier was. Schichtig scande hij de gezichten in de bruine kroeg, in de hoop dat vooral zíj niet zou zien dat hij zijn zoveelste jenever wegtikte.
Even was er niets anders, alleen maar de gloed door zijn mond en keel. Ja, en de druppels op zijn fleece trui. Niet dat hij zich na dat jenevertje veel beter voelde. Daarvoor had hij al te lang op de kruk gezeten waar hij zo vaak te lang op had gezeten. Hij keek naar haar, praatte zichzelf moed in. "Kom op, wees een vent en doe het!" 
De man stond op. Het wankelde; in zijn hoofd vooral. Woorden, nee, flarden van woorden tuimelden over elkaar heen. Dit was nooit zijn sterkste kant geweest, maar wat was het alternatief; voor altijd alleen blijven? 
"Hoi, wil je misschien wat van me drinken?" Haar blik had boekdelen gesproken. Samen hadden ze voor de vorm nog een Spa'tje Rood gedronken. Het had niet gesmaakt. Hij had nog wat zinnen uitgesproken. Hij had een taxi genomen; zijn fiets zag hij morgen wel weer. Bezopen op de achterbank had hij op zijn laatste heldere moment de herhaling van zetten gezien: "eenzaam zijn, het op een zuipen zetten, hopen en dan keíhard uitglijden."
0 notes
alledaagse-waanzin · 13 years
Text
Mijn Jimi Hendrix
Vaak hoor je mensen zeggen dat ze zijn opgegroeid met de platenkast van hun vader. Bij mij is het eigenlijk een tikkeltje erger. M’n vader heeft me op jonge leeftijd niet alleen meegegeven wat goede muziek is, maar gelijk ook wat in zijn ogen en oren slechte is. Ik heb dat destijds uiteraard stilzwijgend aangenomen en het opvallende is dat ik er nog steeds volledig achter sta. Zo vind ik bijvoorbeeld dat Frank Sinatra niet zingt, maar melodieus praat en zo is Prince een verwijfde variant op Jimi Hendrix.
Als jong ventje luisterde en keek ik dus al naar onder andere The Rolling Stones, The Beatles, Janis Joplin, Eric Clapton en ook naar Jimi Hendrix. Zijn muziek, maar vooral zijn vertoning en show vond ik destijds al indrukwekkend. Ook niet zo vreemd; op een opname zag ik voor het eerst een man zijn gitaar in de fik steken en die vervolgens volledig aan gort slaan tegen Marshall-versterkers. Ik wist niet wat ik zag! Beelden die op die leeftijd zo’n diepe indruk maken dat ze tot op de dag van vandaag zijn blijven hangen.
Op wat uitstapjes naar andere genres in mijn puberteit na -wie had niet van die vreemde puberale uitstapjes?-, ben ik altijd gefascineerd gebleven door Jimi Hendrix. Door zijn tijdloze muziek, omdat ik er zeker van ben dat zijn nummers het in deze tijd nog goed zouden doen. In vergelijking met Hendrix zijn hedendaagse rockers weer gewone schooljongetjes. Maar ook ben ik gefascineerd door zijn bijzondere verschijning en dat weinigen het -gelukkig!- ooit nog in hun hoofd hebben gehaald om een gitaar omgekeerd te hanteren.
En natuurlijk kwam het door zijn show, al heeft hij, in tegenstelling tot wat velen denken, ‘slechts’ drie keer zijn gitaar vernield zoals hij deed op Monterey Pop Festival in 1967. 
Volledig uitgebuit door platenmaatschappijen en management, vond een oververmoeide Jimi zijn dood door een buitensporig gebruik aan slaappillen. In de jeugdjaren van Jimi, had pa Hendrix vanwege zijn financiële situatie zijn eigen saxofoon moeten verkopen zodat hij voor z’n zoon een gitaar kon kopen. De rest is geschiedenis, zeggen ze dan. Soms vraag ik me wel eens af wat er gebeurd zou zijn als pa Hendrix zijn sax gewoon had gehouden. Was er dan ergens anders een Jimi Hendrix opgestaan? Waarschijnlijk niet. Had een vader zijn zoon ouder zien worden dan 27? Waarschijnlijk wel.
Misschien is zijn dood wel tegelijkertijd de reden waarom alles rondom Jimi Hendrix iets mythisch heeft gekregen. Iedereen heeft tenslotte zijn ‘eigen’ Jimi Hendrix kunnen creëren en er is niets meer op deze aarde dat die creatie zal veranderen. Net als een goed boek, onthoud je bij artiesten slechts de hoofdstukken waar jijzelf waarde aan hecht.
De gevestigde orde, waar ook de platenmaatschappijen deel van uit maakten, hadden zich op een nog levende Jimi Hendrix gestort om maximale winsten te kunnen garanderen. En zelfs meer dan veertig jaar na zijn dood, wordt er door middel van herziene uitgaven en door ‘de aller-allerlaatste, ultieme, echt niet te missen, Greatest Hits-cd’s’ nog steeds geld verdiend aan de genialiteit van Hendrix. Kapitalisme gaat óók over lijken.
En dat alles door de gevestigde orde, waar Hendrix en zijn generatie zich in de jaren zestig door vrijzinnigheid, creativiteit en eigenzinnigheid van los had weten te maken.
Jimi Hendrix zou zich omdraaien in zijn graf. Althans, míjn Jimi Hendrix.
0 notes
alledaagse-waanzin · 13 years
Text
Breda
's Ochtends als ik naar mijn werk fiets en op de brug ben waar de Dr. Struyckenstraat overgaat in de Julianalaan, kijk ik altijd even naar links. Het is eigenlijk zo'n routine geworden dat ik er niet eens meer bij stil sta.
Wat ik op dat moment zie is het logo van Breda; de Grote Kerk. En als zo vaak met logo's, zijn ze verworden tot blinde vlekken. Maar dan wel een prachtige blinde vlek en één die symbool staat voor de Bredase identiteit. Noem me zweverig, noem me een zwetser, maar zo zie ik het. En vele Bredanaars met mij. In de Julianalaan, bij aankomst op Centraal Station, op de A16, het maakt niet uit. De trotse toren geeft mij een ultiem thuisgevoel.
En de Nassaustad ontkomt ook niet aan dat ene feest, carnaval genaamd. Zouden we niet willen ook. Carnaval, het feest waar velen tijdens het haringhappen op woensdag weer een heel jaar naar uit kijken. Het feest waar veel kan en nog meer mag, al snappen alleen Zuiderlingen waar de grens ligt. Het neigt naar anarchie en slechts mensen van 'onder de rivieren' kunnen met die verantwoordelijkheid omgaan. Op de carnavalszaterdag spoelen ieder jaar honderden havenschrobbers aan op het Centraal Station op zoek naar bier en vrouwen, maar dat is het dan wel zo'n beetje. Wij Bredanaars zoeken elkaar dan op een zeuren en zeiken over '010' en hoe die 'kakkerlakken' carnaval niet begrijpen. Heel diep van binnen genieten we hier van, omdat het ons hechter maakt en trotser bovendien. Nog trotser dan we al waren. Net als insecten hebben Rotterdammers op een carnavalszaterdag een functie en dat weten we.
Jazz Festival, nog zo'n feest dat hoort bij onze stad, zo rond juni. Ik weet nu al waar en met wie ik volgend jaar zal staan. Dat komt, omdat ik er vorig jaar ook stond en het jaar dáárvoor trouwens ook. Havermarkt, met mijn beste vrienden aan een gammele statafel bij café Corenmaet. Vaste prik.
Ik weet het, ik klink chauvinistisch, want dat ben ik ook. Tijdens mijn stage in Barcelona zag ik dat chauvinisme terug in de Catalaanse inwoners van de stad. Misschien dat het daarom zo goed klikte tussen Catalanen en mij. Christian, één van m'n collega destijds, vroeg me ooit een keer waar ik vandaan kwam. "Ik ben geboren en getogen in Breda, in het zuiden van Nederland", zei ik, in de veronderstelling dat hij het toch niet zou kennen. Maar hij kende het wel degelijk. Hij kende het van het schilderij "La Rendición de Breda" van Diego Velásquez.
"La Rendición de Breda, ofwel "De Overgave van Breda". Ik zie het niet gebeuren. Niet zolang de Grote Kerk naar ons terug lacht.
1 note · View note
alledaagse-waanzin · 13 years
Text
Champions League
Voetbal loopt als een rode draad door mijn leven, dat moge duidelijk zijn. Wijlen Bill Shankly, oud Liverpool-manager, legde het eens haarfijn uit: “Some people believe football is a matter of life and death (…). I can assure you it is much, much more important than that.”
Voetbal had alles voor mij; Samen winnen en samen verliezen. Niet een winnende, eenzame tennisspeler die niet weet wat hij met zijn blijdschap aan moet, maar friet en AA met je vriendjes. Ja, dat was het. Ik was vroeger die ene jongen die alle rugnummers van spelers kende, precies wist welke schoenen spelers droegen. Ook de transfermarkt had voor mij geen verrassingen, ik wist het allemaal.
Champions League-avonden waren voor mij en mijn tweelingbroer dan ook feest. Samen met mijn vader en zijn vrienden keken we wedstrijden van onder meer Heerenveen en Willem II (ja, echt). “Jongens, zorg dat jullie helemaal klaar zijn als de wedstrijd begint, dan kunnen jullie na de eerste helft meteen naar bed”, had mijn vader stellig gezegd tijdens het eten. Natuurlijk hadden we meteen ja geknikt, maar natuurlijk gingen mijn broer en ik dat proberen uit te stellen.
Fluitsignaal voor de rust. Mijn vader stond op om het pas tweede rondje van de avond te verzorgen. De rest van de aanwezigen analyseerde de eerste helft, alsof zij gelauwerde bondscoaches waren. Ik snapte er weinig van. “Ze zullen wel gelijk hebben”, dacht ik, volwassenen op een voetstuk plaatsend zoals alleen kinderen dat kunnen. Bovendien, mijn broer en ik hadden wel wat beters te doen, zoals stil en onopvallend zijn. 
Inmiddels was de tweede helft aangebroken en onze missie leek voltooid, we zaten nog. Raymond Victoria verprutst de bal en de tegenstander komt gemakkelijk op voorsprong. “Paardenlul!”, schreeuwt een van mijn vaders vrienden. Geschrokken door het volume, maar vooral door het woord, keek ik naar mijn vader. Hij was het blijkbaar met hem eens, gezien het feit hij hem niet tegensprak. En toen gebeurde het. Ik had oogcontact met mijn vader. “Hé jongens, liggen jullie nog niet op bed? Kom, tanden poetsen en naar bed”, zei mijn vader verbaasd.
Moe maar toch ook voldaan besteeg ik de trap en daarna mijn hoogslaper. Mét radio uiteraard, zodat ik in bed kon inschakelen op Langs de Lijn. Erg lang hield ik dat meestal niet vol en viel dan met de radio nog aan in slaap. De dag daarna voelde ik mij zoals ik mij tegenwoordig alleen nog voel na vijftien bier en weinig slaap, brak dus.
Nu, jaren later, weet ik wel wat die Champions League-avonden zo mooi maakte. Je kreeg de kans om de spelers live te zien spelen. Spelers die je normaal gesproken in je vier weken oude Voetbal International zag. Nee, neem dan vandaag de dag. Als je wilt, kun je alles en iedereen volgen. Kant en klare fastfood-troep is het geworden. Vooraf heb je er zin in, maar naderhand voel je je genaaid. Berekenende, zakelijke coaches. Belachelijke danspasjes na een doelpunt. Voetballers die na iedere doelpoging naar zichzelf op het scherm kijken. Dat soort werk. Wat is er gebeurd met de waterdragers, als Gaizka Mendieta en de excentriekelingen, als Paolo Di Canio?
Ik heb weemoed naar de tijd dat ik ‘s avonds in mijn pyjama naar Gabriel Batistuta en zijn loverboy-achtige ringbaardje keek. Weemoed naar de tijd dat je op het grasveld je in kon beelden dat je jouw idool was. Een tijd waarvan ik weet dat het nooit meer terugkomt. Of misschien later, maar dan als vader. Zou ik mijn zoontje wel heel de wedstrijd laten kijken, zoals hij graag wil? Of ontneem ik hem de tweede helft en stuur ik hem, net als mijn vader deed, op een gegeven moment naar boven?
Ik zou voor het laatste gaan. “Kom jongen, nu snel naar bed, want morgen is het weer vroeg dag. Ik ook van jou, jongen, slaap lekker.” 
Soms win je, soms verlies je. Ook jonge jongens.
1 note · View note