Tumgik
basvisscher · 2 months
Text
easter rising
neem een man met rossig haar  in een celblok snel ontdaan van tanden, empathie en balzak  bouw muren door verdeelde steden neem twee goden en een inteeltkoning  en verdeel die over volkeren zet dan elk boerendorp in brand gooi karkassen in de waterputten laat gewassen op het land verrotten ook jij verkeerde in de kring van mensen die datzelfde deden: groot gebaar, veroveraars van meer nog dan hun hart begeerde dit land heeft jullie naam vervloekt zo wil ik geen liefde vieren,  ik bedocht dat niet alleen de achterdocht maar ook ‘wij samen’ was gaan steken verdeel en streel en heers en dan weer steeds die represailles en het slagveld van de stilte  de Ierse mist trekt op  en wilde vreemden in jouw kroegen mannen, vrouwen, kinderen,  verminkt, vermorzeld, rubberkogels steeds doordrenkt van blinde haat  maar toch getooid in brede glimlach geluk is veertigduizend sproeten  op een lichaam dat niet stopt met huilen
0 notes
basvisscher · 9 months
Text
Verlegen zijn wij nooit geweest
Ze draagt een kogelwerend vest van zelfverachting in de vorm van een roman. Achter honderdtwintigduizend woorden klopt het hart, steeds sneller als ze licht stotterend de passie preekt, dan glimlacht in dit avondlicht. Men vindt geen barricades bij de mensen die met vragen leven. Verlegen zijn wij nooit geweest,  eerder in een hoek geplaatst, de mond gesnoerd door schreeuwers  in de dorre vlakte der woestijnen. Woede vindt men doorgaans op de tong,  liefde in de lichaamstaal, maar angst het allerdiepste in  de krochten van de breekbaarheid.
1 note · View note
basvisscher · 9 months
Text
Jackson Pollock had je meeverhuisd
Wellicht was er niks gebeurd en beeldde ik mij in dat behalve het geknetter van de gaskachel in het souterrain er meer was dan die halve stilte. Jackson Pollock had je meeverhuisd. Buiten ging de sneeuwjacht door en binnen was de rode wijn en liedjes die je mee kon zingen. Gewild dat ik de tijd kon stoppen en hetzelfde voelde als een jaar of wat geleden. Historie volgt je op je schreden van de trappen naar beneden. Breekbaarheid spreekt jou niet aan, zo dacht ik bij het binnengaan. Ofschoon ik niet aan je beeld voldoe, schoof jij je stoel steeds verder toe en leegte tussen warme lijven, plichtsgetrouw de tijd verdrijven. Dobbelen zonder hoge ogen gooien. Brak de sleur ons uit elkaar, bracht de sleur ons tot elkaar? Nooit gedacht dat het iets eeuwigs was, wat er ook was, of over was, mijn overjas had ik al aan en afscheid lag mij op de lippen. Trein te halen, bier te nemen, en vergeten dat ik hoopte op een nieuwe dramaserie. Ik mompelde dat ik moest gaan, maar jij was nog half voldaan, dus vouwde jij je handen rond mijn kaken die plots trilden. De bitterheid was net als toen, hoewel de lust na elke zoen vergrootte, dan weer juist verzwakte. Buiten ging de sneeuwjacht door, binnen knetterde de kachel plots en sliep je zacht, verward, maar vredig in, terwijl ik in de schemering de schimmen van de leegte door de kamer zag bonjouren. Dit vacuüm van winternachten, waarin wij op een wonder wachten. Twijfel danst rond door je kamer, ochtend wacht mij met een hamer.
2 notes · View notes
basvisscher · 9 months
Text
*
Langs de kuststrook bouwt een prins kastelen van zijn moed. Steeds weer onderschat die prins de krachten van de vloed.
0 notes
basvisscher · 9 months
Text
Weesperplein
In de metro ruikt het naar kantoren. Ik ken de trappen en de gangen, de trajecten, tijden en de sporen. Ik bel slechts om je stem te horen, te zuchten, dan weer op te hangen. In de stad ben ik mijn stem verloren. Gevangene van sleur geworden: ik ga al in minuten tellen. Sinds ik hier woon is het vlak gaan hellen.
0 notes
basvisscher · 9 months
Text
Legpuzzel
Op de tafel ligt een puzzel. Alleen de randen liggen vast. “Wat gek,” zeg jij, “je puzzelt net als ik, maar dan doe jij - in feite - alles andersom.” “Kijk,” zeg ik, “ik denk in momenten  die, aaneengeregen, tezamen worden tot een schilderij. Jij maakt eerst een beeld en zoekt daar weer alle stukjes bij.” (Alle wegen leiden naar Rome.) De legpuzzel komt bijna klaar. De stukjes vallen in elkaar.
0 notes
basvisscher · 9 months
Text
Heet mij dus welkom in je kamer
Op tweehoog komt je bed te staan. Je oude huis, een straat vandaan: gedaan, geveld door tranen. De latexverf trekt strakke banen, wit alles wat erachter ligt. Kijk naar mij: op je gezicht, een verfdrop, van je kwast gevallen. Zondagskind, doch overvallen door deuren die zijn dichtgeslagen. Je bent moe van de lange dagen, maar dat verandert, deze winter. Heet mij dus welkom in je kamer. Vergeef me dat ik - steeds bekwamer - me nestel in je, als een splinter.
0 notes
basvisscher · 1 year
Text
Je ziet weer alles voor het eerst vannacht
Je zware jas blijft aan het haakje hangen en als je in de spiegel kijkt, je haren van je voorhoofd strijkt, dan zie je niks, het tienletterwoord is weg, ze lazen het in straten, keken daarna door je heen. Dagen lengen. In gedachten vrienden die geduldig wachten tot jij schoorvoetend binnenkomt. Je ziet weer alles voor het eerst vannacht: de wilg, de kade en de schippers in kajuiten, oude huizen waar nog licht komt door de ruiten. Je stapt de trein uit in een nieuwe stad en zoekt het huis waar vrede heerst. Met het drukken op je broze borst voel je dat je liefde morst. En ‘nooit’ is een vergeten kreet gebleken: je herkent iets groters in haar spreken. Het feest gaat verder en zij lacht. Je ziet weer alles voor het eerst vannacht.
2 notes · View notes
basvisscher · 1 year
Text
Dit land, dat woest en ledig was
Ik heb deels op de klei gewoond, bevangen door de leegte, rechte wegen, vergezichten, altijd tegenwind met fietsen, aarde, stof en bieten rooien, dorpen zonder middenstand en velden maïs waarin je wonen kon. Een kind nog, werkend in de zon en kromgebogen, lijf voorover, onkruid wieden, tering zetten naar de Lange Nering, pionieren, niks te klagen. Ik heb deels op het leem gewoond, bevangen door de zwaarte van de duizend jaar traditie, gladweg elkaars lasten dragen, zomerdagen, leven achter houten gevels, warm van zomaar samen zwijgen, turen over wat we ooit ‘ons zeetje’ noemden, gebeten door de hoge heren, niemand komt hier tussenbeide, klein geluk dat eeuwigdurend, tandeloos en heilig, heilig, heilig is. Dit land, dat woest en ledig was, heeft altijd twee personen nodig: één die alles achterlaat, met blote handen dijken bouwt, het land inzaait en één die niet snel wennen kan, het vuur aanmaakt, verhalen uit haar schorten schudt. Dan samen zijn en één te zijn.
2 notes · View notes
basvisscher · 2 years
Text
Mooirivier
Variatie op ‘De moeder de vrouw’ van Marsman Ik ben gaan fietsen naar de brug, misschien mijn eerste daad na deze winter. Hier maar wachten bij de kade. Die rivier, altijd een vrouw, zij kan mij zien en kent me nog van jaren her. Dit land, dat weids en heilig is, het kost me niet veel moeite hier te wonen. Salland wijst naar iets stroomafwaarts, als een zachte moederhand: het eiland!, dat in deze tijd een schimmenrijk of mythe lijkt. Ik zie een lijn vol zondags goed, en met azijn en op haar knieën schrobt een vrouw haar straatje Gode zingend schoon. Dat koninkrijk leek dichterbij als lente kwam. Bij schemer doet haar schip mij aan en hebberig grijp ik het touw.
3 notes · View notes
basvisscher · 2 years
Text
...ik dacht ik noem je voortaan lief, ik
Sometimes It Snows in April code geel, je nummer kwijt, een zes? een negen? er zat een één in ook, dat weet ik zeker, ik zou je zeggen dat het sneeuwt in april of zwijgen, waar we vroeger schreeuwden ...ik dacht ik noem je voortaan lief, ik neurie ons vergeten lied en slaap totdat... maar wat... maar wat als... wat als in een ander licht een Kerkstraat in een stad als deze een wereld die aan ons gelijk maar dan met Gerrit Hiemstra’s lente akkoord dat het als volgt zou gaan? één wachtend bij eenzelfde raam en twee, juist van de w.c. terug, noemt pesterig ééns korte naam en zullen we weer verdergaan? en één −als ik− die twijfelt niet die weet dat elders, parallel, twee een stoel, die leeg is, vindt en blikken die meewarig kijken, terwijl één al lallend, ver voorbij het stoplicht, (lafbek) alleen verdergaat ...ik dacht ik noem je voortaan lief, ik neurie ons vergeten lied en slaap totdat het sneeuwen stopt
0 notes
basvisscher · 3 years
Text
Ze bindt de strijd aan met haar eigen hart
Esther 1:10-12 Ze hult zich in een effen zwart en vlucht langsheen de uiterwaarden weg en stilaan meer getraind in het vergeten vallen punten aan het einde van zijn laatste zinnen samen met haar strenge schreden. Hij dronk haar gulzig als een wijn die ’s zomers op terrassen in een koeler stond. Zijn ruwe mond en onbevreesde taal: haar angst bezworen tot het kookte. Nu staat zijn lijf haar schuldig tegenover. Ze bindt de strijd aan met haar eigen hart. Ze zal de pijn eruit gaan lopen. Wat ook lukt: de afstand wordt steeds groter tot de steden waar zijn wetten gelden. Ver van zijn rijk van Meden en van Perzen.
0 notes
basvisscher · 3 years
Text
Cirkels
Ik dook de bieb in voor bevestiging. Je raadt het al: verhalen, die elkaar herhalen. Crises, ziekten, volksoproer. Verbittering om wat déze tijdsgeest zal bepalen. Dorp, ik ben je chauvinisme moe. Je dwarsheid is een rottend lichaam. Ik wens je goeds. Je bijt me toe: dan ga je toch? Gemeend en minzaam. Dag zucht naar verlichting, verstomd in de nacht, wie heeft jou de moed ontnomen? Het spook van rancune, dat minachtend lacht. Hij maakt de schreeuwers valse vromen. Opdat de plaat vertrouwd blijft steken, totdat de naald eens af zal breken.
0 notes
basvisscher · 3 years
Text
Dit huis is op een rots gebouwd
Bij het aanbieden van het cultuurmanifest aan de gemeenteraad, 17 oktober 2021 Tekenles. Hier heb ik een lijn getrokken. Nog een keer het hoekje om. Het lijntje wordt een vierkant. Het vierkant wordt een kubus. Dak erop: de kubus wordt een huisje. Tuintje achter, straat van voren, rondom kan wel een leiboom groeien, stokroos bloeien. Op het dak een makelaar. Huisje klaar. Een huis hoort aan een weg te staan. Prins Hendrikstraat of Raadhuisstraat, Oude Dijk of Staartweg, Vlaak, stuk grond waar nu mijn wiegje staat. Ik zie de weg: er lopen mensen. ‘Dag’, zwaai ik. Bedenk de kachel aan, laat de wereld langs de ramen gaan, want ik heb nog zoveel wensen. Hier kan mooi een boekenkast. Plank vol oude, maar ook nieuwe schrijvers, boeken die ik niet mag missen, tal van stenen in de vijvers. Plaats voor dichters die de woorden schikken, denkers die de wonden likken. Nog een plank: de Bosatlas. Ik kijk waar Nova Zembla ligt en voel mij Gerrit Westerneng, aardbol plots wat minder eng. De muren dan, nog wit en kaal, een canvas voor een groot verhaal. Ik maak een spieraam, breed en sterk, span het doek en ga aan ’t werk. Leyden, Sluijters, Lussenburg, Van Mastenbroek, aangenaam! Zovelen zijn u voorgegaan. Terpentijn en handen schoon, aan de muur een monochroom van blauw op blauw. De zee zo heilig, zo onveilig, altijd in mijn hart gesloten. Dit huis is op een rots gebouwd. Want als ik in de kelder kijk, met mijn handen langs de muren strijk, voel ik keileem als een vaste basis. De bodem is een tijdmachien: fossielen, keien, weerspiegeling, zoveel leven in een laagje aarde. Zoveel meer nog is van waarde: ik voel de kennis door mijn aderen stromen, leer verhalen die ik nooit kon dromen. Het houdt de bruine ratten buiten, doet vrienden in mijn armen sluiten. Dan nog slechts een naam verzinnen. Het Wakend Oog. Een huis voor eeuwen. Het dorp vraagt: laat dan, op wie wij beminnen, zachte vlokjes erfgoed sneeuwen.
3 notes · View notes
basvisscher · 4 years
Text
Pionier
ik heb voor ons een huis gekocht in een weiland tussen dijkjes in het is van hout en niet zo groot maar knus en warm. het glas-in-lood dat in de deur zit maakt het af het heeft een tuin en een klein terras vanuit het bed heb je een vergezicht over polderland. in ieder licht is het mooi daar. dat staat vast laten we gaan van pijn en last we schepen wijn en boeken in daar wacht ons een nieuw begin
youtube
0 notes
basvisscher · 5 years
Text
het sluipt vanuit de nacht naar binnen
Ik ben niet bang voor volle metro’s, maar wel voor dichtbeslagen ramen, nachten die steeds langer duren en ik, die niet meer op wil staan. In dromen zie ik koffiehuizen waar we over boeken spraken. We liepen samen door musea en ik schoot polaroids van jou. Soms meen ik je stem te horen. Dan hoop ik dat, wanneer ik omkijk, je huilend in mijn armen valt, alsof je nooit bent weggegaan. Als kanker is de eenzaamheid: het sluipt vanuit de nacht naar binnen, wordt groter door de lege glazen. De kou, die in je botten kruipt.  (Dat bed, waarop wij samen lagen, het heeft allang jouw geur verloren.)
1 note · View note
basvisscher · 5 years
Text
Zondag als een medicijn
Zondag als een medicijn en landen tussen IJssel, Rijn en polderdijk zijn mijn en dijn. Je geeft me nog een sigaret en alle zorgen ingebed tussen maandag en daarnet. Zondag als een medicijn en landen tussen IJssel, Rijn en polderdijk zijn mijn en dijn.
0 notes