easter rising
neem een man met rossig haar
in een celblok snel ontdaan
van tanden, empathie en balzak
bouw muren door verdeelde steden
neem twee goden en een inteeltkoning
en verdeel die over volkeren
zet dan elk boerendorp in brand
gooi karkassen in de waterputten
laat gewassen op het land verrotten
ook jij verkeerde in de kring
van mensen die datzelfde deden:
groot gebaar, veroveraars
van meer nog dan hun hart begeerde
dit land heeft jullie naam vervloekt
zo wil ik geen liefde vieren,
ik bedocht dat niet alleen de achterdocht
maar ook ‘wij samen’ was gaan steken
verdeel en streel en heers
en dan weer steeds die represailles
en het slagveld van de stilte
de Ierse mist trekt op
en wilde vreemden in jouw kroegen
mannen, vrouwen, kinderen,
verminkt, vermorzeld, rubberkogels
steeds doordrenkt van blinde haat
maar toch getooid in brede glimlach
geluk is veertigduizend sproeten
op een lichaam dat niet stopt met huilen
0 notes
Verlegen zijn wij nooit geweest
Ze draagt een kogelwerend vest van zelfverachting
in de vorm van een roman.
Achter honderdtwintigduizend woorden klopt het hart,
steeds sneller als ze
licht stotterend de passie preekt,
dan glimlacht in dit avondlicht.
Men vindt geen barricades bij
de mensen die met vragen leven.
Verlegen zijn wij nooit geweest,
eerder in een hoek geplaatst,
de mond gesnoerd door schreeuwers
in de dorre vlakte der woestijnen.
Woede vindt men doorgaans op de tong,
liefde in de lichaamstaal,
maar angst het allerdiepste in
de krochten van de breekbaarheid.
1 note
·
View note
Jackson Pollock had je meeverhuisd
Wellicht was er niks gebeurd
en beeldde ik mij in
dat behalve het geknetter van
de gaskachel in het souterrain
er meer was dan die halve stilte.
Jackson Pollock had je meeverhuisd.
Buiten ging de sneeuwjacht door
en binnen was de rode wijn
en liedjes die je mee kon zingen.
Gewild dat ik de tijd kon stoppen
en hetzelfde voelde
als een jaar of wat geleden.
Historie volgt je op je schreden
van de trappen naar beneden.
Breekbaarheid spreekt jou niet aan,
zo dacht ik bij het binnengaan.
Ofschoon ik niet aan je beeld voldoe,
schoof jij je stoel steeds verder toe en
leegte tussen warme lijven,
plichtsgetrouw de tijd verdrijven.
Dobbelen zonder hoge ogen gooien.
Brak de sleur ons uit elkaar,
bracht de sleur ons tot elkaar?
Nooit gedacht dat het iets eeuwigs was,
wat er ook was, of over was,
mijn overjas had ik al aan
en afscheid lag mij op de lippen.
Trein te halen, bier te nemen,
en vergeten dat ik hoopte
op een nieuwe dramaserie.
Ik mompelde dat ik moest gaan,
maar jij was nog half voldaan,
dus vouwde jij je handen rond
mijn kaken die plots trilden.
De bitterheid was net als toen,
hoewel de lust na elke zoen
vergrootte, dan weer juist verzwakte.
Buiten ging de sneeuwjacht door,
binnen knetterde de kachel plots
en sliep je zacht, verward, maar vredig in,
terwijl ik in de schemering
de schimmen van de leegte
door de kamer zag bonjouren.
Dit vacuüm van winternachten,
waarin wij op een wonder wachten.
Twijfel danst rond door je kamer,
ochtend wacht mij met een hamer.
2 notes
·
View notes
*
Langs de kuststrook bouwt een prins
kastelen van zijn moed.
Steeds weer onderschat die prins
de krachten van de vloed.
0 notes
Weesperplein
In de metro ruikt het naar kantoren.
Ik ken de trappen en de gangen,
de trajecten, tijden en de sporen.
Ik bel slechts om je stem te horen,
te zuchten, dan weer op te hangen.
In de stad ben ik mijn stem verloren.
Gevangene van sleur geworden:
ik ga al in minuten tellen.
Sinds ik hier woon is het vlak gaan hellen.
0 notes
Legpuzzel
Op de tafel ligt een puzzel.
Alleen de randen liggen vast.
“Wat gek,” zeg jij, “je puzzelt
net als ik, maar dan doe jij
- in feite - alles andersom.”
“Kijk,” zeg ik, “ik denk in momenten
die, aaneengeregen, tezamen worden
tot een schilderij.
Jij maakt eerst een beeld
en zoekt daar weer alle stukjes bij.”
(Alle wegen leiden naar Rome.)
De legpuzzel komt bijna klaar.
De stukjes vallen in elkaar.
0 notes
Heet mij dus welkom in je kamer
Op tweehoog komt je bed te staan.
Je oude huis, een straat vandaan:
gedaan, geveld door tranen.
De latexverf trekt strakke banen,
wit alles wat erachter ligt.
Kijk naar mij: op je gezicht,
een verfdrop, van je kwast gevallen.
Zondagskind, doch overvallen
door deuren die zijn dichtgeslagen.
Je bent moe van de lange dagen,
maar dat verandert, deze winter.
Heet mij dus welkom in je kamer.
Vergeef me dat ik - steeds bekwamer -
me nestel in je, als een splinter.
0 notes
Je ziet weer alles voor het eerst vannacht
Je zware jas blijft aan het haakje hangen
en als je in de spiegel kijkt, je haren
van je voorhoofd strijkt, dan zie je niks,
het tienletterwoord is weg, ze lazen
het in straten, keken daarna door je heen.
Dagen lengen. In gedachten
vrienden die geduldig wachten
tot jij schoorvoetend binnenkomt.
Je ziet weer alles voor het eerst vannacht:
de wilg, de kade en de schippers in kajuiten,
oude huizen waar nog licht komt door de ruiten.
Je stapt de trein uit in een nieuwe stad
en zoekt het huis waar vrede heerst.
Met het drukken op je broze borst
voel je dat je liefde morst. En ‘nooit’
is een vergeten kreet gebleken:
je herkent iets groters in haar spreken.
Het feest gaat verder en zij lacht.
Je ziet weer alles voor het eerst vannacht.
2 notes
·
View notes
Dit land, dat woest en ledig was
Ik heb deels op de klei gewoond, bevangen door de leegte,
rechte wegen, vergezichten, altijd tegenwind met fietsen,
aarde, stof en bieten rooien, dorpen zonder middenstand
en velden maïs waarin je wonen kon. Een kind nog, werkend
in de zon en kromgebogen, lijf voorover, onkruid wieden,
tering zetten naar de Lange Nering, pionieren, niks te klagen.
Ik heb deels op het leem gewoond, bevangen door de zwaarte
van de duizend jaar traditie, gladweg elkaars lasten dragen,
zomerdagen, leven achter houten gevels, warm van zomaar
samen zwijgen, turen over wat we ooit ‘ons zeetje’ noemden,
gebeten door de hoge heren, niemand komt hier tussenbeide,
klein geluk dat eeuwigdurend, tandeloos en heilig, heilig, heilig is.
Dit land, dat woest en ledig was, heeft altijd twee personen nodig:
één die alles achterlaat, met blote handen dijken bouwt, het land
inzaait en één die niet snel wennen kan, het vuur aanmaakt,
verhalen uit haar schorten schudt. Dan samen zijn en één te zijn.
2 notes
·
View notes
Mooirivier
Variatie op ‘De moeder de vrouw’ van Marsman
Ik ben gaan fietsen naar de brug, misschien
mijn eerste daad na deze winter. Hier
maar wachten bij de kade. Die rivier,
altijd een vrouw, zij kan mij zien
en kent me nog van jaren her. Dit land,
dat weids en heilig is, het kost me niet
veel moeite hier te wonen. Salland wijst naar iets
stroomafwaarts, als een zachte moederhand:
het eiland!, dat in deze tijd een schimmenrijk
of mythe lijkt. Ik zie een lijn vol zondags goed,
en met azijn en op haar knieën schrobt een vrouw
haar straatje Gode zingend schoon. Dat koninkrijk
leek dichterbij als lente kwam. Bij schemer doet
haar schip mij aan en hebberig grijp ik het touw.
3 notes
·
View notes
...ik dacht ik noem je voortaan lief, ik
Sometimes It Snows in April
code geel, je nummer kwijt, een zes? een negen?
er zat een één in ook, dat weet ik zeker, ik
zou je zeggen dat het sneeuwt in april
of zwijgen, waar we vroeger schreeuwden
...ik dacht ik noem je voortaan lief, ik
neurie ons vergeten lied en
slaap totdat... maar wat...
maar wat als... wat als in een ander licht
een Kerkstraat in een stad als deze
een wereld die aan ons gelijk
maar dan met Gerrit Hiemstra’s lente
akkoord dat het als volgt zou gaan?
één wachtend bij eenzelfde raam en
twee, juist van de w.c. terug,
noemt pesterig ééns korte naam
en zullen we weer verdergaan?
en één −als ik− die twijfelt niet
die weet dat elders, parallel,
twee een stoel, die leeg is, vindt
en blikken die meewarig kijken,
terwijl één al lallend, ver voorbij het stoplicht,
(lafbek) alleen verdergaat
...ik dacht ik noem je voortaan lief, ik
neurie ons vergeten lied en
slaap totdat het sneeuwen stopt
0 notes
Ze bindt de strijd aan met haar eigen hart
Esther 1:10-12
Ze hult zich in een effen zwart en vlucht
langsheen de uiterwaarden weg
en stilaan meer getraind in het vergeten
vallen punten aan het einde van zijn laatste zinnen
samen met haar strenge schreden.
Hij dronk haar gulzig als een wijn die ’s zomers
op terrassen in een koeler stond.
Zijn ruwe mond en onbevreesde taal:
haar angst bezworen tot het kookte.
Nu staat zijn lijf haar schuldig tegenover.
Ze bindt de strijd aan met haar eigen hart.
Ze zal de pijn eruit gaan lopen.
Wat ook lukt: de afstand wordt steeds groter
tot de steden waar zijn wetten gelden.
Ver van zijn rijk van Meden en van Perzen.
0 notes
Cirkels
Ik dook de bieb in voor bevestiging.
Je raadt het al: verhalen, die elkaar herhalen.
Crises, ziekten, volksoproer. Verbittering
om wat déze tijdsgeest zal bepalen.
Dorp, ik ben je chauvinisme moe.
Je dwarsheid is een rottend lichaam.
Ik wens je goeds. Je bijt me toe:
dan ga je toch? Gemeend en minzaam.
Dag zucht naar verlichting, verstomd in de nacht,
wie heeft jou de moed ontnomen?
Het spook van rancune, dat minachtend lacht.
Hij maakt de schreeuwers valse vromen.
Opdat de plaat vertrouwd blijft steken,
totdat de naald eens af zal breken.
0 notes
Dit huis is op een rots gebouwd
Bij het aanbieden van het cultuurmanifest aan de gemeenteraad, 17 oktober 2021
Tekenles. Hier heb ik een lijn getrokken. Nog een keer het hoekje om.
Het lijntje wordt een vierkant. Het vierkant wordt een kubus. Dak erop:
de kubus wordt een huisje. Tuintje achter, straat van voren, rondom kan wel
een leiboom groeien, stokroos bloeien. Op het dak een makelaar. Huisje klaar.
Een huis hoort aan een weg te staan. Prins Hendrikstraat of Raadhuisstraat,
Oude Dijk of Staartweg, Vlaak, stuk grond waar nu mijn wiegje staat.
Ik zie de weg: er lopen mensen. ‘Dag’, zwaai ik. Bedenk de kachel aan,
laat de wereld langs de ramen gaan, want ik heb nog zoveel wensen.
Hier kan mooi een boekenkast. Plank vol oude, maar ook nieuwe schrijvers,
boeken die ik niet mag missen, tal van stenen in de vijvers. Plaats voor dichters
die de woorden schikken, denkers die de wonden likken. Nog een plank:
de Bosatlas. Ik kijk waar Nova Zembla ligt en voel mij Gerrit Westerneng,
aardbol plots wat minder eng. De muren dan, nog wit en kaal, een canvas
voor een groot verhaal. Ik maak een spieraam, breed en sterk, span het doek
en ga aan ’t werk. Leyden, Sluijters, Lussenburg, Van Mastenbroek, aangenaam!
Zovelen zijn u voorgegaan. Terpentijn en handen schoon, aan de muur een monochroom
van blauw op blauw. De zee zo heilig, zo onveilig, altijd in mijn hart gesloten.
Dit huis is op een rots gebouwd. Want als ik in de kelder kijk, met mijn handen langs
de muren strijk, voel ik keileem als een vaste basis. De bodem is een tijdmachien:
fossielen, keien, weerspiegeling, zoveel leven in een laagje aarde. Zoveel meer nog
is van waarde: ik voel de kennis door mijn aderen stromen, leer verhalen die
ik nooit kon dromen. Het houdt de bruine ratten buiten, doet vrienden in mijn armen
sluiten. Dan nog slechts een naam verzinnen. Het Wakend Oog. Een huis voor eeuwen.
Het dorp vraagt: laat dan, op wie wij beminnen, zachte vlokjes erfgoed sneeuwen.
3 notes
·
View notes
Pionier
ik heb voor ons een huis gekocht
in een weiland tussen dijkjes in
het is van hout en niet zo groot
maar knus en warm. het glas-in-lood
dat in de deur zit maakt het af
het heeft een tuin en een klein terras
vanuit het bed heb je een vergezicht
over polderland. in ieder licht
is het mooi daar. dat staat vast
laten we gaan van pijn en last
we schepen wijn en boeken in
daar wacht ons een nieuw begin
0 notes
het sluipt vanuit de nacht naar binnen
Ik ben niet bang voor volle metro’s,
maar wel voor dichtbeslagen ramen,
nachten die steeds langer duren
en ik, die niet meer op wil staan.
In dromen zie ik koffiehuizen
waar we over boeken spraken.
We liepen samen door musea
en ik schoot polaroids van jou.
Soms meen ik je stem te horen.
Dan hoop ik dat, wanneer ik omkijk,
je huilend in mijn armen valt,
alsof je nooit bent weggegaan.
Als kanker is de eenzaamheid:
het sluipt vanuit de nacht naar binnen,
wordt groter door de lege glazen.
De kou, die in je botten kruipt.
(Dat bed, waarop wij samen lagen,
het heeft allang jouw geur verloren.)
1 note
·
View note
Zondag als een medicijn
Zondag als een medicijn
en landen tussen IJssel, Rijn
en polderdijk zijn mijn en dijn.
Je geeft me nog een sigaret
en alle zorgen ingebed
tussen maandag en daarnet.
Zondag als een medicijn
en landen tussen IJssel, Rijn
en polderdijk zijn mijn en dijn.
0 notes