Tumgik
Text
Blended learning criteria
Zeggen dat blended learning louter een combinatie is van face-to-face en online onderwijs is wat kort door de bocht. Saskia Vandeputte publiceerde op de website van Schoolmakers ‘10 criteria voor een geslaagd blended ontwerp’. Hieronder vind je een overzicht van deze criteria die uitgebreid besproken worden aangezien het doel van dit werkstuk is leerkrachten en/of scholen te begeleiden naar blended learning.
Tumblr media
Afbeelding: 10 criteria voor een geslaagd blended ontwerp van Schoolmakers en Saskia Vandeputte 2020
a)    Gezonde afwisseling en goede mix
In het deel van hybride leren kwam reeds aan bod dat blended learning zich afspeelt op de tijd-as en ruimte-as. De tijd-as geeft aan dat de leerlingen de lessen synchroon of asynchroon zullen verwerven en verwerken. (Van Lokeren, S. 2020) We spreken van synchroon leren of lesgeven wanneer de leerkracht en de leerlingen gelijktijdig aanwezig zijn in een (online of offline) les. Bij asynchroon leren of lesgeven wordt geen of minder live les gegeven. De leerling is zelf verantwoordelijk voor het verwerven en verwerken van de les. (Vandeputte, S. 2020) Op de ruimte-as vinden we de manier van lesgeven terug: face-to-face of online. (Van Lokeren, S. 2020) De leerkracht moet zich de vraag stellen welke lessen meer baat hebben bij een face-to-face of online aanpak. Eens de keuze gemaakt is, zal de leerkracht de les online of offline (face-to-face) aanbieden. (Vandeputte, S. 2020) Hierbij kan de leerkracht kiezen deze individueel (1/1) of in groep te geven. (Vandeputte, S. 2020)
Wanneer een leerkracht een les blended wil uitwerken, is het belangrijk, om net zoals in een normale klassetting, uitdagende en/of vernieuwende werkvormen uit te proberen om de leerlingen te motiveren. Daarbij moet telkens de vraag worden gesteld of er gewerkt wordt aan individueel leren (zelfstandig) of samenwerkend (tezamen) leren. De leerkracht moet nagaan welke ondersteuning de leerlingen nodig hebben om blended learning te doen slagen. (Vandeputte, S. 2020)
  b) Ondersteuning van het leerproces
Leerlingen volledig vrijlaten in hun leerproces is not done. De leerkracht moet ondersteuning bieden bij het leerproces. Leerkrachten moeten op zoek gaan naar een effectieve didactische aanpak. In de loop der jaren zijn reeds verschillende didactische aanpakken de revue gepasseerd. Het doel van deze verschillende aanpakken is leerlingen verder brengen in hun leerproces. De leerkracht moet op zoek naar een effectieve aanpak die werkt voor leerlingen. (Vandeputte, S. 2020) In 2019 verscheen een publicatie over hoe je met 12 ‘evidence-informed’ instructieprincipes effectieve lessen kan geven. (Rubens, W. 2020) Deze 12 principes zijn:
-       Activeer relevante voorkennis
-       Geef duidelijke, gestructureerde en uitdagende instructies
-       Gebruik voorbeelden
-       Combineer woord en beeld
-       Laat leerstof actief verwerken
-       Gebruik manieren om te achterhalen of de hele klas het begrepen heeft
-       Ondersteun bij moeilijke taken
-       Spreid oefeningen met leerstof in de tijd
-       Zorg voor afwisseling in oefentypes
-       Gebruik toetsing als leer- en oefenstrategie
-       Geef feedback die leerlingen aan het denken zet
-       Leer je leerlingen effectief leren (Surma, T., Vanhoyweghen, K., Sluijsmans, D., Kamp, G., Muijs, D., & Kirschner, P. A., 2019)
Via onderstaande QR-code, kom je op een website terecht waarop deze verschillende principes/bouwstenen worden toegelicht aan de hand van teksten, videomateriaal en linken naar artikels, websites en ander ondersteunend materiaal.
Tumblr media
Volgens een andere onderzoeker genaamd Wilfred Rubens (2020) zouden deze 12 principes/bouwstenen versterkt kunnen worden door gebruik te maken van leertechnologie. Via deze QR-code kom je terecht op zijn website.
Tumblr media
Rubens bespreekt elk principe in detail en geeft heel wat voorbeelden die je als leerkracht kan inzetten in de onderwijspraktijk. Hij vindt het gebruik van leertechnologieën handig voor zowel leerkrachten als leerlingen. (Rubens, W. 2020)
Vanuit de opleiding zijn we in contact gekomen met de termen differentiatie, remediëring en feedback (+ feed-up en feed forward). Ook voor blended learning zijn deze termen belangrijk. Als leerkracht moet je op de hoogte zijn van de leerprocessen, -paden en -taken/toetsen van leerlingen. Door deze grondig te analyseren, krijgt de leerkracht een overzicht van de leerstof die gekend is en aan welke leerstofonderdelen nog extra aandacht moet worden gespendeerd. De leerkracht zal op basis hiervan feedback, feed-up en feed forward formuleren. De leerlingen komen zo te weten waar zij staan in hun leerproces (=feedback). Ze krijgen daarnaast nog info over wat en hoe ze kunnen verbeteren en welke stappen ze hiervoor kunnen zetten (=feed-up en feed forward). Daarnaast kan de leerkracht differentiatie en/of remediëring voorzien. Met differentiatie probeert de leerkracht de leerlingen naar hetzelfde doel te begeleiden door andere ‘paden’ te volgen. Wanneer de leerkracht vaststelt dat de leerling ondanks differentiatietechnieken nog worstelt, kan hij inzetten op remediëring. Door een andere (nieuwe/nog niet uitgeprobeerde) aanpak te hanteren, hoopt de leerkracht dat de leerling de leerstof uiteindelijk onder de knie krijgt.
c)    Sturing op zelfsturing
We kunnen 2 niveaus van zelfsturing onderscheiden: individueel niveau en teamniveau. Zelfsturing gaat erom dat de leerling zijn leven, zijn leren, zijn werk, zijn tijd en zijn motivatie zelf leert sturen zonder afhankelijk te zijn van anderen (=externe motivatie) (Stevens, J. z.d.)
Als leerkracht is het belangrijk om jezelf volgende vragen te stellen wanneer je aan zelfsturing werkt:
-       Wat heeft de leerling nodig om de taak te doen lukken?
-       Wat moet de leerling weten om dit te kunnen?
-       Hoe sta ik model als leerkracht?
-       Welke strategieën werken?
-       Hoe check ik of de leerlingen het begrijpen?
-       Etc. (Vandeputte, S. 2020)
Bij blended learning staan we stil bij het individuele niveau. Stevens somde op zijn website enkele gedragskenmerken op voor zelfsturing op het individuele niveau:
-       Iemand kan zichzelf motiveren zonder dat daar externe prikkels voor nodig zijn (zelfmotivatie)
-       Iemand kan zichzelf managen (tijdsbeheer)
-       Iemand heeft oog voor eigen behoeften en kan daarin voorzien
-       Iemand kan hulp bieden waar nodig
-       Iemand durft om hulp vragen
-       Iemand kan keuzes maken op basis van behoeften
-       Iemand kent zijn eigen kwaliteiten
-       Etc. (Stevens, J. z.d.)
Naast zelfsturing is ook metacognitie een belangrijke term. Dit is een manier waarop leerlingen hun eigen leren inschatten, doelgericht sturen, opvolgen en evalueren.(Royackers, J. 2019) Volgens Royackers (2019) zorgt een hoge metacognitie voor een betere zelfsturing. Aangezien uit wetenschappelijke bronnen blijkt dat metacognitie niet is aangeboren en geen algemene vaardigheid is, hebben leerlingen training en ondersteuning nodig. Er zijn enkele adviezen die de leerkracht kan gebruiken om metacognitie en zelfsturing te verbeteren of te optimaliseren. Deze adviezen zijn gebaseerd op naslagwerken van Royackers (2019), Dijkstra (2018), TVOO (2015) en strategie voor leren.
1.     Weet hoe het brein van de leerlingen werkt.
Er zijn enkele basisprincipes die helpen bij het verwerven van strategieën op cognitief en metacognitief vlak. Deze principes zijn gebaseerd op het feit dat ons brein hetgeen het niet als prioritair beschouwt weglaat. Hieronder vind je een afbeelding met de basisprincipes. (Royackers, J. 2019)
Tumblr media
2.     Expliciete leerstrategieën binnen de klas
Pieternel Dijkstra (2018) maakte een poster voor Boomtest onderwijs met hierop 14 effectieve leerstrategieën om het zelfregulerend leren te bevorderen. (Dijkstra, P. 2018). De poster van Dijkstra verdeelt de strategieën in 5 clusters: metacognitieve kennis, metacognitieve vaardigheden, cognitieve vaardigheden, organisatievaardigheden en motivatie. (strategie voor leren. z.d.) Op de volgende pagina vind je de poster van Dijkstra (2018) met een extra toelichting van het Tijdschrift voor Ontwikkeling in Organisaties. (TVOO. 2015)
Tumblr media Tumblr media
De leerkracht speelt een belangrijke rol bij het aanbrengen van deze strategieën. Het is cruciaal dat de leerkracht het gebruik van verschillende strategieën (stapsgewijs) aanbrengt binnen verschillende vakken zodat de leerlingen weten hoe ze de strategieën moeten hanteren. In het begin is het belangrijk dat de leerkracht controleert of de leerlingen de strategieën correct gebruiken. Dit gebeurt door tussentijdse evaluatiemomenten in te lassen waarbij de leerling reflecteert over wat (minder) goed gaat en wat hij of zij nodig heeft om de taak te doen lukken. Naarmate de leerlingen meer vertrouwd raken met de strategieën, kan de leerkracht de leerlingen hierin loslaten. (Royackers, J. 2019)
d)    Genoeg interactiemogelijkheden
 Een ander criterium waaraan blended learning moet voldoen, is voldoende interactiemogelijkheden voorzien. (Vandeputte, S. 2020) We onderscheiden 2 vormen. Deze kunnen zowel online als offline plaatsvinden.
1.     Peer-to-mentor: De leerkracht en de leerling werken 1-op-1 of de leerkracht werkt 1-op-veel. De leerkracht begeleidt de leerling(en) en beantwoordt vragen.  
2.     Peer-to-peer: Hierbij krijgen de leerlingen de mogelijkheid om vragen te stellen aan elkaar, elkaar te helpen, samen te werken, te begeleiden en (extra) uitleg te verschaffen over de leerstof. (Carman, J.M. 2005)
De leerkracht gaat op zoek naar een evenwicht tussen de online en de offline (face-to-face) lesmomenten en stelt zichzelf de vraag hoe hij deze lesmomenten het beste inricht. (Vandeputte, S. 2020)  
We staan eerst stil bij de interactie tussen de leerkracht en de leerlingen. Om deze zo effectief mogelijk te organiseren, is het belangrijk dat de leerkracht nadenkt hoe hij de leerstof aanbrengt. Hoe gaat hij de interactie zo kwaliteitsvol mogelijk maken en hoe zet hij aan tot samenwerken? (Vandeputte, S. 2020)
De leerkracht moet beschikken over een bepaalde expertise om te weten hoe hij zijn lessen het best organiseert. Om dit zo effectief mogelijk uit te werken, zijn 4 punten van belang:
-       Aandacht
Wanneer een leerkracht lessen aanbiedt, is het belangrijk de aandacht van leerlingen te trekken en deze trachten vast te houden. Dit kan op verschillende manieren: vragen stellen, filmpjes laten zien, vragen integreren in filmpjes, dingen doorsturen, etc. Wanneer de leerkracht de aandacht van de leerlingen heeft, is het de bedoeling dat hij ze triggert om te leren. (Carman, J.M. 2005; Keller, J.M. 1987)
 -       Relevantie
Leerlingen vinden lessen relevant wanneer ze de kennis, inzichten, attitudes en vaardigheden die ze vergaren, kunnen gebruiken in hun dagelijkse leven. De leerstof wordt dan ook best afgestemd op de leefwereld van de leerlingen. (Carman, J.M. 2005; Keller, J.M. 1987)
 -       Vertrouwen
Het is belangrijk dat leerlingen vertrouwen hebben in hun eigen kennen en kunnen (talenten, mogelijkheden, etc.) om gemotiveerd te blijven. Om deze motivatie in te boezemen, geeft de leerkracht telkens zijn verwachtingen en de doelen mee. Tijdens deze lessen geeft hij de leerlingen de mogelijkheid om nieuwe talenten te ontwikkelen. Wanneer ze hierin slagen, stijgt hun motivatie. (Carman, J.M. 2005; Keller, J.M. 1987)
 -       Bevrediging
De leerkracht moet leerlingen de mogelijkheid bieden om de nieuw geleerde skills uit te proberen. De (goede) resultaten van deze (nieuwe) leerervaringen kunnen leiden tot een hogere motivatiegraad. (Carman, J.M. 2005; Keller, J.M. 1987)
Naast interactie tussen leerkracht en leerlingen, speelt de interactie tussen leerlingen onderling ook een belangrijke rol. Mensen zijn sociale wezens en evolueren door te leren (leren stappen, tellen, schrijven, etc.). Ze vormen nieuwe understandings en kennis door sociale interacties. Deze contacten brengen enkel voordelen met zich mee. In groep is het immers gemakkelijker om problemen op te lossen dan alleen. Leerlingen kunnen uitleg aan elkaar geven, samenwerken, etc.(Brown, B.L. 1998; Carman, J.M. 2005; Tinzmann, M.B., Jones, B.F., Fennimore, T.F., Bakker, J., Fine, C., & Pierce, J. 1990)
e)   Werk opdrachtgestuurd
 Opdrachten zetten aan tot leren. Bij blended learning zijn de opdrachten geïntegreerd binnen een digitale leeromgeving.(Rubens, W. 2015) De leerkracht bepaalt wat en wanneer de leerling moet leren en moet werken. (Wikipedia, 2020) Wanneer de leerkracht naar de taak toe wil werken, is het belangrijk dat hij zich daarbij volgende vragen stelt:
-       Hoe leid ik mijn leerlingen naar een eindproduct in kleine stapjes (stappen)?
-       Hoe laat ik mijn leerlingen theoretische inzichten op een zinvolle manier verwerken (opdrachtvorm)?
-       Hoe vermijd ik ‘opdrachtmoeheid’ bij de leerlingen (motivatie, betrokkenheid, interesse, etc.)? (Vandeputte, S. 2020)
Vermits niet elke opdracht activerend werkt, moeten betekenisvolle opdrachten voorzien worden gelinkt aan de leefwereld van de leerlingen. (Rubens, W. 2020)
f)    Overzichtelijke leeromgeving met aantrekkelijk materiaal
Multimedia is bij blended learning niet weg te denken. Technologie heeft de laatste jaren aan terrein gewonnen. Vermits de leerlingen bij blended learning technologie hanteren, is het belangrijk dat je als leerkracht een overzichtelijke omgeving creëert waarin de leerlingen makkelijk het multimediale lesmateriaal kunnen raadplegen. De lessen moeten ook beschikken over een duidelijke structuur opdat de samenhang van de lessen niet verloren zou gaan.
Voordat het multimediaal materiaal online wordt geplaatst, moet eerst nagedacht worden over het ontwerp van de online leeromgeving.
Tim Surma (2019) maakte een blog waarop hij 5 principes voor het ontwerpen van multimediaal lesmateriaal neerpende. Op zijn blog vermeldt hij dat multimedia verschillende invalshoeken kunnen hebben. Hij baseerde zich hiervoor op definities van Richard Mayer (2014):
-       Twee (of meer) media devices, zoals een computerscherm en luidsprekers.
-       Twee voorstellingswijzen (verbaal en beeldend), zoals een animatie met audio.
-       Twee zintuigen (auditief, visueel, mondeling of handelend), zoals een verhaal met afbeeldingen. (Mayer, R. 2014)
Op Surma’s blog worden 5 principes besproken die de vormgeving van multimediaal materiaal ten goede komt, met name:
-       Coherentieprincipe: Beperk je tot de essentie en zorg voor weinig afleidingsmogelijkheden.
-       Modaliteitsprincipe: Beperk elke modaliteit tot het minimum. (Voorbeeld: geen lange, complexe zinnen op een mondelinge presentatie, geen schriftelijke tekst bij een filmpje, etc.)
-       Overbodigheidsprincipe: Beperk je tot 2 voorstellingswijzen en zintuigen. Meer gebruiken kan indien ze effectief een meerwaarde betekenen.
-       Nabijheidsprincipe: Hoe dichter de uitleg (mondeling of schriftelijk) en de beelden bij elkaar staan, hoe sneller de leerlingen de link kunnen leggen.
-       Signaliseringsprincipe: Het is belangrijk dat leerlingen weten waarover ze leren dit kan door belangrijke informatie te onderlijnen, vet te drukken, te omcirkelen, etc. (Surma, T. 2020)
 Nu het ontwerp en materiaal gekend zijn, kunnen we ingaan op de structuur. Baeyens (2020) maakte volgend stappenplan:
-       Introductiepagina: Waarover gaat de les? Wat zijn de doelen? Welke activiteiten komen aan bod?
-       Lesmateriaal: filmpjes, schema’s, PowerPoint, artikels, etc. (differentiatie)
-       Lesopdrachten: opdrachten/werkvormen die je normaal in de klas uitvoert en kleine opdrachten die dienen als tussentijdse evaluatie.
-       Eindopdracht (inoefenmoment): grote opdracht om te kijken of de leerlingen de doelen hebben bereikt. (Baeyens, T. 2020)
Vandeputte (2019) voegde hier nog een extra stap aan toe:
-       Herhalings-/verbreding-/verdiepings-/remediëringsmoment: Herhaling is belangrijk. Door herhaling komen leerlingen te weten komen of ze de leerstof al onder de knie hebben of ze de les nog eens moeten hernemen. Sommige leerlingen zullen de leerstof reeds goed beheersen. Voor hen kunnen verdiepende en verbredende activiteiten motiverend en uitdagend werken. Leerlingen die de leerstof nog niet helemaal begrijpen, kunnen teruggrijpen naar het aangeboden lesmateriaal. Voor sommige leerlingen zal dit echter niet volstaan. Zij hebben nood aan remediëring om de leerstof op een andere manier te verwerven en verwerken.
Lucassen (2019) legt de nadruk op de lay-out:
-       Lettertypes: Gebruik goede leesbare letters die voldoende groot zijn. Werk met alinea’s. Maak gebruik van titels en kopjes.
-       Kleuren: Gebruik een vast palet van rustige en bij elkaar passende kleuren.
-       Afbeeldingen: Gebruik mooie, scherpe afbeeldingen die relevant zijn.
-       Icoontjes: Gebruik universele icoontjes die duidelijkheid scheppen voor de leerlingen.
-       Witruimte (Lucassen, M. 2019)
g)      Een motiverend leerklimaat
 Ook bij blended learning is een motiverend leerklimaat van belang. Vermits een deel van het onderwijs online zal plaatsvinden, dient de leerkracht deze omgeving ook motiverend en uitdagend in te richten. Daarbij moet de leerkracht nagaan hoe hij de leerlingen stimuleert om betrokken te blijven bij een les. Daarenboven denkt de leerkracht best na over hoe hij zichzelf voorstelt in de virtuele leeromgeving: Op welke manier zal de leerkracht beschikbaar zijn in deze virtuele omgeving en hoe zal hij te zien zijn bij het lesgeven? (webcam aan, enkel stem, geen stem, etc.). (Vandeputte, S. 2019)
h)      Differentiatie als norm
Wanneer een leerkracht een les blended maakt, moet hij op zoek gaan naar de mythische middenmoot. Concreet houdt dit in dat hij een les moet voorbereiden die voldoende uitdagend of begrijpelijk is voor iedereen. Wanneer het te gemakkelijk is, zullen sommigen zich vervelen. Wanneer het te moeilijk is, zullen sommigen afhaken. Leerlingen die de inhoud reeds goed beheersen, kunnen sneller aan de verwerking beginnen en zich verdiepen en/of verbreden in het lesonderwerp. Leerlingen die het moeilijker hebben, kunnen op hun eigen tempo de inhoud leren verwerven. Ze kunnen bijvoorbeeld video’s pauzeren om na te gaan of ze de leerstof voldoende beheersen. Indien dit niet het geval is, kunnen ze andere bronnen raadplegen die kunnen helpen. (Osmosis. 2017)  Het voordeel van blended learning is dat een leerling op zijn eigen tempo kan leren of werken op een zelfgekozen tijdstip en plaats. (thuis, in de bibliotheek, aan een bureau, in de zetel, ’s avonds, ’s ochtends, ’s nachts, etc.) (Cavanaugh, C. et al., 2015) Om de lessen beter af te stemmen op de leerlingen kan het helpen om over een brede beginsituatie te beschikken. Daarin wordt vermeld waar de leerlingen staan in hun leerproces, wat hun interesses, leerstijlen, leermoeilijkheden, etc. zijn.
 Voor blended learning wordt vaak met de taxonomie van Bloom gewerkt. Bloom beschreef de cognitieve processen die hij categoriseerde in 6 categorieën: onthouden, begrijpen, toepassen, analyseren, evalueren en creëren. In de afbeelding hieronder zie je de taxonomie. Per categorie worden er kernwoorden, acties, producten en begeleidende vragen opgesomd. Met de kernwoorden kan een leerkracht doelen formuleren. Deze kernwoorden leiden tot acties en producten.
Tumblr media
Binnen de verschillende categorieën is variatie mogelijk in moeilijkheidsgraad en complexiteit. Tussen de categorieën is geen hiërarchie gevestigd. Sommige categorieën vergen echter actievere denkprocessen, maar binnen elke categorie zijn er onderdelen die moeilijker zijn dan de andere. (Struyven, K., Gheyssens, E., Coubergs, C., De Doncker, H., & De Neve, D. 2019).
Wanneer je de taxonomie gebruikt, is het de bedoeling dat je kijkt naar het hoogste niveau dat je wil bereiken met je leerlingen. Het is niet de bedoeling dat sommige leerlingen louter dingen moeten opschrijven en anderen dingen moeten creëren. Alle leerlingen moeten op het einde dezelfde doelen hebben bereikt. (Struyven, K.et al., 2019).
Wanneer de doelen geformuleerd zijn, kan een (blended) les worden ontworpen aan de hand van 9 educatieve ontwerpprincipes: 1. Maak gebruik van de (reeds aanwezige) nieuwsgierigheid van de leerlingen. 2. Geef ruimte aan (onderwijs)diversiteit. 3. Activeer de leerlingen. 4. Geef verantwoordelijkheden of eigenaarschap. 5. Laat de leerlingen probleemoplossend denken. 6. Laat de leerlingen samenwerken en/of individueel werken. 7. Verbind de klaswereld met de echte wereld. 8. Werk vakoverschrijdend/-verbindend. 9. Gebruik digitale mogelijkheden. (Mijland, E. 2016)
Deze ontwerpprincipes hebben als doel verschillende 21ste eeuwse vaardigheden bij de leerlingen te ontwikkelen. 
Tumblr media
Iedere leerkracht zal op zijn manier een les uitwerken (uitgewerkte handleiding, eigenheid leerkracht, ervaring bij het lesonderwerp, materialen, etc.). De ene leerkracht werkt met uitgeschreven uitleg die de leerlingen moeten doornemen waarop vervolgens oefeningen worden gemaakt. De andere kan opteren om te werken met schema’s, filmpjes en foto’s om de leerstof over te brengen. Dit voorbeeld toont aan dat lessen met eenzelfde basis kunnen verschillen qua uitwerking. (Merrill, M.D. 2002)
De leerproducten (filmpjes, teksten, audio, tastbaar materiaal, etc.) die tegenwoordig gebruikt worden, zijn herbruikbaar. Om een optimaal resultaat te bereiken, moeten er sterke instructie-, verwervings- en verwerkingsontwerpen zijn. Deze verschillen natuurlijk van vak tot vak. Het louter samenvoegen van verschillende materialen zonder hierbij een samenhang te bieden, is nutteloos. Er moet samenhang zijn tussen de verschillende materialen om zo duidelijkheid te creëren.(Merrill, M.D. 2002) Deze leerproducten, opgesteld afhankelijk volgens het niveau van de leerlingen, biedt differentiatiemogelijkheden.
Net zoals in een normale klassetting is evaluatie zeer belangrijk om volgende reden:
1. Het geeft leerlingen de mogelijkheid te tonen welke inhouden ze reeds onder de knie hebben en kunnen de inhouden die ze nog niet goed beheersen finetunen. De leerlingen kunnen hun eigen leerproces bijsturen. (Carman, J.M. 2005)
 2. Het meet de effectiviteit van de verschillende leermodaliteiten. (Carman, J.M. 2005)
i)      Juiste tool voor het beoogde doel
 Blended learning berust gedeeltelijk op online verwerving en verwerking. Om dit te faciliteren zijn verschillende tools en materialen nodig. Deze materialen en tools hebben als doel kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes te ontwikkelen die de leerlingen kunnen inzetten in hun dagelijkse leven. (Carman, J.M. 2005; The Editors. 2000)
Er zijn verschillende tools die we kunnen gebruiken:
-       Printbaar materiaal
Dit is zeer gebruiksvriendelijk materiaal. Het materiaal wordt door de leerkracht online geplaatst waardoor het meteen voor de leerlingen beschikbaar is. Ze kunnen het waar en wanneer ze willen raadplegen mits ze over een computer/laptop/gsm beschikken. Ze hoeven het niet per se af te drukken, vermits ze in deze online documenten zelf kunnen werken. De leerling kan indien hij wil de documenten afdrukken om er eigen notities bij te schrijven. De leerlingen beschikken steeds over de leerstof. (Carman, J.M. 2005)
 -       Taak- en werkhulpmiddelen
Onder deze middelen verstaan we grafieken, schema’s, samenvattingen, checklists, etc. Deze middelen worden als ondersteuning gebruikt om de prestaties van de leerlingen te verbeteren. Het uiteindelijke doel ervan is dat de leerlingen het gebruik van deze hulpmiddelen afbouwen en de inhoud ervan automatiseren en/of memoriseren. (Carman, J.M. 2005) De leerkracht plaatst deze hulpmiddelen online zodat de leerlingen deze steeds kunnen raadplegen. Sommige leerlingen zullen meer teruggrijpen naar deze hulpmiddelen dan anderen.
 -       Webtools
Door de technologische vooruitgang zijn er heel wat webtools ontwikkeld om verschillende werkvormen (brainstorm, filmpjes maken, online rondleidingen, onderwijsleergesprek, interactieve video’s, groepswerk, etc.) online te faciliteren. Er is een veelheid van tools online te vinden. Arteveldehogeschool heeft een website ontwikkeld waarop verschillende webtools ter beschikking worden gesteld. Eenmaal je op de site terechtkomt, kan je bovenaan een topic (bijvoorbeeld: instructie, beoordelen, etc.) selecteren. In de kolom aan de zijkant zie je enkele sociale media, interessante conferenties, blogs en artikels. Op de site bestaat de mogelijkheid om contact op te nemen met de maker.  
Link: http://www.onderwijstools.be/
 Er zijn op het internet nog tal van andere tools te vinden die een leerkracht kan gebruiken in zijn klaspraktijk.
 -       Persoonlijke digitale assistenten Door de groeiende populariteit van technologie hebben de leerlingen als het ware een persoonlijke digitale assistent gekregen. Ze kunnen verschillende multimediale bronnen hanteren om de leerstof te leren, verwerven en verwerken. Er zijn tal van bronnen waaruit elke leerling kan kiezen. (Carman, J.M. 2005)
j)      Ruimte voor rollen
 Wanneer je als leerkracht/school een blended learning ontwerp creëert, kan een persoon verschillende rollen opnemen:
-       Leerkracht (vakdeskundige)/manager: De hoofdtaak van de leerkracht is kennis overdragen. Bij blended learning gaat het niet enkel over kennisoverdracht naar de leerlingen, maar ook naar collega-leerkrachten. De leerkracht ‘managet’ of (bege)leidt de manier waarop de kennisoverdracht gebeurt. Daarnaast kan de leerkracht beroep doen op de kennis van collega’s om de onderwijspraktijken te verbeteren. Er is sprake van een wisselwerking tussen de collega-leerkrachten. (TNTP. 2014; Vandeputte, S. 2020)
-       Coördinator/organisator: De leerkracht neemt de rol van coördinator en organisator op. De leerkracht organiseert de verschillende lessen/lesmomenten en coördineert de leerlingen. De leerkracht organiseert en coördineert de verschillende leerpaden van de leerlingen.
-       Controller: De leerkracht heeft ook de taak de verschillende leerpaden en -taken van de leerlingen te controleren en bij te sturen waar nodig.
-       Begeleider/coach/mentor: Wanneer leerlingen moeilijkheden ondervinden, gaat de leerkracht samen met de leerling op zoek naar een manier om deze moeilijkheid weg te werken. De leerkracht is hier een begeleider/coach/mentor. (Vandeputte, S. 2020)  Er wordt gedifferentieerd en geremedieerd om zo de vooropgestelde doelen te bereiken. Daarbij gaat de leerkracht feedback, feed-up en feed forward formuleren opdat de leerling kan groeien. (TNTP. 2014) Daarnaast zullen ook het schoolteam en de ouders begeleid en gecoacht moeten worden om blended learning te doen slagen.
-       Integrator: Er zijn reeds heel wat materialen op de markt (schema’s, instructievormen, handleidingen, gegevens, aanpakken, etc.). Hij kan deze raadplegen en integreren in de onderwijspraktijk. Hiervoor zal de leerkracht verschillende dingen moeten combineren. Daarbij zal hij dingen moeten codificeren of vastleggen in de vorm van schema’s, audiofragmenten, presentaties, etc. (TNTP. 2014)
-       Onderzoeker en ontwikkelaar: Naast het verzamelen van materialen, kan de leerkracht ook zelf materialen ontwikkelen. Dit kan gaan om fysieke materialen alsook online materialen. Beide materialen moet hij ontwerpen, uitproberen en verfijnen. Hij gaat kijken of de voorziene materialen voor een lesonderwerp geschikt zijn en evalueert deze op volgende punten: sterktes, zwaktes, beperkingen en geschiktheid. Wanneer hij online materialen voorziet, maakt hij gebruik van tools. (TNTP. 2014)
 Er komt, zoals je hierboven kan lezen, heel wat bij kijken om over te schakelen van traditioneel onderwijs naar blended learning. Aan alle criteria voldoen is praktisch onbegonnen werk. Toch is het belangrijk om zo veel mogelijk rekening te houden met deze criteria. Hoe vaker de overschakeling naar blended learning wordt gemaakt, hoe efficiënter deze werkvorm kan worden ingezet.
0 notes