hier schrijft jeroen e. callaert - 35 - dendermonde / gent
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
concentrisch
tekening van een tovenaarsleerling
jarenlang de tijd zich in het hout tot vorm gegroeid gestold gevlamd
bij de grillen van stormen en noeste seizoensarbeid
een vinger strijkt over golvende lijnen verwacht een rimpeling structuur die tegenwerkt
quod non
het ambacht geëerd met vakliefde en meesterschap met zachte hand gemaakt
de jaarringen verbroken versneden en vernist van telsysteem tot tafelblad
het ambacht geëerd met achting voor het witte blad met zachte pen bekrast
2 notes
·
View notes
Text
ab ovo
stoflaag op het tafelblad de afdruk van een kop erin achtergebleven als schriftteken of hint
het begint:
een jong richt zich op hoedt zich half angstig want daar loert de dag al die harde klankparade van moeten en doen
tot plotseling - een tuimeling!
lachend speelt het jong een spel een rol een vraaggesprek waarna het denkend door de spiegel duikt weer zoekend wordt en leeft
de afdruk in de stoflaag koppig weggevaagd het tafelblad leeg tot er stil
-vrijwel meteen- een nieuwe laag ontstaat
de oorsprong leert en haalt ons in
herbegin
2 notes
·
View notes
Text
revitalisatie
winterlicht dat een laatste strook doorsteekt en zich schuivend verwijdert
het strijkt langs iemand die niet terugkijkt
maar ik wil aankijken dus ik kijk aan en kijk en even is daar toch (in een wimperslag)
vertroebeld inzien dat die ogen nooit gelogen hebben
toen ze nog terugkeek en ik dan ongelooflijk
vanbuiten blozend vanbinnen veel meer alsof mijn buik ook warme wangen had
5 notes
·
View notes
Text
pikkel
trekkend fietsen door gekend gebied en
hier terugkeren onderweg op je passen letten tellen en herberekenen
hier geschreven een wandelboek met bladwijzerbomen onthoudend waar je voeten stonden
en dan thuiskomen afstappen
gehalveerd een schoen uittrappen
1 note
·
View note
Text
Verslagen
Een zuchtje wind. De bovenste takken van de boom, die pal in het midden van mijn blikveld staat, wiegen zachtjes heen en weer. Ik weet niet waarom ik net vandaag uitgerekend op deze plek verzeild ben geraakt. Er gaan keuzes aan vooraf, dat spreekt vanzelf, maar of ik die keuzes bewust heb gemaakt? In mijn hoofd wiegen de bovenste takken eveneens. Zachtjes heen en weer bungelen de bundels gedachten, vertakkend vanuit de knooppunten, die op hun beurt weer vanuit een hoofdstroom vertrekken.
Een hoofdstroom, een gedachtestam, een bron van al het malen. Hoe je de dingen noemt heeft gevolgen voor hoe je de dingen voelt. Een wolk vol wensen is lichter dan een zak vol zorgen.
Ik neem een slok water. Sinds ik dagelijks meer water drink, lijkt het alsof mijn lijf ook meer vloeit. Meer stroomt. Onverwacht ervaar ik daar ook meer rust door. Alsof het water ervoor zorgt dat mijn inwendige landschap beter geïrrigeerd wordt en mijn binnenste beekjes weer op een natuurlijkere manier samenkomen tot een vanzelfsprekender netwerk.
Terwijl het water een weg naar binnen zoekt, blijft mijn blik aan de boomtakken hangen. De lucht errond kleurt helderblauw, de groentinten zijn niet te tellen.
Ik heb de bomen graag. Ik schrijf graag over rivieren. En in de lucht en de wolken en het water zie ik telkens nieuwe dingen. Vormen en bewegingen. Daarin is de natuur onnoemelijk veel beter dan ik. Mijn woorden zijn steeds dezelfde. Aanhoudend op zoek naar afwisseling schrijf ik over luchten, bomen, wolken, bloemen, stroompjes en gezoem van insecten. Toch gebruik ik daarvoor telkens woorden die al lang uitgebruikt lijken te zijn. Ik faal opnieuw en schuif weer maar eens een tekst in een map waar die wellicht nooit meer uit zal komen.
Hoe breng je verslag uit van de natuur zonder je achteraf zelf verslagen te voelen? Hoe destilleer de schoonheid van het ongerepte? De puurheid van het organische? Of is er maar een conclusie mogelijk: dat de natuur zich niet in woorden laat vangen? Is ook die conclusie niet al door ontelbaar veel anderen leeggetrokken?
Ik eindig een tekst niet graag met een vraag. Laat staan met meerdere vragen. Ik begin een zin ook niet graag met een voegwoord. Maar wat maakt het in feite uit? En waarom schrijf ik eigenlijk nog? Als de natuur me toch altijd verslaat?
0 notes
Text
automnatique
waar het blauw van de lucht zat en het grote geel van de zomerzon - weet je nog? - zit nu een grijsbijnawit en horizonvolgend schutblad
het matte canvas smeekt om herfstgedichten (daarvan zijn er al zo veel te veel)
uit opzettende gedachtewolken storten en druppelen (om nog van rukwinden bladval en kleumkou te zwijgen) wisselvallige stemmingsbuien
de penpunt schaatst stil en onhoudbaar over lege lijnen - almaar allitererend - stiekem toch maar weer een herfstgedicht achterlatend
2 notes
·
View notes
Text
Invulling
Een vissersvrouw houdt haar handen vast. Ze voelt aan de groeven, in de overgang van haar vingers naar haar handpalmen. Ik zie haar staan aan het begin van de aanlegsteiger. Het is alsof iemand haar een regieaanwijzing heeft gegeven, waardoor ze hier staat. Haar trui valt me op, al zou die net onopvallend moeten zijn. Het is immers een kabeltrui, met een typisch motief erin gebreid. Tenminste: ik denk dat het een typisch (of zelfs traditioneel) motief is. Weet ik veel.
Ik koop zelf IJslandse wollen truien van generieke websites die me door ongeïnspireerde reclameboodschappen worden aangeprezen, zonder te verifiëren of de wolleverende schapen wel door IJslandse schapenscheerders geschoren worden. Ergens is er vast een ‘Made In China’-label te vinden. Ik reis naar landen waarvan ik de gebruiken denk te leren kennen door de lokale bevolking in het meest toeristische gedeelte van hoofd- of havenstad te observeren. Ik denk traditionele motieven te herkennen, terwijl ik amper een paar woorden van de plaatselijke taal ken. Wellicht kocht de vissersvrouw haar trui ook gewoon in het dichtstbijzijnde filiaal van H&M. Ik zou haar begrijpen: het is een mooie trui.
Desillusies. Ik zie de vissersvrouw en denk onwillekeurig dat ze het begrip ‘kapitaalsinjectie’ waarschijnlijk niet kent. Alhoewel. Terwijl ik haar iets beter bekijk en zie dat er een leesbril met een ouderwets montuur aan een kettinkje om haar hals bungelt en dat de manier waarop ze in haar handen staat te wringen toch iets te nerveus is om bij een onbezorgde, quasi naïeve levensvisie te passen, denk ik dat er een aanzienlijke kans bestaat dat ze het woord ‘kapitaalsinjectie’ vanmorgen nog gebruikt heeft in een smekende mail aan haar contactpersoon bij de bank die het lot van haar kleine breiatelier in handen heeft. Ze breit dat zogenaamd traditionele patroon zelf. Natuurlijk.
Het ruikt hier naar vis. Ik zou bij god niet weten naar welke vis. Ik ken alleen de kabeljauw van Dokter Iglo. Of was het Kapitein Oetker? Heeft iedere vis trouwens een eigen geur? Stinkt schol straffer dan snoek? Meurt makreel meer dan meerval? Riekt rog ranziger dan roodbaars? Bah. Men zegt dat echte vissers verzot zijn op de geur van verse vis. Ja hoor. Dat ze niet kunnen weerstaan aan de olfactorische lokroep van de vismijn bij de eerste zonnestralen. Bij het bovendrijven van die kennis - al twijfel ik aan de echtheid ervan - besef ik dat ik nooit een visser zou kunnen zijn. Ik mag er niet aan denken om de haak uit een vissenmuil te moeten verwijderen. Of om een vers exemplaar open te moeten snijden en de organen eruit te moeten verwijderen. Of om met twee - weliswaar gehandschoende, maar dan nog - handen door massa’s vis te graven; de grote loebassen van de kleine sprotjes scheidend. Om van de geur nog te zwijgen. Zeebenen heb ik wel. Visvingers daarentegen …
De steiger ligt hier vast al honderd jaar. De vissersvrouw heeft ongetwijfeld ergens nog een foto in een blikken doos op de bovenste plank van de servieskast in de woonkamer. Op die foto staat haar grootvader, samen met enkele makkers uit het dorp. Ze poseren fier bij de aanlegsteiger waar ze net de laatste spijkers in hebben getimmerd. Het hout is nagelnieuw. De mannen staan in bloot bovenlijf: hun spieren blinken, net echt. Ondertussen, decennia later, is het papier van de foto vergeeld en het hout stilaan rot. Kijk: daar stapt een man uit zijn boot. Hij zet een voet op de steiger. En nog een. Bij zijn derde stap op de houten verbinding met het vasteland zakt zijn voet door een plank. Alsof de vissersvrouw wist dat dit zou gebeuren zet ze een stap achteruit. De man schreeuwt het uit. Dikke houtsplinters boren zich in zijn onderbeen. Bloed druipt in het water. Echt bloed in het echte water onder de echte steiger.
Een vissersvrouw houdt haar handen vast. Ze mag dan wel geen vissersvrouw zijn: de groeven in de overgang van haar vingers naar haar handpalmen zijn wel echt. Al achtendertig jaar lang is ze eigenares van een klein breiatelier waar ze schapenwollen truien met traditionele patronen vervaardigt. Ze doet wat ze het beste kan: breien volgens de methode en de patronen die ze van haar grootvader heeft geleerd. Die heeft nooit aanlegsteigers aangelegd. Dat werd tien jaar geleden door een projectontwikkelaar gedaan. Geen trotse spieren en poserende makkers, wel goedkoop hout en onzorgvuldige, want onderbetaalde werkkrachten. De man die met zijn been door het hout zakte is de man die ze net heeft gewaarschuwd. Daarvoor heeft ze haar handen even losgelaten. Ze had het hout al een paar dagen op rij vervaarlijk horen kraken en zien doorbuigen. Het was de omslag van het weer. Ze voelde het aan haar handen: de groeven in de overgang van haar vingers naar haar handpalmen jeukten meer dan gewoonlijk.
Ik heb haar niet gehoord. Ik dacht dat ze een vissersvrouw was. Ik denk niet dat een kapitaalsinjectie zal volstaan om mijn been te redden. Ik kwam alleen maar kijken.
0 notes
Text
mundatie
het wordt opgeruimd dun en vaal het papier de lege bokalen dof
geur van nat karton
onze dorre monden met een papperige walm volgepropt tot we hoestend huilen
inkt en onbestemd residu als gedrukt van onze vingers druipend aan onze ogen klevend
het wordt opgeruimd bij elkaar geveegd even ellendig als een afgeruimd bord
wij zijn wat ons rest
de pakken buitengezet erbij gaan zitten voor even toch
4 notes
·
View notes
Text
imago
we zijn klaar als evolutiekronen elegant en zelfbewust onze cocon ontgroeid ontpopt om te ontvouwen
de bloemen bezocht de kleurrijke kelken plichtsgetrouw met krultong en geduld bodemdiep geledigd
we zijn klaar om onze vleugels weer op te vouwen
het was onze opdracht onze pracht te tonen onze taak fragiel fladderend volbracht
het was ons voorrecht onze kortstondigheid met glans te dragen
4 notes
·
View notes
Text
vief
toen we de bergkam scheerden rakelings erlangs met onze daverende lijven nipt gedragen door broze vleugels razend wapperend
toen we de bergkam scheerden en vervolgens synchroon de intuïtief ingezette duikvlucht de boomgrens naderend maar dan weer opwaarts om te zweven en te zweven
toen we de bergkam scheerden dachten we nog niet aan onze vleugels aan de duikvlucht aan de boomgrens aan het zweven achteraf
toen we de bergkam scheerden scheerden we slechts de bergkam en scheerden we en scheerden we rakelings erlangs
0 notes
Text
electoraal
ik kies hoop dat jij die ook kiest
zie graag en wees niet bang zet u naast niet tegenover
en zie een bos een podium een ontmoeting
wat komt kan evengoed goed zijn
7 notes
·
View notes
Text
indignatie
splitsend en splijtend de hardheid waarmee verontwaardiging een uitgang zoekt
het water aan de lippen en een hand in de lucht
hij zwaait met een identiteitskaart hopend dat de regen stopt
2 notes
·
View notes
Text
acclimatisatie
durft u even mij te zijn? dat is een ander (net als u)
het zand in mijn schoenen de miezerige motregen mijn broek doorwekend
andere wimpers om door te kijken een nieuw soort lachen
lijkt het u wat? lijkt het wat op u?
tel even tot twee drie vier het brengt u uit evenwicht u valt in mijn plooi
en dan zit u op mijn stoel u eet er mijn taart en leest mijn wensen (u wenst dat in feite ook)
het is niets nieuws dat u hier tussen de lijnen leest maar nu is het weer vers
dit is trouwens een gift verpakt als mijn huis en tuin een feest op een zomerdag zonder houdbaarheidsdatum
3 notes
·
View notes
Text
longanimiteit
wikkend op een lege hand het lot van licht schemerend uit te doven waardoor de waarde onschatbaar wordt
we schrijven over goden en legenden alsof zij niet voorlopig zijn
we spelen met klanken en woorden met tonen terwijl ze altijd al wegdeinen
en toch wachten we naïevig verwachten we ons geduld beproevend lankmoedigheid proevend
3 notes
·
View notes
Text
Liefdesgedichten
Om oudjaar te vieren schreef ik twaalf gedichten voor het tafelgezelschap van die avond. Dit zijn er drie, uit liefde.
Voor B.
immer groeiend heen en weer verpoppend
van cocon naar grootse vleugelpracht
ze laaft zich aan schoonheidsnectar bestuift haar veld met fladderlach
ze kneedt de kelken die ze moedig leeft om hen dan weer met herbegin te vullen
Voor R.
er schuilt een kalmte in zijn uitbarsten een jubelend kind in zijn rusthouding
iedere ontmoeting en elke oogopslag warmtecapsules
zijn spelen is weten nooit vergeten wie hem draagt wie hij draagt
Voor L.
haar hart een eeuwig open winkelpand waar liefde nooit uit voorraad en voor altijd gratis is
de etalage spiegelt streng maar toont ook haar geluk in andermans ogen
2 notes
·
View notes
Text
opwarmertje
kilte kent een andere naam kou een warmere klank met als rijmtroef jou
2 notes
·
View notes
Text
flatergoud
wat niet mis is lijkt alleen maar zo er is een fout gemaakt er werd iets ontdekt
u denkt hierover na
de rimpel in uw voorhoofd voorbode van onthulling een naderend besef
door een gedachteschouw stijgt een ingeving op
vermomd als granietige obelisk stort versteend verwondering neer
0 notes