Muziekjournalist voor OOR, The Daily Indie, Vinyl Me Please en meer.
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Interview: The Shins: “Ik werd heel ongerust toen ik vader werd”
Alsof het nog niet lang genoeg geleden was dat Port Of Morrow uitgekomen was, werd de release van het nieuwe album van The Shins vorig jaar uitgesteld. De reden was een poging van label Columbia om de band op een mooie plek op Coachella te krijgen, zo bevestigde meesterbrein James Mercer. Toen de naam van de formatie uit Albuquerque, New Mexico (nu gevestigd in Portland, Oregon) begin dit naar niet op het affiche prijkte, brak de paniek uit. Kwam die plaat er nog wel? Ja, Heartworms komt er. Op 10 maart om precies te zijn. Het is The Shins’ beste tot nu toe. Althans, als we James Mercer himself moeten geloven. “Ik heb het altijd fijn gevonden als een kluizenaar te werken” “Soms is het moeilijk om na zo’n lange tijd weer terug te vallen in de instincten die je ontwikkeld hebt,” vertelt de veertiger vanuit New York. “Ik heb me deze keer echt gedwongen nieuwe richtingen te verkennen. Dat was niet altijd makkelijk, omdat sommige mensen om me heen het niet met die richtingen eens waren, maar ik denk dat ik uiteindelijk heb bereikt wat ik wilde bereiken.” De eerste stap in die richting zette Mercer met single Dead Alive, dat vorig jaar met Halloween verscheen. In de video voor dat nummer herrijst de band letterlijk uit zijn graf. Het gevoel dat het nieuwe album Mercer opleverde is vergelijkbaar, zegt hij: “Ik identificeer me niet per se met het woord ‘herrijzenis’, maar het voelt wel als een soort wedergeboorte. Het hele proces is een soort inwaartse reis waarin ik mezelf kan bevrijden en helemaal kan opgaan in mijn eigen creativiteit.” Die scheppingsdrang was de afgelopen jaren zo groot dat Mercer zich niet beperkte tot muziek. “Ik ben veel bezig geweest met schilderijen en collages de afgelopen jaren.” Voor die laatste hobby, ook terug te zien op de hoes van nieuwe plaat Heartworms, ontwikkelde de Hawaiiaan zelfs een eigen app. “Klopt, hij heet Pasted! Ik was ooit in een bar waar een prachtige collage met oude foto’s van mensen hing. Ik vroeg me af waarom we zoiets eigenlijk nog niet met onze telefoons konden maken door middel van gezichtsherkenning. Alle apps die ik kon vinden zetten de foto’s gewoon in een soort rooster. Daarom besloot ik samen met een oude vriend die programmeur is de app die ik wilde zelf te maken.” Mercer liet muziek niet helemaal links liggen, overigens. Vanaf 2009 vormt hij samen met producer Brian Burton, beter bekend als Danger Mouse, het duo Broken Bells. “Vooral in de ritmesectie heeft dat de nodige invloed op het nieuwe album gehad, denk ik. Ik heb me meer dan ooit geconcentreerd op de drumsound. De reden daarvoor is de prominente rol die dat element vervult in Brians werk. Toen ik nieuwe nummers voor The Shins begon te schrijven, miste ik dat.” Wennen dus, om weer alleen te werken? “Dat valt mee. Ik heb het altijd fijn gevonden als een soort kluizenaar te werken. Om de een of andere reden ben ik creatiever als ik alleen ben en alle tijd heb om alles te overdenken. Waarschijnlijk is dat waarom er steeds zo lang tussen de albums zit, haha.” “Ik werd heel ongerust toen ik vader werd” Een andere reden voor het gat tussen Port Of Morrow en Heartworms is Mercers privéleven. Daarin – zoals tegenwoordig meer uitzondering dan regel lijkt – geen hartzeer of andersoortige ellende, maar gezinsgeluk. Mercer is al ruim tien jaar getrouwd en heeft drie dochters. Dat drietal vormt een belangrijke inspiratiebron voor The Shins’ recente werk. “Ik denk dat mijn kinderen op Port Of Morrow al een belangrijk onderwerp waren, maar op een heel donkere manier. Het is best een schok als je kinderen krijgt. De wereld waarin je leeft verandert ineens in een soort hel. Alles lijkt gevaarlijk. Ik werd heel ongerust over de toekomst toen ik vader werd.” Hoewel dat anno 2017 niet vreemd lijkt, is Mercer er op Heartworms juist optimistischer op geworden. “Ik ben nu wat luchthartiger, denk ik. Mijn drie dochters zijn de reden waarom Name For You een soort feministische hymne geworden is.” Die dochters zijn ook de reden voor een aantal praktische veranderingen binnen het sterrenstelsel van The Shins. Mercer schreef het grootste deel van Heartworms ’s ochtends aan de ontbijttafel onder het genot van een eerste kop koffie. “Ik was veel creatiever in die vroege uurtjes. Onze jongste dochter is nu twee, maar ze was pas zes maanden toen ik dit album begon te schrijven, dus ze werd vaak vroeg wakker.” Ook de andere Mercer-dochters, die een stuk ouder zijn, hadden de nodige aandacht nodig. “Ik kleedde hen aan, smeerde hun boterhammen en bracht ze naar school. Daarna had ik eindelijk tijd voor mezelf. Ik schreef thuis, nam mijn ideeën op en bracht die uiteindelijk mee naar de studio.” Niet alleen binnen de studio, maar ook daarbuiten heeft Mercers gezinsleven zijn muzikale bestaan beïnvloed. “Het is tegenwoordig moeilijker voor me om uitgebreid te touren. Ik mis mijn familie en mijn familie mist mij. Het is best veel werk om drie dochters op te voeden en ik kan daar minder aan bijdragen dan ik zou willen als ik op reis ben. Mijn uren zijn niet die van een doorsnee vader, maar we gaan proberen de meiden wat vaker mee op tour te nemen dit keer.” Het moge duidelijk zijn dat The Shins al een tijdje meedraait. “Ik begon onder die naam liedjes te schrijven in mijn slaapkamer in 1996. Gek dat het al zo lang geleden is.” De inmiddels 46-jarige Mercer, die daarvoor al in de band Flake Music speelde, heeft dan ook de nodige veranderingen binnen de muziekindustrie meegemaakt. “Toentertijd had je nog megasterren die albums maakten waarvan in de eerste week 10 miljoen exemplaren verkocht werden. Ik was niet echt deel van dat wereldje, maar we wisten wel dat het bestond.” Ongeveer vijf jaar nadat Mercer de basis legde voor The Shins, begon hij dat soort succes wél te benaderen. Van zijn debuut Oh, Inverted World (2001) gingen meer dan een miljoen stuks over de toonbank. “Ik had in eerste instantie helemaal geen toegang tot zulke labels,” herinnert Mercer zich. “Dat veranderde toen we in het voorprogramma van Modest Mouse speelden.” Frontman Isaac Brock raadde The Shins aan bij Jonathan Poneman, de baas van Sub Pop, een label dat een decennium eerder opzien had gebaard met de grungerock van Nirvana, Soundgarden en Mudhoney. “Zeke Howard, de vriend met wie ik nu die app gemaakt heb, slaagde er uiteindelijk in Jonathan een cd’tje dat ik thuis gebrand had te geven.” Poneman bezocht in 2000 The Shins’ show met Modest Mouse in San Francisco en vroeg de band bij te dragen aan de Single of the Month Club van het label. New Slang (waarover later meer) was de inzending van de band, die van Poneman groen licht kreeg voor een volledig album. Niet alleen de ‘ouderwetse’ industrie speelde een rol in de doorbraak van The Shins, stelt Mercer: “Napster was heel belangrijk voor ons. Omdat die cd in omloop gekomen was, dook onze muziek daar op en groeide onze achterban op een heel organische manier. Binnen een paar maanden luisterden ineens dertigduizend mensen naar onze muziek. Je zag toen de eerste symptomen van streamingdiensten zoals ze nu bestaan.” “We wilden niets moderns maken” Er is in ruim twintig jaar meer veranderd. De bezetting van de band waarmee Mercer zich omringt, bijvoorbeeld. Vijftien verschillende muzikanten werkten mee aan The Shins, de oprichter zelf is de enige die er sinds 1996 bij is. Drummer Jesse Sandoval en toetsenist Martin Crandall (die ook lid waren van Flake Music) waren lang stamgast, maar in 2008 besloot Mercer na de release van Wincing The Night Away het roer om te gooien. Sandoval, Crandall en gitarist Dave Hernandez, die als frontman van punkband Scared of Chake veel met Flake Music had gespeeld, vertrokken (lees: werden ontslagen), toetsenist Eric Johnson volgde twee jaar later. “De belangrijkste reden daarvoor was dat we simpelweg uit elkaar waren gegroeid. Als je in je twintigerjaren bent, ga je met mensen om omdat ze dezelfde interesses hebben en naar dezelfde muziek luisteren. Als je ouder wordt, neem je andere paden en gaan de zaken waar je waarde aan hecht van elkaar verschillen. Dat maakt het moeilijk om een vruchtbare relatie te onderhouden.” Op dit moment verkeren alleen gitarist Jessica Dobson en bassist Yuuki Matthews al langer dan een jaar in Mercer’s gezelschap. “Vooral Yuuki heeft veel invloed gehad op Heartworms. Ik begon kort na de tour voor Port Of Morrow met hem samen te werken en hij is heel belangrijk geweest voor het geluid van de plaat. Hij speelt er ook heel veel op. Het voelt sowieso alsof ik weer een échte band om me heen heb.” Matthews is op nog een ander vlak belangrijk geweest voor het eindresultaat. “Ik heb dit keer enorm genoten van het technische aspect van het opnameproces,” vertelt Mercer. “Ik heb me daarin verdiept en heb geïnvesteerd in steeds beter materiaal. Ik ben zelf geen natuurtalent op dat gebied, dus ik heb veel hulp gehad van Yuuki en Richard Swift (oud-lid van The Shins en bassist bij The Black Keys, red.).” Een zeldzame constante in het muzikale bestaan van Mercer en zijn Shins is de Amerikaanse acteur en regisseur Zach Braff, bij het Nederlandse publiek vooral bekend vanwege zijn rol als John Dorian in de ziekenhuis-sitcom Srubs. In 2004 brak Braff als regisseur door met Garden State, een film waarin hij zelf een rol speelde die gebaseerd was op zijn jeugd in New Jersey. De film won de Grammy voor de best samengestelde soundtrack, mede met dank aan New Slang, dat op zijn beurt met dank aan Garden State uit zou groeien tot The Shins’ grote hit. In 2014 schreef Mercer opnieuw een nummer voor Braff, ditmaal voor diens Wish I Was Here. “Toen Zach me benaderde om met hem aan die film te werken, twijfelde ik geen seconde. Het voelt alsof ik hem iets verschuldigd ben. Het is zo goed voor ons geweest dat New Slang op de soundtrack van Garden State stond.” Ook op praktisch vlak bood de hernieuwde samenwerking weinig obstakels. “Toen ik toegezegd had, stuurde Zach me een ruwe versie van de film. Die ging over het gezinsleven en de manier waarop het leven verandert als je probeert het bij te houden. Dat waren thema’s die ontzettend overeenkwamen met mijn eigen leven. Dat raakte me enorm.” Niet veel later vond Mercer tussen zijn opnames een perfect passend nummer: So Now What, dat nu als voorlaatste track op Heartworms staat. “Ik speelde al een tijdje met dat nummer, dus ik herschreef de tekst zodat hij bij de personages uit de film zou passen. We hadden op dat moment wat shows in Groot-Brittannië gepland die uiteindelijk niet door konden gaan omdat het album nog niet af was. Toen we aan het repeteren waren speelde ik het nummer, maar niemand herkende het, terwijl ik zelf vond dat het een van de beste nummers was die ik ooit geschreven had. Toen realiseerde ik me dat ik het op de plaat moest zetten.” Die plaat is volgens Mercer een voortzetting van de bestaande Shins-discografie: “Ik denk dat er een bepaalde progressie te zien is. Ik ben nu een betere songwriter dan ik ooit geweest ben.” Dat was twintig jaar geleden wel anders, reflecteert de Hawaiiaan zelfkritisch. “Toen ik Oh Inverted World schreef begon ik pas net door te krijgen hoe je liedjes moet schrijven, vooral op tekstueel gebied. Ik denk dat ik daar langzaam maar zeker beter in geworden ben. Het voelt alsof ik nu zelfs beter ben dan ik op Port Of Morrow was, en dat was het beste dat ik ooit gemaakt had.” Het nieuwe Heartworms is dan ook alles dat die vorige plaat niet was. “We besloten al in een vroeg stadium dat we een album wilden maken dat natuurlijk en handgemaakt klonk. We wilden het album bijna mono mixen, op een manier die alle elementen samen laat vloeien.” Als een soort collage dus? “Precies! We wilden niets glads, commercieels of moderns doen, terwijl dat precies was wat we op Port of Morrow wél wilden.” Mercer steekt zijn enthousiasme over Heartworms niet onder stoelen of banken; het is overduidelijk dat de Amerikaan blij is om terug te zijn. Op zijn Instagram prijkt een foto waaruit blijkt dat de veertiger, vader van drie, zichzelf niet kon beheersen: Mercer heeft zijn eigen plaat besteld. “Dat is een beetje suf hè? Ik ben er gewoon zo opgewonden over. Ik kan echt niet wachten tot het album uit is. Ik denk dat ik gewoon mee wil maken wat de andere mensen die de plaat hebben besteld mee gaan maken.”
0 notes
Text
Interview: Loyle Carner: “Ik raak soms gedesillusioneerd door hiphop”
Hiphop is heet. Niet alleen in Nederland en de Verenigde Staten, maar ook in Groot-Brittannië, waar rappers als Stormzy en Skepta grossieren op een nieuwe golf grime. Tussen al het geweld valt de jonge Londenaar Loyle Carner op door zijn reflectieve raps over zijn familie. The Daily Indie spreekt Benjamin Coyle-Larner – zijn artiestennaam is een gevolg van zijn eigen dyslexie – de middag voor zijn soloshow in Paradiso Noord over zijn moeder, het overlijden van zijn stiefvader en de inspiratiebronnen voor zijn debuutalbum Yesterday’s Gone, dat eerder dit jaar verscheen.
“Mensen moeten niet vergeten waarde roots van grime liggen” Ons gesprek vindt plaats in de week waarin blijkt dat Stormzy’s debuut Gang Signs & Prayer het tot de hoogste positie van de Britse hitlijsten geschopt heeft. Benjamin komt uit dezelfde generatie Britse muzikanten als Stormzy en groeide op ten tijde van de eerste grime-golf. “Dat droeg toen helemaal die naam nog niet,” vertelt Coyle-Larner in zijn kleedkamer. “Toen was het nog gewoon rap, met daaronder allerlei verschillende stijlen Britse hiphop, trap, garage en grime.” Toch was de stroming op dat moment, midden in de jaren negentig, nog minder een Britse aangelegenheid. “Al die artiesten wilden juist samenwerken met P. Diddy. Kano werd op een bepaald moment getekend door Jay-Z.” De rollen zijn nu omgedraaid. Vorig jaar nog tekende Drake op Boy Better Know, het grimelabel van de befaamde broertjes Jamie en Joseph Adenuga, beter bekend als JME en Skepta. “Ik ga er niet vanuit dat Drake ooit bij mij aan zal kloppen, maar voor Britse muziek in het algemeen is dat heel positief”, weet Loyle Carner. “Het moet alleen niet te commercieel worden. Mensen moeten niet vergeten waar de roots van grime liggen.” Van wederzijds respect is volgens Benjamin wel sprake, maar toch heerst een gapend gat tussen de jonge rapper en de iconen die het internet domineren. “Ik heb geen contact met die andere rappers. Ik heb een beat van Kano gekregen voor een radiosessie, maar verder spreek ik ze nooit. Zij zijn beroemd, ik niet.” Samenwerken deed Coyle-Larner wél met een van Engelands meest gerespecteerde moderne punkpoëten, Kate Tempest. Hij weet nog goed wanneer hij de schrijvende spoken word-ster voor het eerst ontmoette. “Ik was toen net van de universiteit getrapt”, vertelt hij. “Op mijn weg terug naar het treinstation zag ik haar ineens en ben ik een praatje met haar gaan maken. Dat lukte niet zo goed, want ik was nogal onder de indruk.” Niet veel later ontmoet het tweetal elkaar opnieuw op een showcase van label Speedy Wunderground in Londen. Producer Dan Carey stelt een samenwerking voor en in december 2015 verschijnt Guts op een compilatiemixtape van de maatschappij. Een droom die werkelijkheid werd, volgens Benjamin: “We schreven dat nummer in twee of drie uur tijd en namen het meteen op. Daardoor was er geen tijd om alles te overdenken. Aan het eind van de dag heb je iets tastbaars, dat is geweldig.” Britse muziek was niet het enige dat de aandacht van de jonge Benjamin trok. “Ik hield van échte Britse hiphop, van artiesten als Roots Manuva, maar eigenlijk luisterde ik het meest naar Amerikaanse rap. Daar was men meer gericht op liedjes dan in Groot-Brittannië. Als ik freestyle wilde zien zocht ik op gewoon filmpjes van Britse rappers op YouTube op, maar als ik een tune wilde horen ging ik naar OutKast of Common.” Coyle-Larner zoekt zijn inspiratiebronnen daarnaast nadrukkelijk buiten zijn eigen genre. Voornamelijk aan de muzikale kant van zijn producties. Het gebruik van saxofoons (Ain’t Nothing Changed) en gitaren (NO CD) roept op Yesterday’s Gone bijvoorbeeld vergelijkingen op met het door jazz doordrenkte To Pimp A Butterfly (2015) van Kendrick Lamar. Coyle-Larner: “Ik voel me simpelweg beïnvloed door geluid. Het maakt niet uit waar dat vandaan komt.” Een van de meest opvallende voorbeelden voor Loyle Carner vinden we terug in de videoclip voor vroege hit Tierney Terrace. Daar hangt in de kelder van Benjamins huis een poster van niemand minder dan Bob Dylan. “Ik luister daar regelmatig naar. Zulke gasten maken real stuff. Ik raak soms gedesillusioneerd door hiphop. Rappers gaan maar door en door over dezelfde onderwerpen. Dan moet je soms op zoek naar andere plaatsen om inspiratie te vinden voor teksten. Zo kom je vanzelf uit in andere genres.” “Ik vind mijn moeder de coolste persoon op aarde” Met die uitleg komt Loyle Carner zelf uit bij een andere reden waarom hij de afgelopen jaren in toenemende mate opviel. De onderwerpen die hij bespreekt zijn puur persoonlijk. Over meisjes, geld of politiek gaat het niet of nauwelijks in zijn raps. De hoes van zijn debuut Yesterday’s Gone zegt eigenlijk genoeg. “Het is een soort familiefoto”, legt Coyle-Larner uit. “Iedereen die ervoor heeft gezorgd dat ik kon komen tot het punt waar ik nu ben staat erop.” Benjamin vertelt dat hij nog gewoon thuis woont bij zijn moeder en zijn jongere broertje, over wie hij spreekt als zijn beste vriend. “Het is fijn om mijn familie te zien als ik lang op tour ben geweest. Beter dan thuiskomen in een leeg huis.” Dat de twintiger een moederskindje is, komt niet bepaald als een schok. Overal waar Loyle Carner is, is zijn moeder Jean namelijk ook. Ze is te zien op zijn albumhoes, in zijn videoclips, op zijn gigposters en ga zo maar door. “Ik zou niet weten waarom niet”, antwoordt de jongeling als we hem vragen waarom. “Ze wil er graag deel van uitmaken. Wie ben ik dan om te zeggen dat dat niet mag?” Van schaamte is dan ook geen enkele sprake. “Ik vind mijn moeder de coolste persoon op aarde, ik ben heel blij dat ik haar overal bij kan betrekken.” Toch heeft de roem ook in dit geval zijn keerzijde, al is die relatief onschuldig. Coyle-Larner lachend: “Ze is er een beetje verslaafd aan geraakt. Er staan volgens mij meer foto’s van haar dan van mij op mijn social media. Als ze boodschappen gaat doen, wordt ze soms herkend. Laatst was ze in het Tate Modern en bleven mensen haar maar om foto’s vragen.” Natuurlijk is Loyle Carner niet het eerste moederskindje in de stoere mannenwereld die hiphop heet. Onder meer 2Pac (Dear Mama) en Kanye West (Hey Mama, dat West kort na de dood van zijn moeder in 2007 zong op de Grammy’s) brachten eerder nummers over hun moeders uit. “Ik ben altijd groot fan geweest van Kanye West”, zegt Coyle-Larner, die in 2015 Wests Heard ‘Em Say nog coverde op BBC Radio 1. “Ik hoorde van zijn bijzondere band met zijn moeder, dat was kort nadat ik zelf muziek begon te maken. Daarna ontdekte ik dat zijn moeder overleden was. Ik weet dat hij het daar nog steeds moeilijk mee heeft en ik vind het ongelooflijk dat hij zich enigszins bij elkaar heeft weten te rapen. Als ik mijn moeder zou kwijtraken, zou het over zijn voor me. Klaar. Ik leef enorm met hem mee.” “Mijn vader had een heel album gemaakt en dat aan niemand verteld” Een van de redenen waarom Benjamin zo gehecht is aan zijn moeder, is dat hij weet hoe het is om een ouder te verliezen. Zo’n vijf jaar geleden verloor de jonge Brit zijn stiefvader. Het had niet alleen grote invloed op een persoonlijk, maar ook op een praktisch niveau. “Ik moest ineens de kostwinnaar van de familie worden”, legt hij uit. “Ik maakte al wel muziek voor mezelf, omdat ik over die gebeurtenissen wilde schrijven. Toen ontdekte ik langzaam maar zeker dat ik geld kon verdienen met hetgeen dat me door die periode heen hielp. Dat was heel vreemd, omdat het tegelijkertijd verschrikkelijk en geweldig was.” De beschrijvingen van de moeilijkste periode uit zijn leven zijn inderdaad een wezenlijk onderdeel uit gaan maken van Loyle Carners muzikale identiteit. BFG van Coyle-Larners vroege EP A Little Late is een single die schrijnend is in al zijn eerlijkheid. “Everybody says I’m fucking sad. Of course I’m fucking sad, I miss my fucking dad,” rapt de Brit herhaaldelijk aan het einde van dat nummer. “Het ergste dat me voor de dood van mijn vader was overkomen, was een gebroken heart”, lacht hij. “Dat is nu natuurlijk bullshit.” Wie Yesterday’s Gone tot het eind luistert, stuit op een bijzondere lofzang. De naamgever en afsluiter van het album is een nummer van Benjamins stiefvader zelf. “Hij had een heel album opgenomen en daar niemand over vertelt”, legt de Brit uit. “Mijn moeder vond het nadat mijn vader overleden was. Ik wist dat ik er iets mee wilde doen, dus ik begon het te samplen, maar dat nummer wilde ik er helemaal op.” Een ander hoogtepunt op Yesterday’s Gone is, tussen de hiphop door, het nummer Sun of Jean, volgens de tracklist featuring Mum and Dad. “Dat is de meest duidelijke verwijzing”, vertelt hij. “Die hele track bestaat uit een sample van mijn vader en een twee losse samples van mijn moeder, die een gedicht voordraagt.” Zelfs op het podium draagt de jonge rapper zijn vader altijd bij zich. Coyle-Larner zelf is een fervent fan van voetbalclub Liverpool, zijn vader was supporter van aartsrivaal Manchester United. Op het podium draagt Loyle Carner geregeld zijn eigen Liverpoolshirt, met een shirt van United-icoon Eric Cantona om zijn schouders. “Dat was de ultieme opoffering”, zegt Benjamin. “Ik had een nummer geschreven voor mijn vader. Dat noemde ik Cantona omdat het niets met mijzelf te maken had. Het was voor hem. Ik dacht: ‘Kijk, ik noem dit nummer Cantona, zelfs al haat ik Manchester United, omdat ik van je hou.’ Voetbalfans werden daar nogal boos om, omdat ze denken dat ik het spelletje haat. Stelletje gekken.” Zowel uit zijn album als uit ons gesprek wordt duidelijk dat Coyle-Larner niet of nauwelijks moeite heeft over zijn persoonlijke problemen te praten. “Alles dat ik nu uit heb gebracht, schreef ik twee of drie jaar geleden al”, legt hij uit. “Het is logisch dat het me nog steeds wat doet, maar ik heb tijd gehad om het een plaats te geven. Natuurlijk kun je niet alles verwerken, maar ik heb in ieder geval de kans gehad.” De Brit bezit nog een tweede drijfveer om zijn leven zo nauwgezet mogelijk te documenteren. “Het is een manier voor me om de herinneringen te laten leven. Zelfs als ik mijn verstand kwijtraak, kan ik me alles nog herinneren omdat ik mijn leven als het ware opgeschreven heb. Het gaat me niet om de grote shows, maar om het bijhouden van mijn eigen leven en hoe kut dat wel niet is.” “Mijn ADHD en dyslexie zijn een superkracht” De plotselinge verandering binnen zijn familieleven was niet de enige factor die Benjamins jeugd bemoeilijkte. De Brit heeft ADHD en dyslexie en moest daarmee om leren gaan. “Ik heb het al eerder een superkracht genoemd en dat is het ook echt. In iedere superheldenfilm heeft de superheld eerst geen controle over zijn krachten. Hij brandt gaten in muren enzo. Dan heeft hij ineens vanuit het niets door hoe hij zijn krachten kan kanaliseren. Zo was het voor mij ook. Nu zie ik het als een enorm voordeel.” Op school werd hem afgeraden te schrijven, maar juist in die bezigheid vond Coyle-Larner uiteindelijk een van zijn uitlaatkleppen. “Ik vind het nog steeds niet leuk om essays te schrijven hoor, maar rijmen vond ik geweldig.” Het geeft de Brit – die ook vandaag in Amsterdam een drukke indruk maakt – de kans om na te denken over wat hij wil zeggen. “Ik kom altijd in de problemen omdat ik de verkeerde dingen zeg”, vertelt Coyle-Larner. “Benny Mails, die het voorprogramma doet, vertelde bijvoorbeeld dat zijn vrienden naar de show van vanavond komen. Ik zei: ‘Ah, ze hadden tickets moeten kopen, joh.’ Ik maakte een grapje, maar dat had hij niet door, dus hij is écht vijf tickets gaan kopen. Toen moest ik hem zelf het geld teruggeven omdat ik me er zo slecht over voelde. Mijn slechte humor en mijn impulsiviteit zijn inmiddels een dure grap geworden. Als ik dingen opschrijf, kan ik over ze nadenken en kom ik niet in de problemen.” Benjamins liefde voor rijmpjes groeide op latere leeftijd uit tot een passie voor poëzie. “Ik ben fan van Benjamin Zephaniah. Hij maakte woorden toegankelijk voor me”, vertelt de Brit. “Hij heeft een boek geschreven dat Gangsta Rap heet. Het gaat over vier jongens die ervan dromen rapper te worden en uiteindelijk ook echt beroemde rappers worden. Ik moet dat boek weer terug zien te vinden, want volgens mij heb ik het nooit uitgelezen toen ik jong was.” Later breidde de liefde voor cultuur zich nog verder uit. Coyle-Larner ging studeren aan een toneelacademie. Dat heeft geholpen: Loyle Carner regisseert al zijn videoclips zelf en weet hoe hij een show moet neerzetten. “Ik ben verzot op acteren”, vertelt hij. “Ik denk dat dat weer zoiets is waar mijn ADHD me bij helpt. Acteren, muziek maken, voetballen, koken (onder de naam Chili Con Carner leert Benjamin kinderen met ADHD koken, red.) en irritant zijn, that’s just what I do.” Wat hij ook doet, hij doet iets goed. Want Loyle Carner is – zoveel kunnen we wel stellen – definitief doorgebroken, ook aan onze kant van de Noordzee. “Ik probeer daar niet te veel over na te denken”, zegt de Brit bescheiden. “Ik weet helemaal niet of ik the next big thing ben. Ik ben gewoon een thing en dat is prima.” Benjamin Coyle-Larner lijkt inderdaad tevreden. “Slechte dingen gebeuren altijd, dat is nou eenmaal een van de spelregels van het leven. Het gaat erom hoe je daarmee omgaat.” Yesterday’s Gone, indeed, daar valt niets meer aan te veranderen. Aan morgen des te meer, volgens Loyle Carner: “Ik blijf altijd optimistisch.”
0 notes
Text
Interview: Sleaford Mods: “Onze muziek is geen manifest”
De afgelopen jaren is Sleaford Mods in de (Britse) muziekpers op allerlei manieren beschreven, maar eigenlijk doet geen enkele beschrijving het project van Jason Williamson en Andrew Fearn recht. Het is ook een bijzondere bedoeling, dat verwoestende vehikel dat alle kanten op lijkt te schieten en tegelijkertijd met volle kracht vooruit blijft gaan. De vierde plaat van het duo uit Nottingham is namelijk net uitgekomen: na de opeenvolging van Austerity Dogs (2013), Divide and Exit (2014) en Key Markets (2015) namen Williamson en Fearn even pauze, al is ‘rust’ in het geval van Sleaford Mods een erg relatief begrip. Er viel, zeker in Groot-Brittannië, immers genoeg te observeren. Ter voorbereiding op hun The Daily Indie Presents-avond op 4 mei, bespreekt The Daily Indie in Amsterdam met ‘Big Jay’ Williamson het resultaat: English Tapas. Lees verder op The Daily Indie
#Sleaford Mods#English Tapas#Austerity Dogs#Divide and Exit#Key Markets#Jason Williamson#Andrew Fearn#Interview
0 notes
Text
Interview: Bill Ryder-Jones: “Muziek is een manier om mij aan mezelf uit te leggen”
Jaren geleden leek Bill Ryder-Jones hard op weg om een rockster te worden. In 1996, richt de dan vijftienjarige Ryder-Jones samen met wat schoolgenootjes The Coral op. Als de band vijf jaar later zijn eerste single Shadows Fall uitbrengt, wordt het collectief uit Liverpool wordt als vaandeldrager van de Britse rockrevival. Het loopt anders: Ryder-Jones is geen rockster en wil dat ook niet zijn. Gepijnigd door paniekaanvallen en andere problemen met zijn gezondheid, ontslaat hij zichzelf uit The Coral en ontvlucht hij de muziekwereld. Hoe het komt dat de Brit nu tóch toewerkt naar de release van zijn vierde soloplaat en ondertussen filmsoundtracks heeft geschreven én uitgebreid heeft gewerkt met het Arctic Monkeys-kamp, vertelt hij The Daily Indie gedurende een opvallend openhartig gesprek. Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Interview: LIFE: “We waren niet van plan een politieke band te worden”
Er is bier in overvloed, maar echt gezellig is het niet in de donkere kleedkamer in de Amsterdamse Cinetol. Hoeft ook niet, want het Britse punkviertal LIFE is op bezoek. De band uit het pittoreske Hull is door vertraging met de veerboot wat te laat, maar maakt desondanks graag tijd voor een goed gesprek. Bassist Loz Etheridge en drummer Stew Baxter beginnen vast met de voorbereidingen voor de show, maar gitarist Mick Sanders en zijn broer/frontman Mez Green geven dolgraag toelichting op debuutplaat Popular Music, hun DIY or die-mantra en de Britse politiek. Spoiler: dat ziet er net als het normale Britse klimaat vrij grauw en grimmig uit. Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Interview: Marika Hackman: “Ik wil een bedreiging zijn”
Marika Hackman komt je vriendin verleiden, en dat is reden om te vrezen. Waarom? Luister maar naar haar gloednieuwe album I’m Not Your Man, een perfecte tweede plaat vol vernieuwing en vreugde, in vrijwel alles anders dan haar dromerige debuut We Slept At Last (2015). Op de achtergrond belegert een legioen Ajax-supporters het Leidseplein in aanloop naar de Europa League-finale, maar wij luisteren alleen nog naar de ontwapenende en onmogelijk coole Marika Hackman. Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Interview: IDLES: “Vreugde is in deze tijden een vorm van verzet”
Met Brutalism heeft de Britse band IDLES een van de beste debuutalbums van 2017 op zak. Zowel qua teksten als thema’s is de toepasselijk getitelde plaat grimmig doch goudeerlijk. Zo gek is dat niet, want Brutalism is het gevolg van de persoonlijke problemen waar IDLES’ fascinerende frontman Joe Talbot zich de afgelopen periode doorheen worstelde. Zijn moeder overleed na een zwaar ziekbed, maar Talbot rustte niet voor hij zijn leven terug op de rails had.
Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
True Love Waits: hoe Radiohead zijn verleden in de armen sluit
In het jaar 335 voor Christus schrijft de Griekse filosoof Aristoteles in zijn Poetica voor het eerst over het begrip catharsis. Aristoteles definieert het concept als een vorm van reiniging die optreedt bij bezoekers van tragedies in het oude Griekenland. Later wordt catharsis door Sigmund Freud gebruikt als naam voor een psychologische theorie die stelt dat een confrontatie met trauma’s en de bijbehorende emoties een verlichtend effect op de patiënt hebben. Waarschijnlijk weet geen van beiden dat het begrip de basis legt voor een van de meest vernieuwende en vooruitstrevende bands ooit, die nu, na meer dan twintig jaar aan toekomstvisies, eindelijk terug durft te kijken. Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Interview: Phoenix: eeuwig licht vanuit een verloren paradijs
Wat doe je als overal om je heen schoten klinken, extreemrechtse politici verkozen worden en musici maatschappelijk geëngageerde albums uitbrengen, terwijl jouw band bekend staat om zijn zonnige zomerplaten? Dan maak je je zonnigste zomerplaat tot nu toe! Althans, die route du soleil nemen de Parijse popsterren van Phoenix op hun recente zesde album Ti Amo, waarop de Franse feniksen vier jaar na Bankrupt! uit hun as herrijzen. Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Is The Bloc Party Over?
Bloc Party is terug. Alweer. In 2013 bleek de last van de eerste twee albums Silent Alarm en A Weekend in the City te zwaar; ritmeruiters Matt Tong en Gordon Moakes trekken na Intimacy en Four niet meer aan het dode paard. Met Justin Harris en Louis Bartle vinden frontman Kele Okereke en gitarist Russell Lissack al snel nieuwe vriendjes. Het resultaat is de vijfde plaat Hymns, dat – hoe kan het ook anders – met gemengde gevoelens welkom geheten wordt. Desondanks speelt de band deze zomer handenvol festivalshows, bijvoorbeeld op Best Kept Secret. The Daily Indie geeft met een uitgebreide analyse over de eerste twee albums, het begin van het einde én Hymns antwoord op de vraag: Is The Bloc Party Over? Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Interview: WHITE: “Ik geloof niet in guilty pleasures”
Het Schotse vijftal WHITE is een stuk kleurrijker dan zijn naam doet vermoeden. Het kwintet maakt experimentele pop (ja, dat bestaat) en volgt met zijn dansbare discopunk in de voetsporen van LCD Soundsystem en stadsgenoten Franz Ferdinand. In aanloop naar de tweede London Calling-show van de formatie uit Glasgow spreekt The Daily Indie frontman Leo Condie over WHITE’s net verschenen debuut One Night Stand Forever. Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Interview: Dillon: “Mijn muziek gaat niet om vergelijken, maar om voortzetten”
De 28-jarige Dominique Dillon de Byington, beter bekend onder haar artiestennaam Dillon, is geboren in Brazilië, woont in Duitsland en zingt in het Engels. Ze bewandelt de donkerste paden in sprookjesachtige bossen en bevindt zich het liefst op het kruispunt tussen techno en pianopop. Nu de komst van haar succesvolle platen This Silence Kills (2011) en The Unknown (2014) alweer een tijdje achter de rug ligt, maakt Dillon zich op voor de release van haar derde album, “het gevolg van het feit dat ik de eerste twee overleefd heb.”
Lees verder op The Daily Indie
0 notes
Text
Interview: ELLA: “Pixies vormde voor mij de omslag van klassiek naar pop”
Muziek is mode. En de afgelopen jaren waren, naast alles wat naar hip-hop en R&B klonk, rook of smaakte, twee dingen enorm hip: solo- en zijprojecten van gevestigde muzikanten en bandnamen in kapitalen. Enter ELLA. Simpelweg ELLA ja, want de Nederlands-Zwitserse Ella van der Woude behoeft eigenlijk geen introductie meer. De muzikante kennen we namelijk al als frontvrouw van wijlen Houses, als filmcomponist en als bandlid van het vorig jaar doorgebroken Amber Arcades. Nu brengt ze voor het eerst muziek uit op persoonlijke titel. Lees verder op Muzify
0 notes
Text
Interview: Mozes and the Firstborn: “De beslissing om de plaat weg te gooien was heel positief”
2013 was het, toen Mozes and the Firstborn de Nederlandse muziekwereld in de beste zin van het woord op deed schrikken met gruizige garagerockhitjes als I Got Skills en Peter Jr. Het kwartet uit de gekste stad van Nederland (Eindhoven!) kreeg door te spelen, te spelen en nog eens te spelen zelfs voet aan de grond in het gekste land ter wereld (de VS natuurlijk). Daarna slokte een zee der stilte Mozes echter op. De band gooide zijn tweede album weg en maakte een derde, Great Pile of Nothing. Die werd, ondanks zijn naam, wél goed genoeg bevonden. Gelukkig maar, want Mozes is terug. Muzify spreekt frontman Melle Dielesen uitgebreid over de mislukte én de geslaagde plaat. Lees verder op Muzify
0 notes
Text
Interview: Lewis Del Mar: “We willen een samenkomst van twee werelden zijn”
Dualiteit is het kernwoord binnen de muziek van Lewis Del Mar. Het New Yorkse duo verhuisde vanuit Manhattan naar de kust om daar een bungalow te betrekken en afgesloten van de buitenwereld hun debuut te schrijven. Op dat debuut klinkt de tegenstelling tussen, of eigenlijk vooral de samenkomst van de stad en het strand door, net als die van folk, latin en electro. Muzify spreekt Danny Miller en Max Harwood over in Amsterdam Donald Trumps Amerika, hun multiculturele achtergrond, hun opleiding literatuur, Rockaway Beach, maar vooral over hoe al die elementen van invloed zijn geweest op hun debuut. Lees verder op Muzify
0 notes
Text
Interview: The Slow Show “In Manchester is alles mogelijk”
Ah, Manchester. Het domein van The Smiths, Oasis en The Stone Roses. Wie niet beter weet en Morrissey’s teksten links laat liggen (niet doen hoor), zou haast zeggen dat de plaatselijke exportproducten de stortvloed aan Britse regen gecompenseerd hebben met zo zonnig mogelijke Britpop. In de stad zelf hebben ze het nog niet door, maar er is inmiddels een band die die plensbuien laat klinken in de vorm van folksongs vol popsongs. Via het Duitse label Haldern Pop en een lange reeks shows verovert The Slow Show (niet – zoals vaak aangenomen vanwege de overeenkomstige sound – naar het nummer van The National) het Europese vasteland. Naar aanleiding van de release van tweede plaat Dream Darling spreekt Muzify met frontman Rob Goodwin. Niet alleen over dat nieuwe album, maar ook over de stad Manchester en hun doorbaak in Nederland. Lees verder op Muzify
0 notes
Text
Interview: Twin Peaks: “Touren is onze manier om te studeren”
De leden van het Amerikaanse Twin Peaks mogen zich pas net twintigers noemen, maar toch wordt hun recente Down In Heaven te pas en te onpas bestempeld als hun 'volwassen’ album. Hoewel ze het zelf maar deels met dat oordeel eens zijn, zeggen dergelijke termen veel over een band die opgroeit met zijn eigen muziek. Kort na hun shows in Amsterdam en Nijmegen spreekt Muzify met zanger, gitarist en oprichter Cadien Lake James – bijnaam Big Tuna – over thuisstad Chicago, de DIY-mentaliteit van de band en het jaar 1968. Lees verder op Muzify
0 notes