duffrysch
duffrysch
Duffrysch
20 posts
Schrijfsels allerlei.
Don't wanna be here? Send us removal request.
duffrysch · 3 years ago
Text
Nog een paar sigaartjes voor Ype de Graaf.
Een Harlinger Crime Passionel door: Eddy de Vries.
Geplaatst in diverse kranten en tijdschriften tussen 2018 en 2021.
Het is op vrijdag 23 maart 1860 wanneer Ype de Graaf een groen gordijntje opzij schuift van de ruimte in het Paleis van Justitie, zetel van het Gerechtshof en de Arrondissementsrecht, aan het Wilhelminaplein in Leeuwarden. Het is die vrijdag markt in de stad en er zijn 20.000 mensen voor hem gekomen.
Tumblr media
De haven van Harlingen ca 1858, door Hermanus Siderius.  Bron: Hannemahuis.
Ype is geboren in Workum op 10 augustus 1812, maar zal het grootste deel van zijn leven doorbrengen in Harlingen, wanneer hij tenminste niet in de gevangenis zit. Hij is de zoon van Bauke Arjens de Graaf en Weltje Jans Timmerman en is het vierde kind dat in het gezin geboren is. De woning in de Hongarensteeg was van de Roomse Gemeente en het gezin woont hier met nog drie andere gezinnen. Ype is een jongen die zal opgroeien voor galg en rad. In 1831 zal hij, wanneer hij 18 jaar jong is, voor het eerst worden veroordeeld en een tuchthuisstraf van twee jaar krijgen voor het plegen van meerdere diefstallen. Het zal niet zijn laatste keer zijn. Na twee jaar gaat het weer mis, Ype wordt meedogenlozer en zijn wandaden worden ernstiger. Het lijkt hem niet te deren en de daaropvolgende straffen accepteert hij. Onverbeterlijk.  Het jaar erna, krijgt hij het bericht te horen dat zijn moeder is overleden. Zij is op 12 januari 1834,  ’s ochtends om half zeven in het water gevonden. Ze is verdronken en gevonden in de Brouwersvaart in Workum.
In Harlingen behoort hij tot de onderklasse, hij vindt er werk als dijkwerker en als sjouwerman, het laden en lossen van de schepen in de haven. Het is in de tijd van onder meer het aardappeloproer van juni 1847. Na de mislukte oogsten stijgen de prijzen van aardappelen zo hoog, dat deze onbetaalbaar waren geworden voor de arme bevolking. Er heerst hongersnood in de armste buurten van de havenstad. Zelfs het roggebrood is niet verkrijgbaar en dat terwijl er schepen vol voedsel in de Harlinger havens liggen voor de export. De paupers uit onder andere, de Bargebuurt zien dit met lede ogen aan, totdat een woedende menigte rond 8 uur ’s avonds een stoomboot vol aardappelen bestormt. In dat jaar zal Ype voor het plegen van meerdere delicten, op het Wilhelminaplein in Leeuwarden met een strop om de hals worden afgeranseld door de beul met een bullenpees; de gedroogde penis van een stier. Ook wordt hij gebrandmerkt. Voor de rest van zijn leven heeft hij ‘TP’ in de muis van zijn hand getatoeëerd gekregen. Het brandmerk TP; Travaux Perpétuels, oftewel ‘eeuwige dwangarbeid’ is met een gloeiend hete pook aangebracht, waarna de beul de wond met buskruit in heeft gesmeerd. Hierdoor zal het voor altijd duidelijk zichtbaar blijven. Het zal Ype echter niet tot inkeer brengen.
Dolend door de stad en weer de fout in
In de achterbuurten van Harlingen vindt hij onderdak bij Murk Jans, een maat en oomzegger van Ype. In de jaren 50 van de 19e eeuw, wanneer hij ongeveer 40 jaar oud is, ontmoet hij Aafke Monsma op de jaarlijkse kermis. Aafke is de dochter van Tjietske Cornelis Monsma en een onbekende vader en wordt zondag 28 februari 1830 geboren in de Wortelstraat. Ook zij zal opgroeien in de Bargebuurt en behoort tot de armste klasse van de stad. Ze vind haar werk op straat, ze lost schepen en ze sjouwt op markten. Ook haar vinden we terug in de rolboeken van de rechtbank. Op 23 januari 1847 wordt ze veroordeeld voor de diefstal van een ‘vrouwenjak’. Haar straf is drie maanden cel.
De armoede vreet aan het stel en Ype lijkt zich in te kunnen houden van zijn tot dan toe zondig bestaan. Ze zwerven van woning tot woning in de stad, een onzeker bestaan. Ze trouwen niet, geen geld en Ype ziet het belang er niet van in. Op woensdagochtend 1 oktober 1851, rond tien uur, bevalt Aafke van een zoontje; Jan. Vroedvrouw Dirkje van Echten ondertekend de aangifte. Het zoontje zal niet oud worden en zal negen maanden later komen te overlijden ’s ochtends om 8 uur op 19 juli 1852 in de Kerkpoortstraat 23.
Tumblr media
De overlijdensakte van Jan Monsma met de handtekening van Ype de Graaf. Bron: Alle Friezen.
Nog geen vijf maanden later bezwijkt Ype voor de verleiding van een diefstal van aardappelen van de boerenknecht Anne Zeinstra van Midlum. “Ik verrichtte de daad uit grote armoede en gebrek,” zal Ype verklaren tegenover de rechter. Vonnis: drie maanden gevangenisstraf en het betalen van de proceskosten.  In maart van het jaar daarop, mag Ype terug naar Harlingen. Terug naar zijn Aafke. Op 2 januari, tijdens Ype’s gevangenschap, is in de Scheerstraat hun dochtertje geboren; Tjietske. Vernoemd naar Aafkes moeder.  
Schrijnende armoede zonder uitzicht
Een meisje met een kansarme toekomst. Met een alleenstaande moeder die hard zal moeten werken om hun beider hoofd boven water te houden. Het leven is hard en oneerlijk. Vanaf elk punt waar de armoedige inwoners van de stad wonen, is het maar kort lopen naar de herenhuizen van de patriciërs aan de Noorderhaven of de Voorstraat. Het gepeupel woont in de achtertuinen van de dure huizen en ziet hun rijke bewoners langs de straten paraderen of in hun koetsjes over de keien rijden. Het snijdt hen door de ziel. De stad kent zoveel inwoners, het is lange tijd de meest dichtbevolkte stad van het land. Rond die tijd waren er voor de ongeveer 10000 inwoners slechts zo’n 1800 woninkjes beschikbaar. Grotendeels van hout en bestaand uit één woonkamer en soms twee bedstedes. Het eten bestaat vaak uit dat wat er maar te vinden is, zoals alikruiken. De vaak grote huishoudingen gaan alikruiken zoeken tussen de stenen van de dijksglooiing. Tijdens stormen en regen staat men doodsangsten uit en niet dikwijls gaat er een woninkje daardoor tegen de vlakte. Ook houdt men het binnen niet droog.  De begraafplaats is overvol. Door diverse crisissen is de situatie bijna onhoudbaar. In de Harlinger straatjes en steegjes woont men hutjemutje. Velen overlijden aan de epidemieën zoals cholera of darmziekten. Tuberculose zal dan uitgroeien tot de meest dodelijke van de ziekten. De stank door ziekten, uitwerpselen en industrie moet ondraaglijk zijn geweest. Het werk ging dag en nacht door zoals in de visrokerijen in de buurt. ’s Nachts werken daar vaak de armsten en de kinderen, die dan weer overdag hun waar aan de man proberen te brengen. En uitzicht op een beter bestaan is er niet. Ook voor het gezin van Ype en Aafke niet. Maar deze keer komt Ype thuis met een doel. Zijn Aafke en Tjietske. Zijn gezin. Maar de armoede is blijvend en ook hij, net als vele andere Harlingers die hun salaris uitbetaald krijgen in een café, zoekt zijn heil in de jenever. Hij ziet geen andere oplossing om weer op het dievenpad te gaan, ook al heeft hij zijn Aafke nog zo beloofd op het rechte pad te blijven en te zorgen voor het gezin. In april 1854 wordt hij voor de derde keer in zijn leven, veroordeelt tot de beschamende straf van een openbare geseling op het Wilhelminaplein en tot een gevangenisstraf van vijf jaren. Hij zit deze straf uit in het tuchthuis van de Blokhuispoort. En wederom is ook een brandmerk zijn deel, nu op zijn andere hand. Na die vijf jaar, in mei 1859, hij is nu 46 jaar oud en hij haast zich om de trekschuit te halen, terug naar Harlingen. Terug naar zijn Aafke die dan nog geen dertig jaar oud is en al die tijd voor hun dochtertje heeft moeten zorgen. Aafke weet dat Ype terug zal komen naar haar, maar ze wil hem niet meer. Het leven is zo al zwaar genoeg en ze wil de gewelddadige en agressieve Ype niet meer terug. Hoe vaak heeft hij haar al niet toegezegd op het rechte pad te zullen blijven.  
 Een laatste kans
Hij realiseert zich dat hij niet zomaar weer bij Aafke en hun dochtertje op de stoep kan staan. Zijn dochter die nog maar slechts één jaar oud was toen hij haar voor het laatst zag, moet nu kunnen lopen en praten. Hij is nieuwsgierig naar haar, maar durft niet aan te kloppen dus gaat Ype weer naar het huis van Murk Jans in de Bargebuurt. Maar die laat hem niet meer binnen. Er zit voor hem niet anders op een ander onderkomen te zoeken. Hij vindt onderdak bij zijn broer en de vader van Murk; Jan Baukes de Graaf en Aafke Murks van Slooten. Hij is slaapsteehouder aan het Molenpad en heeft nog wel een slaapplaats over. Geen eigen kamer, maar een ruimte waar men kan overnachten in een gemeenschappelijke slaapruimte. Ype weet werk te vinden als dijkwerker. Het zal niet lang duren voordat Aafke en Tjietske, Ype in de stad zullen treffen. Het is tijdens de jaarlijkse kermis dat Ype hen aanspreekt en voor het eerst zijn dochtertje van dichtbij kan zien en aanraken. Aafke zal zijn geschrokken, maar is kwetsbaar en staat er alleen voor in het rauwe bestaan in de wereld van de havenstad. Maar gedrieën keren ze weer naar het huis van Murk Jans en Geertruida Sanft die hen nu wel binnenlaten. Het lijkt een tijdje goed te gaan die zomer en, na en tijdje trekt het kleine gezinnetje weer in bij Ype’s broer Jan, die een huisje heeft achter de Grote Kerk.
Tumblr media
De Engelsche tuin. Bron: Harlingen Toen.
Wandelen en een kus bij het afscheid
De armoede blijft, de onzekerheid ook en bij Aafke ontstaat de angst dat Ype weer de fout in zal gaan. Hun situatie lijkt er bijna om te vragen. Aafke heeft haar twijfels over hun relatie, ze kent hem, en dat is niet onopgemerkt gebleven bij Ype. Hij praat met Murk en verteld hem meerdere malen dat hij aarzeling bespeurt bij Aafke over hun toekomst. Wanneer hij Aafke niet terug zal kunnen winnen, dan zal dat “zijn of haar ongeluk betekenen”. Hij heeft geprobeerd de samenleving te hervatten en in de afgelopen maanden lijkt hij ook niet in aanraking te zijn geweest met politie of justitie. Op zondag 28 augustus om 8 uur ’s avonds treffen Ype en Aafke elkaar bij het huis van Watze de Groot. Zij heeft hem beloofd te zullen komen en ze praten. Maar de dag erna vertrekken Aafke en Tjietske en trekken in bij Popkje de Jager, een ongehuwd breister en vriendin van Aafke. Op dinsdagavond komt Ype langs bij het huis van Popkje, ze drinken samen koffie en wederom praten ze over hoe het verder moet. Popkje zal later verklaren dat ze niets heeft waargenomen van een verstoorde verstandhouding tussen het stel. Na de koffie hebben ze nog wat gewandeld door de stad en Ype heeft Aafke weer thuisgebracht. Bij de trap van het huis van Popkje nemen ze afscheid met een kus en spreken voor de volgende dag weer af. Op deze woensdag gaan ze ’s avonds weer een wandeling maken en Aafke gaat nog bij haar moeder langs om het loon te gaan halen wat ze heeft verdiend door voor haar te werken. Maar Ype is ongeduldig aan het worden. Aafke laat Ype in onzekerheid. En dat knaagt aan hem. Ze heeft nog steeds haar twijfels en Ype voelt agressie bij hem opkomen. Ze lopen door de Engelsche Tuin, het in 1843 aangelegde stadspark op het oude bolwerk aan het Franekereind.
Hij zegt haar, dat hij ‘moe’ wordt van haar weifelende houding. Hij legt het gesloten knipmes in zijn hand en bijt haar toe dat dit mes haar lot zal zijn, wanneer ze langer zal twijfelen. Natuurlijk schrikt Aafke van het mes en de dreigende houding van Ype. Nooit eerder heeft hij haar direct bedreigt en ze zegt Ype toe dat ze het weer zullen gaan proberen. Het is te laat in de avond om de spullen van Aafke en Tjietske te gaan halen maar ze hebben afgesproken dat Ype de volgende dag de spullen mag komen halen om weer terug te keren in het huisje van Ype’s broer Jan. Ze zullen weer gaan samenleven en dit lucht Ype op. Wanneer Aafke weer het huisje van Popkje betreed valt ze bewusteloos neer.
De afwijzing
Die donderdag treffen ze elkaar bij toeval, ’s ochtends ter hoogte van het politiebureau op de Voorstraat en Ype vraagt haar of hij alvast de spullen kan gaan halen uit Popkjes huis. Aafke verteld hem dat ze om tien uur een afspraak heeft bij de commissaris van politie. Ze wil aangifte tegen hem doen. Hij kan het niet geloven wat ze zegt en Ype wordt driftig en neemt op dat moment  het besluit haar te zullen vermoorden. Hij is afgewezen en in zijn beleving heeft hij er alles aan gedaan om de draad weer op te pakken, maar het valt voor hem niet te verkroppen dat straks iemand anders er met ‘zijn’ Aafke vandoor zal gaan. Hij bruist van woede en voelt de grond onder zijn voeten wegzakken. Het is gedaan en zijn besluit staat vast. Vrijdagavond is Ype te vinden in de tuintjes bij de Kerkpoortstraat; ‘de Spoketuun’. Bij de Groote Sluis heeft hij een zandsteen gevonden. Het mes dat hij heeft, is maar aan één zijde scherp, en in de tuintjes slijpt hij de andere zijde. Hij wil er zeker van zijn, dat het goed scherp is. Het mes, met op het heft het Duitse opschrift; ‘Heute Rot, Morgen tot’, is nu vlijmscherp en de steen gooit hij weg. De laatste nacht in vrijheid brengt hij door in het huis van zijn broer Jan.
Op zaterdagochtend 3 september rond half vijf  ’s ochtends staat Ype op. Hij kleed zich aan en loopt naar de aardappelmarkt. Hij verwacht dat Aafke daar die ochtend aan het werk zal zijn. In die tijd kende de havenstad nog vele grachtjes en waterlopen.
Tumblr media
De overgang van de Kleine Voorstraat naar de Voorstraat waar
tot de demping de Katterugspijp lag. Bron: Harlingen Toen.
 Handelswaar, zoals turf, groenten en aardappelen werden  met bargen over het water vervoerd door de stad. Hij wacht haar op bij de Katterugspijp. Bij deze lage brug, gelegen tussen de nog niet gedempte Voorstraat en de Kleine Voorstraat heeft hij goed zicht op de straten die daarop uitkomen, maar het duurt even voordat hij Aafke weet te ontwaren en hij beent richting de Spekmarkt. Zo’n drie kwartier later ziet hij Aafke samen met twee andere vrouwen Lamkje en Dieuwkje van der Geest. Beide vrouwen vragen naar de relatie tussen Aafke en Ype. “De smeerlap”, zegt Aafke. Op korte afstand volgt Ype haar.
Ype stapt op Aafke af, pakt haar vast en vraagt haar  zich te bezinnen. “Dou bliefst met dien pôten fan mie ô!”, roept Aafke en rukt zich los. “Dat salst drekst dan wel sien”, briest Ype. Hij heeft het mes nog steeds niet gepakt, maar weet wel dat de plek waar hij nu is, te druk is voor zijn plan. “Hij acht het gelukken van de aanslag niet gunstig”, zal hij later verklaren. Koopman Wybren Nauta die net bij de haven vandaan komt, heeft nog een kort gesprekje met Ype, maar die draait zich plotsklaps om wanneer hij Aafke naar de Schritsen ziet lopen. Hij loopt haar achterna richting de brug op de Spekmarkt en blijft daar staan. Met het mes verborgen in zijn mouw. Hij ziet Aafke  een zak aardappelen afleveren bij een huis op de Schritsen aan de zuidzijde van de gracht. “Su, dat is één. Nou sal ik gauw de andere oek hale”. Aan het pand ernaast ziet ook metselaar Jelte Doekes van der Leij haar de aardappelen afleveren.
“Ik loof, dat ik bloed”
Een andere metselaar; Hendrik Jans de Vries die aan de Noordzijde van de gracht ziet dat Ype op Aafke afloopt en haar bij de hand beetpakt en vast houdt. “Laat mie los, Blief fan mie ô”, roept Aafke, maar Ype laat haar niet los. Ook Anna Mank een werkster die op weg is naar haar betrekking ziet het gebeuren. “Nee, bliksem ik laat dij niet los!”. Het is nu kwart over zes en Ype is weer afgewezen. Hij roept “Aafke! Bruuk dien festân. Bedink je”! Maar Aafke bedenkt zich niet. Ze heeft haar besluit genomen. Anna Mank ziet dat Ype de vrouw, waar hij zo graag samen mee wil, zijn op de grond werpt en ze ziet dat hij iets glinsterends uit de mouw trekt. Ype knipt zijn mes open en begint te steken. Aafke zit in een knielende houding op de grond, maar Ype blijft steken. Hij zal haar zeven keer steken. Koopman Wybren Nauta, die eerder nog kort met Ype heeft gesproken, hoort vanaf de Schritsen “Moord, moord” schreeuwen en mensen snellen toe. Ype veegt het bloed van het mes en maakt zich uit de voeten en rent weg terwijl hij nog één keer achterom kijkt. Via een steeg rent hij van de Schritsen naar de Zuiderhaven, over de Zuiderbrug en verlaat de stad via de voormalige Zuiderpoort. Aafke krabbelt op van de straat en Wybren Nauta en metselaar De Vries zijn als eerste bij het slachtoffer. Ze is zwaargewond en probeert weer op te staan, maar valt weer neer waarna De Vries haar opvangt en ontdekt dat Aafke hevig bloedt uit haar linkerzij. Hij vraagt haar wie dit gedaan heeft, en Aafke zegt dat dit Ype de Graaf is die achter de kerk woont; “bij roode Aaf”.
“Ik loof, dat ik bloed”, zegt Aafke vol ongeloof.  “Mien arm kien, mien arm kien”. Nauta probeert de wond te stelpen met water en azijn en geeft dit Aafke ook te drinken, maar dit braakt ze al spoedig weer uit met een prop bloed.
Tumblr media
Hoek Spekmarkt en Schritsen. Bron: Harlingen Toen.
De helpers dragen  Aafke naar het pakhuis van Martinus van Slooten op de Schritsen, op nummer 53. Dienaar van politie, Wytze Westra die in de buurt woont is, half aangekleed, op het lawaai afgekomen. Van de getuigen hoort hij dat Ype de Graaf de dader moet zijn en welke kant hij is opgerend. Ype is echter de stad weer binnengekomen via de Kerkpoortsbrug en agent Westra heeft hem op de Rozengracht staande weten te houden. Ype houdt zich onwetend. Inmiddels is chirurgijn Ansingh ter plekke in het pakhuis en ziet de vele wonden. Die zaterdagochtend 3 september 1859 om half zeven, sterft Aafke in zijn armen. Ze is nog maar 29 jaar. Het lichaam van Aafke wordt onderzocht door de ‘Heeren Petrus Ens, Medicine Doctor en Daniel Snijder, Chirurgijn’, beiden van Harlingen. Uit de lijkschouwing zijn ze tot de conclusie gekomen dat Aafke is overleden aan een steek in het hart. Meerdere organen zijn geraakt en dat in combinatie met het vele bloedverlies, is haar fataal geworden. Tjietske is dan slechts zes jaar oud.
Ype de Graaf wordt door Westra geboeid en overgebracht naar het politiebureau. Er is woede en paniek onder de bevolking. Op weg naar het politiebureau dreigt de samengestroomde en razende menigte de moordenaar aan te vallen. Agent Westra kan dit maar met moeite verhinderen. Uit de rechterbroekzak van Ype, haalt hij het dan schone mes, het moordwapen. Op het bureau geeft Ype al snel toe dat hij de moord heeft gepleegd. Verder vertelt hij de intentie te hebben gehad zijn dochtertje te vermoorden en van plan was zelfmoord te plegen. Enkele dagen later wordt Aafke, onder grote belangstelling, begraven. Haar dochter, Tjietske wordt opgenomen in het Stadsweeshuis.
Het proces tegen Ype Baukes de Graaf
Ype de Graaf is een half uur voordat Aafke is begraven op transport gezet naar de gevangenis in Leeuwarden en zal op maandag 7 november voor het Gerechtshof terecht moeten staan. De Leeuwarder Courant meldt drie dagen eerder, dat indien men de rechtszaak wil bijwonen, men voorzien moet zijn van een bewijs van toegang. Te verkrijgen bij de conciërge van het Paleis van Justitie.
Er zijn elf getuigen opgeroepen waarvan er vier de moord hebben zien gebeuren. Ype zal door advocaat Telting worden bijgestaan. Er valt niet veel te verdedigen. Ype zwijgt en kijkt star voor zich uit. Hij heeft al schuld bekend en het lijkt hem niet te raken. De beschuldiging luidt moord met voorbedachten rade. Ook het knipmes van Ype is ter zitting. Op 12 november 1859 zal de voorzitter van het hof, jhr. mr. H.M. Speelman Wobma uitspraak doen. Volgens ooggetuigen houdt mr. Speelman Wobma een scherpe toespraak, waarin hij aangeeft dat Ype de Graaf zich zal moeten voorbereiden op de dood. Ype luistert, maar blijft gelaten. Een week later op 14 november volgt de uitspraak.
De rechter meldt dat artikel 302 van toepassing is. „Al wie schuldig is aan moord, aan vadermoord, ,aan kindermoord en aan vergiftiging, zal met den dood gestraft worden onverminderd de bijzondere verordening van art 13, ten aanzien van den vadermoord”. Levenslange celstraf wordt pas in 1870 ingevoerd. Na de zitting besluit advocaat Telting een gratieverzoek in. De Hooge Raad der Nederlanden komt in zitting bijeen op 29 december 1859. En de doodstraf blijft staan. Pas op 22 maart 1860 krijgt Ype om twaalf uur, in zijn cel te horen van Procureur Generaal Van Maanen dat zijn gratieverzoek is afgewezen.  
Hem wordt medegedeeld dat hij zich de komende 24 uur kan gaan voorbereiden op zijn dood door ophanging op het schavot. Kalm hoort hij dit alles aan, zonder een blijk van ontsteltenis. Berusting. Hij wordt erop gewezen dat hij geestelijke bijstand kan krijgen van een priester. Ype staat geregistreerd als Rooms Katholiek, maar hij wenst daar halsstarrig geen gebruik van te maken. Totdat het vonnis de volgende dag voltrokken zal worden, wordt hij bewaakt door Brigadier-Majoor der Rijksveldwacht H. Vermeulen. Vermeulen zal de veroordeelde gezelschap houden tot het vonnis voltrokken is. Ze praten over de dingen van de dag, koetjes en kalfjes. Ype verteld veel over zijn verleden, waarna zijn bewaker nogmaals hem probeert over te halen, geestelijke bijstand te accepteren omdat zijn leven nog slechts een paar uur zal gaan duren.  Wederom weigert hij. Wanneer later alsnog een geestelijk verzorger langskomt verteld deze aan Ype dat Aafke gelijk heeft gehad door hem af te wijzen en dat hij de dood heeft verdiend. Hij reageert onverschillig met: “Su, dan wete jou ut beter as ik!”. Later zal hij alsnog, zo nu en dan een vluchtige blik in een gebedenboek werpen.
Het eten dat hij krijgt, smaakt hem kostelijk en een sigaartje bij de thee vind hij zelfs geurig. Aan het eind van de middag laat Vermeulen zich even een uurtje vervangen door Brigadier De Wit. Aan hem vraagt Ype of hij nog wat van die lekkere sigaartjes mag hebben, en dat mag. Nadat Brigadier Majoor Vermeulen, De Wit weer komt aflossen, begrijpt Ype dat Vermeulen in Harlingen een politiebetrekking heeft gehad. Ype verteld opgetogen over zijn criminele strapatsen. Er lijkt geen eind  te komen aan de verhalen over zijn laatste woonplaats. Ook licht hij toe, hoe en waarom hij zo vaak ter verantwoording, voor de rechter heeft moeten verschijnen. Wanneer het bedtijd is, rond tien uur, wordt hem bevolen zich te ontkleden en te gaan slapen. Na ongeveer 15 minuten valt hij in een diepe, en een ogenschijnlijk onschuldige, slaap. Hij wordt wel een aantal keren wakker, draait zich om, en slaapt weer verder.
 De laatste uren van Ype Baukes de Graaf
De volgende ochtend moet Ype door de bewaker worden om vijf uur worden gewekt. Hij wast zich en laat zich een boterham goed smaken. Ype maakt het bed op, alsof hij er ’s avonds weer in zal gaan slapen. Rond negen uur die ochtend komt de koets voorrijden bij de Kanselarij aan de Druifstreek en bewaker en veroordeelde nemen plaats om de rit naar het gerechtshof aan het Wilhelminaplein aan te vangen. Om Ype het zicht op het schavot te ontnemen, heeft de koetsier opdracht gekregen een andere route te nemen dan gebruikelijk. Door de Oude Oosterstraat, de Peperstraat, over de Nieuwestad en via het Schavernek naar de achterzijde van het Paleis van Justitie. Daar stappen de mannen uit, zodat Ype de aanblik van de galg bespaard blijft. Ype is kalm, heeft rust, hij is flegmatiek. Het is nu bijna tien uur en een laatste maaltijd, ’t galgenmaal, zal Ype worden geserveerd. Aardappelen, vlees en snijbonen. Hij laat zich het warme eten goed smaken en het bord gaat leeg.
Tumblr media
Paleis van Justitie te Leeuwarden rond 1850. Bron: Rijksmuseum.
Om half twaalf wordt Ype naar een vertrek aan de voorzijde van het Paleis van Justitie geleidt waar ook de raadsheren van het hof aanwezig zijn. Enige maten in de gevangenis hebben Ype in zijn laatste maanden zeer gesteund. Hij pleit voor strafvermindering voor deze drie. Voor Ype, totaal onverwacht, komen de beul Dirk Visser en zijn knecht via een andere deur van het vertrek binnen. Het is de eerste, en tevens ook laatste keer dat Brigadier Majoor Vermeulen, Ype hevig ziet schrikken. En dat is op het moment dat hij bij de keel wordt gegrepen door Visser. Zijn halsbedekking wordt losgemaakt en met een routineus gebaar plaatst de beul de zijden strop om de hals van Ype. De verwarring duurt echter niet lang. Hij hersteld zich snel en met de strop om zijn hals neemt hij plaats op een stoel bij het raam waar een groen gordijntje voor hangt. Eventjes schuift hij het gordijn opzij en ziet de grote mensenmenigte op het Wilhelminaplein. Het gonst op het plein. Maar wanneer de klok twaalf keer slaat, neemt het geluid zachtjes af. Brigadier Majoor Vermeulen neemt afscheid van Ype. Hij wordt gemaand op te staan en tussen beul en beulsknecht in, wordt Ype naar de ingangsdeur van het Paleis van Justitie geleidt. Wanneer de deur opengaat wordt het nog stiller op het Wilhelminaplein. “Als het gesuis van een herfstwindje, dat zich door een dennenbos baant”. Gevolgd door een twaalftal rijksveldwachters in vol ambtsgewaad, staat de korte stoet op het bordes tussen de pilaren van het Rechtsgebouw even stil. Op het overvolle plein is het nu doodstil geworden. Het gezelschap daalt de trappen af, een kort stukje de straat over, waarna de beul, zijn knecht en pastoor J.H. Goossens, Ype begeleiden naar het schavot dat behangen is met zwarte doeken. Slechts een paar treden is het weer omhoog. Ype wordt voor de paal van de galg geplaatst en trekt zelf zijn schoenen uit. Vakkundig haakt Dirk Visser de knoop van de zijden strop onder de kin van de veroordeelde. Pastoor Goossens knielt en bidt. Het publiek kijkt toe en houdt de adem in. Wat er in Ype’s hoofd omgaat laat zich niet raden. In gedachten telt Visser een paar seconden. Het luik onder de voeten van Ype valt naar beneden. Het volk ziet het lijk bungelen. Op deze koude en triest dag, is het vonnis voltrokken en de 47 jarige Ype Baukes de Graaf is opgehouden te bestaan. Ype’s levenloze lichaam is snel van het schavot gehaald en overgebracht naar de begraafplaats aan de Spanjaardslaan. In een hoekje aan de zijkant en achteraf is hij begraven. Het is het laatste doodvonnis dat het provinciaal gerechtshof Friesland heeft uitgesproken.
  Bronnen: Delpher, Samarangsch Advertentieblad, Leeuwarder Courant, Fenno L. Schoustra; Moord en doodslag in Friesland, Simon Vuyk; De blikken dominee, Harlinger Courant.
Met dank aan: Jeanine Otten, Anneke Visser, Carla Gonggrijp, Gerrit Twijnstra.
0 notes
duffrysch · 6 years ago
Text
Je kan er de klok op gelijk zetten.
Tumblr media
Geplaatst Leeuwarder Courant 3 augustus 2019.
Maar dan kom je wel acht minuten te laat. Wanneer je tenminste vertrouwt op de klokken van de Grote of Jacobijnerkerk in het centrum van Leeuwarden. Al maanden.
Bij de volgende toon is het….. Kent u het nog? Je kon bellen met de PTT met nummer 002. “…bij de volgende toon is het 13 uur, 27 minuten, en 11 seconden… PIEP!…klik… tuut tuut tuut…” Op de ‘PIEP’ gauw het knopje van je horloge indrukken, en je kon er weer tijden op vertrouwen dat je uurwerk gelijk liep met de juiste tijd. Maar de digitale beiaardier van de Grote Kerk lijkt het maar niet voor elkaar te krijgen. Het begon met een kleine achterstand. Buurman en ik vonden het opmerkelijk dat de klokken van dit monumentale gebedshuis vier minuten later pas de ‘ correcte’ tijd aangaven. Toen werd het zes minuten, en nu zitten we op acht. Wanneer we dit tempo aanhouden, dan duurt het nog wel even voordat we weer volstrekt gelijk lopen.
En wees eerlijk. Het timbre van het klokkenspel van de Jacobijnerkerk is nu niet het mooiste der kerken van Leeuwarden.  Het lieflijk gelui van de Waalse kerk is fraaier, het geluid van de Sint-Bonifatiuskerk is misschien wel typisch Rooms te noemen; ‘tierelantijnig’? Zelfs de zware ‘BOEM’ van de Oldehove is nog mooier. Maar nee, de Jacobijnerkerk kenmerkt zich door een gevoelloos BENG, BENG, BENG. Alsof je midden in een garage staat waar een auto wordt uitgedeukt.  Of de aankondiging van een kerkdienst mooier is? Nou neuh, dat is meer van BENG, bam, BENG, bam, BENG, bam. Weinig inspirerend. En waarom moet zoiets nog aangekondigd worden? De leden hebben toch zelf in het programmaboekje kunnen lezen wanneer hun clubhuis een bijeenkomst heeft georganiseerd? Maar oké, nostalgie is nostalgie en tradities  zijn tradities. Om nog maar te zwijgen over cultureel erfgoed.
Maar misschien is het een ideetje het digitale aangestuurde klokwerk even een tijdje een pauze te gunnen en op zoek te gaan naar een oplossing? Van mij, en buurman, hoeft niet steeds een klokkenluider, al dan niet gebocheld, een trapje op te klimmen om aan touwen te gaan hangen. Zover willen wij hier niet in gaan. Zou een geluidsinstallatie een optie zijn? Kun je ook nog variëren in diverse ‘ringtones’! ‘PLING, PLONG, of tiedelie, tiedela. Of het geluid van een oude Nokia, is dat misschien wat?
0 notes
duffrysch · 6 years ago
Text
4 mei: "Het tegengestelde van vrede is niet oorlog, maar onverschilligheid".
Tumblr media
Links loopt Cecil David Speijer, in het midden Danny Meindertsma en rechts is mijn vader Sikke de Vries. Foto genomen op de Heiligeweg.
Een foto die mijn vader altijd ontroerde en nu ook mij altijd raakt, wanneer ik deze zie. Eigenlijk sprak hij er liever niet over. Maar mijn moeder kende het verhaal ook. Mijn vader was in 1943 zeven jaar oud en wilde op de ochtend van negen maart van dat jaar graag met een bevriend buurjongetje spelen. Hij vroeg aan zijn moeder, mijn oma dus, of dat mocht en dat was prima natuurlijk. Een paar minuten later kwam mijn vader huilend terug. Niet alleen zijn vriendje, maar de hele familie was weg. 
De familie De Vries woonde op de Heiligeweg 13a en Cecil David en zijn familie een paar huizen verderop, op nummer 19. Op de hoek met de Grote Kerkstraat. In de zomer van 1942 waren de eerste joden uit Harlingen weggevoerd. Een groepje mannen van tussen de 16 en 60 jaar, die een tijdje daarvoor was gekeurd voor tewerkstelling in een joods werkkamp. Het woord vernietigingskamp was nog niet gevallen. Mijn vaders vriendje Cecil David, zijn broertje Elkan Aron en hun moeder Hannah zijn met de trein van 06:30 uur naar Leeuwarden overgebracht waar ze herenigd worden met vader Michiel. Hij is twee weken daarvoor gearresteerd omdat hij van iemand een fles melk heeft gekocht. Op 23 maart 1943 gaan ze op transport van kamp Westerbork naar Sobibór, Polen. Drie dagen later is de hele familie vermoord.
Ik ben van ver na de oorlog, maar het zien van de foto en mijn herinnering aan het verhaal bezorgen me een triest gevoel en vraag ik me af waar de wreedheid in mensen vandaan kan komen. Die enorme haat jegens een geloof of een mening of huidskleur of geaardheid? Hoe diep moeten onwetendheid en haat zitten om mensen niet te willen toestaan in een maatschappij of gemeenschap? Vandaag staan we stil bij mensen die omgebracht zijn als gevolg van diezelfde haat, maar na vandaag? Morgen worden festivalterreinen overspoeld met feestvierders, maar de aanleiding van dit feest doet hen er nog nauwelijks toe. 
Over een paar maanden barst de Zwarte Piet-discussie weer los. Mensen die nu de mond vol hebben van respect, eerbied en om acht uur twee minuten stil zijn, veranderen begin november hun Facebookprofielfoto, in een foto met een Nederlands vlaggetje waarbij staat te lezen dat Zwarte Piet vooral zwart moet blijven. Tegenstanders van hen mogen dan vooral terug naar ‘eigen land’ of moeten zich maar aanpassen. Mensen die hun land moeten ontvluchten, omdat ze anders vermoord of vervolgd zullen worden, vertellen we dat de grenzen voor hen gesloten zullen blijven, we ontmoedigen ze en vertellen hen dat ze profiteurs, leugenaars en verkrachters zijn.
Nog even kijk ik naar de foto die mijn vader zo wist te ontroeren. Cecil David Speijer was een joods jongetje, en dat maakte hem anders dan ons. Vanavond denk ik bij het stil zijn niet alleen aan hem, Kees of Jan en Marie en Truus, maar ook even met respect aan Mohammed en Amira, aan hen die anders denken, zijn of een andere mening hebben. Ook al past dat misschien niet in het ideaalbeeld van ‘ons’ Nederland.  Mijn oma moet een lieve vrouw zijn geweest. Ongetwijfeld moet mijn vader gevraagd hebben, waar zijn vriendje was gebleven. Buiten de onwetendheid over het lot van de Joden, zal mijn oma niet onverschillig hebben gereageerd. Maar wat voor antwoord zal zij hebben gegeven?
0 notes
duffrysch · 6 years ago
Text
Op kamers, een tijdsbeeld.
Tumblr media
Door: Eddy de Vries
Begin november 1991 ging ik op mezelf wonen. Op zaterdag was ik samen met mijn broer een kamer gaan bekijken en op zondag kon ik in het dorpje Nij Altoena bij de huisbaas de sleutel komen halen. Dat moest dan wel precies tussen twee kerkdiensten door zijn en het huurcontact mocht ik niet ondertekenen die dag. Dat doe je niet op zondag. Het was een trieste regenachtige dag en had het vermoeden dat ik de meest trieste hoek van Friesland had bezocht. Grauw en grijs. Maar ik had mijn sleutel. Mijn eerste ritje met de bus naar mijn kamer. Ik had een tas met mijn wekkerradio, een lampje, een kussen en wat dekens.
Eindelijk op eigen benen, een stap naar volwassenheid. Aan de rand van het centrum mocht ik in een pand, dat ooit een fourniturenwinkel was geweest, een kamertje gaan betrekken. Een kamertje dat slechts een aantal vierkante meters groter was dan mijn slaapkamer in het ouderlijk huis, maar dat gaf nou even helemaal niks. Ik bepaalde vanaf nu wanneer ik op bed wilde gaan. En van toen af aan mocht ik ook zelf bepalen wanneer en vooral wat ik ging eten. Een aardappel had ik nog nooit gekookt, maar een pizza in de oven zetten of patat bij snackbar Caramba op het Ruiterskwartier halen, was in het begin helemaal niet zo moeilijk. Maar na verloop van tijd begint zoiets aardig te vervelen.
Vaak ben ik nog langs het huis gelopen, maar was al sinds 22 jaar niet meer binnen geweest. Op de bovenste verdieping mocht ik de etage delen met Ineke, een correcte studente uit Veendam van de lerarenopleiding. Een klein gezamenlijk keukentje met uitzicht op een grote kastanjeboom en tussen onze kamers in, de groen betegelde badkamer met toilet en ligbad. Hoe luxe. De eerste paar dagen had ik nog geen televisie. Maar ik had toch ook geen tijd om te kijken. Na schooltijd, twee keer per avond een ritje per bus naar huis om mijn spullen te verhuizen naar Leeuwarden. Met een tot de rand toe met klein huisraad gevulde grote marine plunjezak van mijn vader, stapte ik in Harlingen in de bus, lijn 71. De bushalte was toentertijd vlak voor mijn ouderlijk huis in de Domela Nieuwenhuisstraat. En de halte in Leeuwarden was bij Us Mem. Slechts vijf minuten lopen langs de Noordersingel naar mijn studentenhuis in de Stienserstraat. Bij Van Dijk op het Naauw een televisie gekocht. Zo’n grote met een enorme kont. Wel een tweedehandsje natuurlijk. Samen met Dirk, die helemaal beneden woonde, de televisie achterop de bagagedrager naar huis gesleept en met hem, diezelfde avond een Europacupwedstrijd gekeken. Een traditie was geboren. Het meubilair kocht ik bij de kringloopwinkel in Harlingen. Een bankje, twee stoelen, een eettafel en een salontafeltje voor vijftig gulden. Een boekenkast kocht ik bij de gamma en de duurste uitgave; het bed bij de Kwamtum.
Een leuke groep mensen. Vaak met zijn zessen eten en koken, op of stap. Of gewoon urenlang praten op de trap. Internet was nog onbekend en niemand had een computer of een mobiele telefoon. De stad kende nog veel karaokebars en de Studiefinanciering was  nog geen lening en was dusdanig hoog, dat we aan het eind van de maand ook nog wel iets konden sparen. Na een half jaar een nieuwe bewoonster; Alice. Ook van de lerarenopleiding, maar deze kwam uit de ‘Kop van Overijssel’. Een leuke blonde meid met een grappig accent. Na een stapavond, begonnen in de Doelebar en eindigend in discotheek Fire, hevig te hebben staan zoenen, was het onmogelijk om te zeggen dat ik haar wel weer eens zou bellen. Ze woonde immers slechts één verdieping lager. Ook nu heeft ze dat accent nog en we wonen we nog steeds op loopafstand van ‘ons’ huis. De badkamer of het toilet hoeven we inmiddels niet meer te delen.
En dat bellen. Er stond op de tweede verdieping een PTT telefoon met kiesschijf en een ‘tikkenteller’. Aan het begin van het gesprek noteerde je de stand op de teller en na de afsluiting van het gesprek de stand die de teller dan aangaf. Het verschil van die twee standen op de lijst waren je gesprekskosten. Na een maand kwam huismeester Joukje de lijst halen en rekende de kosten voor je uit welke je tezamen met de huur naar haar overmaakte.
Op woensdagavond belde Henriette met haar vriendje. Ze woonde op de begane grond. Zo rond acht uur ’s avonds kwam ze de trap op met een telefoonhaspel. Plugde de telefoon in, nam deze mee naar haar kamer en een uur later bracht ze de telefoon weer terug. Al die tijd waren wij niet te bereiken. Niet even je mobieltje uit je zak halen, even bellen of een sms of een appje. Het bestond niet. En dat was ook niet erg.  Op vrijdagmiddag de grote schoonmaak. De gemeenschappelijk stofzuiger stond in de kelderkast op de begane grond. Een sopje was zo gemaakt en op die manier kon ik ‘schoon’ het weekend in. Eens in de zes weken was het je beurt om de badkamer schoon te houden. Het rooster daarvoor hing buiten op de badkamerdeur. En we hielden ons er ook aan. Het was een behoorlijk net studentenhuis, totdat Freddy er kwam wonen. Geen student en had wat moeite met ons levensritme. Het bleek geen succes. Het duurde maar een kort half jaartje.
Vorige week heb ik heel brutaal even aangebeld en kreeg ik van Jeremy een rondleiding. Een door ons gestolen verkeersbord hing er nog maar het ligbad was verdwenen. En er stonden brandblussers op elke verdieping. De PTT telefoon bestond ook niet meer, de aansluiting zat er nog wel. In de keukens nog wel die crèmekleurig tegeltjes met een bloemetjesmotief, maar nu ook een magnetron. Toen ik vroeg hoe de kwaliteit van de ontvangst van de televisie was, begreep ik dat hij nog de enige was met een televisie. Zijn medebewoners kijken nu televisie op een tablet of laptop. Binnenkort ga ik terug, kijken hoe mijn oude kamertje eruit ziet. Vast niet zo netjes als wij het hadden.  
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
DE FRISIA’S Het  verhaal van een Harlinger accordeonorkest.
Gepubliceerd in het magazine van de Vereniging Oud Harlingen. Verschenen in november 2018. 
Schuin tegenover het stadhuis in Bolsward drukken kinderen hun neus tegen de ruiten van de muziekhandel in de Jongemastraat. Op deze frisse ochtend in maart 1959 is de hele straat ‘vervuld van vreugdige accordeonklanken’. De broers Jan en Johan Roukema en Dirk Rijnbeek, kijken elkaar serieus en doordringend aan tijdens hun repetities en onderbreken dit alleen wanneer één van hen een verkeerd akkoord aanslaat. “Mut er één van jumme muskien oek een accordeon hewwe vandaag? Vraagt één van de Roukema’s met een kwinkslag aan de aanwezige toehoorders en klanten in de zaak. “Dan houwe wij der even met op, nou. Dan wurdt ’t muskien nog wat vandaag”. De boog kan niet altijd gespannen zijn in de muziekhandel van Johan, of Jopie, Roukema. Humor is belangrijk in deze familie. Beide Roukema’s hebben naast hun orkest ‘De Frisia’s, er nog een zaak bij; Johan heeft dus de muziekhandel in Bolsward en Jan een café restaurant aan het Havenplein in hun geboorteplaats Harlingen.
Tumblr media
Café Restaurant van Jan Roukema aan het Havenplein.
De middelste broer Wouter, vertrekt al voor de tweede wereldoorlog naar Engeland. Maar ook hem zien we op foto’s terug met zijn twee broers en met accordeon. De drie jongens, zonen van één van de kaatslegendes van Harlingen; Ids Roukema en hun moeder Antje de Bruin. Zowel Jan als zijn vader blijken iets met niespoeder te hebben. Waar vader Ids daar wel eens een grap mee uithaalt doet ook zoon Jan dat. Zo is er iedere woensdagavond in Hotel Centraal aan de Brouwersstraat in Harlingen een biljartavond. Ook Jan komt daar graag, en wanneer op een avond de bar vol zit, heeft hij stiekem achter de bezoekers wat niespoeder geblazen. Binnen twee minuten zaten al die ouwe seunen te proesten en te hoesten. Jan, die ietwat stotterde, zegt: “vvvvvolgens mmmij iiiiis er un eeeepudemie uutbroken”.
De jongens leren muziek spelen op het gehoor, ze kunnen geen noot lezen. En in 1934 richten Jan en Johan ‘De Frisia’s’ op. Johan is zeven jaar, wanneer ze hun eerste publieke optreden geven.  Ze zijn er opa Jan de Bruin dankbaar voor, dat hij met zijn diatonische harmonica de liefde voor de muziek en de accordeon heeft opgewekt. Het spelen hebben ze zich zelf geleerd en hun eerste instrumenten kopen ze van sigarettenbonnen, later spelen ze op professionele instrumenten van Duitse en Italiaanse makelij.
Ook van vaders kant zit er muziek in de familie. Via hun oma komen we dan uit bij Jacob Jans Jillings. Een violist en fluitspeler uit Sneek. Een man die op vele Friese kermissen een bekende verschijning was.
Tumblr media
Jacob Jans Jillings en zijn vrouw Johanna Christina Arends, op het Franekereind in 1909
Hij speelde geen Cavatine van Raffe of Rêverie van Vieuxtemps, maar weet zo goed te spelen dat “gij het eene oogenblik een jubelende leeuwerik meent te hooren, die vrolijk opstijgt naar den blaauwen hemel, terwijl gij enkele tellen later denkt te moeten gelooven aan de nabootsing van een in doodsangst verkeerende kanarievogel”.
De accordeon nam een voorname plaats in de bloeiende zang- en orkestjescultuur in de jaren ‘50 van Harlingen. Wim Kroon, Ko Bonnema en een Rinus Beuker, ze speelden als toetsentovenaars voor het vaderland weg op bruiloften en partijen. Al die muziek ligt dat aan Harlingen, de haven, de matrozencultuur?  De Leeuwarder Courant vroeg het zich in 1960 al af, op een moment waarbij de opbloei van de lichte muziek al aan het afnemen is. “Of het nu komt doordat ze groot worden met de zang van de zee in hun oren, blijft een open vraag, maar in ieder geval zijn er onder de Harlingers velen, die hun sporen op het gebied van de lichte muziek met ere hebben verdiend.” Van de Harlinger dansorkesten zijn de Frisia’s het bekendst geworden. De basis bestaat altijd uit een Roukema, aangevuld vaak met een derde muzikant, meestal ook een accordeonist, zoals Johan Bok uit Sneek, maar ook wel eens met slagwerker Johannes Michels of zanger-humorist; Kees van der Woude of Abe de Vries of een zanger Jopie van der Woude. De slagwerker Johannes, of Johnny Michels, is de broer van Amelia Michels, de vrouw van Jan Roukema. Ze kwamen uit een zigeunerfamilie uit de regio Deventer. Het gezin Roukema Michels is altijd kinderloos gebleven.
Later spelen De Frisia’s- of ‘De Originele Frisia’s’ zoals ze zich het liefst zelf noemden- ook een poos zonder Jan Roukema. Maar even later dan duikt Jan weer in het orkest op en komen we Jopie niet meer tegen. Jopie zien we zeker internationaal terug na 1961, nadat hij zich heeft gevestigd op Terschelling en werkt in Hotel Europa als Hammondorganist. Het verblijf op Terschelling wordt voor twee jaar onderbroken, de joviale muzikant speelt dan een tijdje in hotels in Davos, Zürich en Locarno. Twee jaar later vind Jan Roukema een nieuw muzikaal systeem uit. Hij is  dan inmiddels al vaak op de nationale radio te beluisteren, en heeft een groot aantal grammofoonplaten op zijn naam staan. Het is een ingenieus nieuw systeem waarbij een Hammondorgel tegelijk met de klavieren en de bastoetsen van een accordeon kan worden bediend. Hij heeft hier al zo’n toen jaar over lopen piekeren, maar hij heeft het voorelkaar gekregen. Hij reist ermee naar een fabriek Düsseldorf, waar men in eerste instantie enthousiast is over de vinding. De fabriek besluit een proefmodel te gaan produceren. Na drie maanden reist Jan Roukema opnieuw naar Düsseldorf, maar keert hij woedend en teleurgesteld weer terug in de havenstad. De Duitsers hebben er niets in gezien en het proefmodel vernietigd, maar de idee wel doorverkocht aan een Italiaanse accordeonfirma en een Amerikaans bedrijf. Terug in Nederland weet hij het toch voorelkaar te krijgen via een Nederlandse importeur en het idee belooft veel goeds. Het is echter John Woodhouse die er groot mee geworden is, op zijn LP hoezen prijk: “John Woodhouse and his Magic Accordeon”. Maar het was toch echt Jan Roukema die er als eerste mee kwam.
De Frisia hits nummers 3 en 4, verkocht in acht maanden 20.000 stuks. De Leeuwarder Courant denkt het succes als volgt te kunnen verklaren: “Wie accordeon zegt en De Frisia’s, zegt geen Bach of Beethoven. De Roukema’s kennen de grenzen van hun kunnen en weten wat in hun genre het publiek vraagt”. Eén van de Roukema’s zegt: “Een melodietje dat de mensen na één keer luisteren al fluiten, zingen of neuriën. Geen hots en geen knots maar een populair nummertje met een prettig wijsje. Dat mag best dertig of veertig jaar oud zijn.” Dat zo’n deuntje zo oud mag zijn is mede de oorzaak van de teloorgang van deze muziek.
Tumblr media
De bemanning van het 320 Squadron op 5 maart 1944, met geheel rechts Wouter Roukema.
 De oorlog kwam tussendoor en dat was geen tijd voor amusement en lichte muziek. Dus de Frisia’s grijpen terug naar de muziek uit die vooroorlogse tijd. Op hun eerste langspeelplaat prijken nummers uit de vooroorlogse Schlagerswereld. Nummers als: ‘Das gibt’s nur einmal’, ‘Das muss ein Stuck von Himmel sein’, ‘Wir zahlen keine Miete mehr’ en ‘Wenn der weisse Flieder wieder blüht’. Stuk voor stuk zijn het Schlagers. De Leeuwarder Courant schrijft: “Zodoende zal de muziekvriend van de wat oudere lichtingen plezierige herinneringen ophalen”. Jan Roukema is het met de muziekkeus helemaal niet eens. Hij doet niet mee en zijn naam staat dan ook niet op de plaat. Wel die van Jopie Roukema, Rinus Beuker en Dirk van Rijnbeek.
Tumblr media
De Frisia’s met Wouter, Jan en Jopie Roukema.
In juni 1960 ontvangt Jopie Roukema, van de Bolswarder burgemeester Geukers, een gouden plaat van de NV Phonogram, men vindt dat Jopie het afgelopen jaar de beste muzikale of vocale prestatie heeft geleverd.  En mede omdat hij dertig jaar in ‘het vak zit’ krijgt hij ook nog een fraaie bureaukalender. Een onderscheiding die eerder naar Teddy Scholten, Corry Brokken en Willy Alberti is gegaan. DECCA records brengt dat jaar nog zes singeltjes in stereo uit. Daarna houden ze er ook weer mee op, het is simpelweg te duur. Van die zes singeltjes zijn er vier voor de Bleu Diamonds, eentje voor De Spelbrekers en eentje voor De Frisia’s. In 1960 zullen De Frisia’s meedoen aan de uitreiking van de Edisonuitreiking tijdens het Grand Gala Du Disque in het Concertgebouw in Amsterdam. Het is alleen niet bekend dof zie die dag, op 22 oktober 196d ook daadwerkelijk hebben opgetreden. De Leeuwarder Courant doet er in ieder geval geen verslag van. Later zullen een aantal Harlinger muzikant van naam, in een studio in Amsterdam een aantal nummers opnemen in opdracht van platenmaatschappij Tivoli. Krysttiid yn Fryslân’, ‘Winterwille’, ‘De fleurige ûngetiid’ en ‘De clivia’.’ Jan Roukema speelt mee en Ko Bonnema is ook van de partij. Jitske de Boer (‘De Zingende Huisvrouw 1957’) en Minne Huizinga tekenen voor de zang. “Wijs geworden door ervaring wisten ze welke strenge eisen er gesteld zouden worden”, wat erop zou kunnen duiden dat men niet heeft deelgenomen aan het Grand Gala Du Disque. Daarna is het redelijk gauw afgelopen met De Frisia’s en er komen nieuwe orkesten bij, zoals die met Ko Bonnema en de Rinsema's. In januari 1962 staan De Frisia’s voor het laatst in de krant, ze spelen in het radioprogramma ‘De Tipeltange‘ van de Rono. Na 1962, heeft Jan Roukema nog vele solovoorstellingen gedaan, tezamen met het door hem uitgevonden “magisch wonderorgel”. Jan begint dan ook wat te kwakkelen met zijn gezondheid en hij moet helaas wat vaker naar de huisarts dan voorheen. Maar wanneer hij op een dag naar zijn huisarts moet, dokter Van Rij op de kruising van de Hoogstraat en de Karremansstraat, opent hij de deur van de wachtkamer en ziet dat deze vol zit. Stotterend roept hij: “Hhoe iiist meesen?”. De mensen die wachten, hadden even langer na moeten denken, wanneer ze reageren met; ”Prima Jan”. Nnnou, dan mmut ik maar eerst, want as t mmet jum wel prima gaat, wat mutte jum hier dan?” En zo loopt dan de spreekkamer van Dokter Van Rij binnen.
Jan Roukema overlijdt in 1971. Hij is dan niet langer meer eigenaar van een café, maar heeft een muziekhandel op de Kleine Breedeplaats. Wouter is dan in 1959 in Rotterdam al overleden en Jopie op 47 jarige leeftijd  in 1972, nadat hij ’s middags nog even boodschappen had gedaan in het dorp waarna hij even is gaan rusten. Het markeert tevens het eind van het tijdperk van de accordeonorkesten. Het kon simpelweg geen stand meer houden tegen de opkomende massamedia, massacultuur en de popmuziek.
1 note · View note
duffrysch · 7 years ago
Text
Jouw de Vries, de avonturen van een Harlinger koperslager.
Gepubliceerd in het magazine van de Vereniging Oud Harlingen. Verschenen in november 2018.
Tumblr media
De Lanen rond 1910.Ter hoogte van de kinderen links, was de koperslagerij van de familie De Vries.
Op  negen augustus in het jaar 1879 komt Jouw de Vries ter wereld. Hij is het tweede zoontje van Sikke de Vries; van beroep koperslager en Aaltje Baarda. Zijn wiegje staat in de Comediesteeg, een steeg die loopt van de Lanen naar de Voorstraat. De Comediesteeg, vormde in een ver verleden de toegang tot de ‘Comedie’. Er zijn verschillende akten uit de tweede helft van de achttiende eeuw die duidelijk maken dat het pand toen ingrijpend is verbouwd. In 1781 wordt vermeld dat het huis voorheen in gebruik was als schouwburg.  Het is een brede steeg, waardoor de sjieke huizen aan de Voorstraat ook bereikbaar zijn met een koetsje. Al in 1839 komen we hier voorouders tegen van Jouw. Bouwe de Vries heeft de Lanen nog gekend als gracht. Wanneer Jouw twee jaar oud is, wordt hij het oudste zoontje van het gezin, zijn broer Simon is dan net overleden. Maar in datzelfde jaar krijgt hij er weer een broertje bij en ook dit jongetje krijgt de naam Simon. In 1885 wordt broer Klaas geboren en in 1887 zus Dirkje, die slecht tien maanden oud zal worden. In 1888 komt Sikke ter wereld. Het is een gelukkig gezin, de zaak van vader draait goed en de jongens kunnen goed leren, maar in 1899 komt er aan het geluk een eind. Moeder Aaltje komt te overlijden, maar na één jaar trouwt vader opnieuw. Hij huwt Jacoba van der Veen in gemeenschap van goederen. Alle jongens wordt het vak van koperslager bijgebracht, maar slechts één van hen zal dit ook worden. De jongste: Sikke. Alle drie de oudere broers lijken het ouderlijk huis te ontvluchten. Het tweede huwelijk van vader is minder gelukkig dan het eerste en de drie jongens gaan varen. In 1904 komt het trieste bericht dat Klaas is overleden. Klaas is als matroos aan boord van de ‘Flandudno’ in het ruim gevallen en zal later in een ziekenhuis in Londen aan zijn verwondingen overlijden. Jouw en Simon blijven nog even varen. Jouw is machinist geworden op één van de boten van rederij Hoekstra. Deze is de eigenaar van de boten Alice en Sophie Annette. Op de laatste vaart hij door Europa. Hout laden in Rusland, lossen in Frankrijk of Engeland. Op 30 september 1903, tijdens dichte mist, loopt de Sophie Annette op de rotsen in de buurt van Longstown van Engeland vast. Het schip zit muurvast en de kapitein wil wachten tot het vloed wordt en hoopt dat het schip dan weer los raakt. Er stroom echter water naar binnen en als de vloed opkomt, wordt dit alleen maar erger. Opeens klinkt er een klap als een kanonschot. De wand tussen de machinekamer en voorruim is gebarsten en het schip maakt veel en snel water. Nog geen twee minuten nadat de bemanning in reddingsboten is gesprongen, wijst een draaikolk de plek aan waar de Sophie Annette is gezonken.  
 Vaste grond onder de voeten.
Jouw is het varen nu zat en samen met zijn jonger broer Simon vertrekken ze op 24 april 1906 met de S.S. Carmania vanuit Liverpool naar het land van beloften, de Verenigde Staten. Er moet hard worden gewerkt, een werkweek van 54 uur is niet ongewoon en het salaris lijkt een schijntje. Negen dollar per week, maar het leven is er goedkoop. Hij is bijna vier dollar kwijt aan kostgeld met alles daarbij plus een vrije kamer. Samen met zijn broer starten ze in Grand Rapids, in de staat Michigan, een koperslagerij. Later zal Jouw ook nog een ijzerwinkel beginnen, ook zal hij nog, samen met Simon,  werken bij een constructiebedrijf en zal ook nog een tijdje koster zijn. Werkend voor het constructiebedrijf, dienen de beide broers een brandtrap te herstellen van het Ashton-gebouw waar brand is geweest. Een bijzonder pand, waar een meubelopslag en een hotel in is gevestigd met elektrische ligbaden. Ook huurt de plaatselijke vrijmetselaarsvereniging  ‘de Ridders van  Pythias’ er enkele verdiepingen.
Tumblr media
Ashton building in Grand Rapids.
Het gebouw had een rampzalige brand in de late namiddag van 25 juli 1916 te verduren gekregen, die uitbrak in een bijkeuken op de vierde verdieping. De schade werd geschat op $ 275.000, een enorm verlies op dat moment. Op die zaterdagmiddag demonteren ze de brandladder welke ze naar beneden zullen brengen. Vijf verdiepingen hoog, schrikt Jouw en hij stort naar beneden. Door de schrik verliest ook Simon zijn evenwicht en ook hij valt. Jouw valt door een dak en komt terecht in een kelder en breekt beide benen. Samen met Simon belanden ze in het Butterworth-ziekenhuis. Na een tijdje mogen ze het ziekenhuis weer verlaten, maar ze zullen nooit meer op een ladder klimmen. De broers, die in Harlingen het haantje van de kerktoren haalden voor onderhoud, hebben hoogtevrees. “Als ik nu uit het raam van een zesde verdieping kijk” aldus Jouw, “dan krijg ik er wat van!”  Waar Jouw toen ooit die dag van geschrokken is, zullen we nooit weten. Maar tegenwoordig maakt het toen deels afgebrande Ashton building, onderdeel uit van de Grand Rapids spookwandelroute. Het heeft de status: ‘vervloekt pand’. 
Jouw de Vries is zijn hele leven een liefhebber geweest van jagen en vissen. Hij zit niet zozeer achter groot wild aan, maar in de bossen van Grand Rapids jaagt hij veelvuldig op konijnen en fazanten. Niet zo zeer op groot wild, al kwam hij met een van zijn jachtvrienden al eens oog in oog met een beer te staan, wat hij echter overleefde door –met de ogen dicht- de beer recht door het hart te schieten. Het grote Michiganmeer geeft hem alle gelegenheid om te kunnen vissen. Vanaf de lange pieren wordt er gevist op vooral baars en soms lukt het een zalm te vangen.
Terug en op bezoek bij ‘sien jongste broerke’.
In 1911 en 1922 is Jouw al eens teruggekeerd naar zijn geboorteplaats voor een kort vakantie. In 1912 komt hij op bezoek met zijn eerste vrouw Alice Schoone, met wie hij in 1914 een zoontje krijgt; John Sidney de Vries. Hij heeft haar de dan pas net gebouwde Schouwburg aan de Zuidoostersingel kunnen laten zien, en ook de nieuw aangelegde Voorhaven. Zowel zijn vrouw Alice, die hoedemaakster is, als zoon John zullen niet oud worden. Later huwt hij Anna Engelina Kersbergen uit Boskoop. Anna heeft dan al twee huwelijken ‘achter de rug’. Haar eerste huwelijk is met Matthijs Heijns en zij wonen in de buurt van de broer van Jouw en Simon; Sikke. Sikke heeft samen met zijn vrouw Geertruida en dochter Ruurdje ook de oversteek gemaakt. Hij trof het echter niet. Amerika zat toen midden in de crisis en er was overal veel werkeloosheid. Waar de Amerikaanse werknemers al geen werk konden vinden, kwamen de ‘vreemdelingen’ er al helemaal niet aan te pas. Sikke had er dan ook na enkele jaren genoeg van en keerde naar Harlingen terug. Het huwelijk tussen Anna en Matthijs houdt geen stand en later stapt Anna Engelina in het huwelijksbootje met boer Wilson uit Ontario, Canada. Bij dit huwelijk komt de boer bij de kerk aan in zijn Cadillac, Anna is eigenlijk te jong voor deze man en komt op haar fiets aangereden. Na het overlijden van boer Wilson, huwt ze Jouw de Vries. Het paar zal kinderloos blijven. Thuis in Grand Rappids spreken ze altijd Engels met elkaar, hoewel Jouw het Harlingers en Anna het Boskoops nog niet verleerd zijn. Anna is al acht maal weer terug geweest op bezoek bij familie in Nederland.
Tumblr media
Jouw de Vries (links) en Sikke de Vries in 1961.
In 1961 is het Jouw’s derde keer en na 38 jaar, dat hij weer terug is in Harlinge. , Wanneer Anna haar familie in Zuid Holland bezoekt, zwerft Jouw met zijn broer Sikke, die maar kort in Grand Rapids gewoond heeft, door de straten van Harlingen. Jouw meent vooraf dat hij de stad nog wel zal herkennen, maar dat blijkt al gauw tegen te vallen. Op de reis van Amsterdam naar Harlingen ziet hij voor het eerst de Afsluitdijk, die hem imponeert. Wat hem in Harlingen vooral treft, is de nieuwe aanlegplaats voor de eilander boten met de prachtige parkeerterreinen. Jouw valt stil wanneer hij de monumentale Tjerk Hiddeszsluizen en het Van Harinxmakanaal ziet. Jouw durft er niet op te rekenen dat hij na 50 jaar nog oude bekenden zal tegenkomen. Wanneer beide broers ’s morgens en ’s middags door de stad wandelen, wijst Sikke hem de oude bekenden aan. Er wordt een praatje gemaakt en heel even vallen de jaren waarin men elkaar niet heeft gezien, weg. De 82 jarig schuwt een lange wandeling niet. Samen lopen ze via de Midlumerlaan over het nieuwe industrieterrein en zo weer terug over de Kanaalweg naar huis. Ook ziet hij de beide nieuwe ‘voorsteden’; Oosterparkwijk en Plan Zuid. Het verbaasd hem dat er zoveel is veranderd. De rondweg en de viaducten doen hem echt Amerikaans aan, evenals het nieuwe ziekenhuis en de hoogbouw in de buitenwijken. De trip naar ‘The Old Country’ is een openbaring voor Jouw en wanneer hij terugkeert naar Grand Rapids zal hij zijn broer Simon veel te vertellen hebben. Misschien dat Simon dit nu ook met eigen ogen wil zien, hij is nooit teruggekeerd naar Harlingen. Maar Jouw zal zeker nooit meer teruggaan. In de zomer hebben Jouw en Anna hun leven in Grand Rapids, maar in de winter trekken ze naar het warme Florida waar ze een tweede huis hebben. Drie jaar na zijn bezoek in Harlingen, krijgt Jouw een beroerte en moet met een stok lopen, maar autorijden doet, en mag, hij nog steeds en dat in een stad met meer dan 200.000 inwoners. Wel is er geregeld een medische controle en Jouw is in 1964 weer goedgekeurd voor twee jaar.  Wanneer ze in datzelfde jaar de winter in Florida hebben doorgebracht gaan ze met de auto terug naar Michigan, maar krijgen ’s middags rond drie uur, onderweg een ongeluk. Een vrachtwagenchauffeur ziet bandensporen op de weg, die op een gegeven moment ophouden bij de rand. De auto is over de rand gevlogen en ligt een aantal meters dieper. Jouw sterft al snel, maar Anna leeft nog. Vijf dagen later, sterft ook zij. Beiden zijn gestorven in Wise, in de staat Virginia. Er ontstaat discussie over de erfenis. Omdat Jouw eerder is gestorven dan Anna, en het paar kinderloos is gebleven, gaat de erfenis naar de stiefzoon van Anna. Het moet om een aanzienlijk bedrag zijn geweest en is heden ten dage, nog steeds een heikel punt bij de familie in de Verenigde Staten.
Jouw’s jongste broer; Sikke sterft op 81-jarige leeftijd in 1969 in Harlingen op de Heiligeweg en Simon sterft in 1973, op 91-jarige leeftijd in Grand Rapids.  
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Ik wil geen elektronica, het moet het gewoon doen!
Gepubliceerd in de Leeuwarder Courant in 2018.
Tumblr media
Zo ergens eind jaren ’80 ging de oude wasmachine van mijn ouders stuk. Zo’n bovenlader met een schoepenrad. Samen met mijn vader naar de lokale elektronicazaak en na uitleg van de verkoper kochten mijn ouders een ‘deugdelijke’ wasmachine van het merk Hollandia. Onderdelen zijn nog te bestellen, maar het merk bestaat volgens mij niet meer. Ons gezin bestond toen uit vier personen, maar hoe vaak de wasmachine draaide in de week, dat weet ik niet meer. Zoiets hou je nu ook weer niet bij. In 1991 ging ik op kamers in Leeuwarden en nadat mijn moeder overleed in 1995, kreeg ik haar oude wasmachine. Met vijf andere medebewoners, draaide de wasmachine dagelijks. Soms wel meerdere keren op één dag. In 1996 verhuisden mijn vriendin en ik, naar het appartement waar we nu nog steeds wonen en tot 2011 heeft de oude ‘Hollandia’ nog prima gefunctioneerd. Laten we zeggen, dat de machine zo’n 25 jaar heeft gedaan waar mijn vader ooit zijn goede geld aan gespendeerd heeft.
Inmiddels waren de witte plastic onderdelen wel wat vergeeld, maar we hebben ietwat met emotie afscheid van de betrouwbare huishoudelijke hulp genomen.
Daarna een nieuwe wasmachine gekocht. ’t Kostte een paar centen, maar dan kun je ook even vooruit nietwaar? We zijn nu 7,5 jaar verder. Eén reparatie om koolborstels te vervangen, ongeveer € 80, -. Vorig jaar een defecte printplaat, kosten ongeveer € 125, -.
Gister werd het display van de wasmachine na een paar tellen verdacht donker en dat bleef ook zo. Wederom de printplaat? Inclusief de voorrijdkosten, zitten we dan ook alweer boven de € 150,-. Even gebeld met de ondernemer waar we hem (of is het toch ‘haar’?) hebben aangeschaft. ‘Als het weer de printplaat is, en dat is waarschijnlijk zo, dan zou ik een nieuwe wasmachine aanschaffen’, aldus de medewerker. ‘Tja meneer, elektronica hè?’ 
Maar, ik wil helemaal geen elektronica! Ik wens ook geen koelkast te hebben die mij een waarschuwing per sms stuurt, wanneer de boter bijna op is of wanneer de melk over de houdbaarheidsdatum dreigt te raken. Ik wil een koelkast die maar één ding goed doet, en dat is koelen. Een robot die het gras voor me zou maaien, wens ik ook al niet.
En ik wil zeker ook geen wasmachine die ik, eventueel op afstand, kan bedienen met een app! Of die me waarschuwt wanneer er een rode sok in de witte was zit. Of dat de watertemperatuur 1,7 graden te laag of te hoog is.
Ik wil een rammelende trommel, en ophangbanden en eigenlijk net zo’n een als onze oude Hollandia wasmachine! En dan het liefst ook nog eentje, die een beetje gelig verkleurd is.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Zondagsrust.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
“Te Moddergat vond op Zondagmiddag, met toestemming van de burgemeester een kaatspartij plaats. De jeugdige dominee Dethmers en een aantal ouderlingen verschenen op het terrein en sneden de kaatsballen die ze te pakken konden krijgen, doormidden. Tegen de dominee en ouderlingen is proces-verbaal opgemaakt wegens ‘baldadigheid’”.  Aldus het Nieuw Advertentieblad van 23 juli 1892.  Het was verwerpelijk en deed de ziel schade, wanneer men sport met het lichaam bedreef en deze buiten de geest omging. Maar in die tijd hadden allerlei volksspelen het zwaar, wanneer die op zondag, de dag des Heren werden beoefend. Een paar decennia daarvoor was de orthodoxie weer enigszins opgeleefd. Ook werd er gewezen op het gevaar van het kaatsen. In veel dorpen en steden werd vaak op het plein naast een kerk gespeeld. De vaak met dierenhaar gevulde kaatsballen, waren massief en keihard en veel plaatsen stelden daarom gemeentelijke verordeningen op, om het kaatsspel in de buitenlucht te verbieden of te reguleren. De kaatsers waren ook dusdanig luidruchtig dat de predikant nog nauwelijks verstaanbaar was, kinderen speelden in de kerk en renden elkaar achterna en jonge kerels liepen tijdens de dienst wel eens naar binnen om te kijken naar die mooie meid van het dorp. We weten nu dat er een omslag in dit denken zal komen, maar honderd jaar eerder was het nog strenger dan hierboven beschreven. Zo werd in 1686 op zondagen, kerkdagen en bededagen het kaatsen of de bal te slaan verboden, net als andere ‘wulpsigheden’ te bedrijven. In feite waren dan op zondag de herbergen gesloten, bij uitstek en historisch gezien de plek waar kaatspartijen werden georganiseerd. Eventuele dwarsigheid van de lokale herbergier kon worden beloont met een fikse boete. In de tweede helft van de negentiende eeuw, komt er wat meer ruimte. Pommeranten; kooplui en middenstanders, bemerken de behoefte aan afleiding van sport bij de bevolking. Werkloosheid, misoogsten of uitbraak van ziekten zoals cholera,  kortom algehele malaise heerst ook in Friesland. Zeker na de eerste wereldoorlog, lijkt er door een verandering van de tijdsgeest, enige verandering te komen in de strengheid van de kerk. In gebieden waar het kaatsspel bijna is verdwenen, is een herleving van de sport te zien, omdat ook de opvatting van spel en sport acceptabeler is geworden.  We hebben dan al een periode gezien waarin kaatsverenigingen als paddenstoelen uit de grond schieten en de ledenaantallen snel oplopen. Naast de opgerichte vrijzinnige vereniging NKB, komen ook de christelijke kaatsers in beweging, wat resulteert in de oprichting van de CFK in 1934. Het duurt nog een hele poos, voordat Noordbergumse predikant Dijkstra in 1981 zal zegge: “Het mooiste speelgoed dat onze lieve Heer ons ooit heeft gegeven is de kaatsbal van de 'PC'”.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Slapen op de kermis.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
De tijd dat kaatsers nog lopend of op de fiets, of zelfs zoals Ids Roukema van Harlingen deed, op de stoomfiets naar het kaatsen gingen ligt al decennia achter ons. Of per tram of trein natuurlijk. Heden ten dage is het algemeen en praktischer geworden dat de matadors op de dag zelf naar hun wedstrijden gaan. Maar in de jaren ’20 van de vorige eeuw was dit niet zo normaal. Indien lopend of op de fiets , dan ging men vaak, afhankelijk van de afstand, de avond ervoor al richting de plaats waar gespeeld zou worden. Een goede nachtrust in eigen bed was hen niet gegund. Zo ook die ene keer niet, wanneer Sikke de Vries in Leeuwarden mee zal doen aan een Kermispartij. Sikke de Vries is de eerste Harlinger ooit die de PC wint in 1913, en twee jaar later wint hij weer, en zal dan als eerste Harlinger ooit de eerste Koning op de PC zijn. Hij is de avond ervoor uit Harlingen vertrokken, en kan erop vertrouwen dat hij een goede slaapplaats heeft bij een bekende die dit hem heeft aangeboden. Deze bekende van hem ligt met een ‘skipke’ in één van de Leeuwarder grachten. Aangekomen in Leeuwarden loopt Sikke de Vries door de stad en wil op zoek naar dat scheepje. De Kermis tegenover het Gerechtsgebouw laat hij links liggen. De ‘ouwe seun’ zoekt liever direct zijn aangeboden bed op om een goede nacht te hebben, maar hij weet zich niet te herinneren waar dat scheepje ook alweer moet liggen. Nog maar een eens rondje door de stad, maar het schiet hem niet te binnen. Hij heeft nu al zoveel gelopen en gezocht en begint er moe van te worden. ‘Die goeie nachtrust kan ‘k wel skiete’; denkt hij en gaat op zoek naar een andere plek waar hij zijn hoofd neer kan leggen. Dan de Kermis maar weer over, het is al donker en er is niemand meer. Hij loopt naar de sjieke draaimolen van de familie Koopal, en kruipt door een opening in het kleed. Een mooi van binnen met zwart fluweel beklede bak, lijkt hem de plaats om de rest van de nacht door te brengen. De hoed gaat af, de jas uit en hij geeft zich neer. Het is verre van ideaal, maar het moet maar. Sikke de Vries schrikt de volgende ochtend wakker van muziek. De optocht van het muziekkorps en kaatsers op weg naar het kaatsveld komt langs. Gauw de slaap uit de ogen gewreven. Wanneer hij het kleed van de draaimolen opzij schuift, zien mensen daar de Harlinger kaatser de jas aan trekken en de hoed opzetten. Onder hilarisch gelach van de omstanders en kaatsmaten gaat het op naar het kaatsveld.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Een PC winnaar met een hersenschudding.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
‘Wanneer je in Franeker kaatse, dan kaatse je in een arena’, zal Klaas Kuiken later zeggen. De in 1902 in Minnertsga geboren kaatser, stapt op de ochtend van vier augustus 1937, in de trambus Sint Jacobiparochie-Franeker  samen met vrouw en hun dochter. Het valt de veevoer­ en aardappelkoopman ‘De Kuik’ op, dat de chauffeur ietwat onzeker aan het stuur zit, en biedt aan te zullen rijden en of de bestuurder dan maar niet beter ‘de kaartjes kan gaan knippen’. Uiteindelijk helemaal niet zo’n gek voorstel, want de chauffeur ís helemaal geen chauffeur, maar blijkt later werkelijk tramconducteur te zijn. Als gevolg van een verkeerde manoeuvre rijdt de trambus, bij Sexbierum in de sloot en kantelt. “De heer van der Meij uit Sexbierum die toevallig achter de bus reed wist enige passagiers, onder wie de bekende kaatser Kuiken uit St Jacobiparochie en diens vrouw en kind, uit de bus te helpen terwijl toegeschoten omwonenden de overigen uit hun netelige positie redden”, aldus de Leeuwarder Courant. Drie van de 26 inzittenden raken daarbij ernstig gewond, Klaas Kuiken belandt met een lichte hersenschudding in bed. Na een poosje te hebben geslapen, realiseert hij zich dat hij zich niet op het Sjûkelân bevindt, maar thuis. Hij stapt uit bed, kleed zich aan en gaat naar de lokale graanhandelaar Wijbenga, die een auto bezit. Samen rijden ze naar Franeker, waar hij al verwacht wordt. ‘As er net dea is troch dat ongelok, komt er wol wer’, is de verwachting op en rond het kaatsveld. Onder applaus van het publiek betreedt de man met onverzettelijke wil, de kaatsarena. In de eerste omloop, die hij gemist heeft, is Ynse Kuperus voor hem ingevallen en de eerste partij van de dag wordt gewonnen. Na overleg met het bestuur, wordt Kuperus vriendelijk bedankt en Kuiken kaatst die dag verder met zijn maten Dooitzen de Bildt en Sjouke Helfrich. Zonder veel moeite gaat ook de tweede partij naar het partuur van Kuiken en consorten en in de halve finale komt de tegenstander niet verder dan twee eersten. Al in het begin van de finale tegen Jan van Dijk, Taede Zijlstra en Jan van der Lei, slaan Helfrich en de Bildt beiden boven. Op de stand 6-6 retourneert Kuiken de bal richting het perk en deze zal het perk ook niet meer verlaten. Op 6-4 slaat Helfrich de kaats voorbij en gaat de prijs naar partuur Kuiken. Sjouke Helfrich wordt tot koning gekozen. ’s Avonds wanneer Kuiken weer thuis is, komt de dokter toch nog even langs. ‘Jo binne een raer man’ aldus de dokter. ‘Dat kan wel weze, antwoord ‘De Kuik’, maar salle jou mie eerst niet even felicitere? Ik hew wel de PC wonnen’.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Paterson.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
Op  13 juni 1943 neemt Rinse Zandstra het woord ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de vereniging U.T.Y. (Utspanning troch Ynspanning) in Paterson, Iowa, USA. “Het is een goede gewoonte, dat wanneer iemand zijn verjaardag viert en weer een jaar ouder is geworden, voor de gelegenheid een feest geeft. En wanneer iemand ouder wordt, zullen er langzamer meer vrienden komen op zo'n feestje. Nou, zo is het ook vandaag, we geven een feest omdat U.T.Y. 50 jaar oud is geworden. Gedurende deze 50 jaar is de kring van vrienden zo groot geworden, dat we een extra dag organiseren”. 1880 - 90 waren slechte jaren in Europa. Er was veel armoede, ook in Friesland en vandaar dat velen hun heil zoeken in het 'land van dromen en mogelijkheden'. Het is in op 13 juni 1893 dat een klein aantal Friezen samen komt om een vereniging op te richten. In 1895 heeft de vereniging twintig leden. Zij hebben een 'ziekenfonds' opgericht, dat hulp aan leden en vrienden biedt, of het nu gaat om ziekte, armoede of gewoon huishoudelijke reparaties. De vereniging is groeiende, er is een eigen Friese bibliotheek, een koor en men viert Sinterklaas en Oudejaarsavond. Het zal de grootste vereniging van Friezen in Amerika worden. Jaarlijks weten meerdere kaatsverenigingen elkaar te vinden. Er is een kaatsvereniging in Grand Rapids, waarschijnlijk de eerste van Amerika en deze bestaat al sinds 1887 onder de naam: ‘Fryske Nocht’. Jaarlijks, op Laborday de feestdag voor de werkman in Amerika, treffen de Amerikaanse Friezen elkaar voor een kaatspartij. De verenigingen van Chicago en Holland zijn daarbij tevens van harte welkom. De Amerikaanse journalisten noemen het kaatsen: ‘Cairmblixam’. Het ‘kear em, bliksem!’ valt hierin te herkennen. Maandagochtend om tien uur moet iedereen aanwezig zijn op de ‘Rifle Ranch’ in Paterson. Er komen 400 Friezen kijken op de feestdag in 1930 en pas tegen middernacht keren de bezoekers huiswaarts. De Amerikaans journalisten die verslag doen, snappen niet veel van het spel of hoe het heet. ‘Cairmblixam’ noemen ze het. Kaatsen was uiteraard een zeer belangrijk onderdeel van het leven van de vroeg-Friese immigranten in Amerika. Naast de voor de hand liggende plezier en sport, geeft het deze mensen de kans om te ontsnappen aan het harde werk dat de hele week gedaan moet worden om hun families te ondersteunen. Het spel is een springplank voor de organisatie van de UTY in Paterson en andere Friese sociale groepen in verschillende steden. Het Friese kaatsen is tegenwoordig niet meer te vinden, lijkt het. De Grand Rapids Public Library meldt eerder dit jaar: ‘Er moeten nog twee kranten zijn, maar die zijn niet geïndexeerd en men heeft ook er de tijd niet voor, om deze door te nemen’.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Kaatsen en een trieste afloop?
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
In 1861 neemt Klaas Folkerts Post al deel aan de PC, samen met twee van zijn broers hebben ze een partuur gevormd, maar een groot succes gaat dit niet worden. Hij huwt in 1867 Antje Westra, haar vader is een welgestelde boer uit Kimswerd. Antje, geboren met een hazenlip, is om die reden moeilijk huwbaar. Toen op een bepaald moment de huisschilder Klaas Post wel met haar wilde trouwen, heeft haar vader een café voor hen gekocht, het café "Greate Pier" in Kimswerd. Dat liep eerst goed omdat veel kaatsers daar kwamen. Hij organiseerde in die tijd in Kimswerd kaatswedstrijden en stelde zelfs behoorlijke geldprijzen in het vooruitzicht. Soms wel eens 60 gulden, wat voor die tijd een astronomisch bedrag moet zijn geweest. Samen met Auke Miedema en Rein Minnes Schiphof, beiden van Berlikum wint hij in het jaar dat hij huwt de PC. En dat kunststukje herhalen ze dat jaar daarop weer. Hierna verhuist Auke Miedema naar Franeker, maar ook in het jaar volgend op de twee PC-overwinningen komen Klaas Post, Auke Miedema en Klaas Willems Boorsma van Tjummarum met de krans weer thuis. "Klaas was zo lenig als een kat. Zelfs als hij viel liet hij niet los. Zo moet hij eens zittend op zijn achterwerk, de bal ver over de oude school heen geslagen hebben!" Aldus J.J. Kalma in 1972. Na 1876 is het een tijd stil rond Klaas. En in 1879 plaatst hij een advertentie in de lokale krant, waarin hij vraagt om klandizie voor zijn schilderwerk. Wat er precies aan de hand is, is niet bekend maar in diezelfde advertentie vermeldt hij: "...wat mij is overkomen kan en zal iedereen wel kunnen gebeuren". Het oudste kind van het echtpaar; Trijntje, is dan naar Amsterdam getrokken waar ze dienstbode is voor een schoolmeester. Haar ouders volgen haar in 1882. Het gaat namelijk mis met Klaas. Hij is veel gaan drinken. Te veel. Maar ze weten het leven weer op te pakken en Klaas weet in Amsterdam werk te vinden bij verffabriek ‘de firma Vettewinkel’. Klaas Post ontdekt bij de bereiding van verf een nieuw procedé en daar wordt patent op aangevraagd en verkregen. Echter, Klaas zal daar nooit iets aan verdienen, aangezien het patent door de firma is aangevraagd. Het leven kende voor de familie meer dalen dan pieken. Wanneer oudste dochter Trijntje in 1892 gaat trouwen is haar moeder Antje daar niet bij. De directeur van de verpleeginrichting voor krankzinnigen "Meerenberg" te Santpoort verklaard dat: “Trijntje niet in staat is haar toestemming tot dit huwelijk te geven”.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Eendracht niet blij met Hotze.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
Misschien wel overgeconcentreerd heb je geen oog voor wie er langs het veld staat, zeker wanneer er veel publiek is. Er hebben heel wat kaatsmastodonten langs het veld gestaan toen ik mijn eerste slagen maakte. Een Klaas de Jager, een Hans Knol, een Pieter Helfrich, maar ook ene Hotze Schuil. Deze was door zijn postuur dan wel weer eenvoudig te herkennen. Deze mannen zeiden nooit zoveel, heel soms hoorde je Hotze zeggen: ‘dou must een meterke meer perk nimme’, of ‘dou must die bal bij die achterinse krije, die kan niet su ver’. Je deed het dan maar en vaak pakte dat dan ook goed uit. Deze grootheid kaatste altijd in een lange zwarte broek: “Toen God de kuuten uitdeelde, ston ik achteraan en ik hew daarom geen mooie benen.”  Door de week hadden we dan wel getraind, maar tijdens de wedstrijd leek dat dan geheel verdwenen te zijn en klooiden we maar wat aan. Maar de aanwijzingen van de grootste kaatser ooit worden niet erg gewaardeerd op de Freule van 1973 in Wommels. Het is niemand ontgaan dat oud-kaatskoning Hotze Schuil achter het perk zit en de Harlinger jongens regelmatig aanwijzingen geeft. Met die vrijwillige assistentie is men in Eendracht-kringen niet zo heel gelukkig. Leider Andries de Haan zelf tilt hier overigens niet zo erg zwaar aan. ‘Ik had het evenwel veel leuker gevonden wanneer Hotze even bij me was gekomen en mij persoonlijk op bepaalde punten had gewezen. Hij wist heus wel dat ik steeds aan de opslagkant stond’, aldus De Haan.  ‘Ik hoop dat Andries de Haan het me niet kwalijk zal nemen
maar ik kon het niet laten de nodige aanwijzingen te geven.  Ik heb tegen opslager Jurjen van der Molen gezegd dat hij de ballen diep achterin moest gooien. Ik was de koning te rijk dat hij dat van me wilde aannemen’, aldus Hotze. Het steekt De Haan dat Hotze zich nooit heeft ingezet voor de jeugdkaatsers van Harlingen, maar zich er nu opeens wel mee bemoeit. Tussen de partijen door, haalt De Haan, ‘zijn’ kaatsers van het veld. Dit omdat ‘de ene Harlinger supporter, het nog beter weet dan de ander. Ze hebben de jongens gewoon ‘gek’ gepraat!’ De jongens van Eendracht kaatsen de finale tegen Sint Annaparochie. En het is een felle finale. Op 3 om 3 en 6- 6 slaat Ytzen Hiemstra van Sint Anna de bal voor. Keurmeester Tjeerd Bokma en voorinse Geert Teakema geven dit ook aan maar Sjonnie Nota slaat, na een aanwijzing van ‘Die Lange’, toch op die bal. Het is uit pure ‘gremietigheid’ dat Nota in het laatste eerst driemaal geweldig de bovenlijn passeert. En Hotze? 'Ik heb van de zenuwen bijna twee pakjes shag opgerookt tijdens de finale’.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
Een kaatsende dominee.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
Rinse Brink was in zijn tijd één van de allerbeste kaatsers van Friesland. Hij wordt gezien als een  sportieve, aimabel kaatser en mens. Brink werd geboren in de pastorie te Hornhuizen waar zijn vader dominee was. Door de gehele stamboom regent het predikanten. Het gezin verhuisde naar Oosterlittens waar zijn vader de hervormde gemeente diende.  Van jongs af aan is Rinse Brink niet anders gewend dan meteen na schooltijd met zijn maten door te lopen naar het kaatsland. In 1910 wint hij samen met Otto Postma en Jan Reitsma jr. beiden van Pingjum, de eerste prijs op de Jongens kaatswedstrijd. Hij won in zijn korte kaatsperiode drie maal de PC. In 1912, 1914 en 1916 en was in die jaren een onverslaanbaar fenomeen. Alle drie de keren met andere maten. In 1912 met S. Tichelaar en S. de Vries. In 1914 met G. Hoitsma en R. Zaagsma en in 1916 met A. van Lierde en Ids Roukema van Harns. Hij stond bekend als een berucht opslager, maar ook om zijn grote sportiviteit. Dat laatste bleek tijdens de Elfstedentocht van 1917. Brink was ook een prima schaatser en deed in 1917 mee aan de Elfstedentocht als wedstrijdrijder. Schaatste uren lang mee in de kopgroep en was een potentiële winnaar. Op het Sneekermeer viel één van hen met zijn hoofd op het ijs en bleef buiten bewustzijn liggen. Toen heeft Brink besloten om zich als aanstaande dominee op te offeren, om net zolang bij hem te blijven tot er hulp kwam. Dat kostte vele kostbare minuten. Toch eindigde hij nog als nr. 16. Een gigantische prestatie. Rinse Brink begon zijn theologiestudie in 1912 Leiden en ronde deze af in Groningen. Zijn laatste kaatswedstrijd is in Dokkum en waar hij nog medailles ontvangt voor de meeste en de verste bovenslagen.  In 1957 ging hij om gezondheidsredenen met vervroegd emeritaat. Dominee Brink vervulde tal van functies. De laatste zondag voor zijn intrede als dominee in Kimswerd in 1921, won hij nog alle medailles die op die dag uitgeloofd werden. Daarna heeft hij geen enkele wedstrijd meer gekaatst. Wel beweerde men dat hij soms onder zijn toga een kaatsbroek droeg. Hij diende verder de hervormde gemeenten in Borger, Ruinerwold, Warga en Wirdum. Het echtpaar Brink, hij trouwde Jurrina Bouman in 1921, gaat in Bilthoven wonen. Maar dat Friesland bleef maar trekken en het paar verhuisd na enige tijd naar Leeuwarden. Zo kan hij elk jaar weer naar zijn zo geliefde PC in Franeker. Er zijn natuurlijk privileges verbonden aan het winnen van de PC. Hij hoefde nooit een kaartje te kopen, hij kwam er altijd in. Vaak valt die dag samen met de verjaardag van zijn vrouw. Maar dan komt de visite die dag, maar even op avond.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
De Dokkumer koekhakkersdynastie.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
De oudste Dokkumers gingen wel met de hondenkar naar kaatswedstrijden. Zij voelden zich als een koning in een gouden koets, wanneer ze aan het eind van die dag, met de krans huiswaarts konden keren. Zo ook Wiebren Kooistra. Wiebren komt in Bolsward ter wereld en zal in 1883 in Dokkum trouwen met de dan negentienjarige Adriaana Douma. Van de tien kinderen die het echtpaar zal krijgen, sterven er vijf zeer jong. Maar drie van hun kinderen zullen grote kaatsers worden. Wiebren was een kwieke man. Een kaatser die twee keer voor 1900 de PC te Franeker won in een partuur met zijn broer. Tot in 1928 kaatste hij nog. Achtenzestig jaar oud. Aan de opslag stond hij nimmer stil, ongeduldig trippelend en joeg de ballen met hoge snelheid naar het perk. Ballen die een ietwat groene kleur hadden gekregen; men mocht toen namelijk nog op de bal spugen. De Kooistra’s waren kermisvolk. Ze verkochten onder andere porselein en je kon ook bij ze touwtje trekken in de kraam. Maar het, tegenwoordig verdwenen koekhakken zal aan hun blijven kleven. Een kermisspel waarbij een dunne koek op een hakblok werd gelegd. Die koeken werden speciaal voor dat doel gebakken. Tegen betaling kreeg men een bijltje in handen waarmee die koek doormidden moest worden gehakt. Men begon met een flinke slag, waarmee je een snee in de koek hakte. De kunst was om de volgende slag precies te laten volgen op die snee. Eigenlijk zigzagde je door de platte koek, die ongeveer 25 cm breed was, heen. Als je het goed deed was de koek aan het eind dan in twee stukken gehakt en zat er geen stukje meer vast. Je mocht de koek na afloop opeten. Opvallend genoeg lijken de Dokkumers er ook een afwijkende puntentelling op na te houden. Er gelijkend op het hedendaagse tennis. Geen twee, vier, zes en een eerst, maar vijftien, dertig veertig en een eerst. Ook voor bovenslagen gelden andere regels. Wanneer de bal boven rolt, noemt men dit een bovenslag. Een bal die over de boven vloog, noemde men een Herculesslag en tenslotte kende men de Victoriaslag, een bal die over het publiek en banken moest zijn geslagen. Wiebren was ook de man die op 77-jarige leeftijd nog met zijn hondenkar met handel door de Dongeradelen zwierf.  Hij werd op 3 mei 1943 bij een overtreding van een samenscholingsverbod ter hoogte van de Woudweg beschoten door een Duitse patrouille. Daarbij raakte hij ernstig gewond, onder meer in de schaamstreek. Ruim twee jaren later bezweek hij alsnog aan de gevolgen daarvan. Wiebren Kooistra sterft in een bevrijd Dokkum. Op 06 december 1945. Vier dagen later, op 10 december 1945 overlijd zijn vrouw Adriaana.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
De Pingjumer kuierder
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
Als warming-up voor de kaatswedstrijd van de dag loopt ‘bindebaes’ Jan Reitsma vanaf zijn woonplaats Pingjum naar de plaats van het sporttreffen en al lopende knijpt hij dan in een steentje in zijn broekzak. Of deze voorbereiding nu garantie staat voor vele overwinningen, laat zijn palmares zien. Hij wint tenslotte 258 eerste prijzen, waarvan negen keer de PC en drie keer de Bond. Zijn verloofde Tryn weet de volgende dag wanneer haar Jan gewonnen heeft. Zij vindt dan iedere keer een bloemetje in de vensterbank. Dit bloemetje heeft de romanticus Jan uit zijn gewonnen krans geplukt. Maar soms ligt het er ook niet, terwijl hij die dag wel gewonnen heeft. Aan het eind van de gewonnen partij loopt Jan ook wel eens door naar een dorp of stad waar de volgende dag gekaatst zal worden. Als hij ook hier succesvol is geweest, zal Tryn misschien wel twee bloemetjes hebben gevonden. Als jonge kaatser blinkt hij al uit. Maar het dorp verlaten om voor de prijzen te kaatsen, daar krijgt hij de kans niet voor. Maar als het even kan, kaatst hij in Pingjum de hele dag. Geen grote geldprijzen of eremetaal, maar soms een duif of een konijn. Maar op een partij in zijn geboortedorp, wint hij als zestienjarige van ‘de grote namen’. Als perkspeler weet hij te imponeren door, achteruit lopend, de ballen uitstekend geplaatst weer te retourneren. Na zijn zestiende komen we hem niet vaak tegen in de uitslagen. Door zijn werk als kelner in de sjieke buitensociëteit aan de Rozengracht in Harlingen, komt hij eenvoudigweg niet aan zijn geliefde sport toe. Maar vanaf ongeveer 1888 is hij niet meer te missen in de uitslagen. Soms wel twee keer op één dag. Jan is dan in het kaatsseizoen even geen arbeider meer, maar broodkaatser. Bij de moeder van Jan moeten op een zeker moment meer dan dertig kransen aan de muur hebben gehangen.  Dat hadden er nog meer kunnen zijn, maar er werd nog wel eens een prijsje gekocht of verkocht. Samen met Taeke de Jong en Pieter Baukes Yetsenga vormt hij een bijna onverslaanbaar partuur. Met deze maten wint hij voor het eerst de PC in 1890, maar daar blijft het niet bij. Hij zal de komende jaren dikwijls de PC winnen. Die van 1894 kan hij simpelweg niet vinden; de NKB sluit het partuur van ‘de heren J. Reitsma sr., P.B. Yetsenga en J. Anema uit. Zij mogen, wegens meerdere bekwaamheid in het spel, zich niet in één partuur verenigen’. In 1895 geldt de bepaling niet meer, en het partuur van de Oude Jan wint ook deze editie. Dit bijna alles winnende partuur, krijgt de eer om met hun beeltenis op het sigarenmerk ‘De Kaatskoning’  te verschijnen.
0 notes
duffrysch · 7 years ago
Text
De overwinnende Ninovieter.
Gepubliceerd in de Franeker Courant in 2018.
Tumblr media
Strijder op het slagveld in België, krijger op het kaatsveld in Friesland. Maar voor de Ninoofse soldaat August Van Lierde eindigen de gevechten op 11 september 1914, wanneer hij bij de verdediging van Antwerpen gewond raakt. De Denderstreek, waar hij geboren is, en Friesland delen een passie: het jeu de pelote en het kaatsen. Het bindmiddel tussen beide is kaatsspeler en garentwijnder August van Lierde. Van Lierde belandt in Nederland, eerst in een ziekenhuis in Middelburg, maar al snel in een interneringskamp in Harderwijk.  Kaatsminnend Friesland kent deze naam, net als die van zijn landgenoten Herphelin of een Hoyois. Het was het hoofdbestuur van de NKB niet ontgaan dat in de verschillende interneringskampen kaatsende geïnterneerde Belgen zaten. De heren Westra en Van der Zee reizen af naar Harderwijk. Meester Westra vraagt de sportief aangelegde kampleiding, toestemming om de Belgen mee te laten kaatsen in de Friese competitie. Er zal dan in de kampen wel internationale wedstrijden moeten worden gehouden. De toestemming komt er, maar in het begin zijn de Belgen niet opgewassen tegen de Friezen. Het schort hen aan techniek en kracht. Zo is de opslag ver beneden peil, veel ballen worden buiten de perklijnen geslagen en wanneer ze wel binnen vallen zijn een te mooie prooi voor de Friezen. Maar ook die vreemde taal vormt een barrière. Van Lierde lijkt dit als één der eersten door te hebben. Tijdens het spel begrijpt men wel ongeveer hoe en wat te doen, maar na afloop in de kleedruimte is de taal een struikelblok. Elke week koopt hij de ‘Sljucht en Rjucht’ en met wat hulp lukt het hem de taal te ontcijferen. Al redelijk snel kan hij de taal verstaan en na een tijdje ook een beetje spreken. Maar de kracht en techniek zijn nog steeds niet op acceptabel niveau.  In de winter van 1915 op 1916 wordt er elke dag getraind en in de eerst volgende lente kaatsen de Belgen in Wijnaldum. De Belgen slaan hier, zoals in het Belgische spel niet gebruikelijk is, met twee handen op. Van Lierde boekt hiermee succes, maar Herphelin kan hier maar niet aan wennen en slaat na een tijdje weer met één hand op. De man valt op bij de Friese kaatsers en samen met Ids Roukema van Harlingen en Rinse Brink vormen ze een partuur op de PC van 1916. Brink wordt tot koning uitgeroepen en dat wil van Lierde ook ervaren. De PC van 1917 gaat een Belgische overwinning worden. Van Lierde slaat voor best op, en het zal de kroon op zijn werk worden, de Koningsbal is van hem. Wanneer hij op zijn verjaardag; 10 december 1918 eindelijk weer naar zijn vaderland terugkeert, is hij in Friesland uitgegroeid tot een fenomeen.
0 notes