Quote
Sinds zijn vierde levensjaar wenste hij zich een olifant voor zijn verjaardag, waarvan hij tot aan de gezegde leeftijd van drieënnegentig niet meer afweek.
jensvydt.be
1 note
·
View note
Text
.
Iemand die wil verdwijnen. Het is een nuance, die niet iedereen begrijpt. Hij wil niet zozeer verdwenen zijn, maar hij wil verdwijnen. Kortom, hij wil tekens »hier« niet zijn. Het is het andere, dat fascineert, het elders, dat leven stuwt, het daar, dat hem magnetiseert. Toch nooit het zomaar andere, het zonder meer daar, het eender welk elders, maar het elders, waar je verdwenen bent.
Het is deze spanning in vervulling en onvervulbaarheid, in wens en behoefte, in schuld en boete ook, die hem telkens het willen tot verdwijnen influistert.
Reeds als kind wou hij slechts verstoppertje spelen. Toch vriendjes bleven geen kameraden, omdat hij steeds de beste verstopplaatsen wist te vinden en niet meer opdaagde… Zijn brieven voor de sint: verdwijnversjes. Hij was stout, slechts om in de zak te mogen, waarin hij dat ene beeld van zijn kinderlijke onvervulbaarheid verwerkelijkt zag. Toch niemand, geen één kindje, zelfs niet de stoutsten, verdween. Iets leek onmogelijk.
Er is iets vreemd met 'verdwijnen'. 'Verdwijnen' is nooit 'verdwenen'. Het heeft iets actueel - maar ook iets toekomend. Het is een teleologisch begrip, toch bestaat slechts nu, en weerlegt daarmee haar eigen betekenis.
In zulke onmogelijkheid handelen is geen willekeurig beginsel. Hij heeft er goed over nagedacht. 'Willen verdwijnen' is een Byroniaans zelfbegrip, en geeft vreugde en onvreugde aan in één handelen, in één bestaan, in één moeten. In één verlangen.
Toch dat alles verdwijnt, is reeds verdwenen, in zijn dagelijks handelen en gedragen. Daar merkt hij slechts, bij mensen, in gesprekken, op concerten of feestjes, wanneer hij een boek leest of gewoon alleen is, dat hij nooit zichzelf is, nooit zichzelf kan zijn, zolang hij niet kan verdwijnen. Omdat hij het gevoel heeft telkens elders naar toe te moeten, van hier en van zichzelf te verwijderen, dat het moet, hij weg moet, want hier lijkt hij met een vreemde actualiteit samen te vallen en zodus zijn verlangen te verdwijnen niet oordgewijs, maar tijdgewijs beleeft, weg niet van »hier«, maar van »nu«, telkens van »nu«. Kon hij toch maar - verdwijnen.
Toch »verdwijnen« verhoudt zich tot »Zelf«, zoals een naald tot het Noorden. Een naald is nooit in het Noorden. In het (absolute) Noorden draait het kompas door. In dat absolute verdwijnen - is er geen verdwijnen meer. Dan wordt het: verdwenen. 'Noorden' verneemt men dus hoogstens als richting, terwijl de naald telkens »is« - toch daarbij draait het nooit om de naald, het Zelf, slechts om de richting en het Noorden, en lijken de begrippen elkaar nodig te hebben, toch in actualiteit om te draaien. »Zichzelf« lijkt telkens te zijn. Toch is nooit ten volle. En daarom een beetje het antoniem van »verdwijnen«. Daar verdwijnen echter nooit kan, slechts in het absolute Noorden van zichzelf, kan »zichzelf« daartegenover altijd. En omdat zichzelf altijd kan, wil hij het liefste van al: verdwijnen. Verdwijnen hoogstens als richting...
Het verlangen om te verdwijnen maakt hem onbetrouwbaar. Hij moet teleurstellen, al is het maar door zijn belofte, misschien ergens te blijven maar toch niet galant daar te zijn. "Saai", "buitensporig", "arrogant" of "bleek", er zijn verschillende omschrijvingen van hem, om dat onmogelijke verdwijnen -dat zij niet zien, slechts de symptomen van zijn niet-verdwijnen-kunnen- te duiden.
Soms tuurt hij, »ergens« in de ogen, gewoon een starten. Even is hij niet daar, lijkt verdwenen - toch al snel glimlachen vragende ogen hem terug het heden is: "Dagdromen?" vragen zij glimlachend. Niet echt… - en even, in dit gevoel van het aanwezig moéten zijn, lijkt alles voorgoed verdwenen… Brasserie Verschueren, 8 februari 2017
2 notes
·
View notes
Text
.
Zichzelf willen vergeten. Niet zozeer zichzelf niet willen zijn, maar zonder zelf willen zijn, is het onvervulbaar verlangen dat leven stuwt en het tegelijk onmogelijk maakt.
3 notes
·
View notes
Text
.
Woorden die je moet zien. De esthetiek van het woord bestaat vaak in de onmiddellijkheid ervan. Woorden die zichtbaar behagen. Woorden die, eens zichtbaar, niet echt iets bijzonder doen. Eens neergeschreven, verandert de taal zichzelf, en daarmee ook de dingen, die er in aangeroerd worden. Eén van de belangrijkste verschillen waarmee te weinig rekening wordt houdt: de geschreven werkelijkheid, de uitgesproken werkelijkheid.
0 notes
Text
.
Je krijgt bestaan niet ongedaan. Het ongedaan bestaat slechts in jezelf en is dat woord voor al het onverwerkelijkt handelen wat je in je hebt. Ongedaan - wij zijn meer ongedaan dan gebeurd. Ons leven is slechts een deel, niet toevallig het verneembare, van dat wat we zijn. Toch bestaat de gelijkstelling met wie we zijn al te vaak in het verneembare. We vergeten ons wat. Door de overdominantie van het wie in ons leven, vergeten we wat we zijn en onszelf te vernemen. Dat betekent: het ongedane in onszelf mee in rekening te brengen mét wie we zouden zijn. Te beantwoorden, de vraag, wie men is, met een gevoel, dat men ongedaan is, en meer dat wat men niet doet dan dat wat men doet - is wie men steeds, maar nooit is.
Het gevoel te zijn laten bestaan. In het ongedane iets van jezelf laten verder leven. Onaangeroerd, maar resoneren »in« wie men is, zelfs actief in wat men doet, is bestaan -een bestaan- waarin men zijn menselijkheid wil beantwoorden met gevoelens die buiten de macht van het menselijke handelen vallen.
25 januari 2017, Brasserie Union, Brussel.
0 notes
Text
.
Iemand die handschriften verzamelt. Gewoon één woord is genoeg. Daaruit leidt hij verder af, niet alleen de persoonlijkheid, maar ook de rest - de andere tekens en het verdere, nog niet-gelezene geschrift.
Handschriften in blauw. Handschriften in potlood. Handschriften in alles behave inkt.
Hij heeft soorten methodes en categorieën, waarin hij zijn verzameling ordent, en waaruit zijn verzameling eigenlijk pas eerst ontstaat.
Het is -zoals bij iedere verzamelaar- de opdeling die plezier maakt, genoegdoening geeft en de uiteindelijke reden waarom hij verzamelt. Verzamelingen van woorden in uitgeveegde inkt. Verzamelingen van trotse handschriften. Verzamelingen van onleesbare handschriften.
Hij probeert ieder element van zijn verzameling in de volgende deelverzamelingen op te delen:
Handschriften verzameld in straatnamen zonder klinkers. Handschriften uit Mongolië. Handschriften met een trema. Handschriften die geschreven zijn wanneer in de namiddag de maan al zichtbaar is. Handschriften na een Schotse whiskyfles. Handschriften van menstruerende vrouwen. Handschriften onder water. Handschriften met taalfouten. Handschriften, terwijl men een traan laat vallen. Handschriften uit corrupte correspondenties. Handschriften van bakkershanden vol bloem. Handschriften van galante pooiers. Handschriften van vrouwen met minstens één meter lange haren. Handschriften van alle nonnen uit het district Leiria. Nagebootste handschriften. Valste handschriften. Handschriften die iets wouden bereiken. Handschriften van de beschreven bordjes van bedelaars. Handschriften van verkleumde winterhanden. Handschriften van Sultans uit de 7e eeuw. Handschriften van mensen zonder armen. Handschriften van horlogemakers met één oog. Handschriften van mensen die al eens op de maan waren. Handschriften van mensen hun laatste geschreven woorden. Handschriften van kinderen uit het tweede leerjaar. Handschriften van mensen met een valst gebit. Handschriften van kalende mannen. Handschriften van rokende dames. Handschriften van porno actrices. Handschriften geschreven met een trillend ooglid. Handschriften van vrouwen met gele valse nagels. Handschriften van lepidopteristen. Handschriften door trillende, hyperglycemische handen. Handschriften van mensen, die een glas melk drinken. Handschriften van mensen met een badjas. Handschriften van bevallende vrouwen. Handschriften van mensen met een haarband. Handschriften op negenentwintig februari 2013 verzameld - een vergissing! Handschriften die dierenpoten gelijken. Rechtstaand geschreven handschriften. Handschriften op steen.
Natuurlijk kan hij een verzameling van alle handschriften aanleggen, en dan klaar zijn, toch het is de ordening, de uitdaging van opdeling, die fascineert. Een verband dat eerst dan pas en door de ordening in de werkelijkheid ontstaat. Iets dat hij creëert, dat een eigen leven begint te leiden. Tot hij in mensen alleen nog maar de categorie, zijn categorie gaat zien en of hun handschrift in een deelverzameling zou passen. Dààronder alles classificeren; de »uitdaging«, die van handschriften uitgaat. Ze exact onder hun singulariteit te vatten en niet te sublimeren onder een plat en veel algemener concept.
Het is een filosofisch probleem. Hij is iets op het spoor. Hij zoekt een soort 'nominalistische verzameling'. Iets waarbij men recht doet aan het eenmalige van al het werkelijke, maar waaronder men toch het kan begrijpen en opdelen. Zoals kennis (of ieder woord) het object -bijvoorbeeld een stoel- ontvreemd van zijn bijzondere 'singulariteit' als stoel en tot een gekend object “stoel” maakt, zo wil hij ieder mens in zijn bijzonderheid kennen. Het is daarbij de verhouding van het algemene tot het singuliere, dat hem fascineert.
En zo gaat hij op zoek, in de straten, in de dagen, in het leven. Zo stapt hij rond, soms stapt hij recht op mensen af met het moeten en de ontmoeting van het verzamelen in de ogen, andere keren bekijkt hij hen enige tijd vanuit de verte en houdt hij alles in blik. Zo ziet hij in ontmoetingen en mensen alleen nog maar de inschikkelijkheid en universaliteit van zijn categorieën. Elk gesprek als de bevestiging van zijn orde.
Hij zoekt naar hun bijzonderheden. Het is de uitdaging, het bijzondere in hen te vatten en dan toch naar een overeenkomst in zijn reeds bestaande opdeling te zoeken. Soms is het eenvoudig. Zap! Daar ziet hij iets -de verzameling van handschriften van mensen met gouden tanden- en een nieuwe categorie en ordening van het werkelijke ontstaat. Die plotse samenhang, een nieuw bestaan - een nieuwe realiteit toont zich, als ging het om een wetenschappelijke ontdekking. De dingen vallen in een nieuwe plooi, niet zozeer zijn verzamelingen, maar de werkelijkheid verandert zich, en dan voor even het gevoel dat hij door iets sterkers dan hemzelf geheven wordt.
Dan vraagt hij beleefd, toch zo onopvallend mogelijk, hij heeft intussen geleerd beter niet over zijn verzamelingen te beginnen, om een paar geschreven woorden. Een wegbeschrijving -opschrijven, alstublieft!- een woord of willekeurige historische info. Soms doen alsof hij een enquête afneemt, toch de mensen zijn schuw en grillig. Soms doet hij zich als toerist voor, of buitenlander die de taal niet spreekt, en vraagt dan om een vertaling.
Ach die categorieën, waarvan hij geen handschrift kreeg en die hem ontglipten! Mensen die schuw waren of wantrouwig, of zich betrapt en bekeken voelden (handschriften bijvoorbeeld van naast de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal mastruberende mannen). Er zijn daarom handschriften, die hij najaagt. Die hij opzoekt of achtervolgt. Het handschrift van éénentachtigjarige rokende maffiabazen. Het handschrift van schorpioenenkwekers. Handschriften bij een hartslag van tweehonderdtachtig - ach, verpleegsters of politieaanmaningen, het handschrift van mensen die niets van zijn categorieën begrijpen, die heeft hij intussen wel genoeg genoeg.
Hem interesseren mensen hun afkomst, hun doen. Hij kijkt naar hun gezicht, de ogen intussen al snel naar hun handen. Hij zoekt naar littekens of iets dat een verhaal verteld. Hij vraagt naar hun lievelingskleur, hun lievelingsdier, wil weten of ze een instrument spelen. Hij jaagt niet zozeer de mensen na, die nog niet in zijn categorieën vallen, maar eerder nieuwe categorieën, die hij in mensen zoekt. Hij reist de hele wereld rond, ontdekt culturen en ontmoet mensen. Hij is een reiziger en een avonturier, toch het liefste van al is hij thuis, achter zijn bureau. Hij krijgt groot respect, toch vooral is hij een inventarist, en heeft soms het gevoel, wanneer hij thuis zijn werk overschouwt, dat niemand hem begrijpt.
Hij heeft een simultaan bewustzijn. Want tegelijk hij nieuwe verzamelingen zoekt, tast hij ook oudere af, en kijkt of mensen er niet in passen. Dat allemaal tijdens een gesprek. Zegt hij iets, denkt hij iets anders, toch heeft intussen geleerd automatisch verder te praten, en wel die vragen te stellen, die hij nodig heeft. Het bijzondere en de uitdaging, niet één iemand te ordenen, maar iemand onder een bestaande, nog open ordening te passen; een verbinding, een gelijkenis, en dan het gevoel van hun bijzondere gemeenschappelijkheid te ervaren…. Kon hij toch maar iets van zijn passie, zijn opgave aan hen vertellen!
Iedere ontmoeting, iedere mens opnieuw de confirmatie van zijn categorieën. Falsificatie bestaat niet. Slechts de noodzaak van een nieuwe, extra indeling handschriften. Hij addeert. Tenzij zijn verzamelingen te groot en omvattend worden en hij voor zichzelf een nieuwe uitdaging zoekt.
Zo speurt hij mensen, kijkt nieuwsgierig naar hun ogen, ernstig naar hun wezen. Want daarbij gaat het om één ding niet: hun handschrift.
14 januari 2017, Brasserie Verschueren.
0 notes
Text
.
Waarheid en daad. Wij hebben geen werkwoord voor de werkwoorden die we niet doen. We kennen slechts de negatie, het ‘niet’.
Soms glimlachen, plots, spontaan, naar juffrouwen waarnaar je eigenlijk niet wou glimlachen. Niet dat men wou maar het niet deed. Niet als een soort eerste willen, maar als een tweede willen: er was helemaal geen willen. Eerst in gedachten en pas na het raadselachtige automatisme vaststellen, dat men plots en vreemd glimlachte, en men dat naar hen -haar- eigenlijk niet wou. Gewoon - omdat een kijken zich ontmoet. Het glimlachen als reflex. Een glimlach, te braaf, zoals een zuigeling naar eender welk gezicht lacht.
Nu is de vraag ten aanzien van zulk 'n glimlachen: wie is men? Wie is méér werkelijk? De gedachte, die pas achteraf ontstaat, en die iets van een persoonlijke wil uitspreekt, of die glimlach, die eigenlijk nooit was, want nooit bewust en gewild was? Dat wat men doet, maar niet wou, of dat wat men dacht, maar wat nooit in zijn doen werkelijk was? Of denken we omgekeerd, en is persoonlijk eerder wat men wil, en hoogstpersoonlijk dat, wat vooraf aan ieder willen gebeurd? Maar een zuigelingsgezicht heeft nog geen identiteit - het heeft de schoonheid van nog ieder worden, dat tweede worden: er is nog geen worden. Glimlachen in ontbrekende werkwoorden.
Ach, men kan er wel mee lachen, met wat men doet, toeschouwend lachen, appreciëren zelfs, dàt men het doet, net zoals men kan appreciëren dat men denkt, eerlijk denkt, dat men eigenlijk niet wou lachen...
Flirten en oogcontact. Wat ontstaat voor de onschuld? En wat erna?
Mensen aan de weerszijden van een moment. Wat men nalaat en wat men is. Hoe andere mensen je herinneren en hoe je over jezelf denkt. Mensen -diegenen; hier, het meisje- nog eens terug zien en dan beiden slechts aan één ding denken, toch beiden denken aan iets anders. Het gevoel iemand te kennen en het gevoel zelf onkenbaar te zijn. Het gevoel voor anderen te bestaan, maar voor zichzelf slechts als vergissing. Het gevoel vandaag wat meegemaakt te hebben, waardig te herinneren, en het gevoel vandaag slechts de leugen te hebben verwerkelijkt. Het gevoel te dromen en iets te hebben om voor te bestaan, en het gevoel morgen niet meer wakker te willen worden omwille van het enigste werkelijke bedrog. Het gevoel mensen nog een keer terug te willen zien, en het gevoel mensen zeker niet nog eens terug te willen zien. Het gevoel snel terug op café willen gaan, het gevoel één café in de nabij toekomst te zullen vermijden.
Het gevoel de waarheid te hebben ontvangen, het gevoel de leugen verdeeld te hebben. Het gevoel hebben te willen herinneren, het gevoel hebben zo snel mogelijk te willen vergeten. Het gevoel hebben geen woorden nodig te hebben, het gevoel hebben vanaf nu alleen nog maar woorden te willen gebruiken. Het gevoel hebben te leven in de transparantie van de openbaring, het gevoel hebben te leven in het schemeren van de vergissing. Het gevoel hebben dat door dat ene moment alles juist is, het gevoel hebben dat alles in dat ene fout schijnt. Het heerlijke gevoel iets onschuldig meegemaakt te hebben, en het verschrikkelijke voelen dat niets onschuldig is.
6 januari 2017, Brasserie Verschueren.
0 notes
Text
.
Zoiets als jezelf vastvertellen. Niet nu. Maar in de toekomst, wanneer blijkt dat iemand nooit diegene is die zich voorstelde en over zich vertelde.
0 notes
Text
Ogen (15).
Ogen als een houtkleur. Ogen als geluid. Ogen met hun eigenste logica. Ogen als een paradox. Ogen als Tibetaanse gebedvlaggetjes in de wind. Ogen, waarin het vergeten bewaard blijft. Ogen, die moesten tonen wat nooit was. Ogen als vertwijfeling. Ogen, die konden bewaren. Ogen als een huisnummer. Ogen met vertaalfouten. Ogen in syllabisch schrift. Ogen met een achterstand. Ogen die nooit naar buiten keken. Ogen die niet over zichzelf wouden vertellen. Ogen zonder leeftijd. Ogen die teruggingen. Ogen in vrije val. Ogen zonder vriendschap. Ogen die bleven bestaan. Ogen zonder worden. Ogen in zichtbare spijt.
0 notes
Text
.
Vaak wanneer we zeggen »ik heb een probleem«, bedoelen we eerder: ik heb mogelijkheden. De mens heeft graag één mogelijkheid. Dan voelt zijn leven ironisch genoeg spontaan, juist, continu - als een verdergaan. Een probleem hebben is geen mogelijkheden (meer) hebben, dan voelt het uitwegloos.
Wanneer we zeggen 'ik heb een probleem', hebben we eerder verschillende mogelijkheden, en kunnen we niet kiezen. Vrijheid is een kracht, te fijn om te gebruiken. Problemen hebben betekent eigenlijk vrij zijn. Toch één probleem hebben wordt al vaak niet toegestaan. Vrijheid is toestaan, en problemen hebben. Problemen kunnen hebben.
0 notes
Text
/
Wij waren symbolisch Zonder symbolen geworden Voor elkaar Waren we namen. Je begon na het denken Na te denken Over de betekenis Van mijn naam. Wij waren kleuren Toch ik Voelde je niet meer –meer je adem– Gekeurd, zoals wij waren. Wij waren symbolisch geworden Toch ervoeren niet langer Het symbool Dat we voor elkaar waren.
Uit: Vraagtekenloos. (2017)
1 note
·
View note
Text
.
Ik kan soms in mijzelf voelen. Momenten, stille lucht, transparantie in licht, even stilstand - als een beroerte. Even kijken, zonder zien, een kijkend voelen. Binnen zichzelf maar buiten iedere werkelijkheid. Zoals een engel kijkt. En dan zonder gevoelens zijn, geen gevoelens hebben. Niets toekijkend dan slechts dit beroerte-licht. De werkelijkheid als een beroerte. Niet in mijzelf zonder lichaam.
Misschien voelen als een herinnering, verlegen niet in lichtbruine haren kunnen tasten, in onmogelijkheid met verlangen worstelen, maar niet willen winnen, maar wel willen winnen, maar niet kunnen winnen. Onmogelijk willen en onmogelijk zijn, want buiten elk handelen staan, als in een beroerte, als in de transparantie van dat licht en haar voorbijvoerende lichamen.
Als in die gezichten zonder dagen. Als in de herinnering zonder mogelijkheid van veranderen. Als in zichzelf voelen, zonder uitkomst, zonder werkelijkheid. Voor even stille adem, zonder lucht, stille lucht en al dat voelen zonder gezichten en handelen. En al die werkelijke herinnering, zonder tijd, zonder iets te herinneren. Als een engel die kijkt.
0 notes
Text
.
Muziek is slechts een gestalte van de tijd, maar dat 'zien' horen we niet. Wanneer we dit wel zien en voelen - wanneer een voorstelling stopt, tot het het applaus intreedt.
0 notes
Text
Ogen (14).
Ogen die altijd herkennen. Ogen die hun stilstand vermoeden. Ogen met iets damesachtig. Ogen met hun eigen kreeftskeerkring. Ogen in de periferie van het leven. Ogen als hun eigenste maatstaf.
0 notes
Text
.
Iemand die zichzelf niet kan uiten. Hij kan het over alles hebben, in detail bespreken -wetenschappelijk, uitvoerig, metafysisch- zolang maar niet zichzelf. "Het gaat over iets Socratisch" zou hij misschien nog kunnen toevoegen, toch niets anders, niets verder, en verwijst daar naar Predicaat en Subject, naar alle predicaten en subjecten, behalve zichzelf - het Subject als predicaat wanneer men over zichzelf spreekt.
Daarmee is alles gezegd. Voor hem. Gezegd - maar waarschijnlijk niet begrepen. Dit is het punt waar anderen de interpretatie stuwen -richten, kortom zichzelf begrijpbaar maken, extra uitdrukken, zich verklaren, verduidelijken- maar dit directief kan hij niet geven. Hij kan het over alles geven, behalve zichzelf. Zichzelf verduidelijken »hoe ik begrepen moet worden« - hij kent het niet. Hij laat het aan anderen, te denken, wat ze willen.
Waarom zich inmengen over zichzelf? Over alles, ja, misschien, maar toch niet over zichzelf… Hij kan zichzelf misschien wel uiten, maar wil het niet. Een omdat nog niemand het heeft ervaren hoe hij begrepen moet worden -soms zijn nadrukkelijke stiltes, soms zijn bevlogen woord-, denken alleszins enkelen, dat hij het niet kan. Kunnen is onbegrip.
Zeggen hoe hij is. Zeggen wie hij is. Laten zien wie hij is. Men kan hem ervaren - zijn geste. Zijn respect ook? Hij zal dat zo niet zeggen, hij zou het niet zeggen - dus men weet het niet. Misschien. Soms. Nooit. Misschien is hij het letterlijk niet vaardig. Of wie weet verbergt hij gewoon? Indifferent? Of net respectvol? Eén en hetzelfde, een kwestie van interpretatie.
Men merkt, over hem schrijven is even moeilijk als hem kennen. Even onmogelijk eigenlijk. Misschien houdt hij van één begrip: speculatie. Existentieel gespeculeer zonder te speculeren? Door te laten interpreteren?
Misschien is het toch echt een probleem met de de biografie. Hoe men over zichzelf verteld, laat zien…, ja, wat men verteld en wat men kiest om te vertellen, nooit onschuldig, altijd gewild. Maar ten aanzien van zichzelf heeft hij zo geen willen. Misschien de wil te verdwijnen. Ongekend te zijn. En willen - is niet kunnen. En laat het nu net dat zijn wat hij ten aanzien van zichzelf niet kan.
0 notes