Tumgik
havenpoort · 19 days
Text
Merovingen aan de monding van de Rijn
Tumblr media
Nog met enige regelmaat worden er in Katwijk en Valkenburg bewijzen gevonden van het verblijf van de Romeinen in dit gebied. Na 175 na Chr. zijn de Romeinen vertrokken en was er sprake van een sterke afname van de bevolking. Dit was niet alleen in Katwijk en Valkenburg zo, maar ook aan de noordelijke kant van de Oude Rijn. Het gebied wat weliswaar niet bezet was door de Romeinen maar welk sterk beïnvloed door de Romeinen.
Tumblr media
In deze tijd was de monding van de Rijn voor bewoners van groot belang. Via de Rijn werd er handel gedreven en kwamen er goederen van over zee en uit het binnenland naar de kuststreken. Dorestad en Utrecht waren of werden belangrijke handelssteden. Het was de tijd dat de eerste Angelen en Saksen uit het Noorden in de kuststreek neer streken.
De oorzaak voor de afname van bewoning was het ontbreken van Romeins gezag en in de 4e. eeuw wateroverlast door overstromingen vanuit de Rijn, die werden veroorzaakt door de verzanding van de Rijnmond.
Van de periode 250-475 is bij archeologisch onderzoek zeer weinig gevonden. Er is een sterke toename van de bebossing in de kuststreken. Het gebied is natter, mogelijk ontstaan door het niet onderhouden van de afwatering.
Oorzaken van de ontvolking kunnen ook zijn een besmettelijke ziekte of de uitputting van de landbouwgrond.
Wellicht trok een deel van de inwoners mee met de in 275 vertrekkende Romeinen. In de 5e. eeuw bedroeg de bevolking naar schatting nog slechts 10% van het aantal in de Romeinse tijd.
Bewoning
Op de strandwallen en de duinen vond in de Vroege Middeleeuwen, rond 475,  opnieuw bewoning plaats. Dit concentreerde zich aanvankelijk op de oeverwallen langs de Rijn, zoals de nederzettingen Valkenburg, Leiden, Leiderdorp en Rijnsburg. Met name in de Zanderij zijn de nodige sporen van bewoning gevonden. Het zou hier moeten zijn gegaan om de zogenaamde nieuwe Friezen, Angelsaksen die vanuit de Duitse en Deense Noordzeekust naar de monding van de Rijn waren getrokken.
Tumblr media
De Franken
De Franken, die na 719 verschenen in het gebied van de monding van de Rijn,  worden als eerste in de bronnen beschreven als een Germaanse stam die leefde aan de Rijn. Gedurende de derde en vierde eeuw na Christus probeerden ze hun leefgebied uit te breiden naar Gallië, een gebied ten westen van het hedendaagse Frankrijk. Dat destijds in handen was van de Romeinen.
De Franken vervulden de taak van heerser tot het midden van de vijfde eeuw, toen het West-Romeinse Rijk in verval raakte. Ze profiteerden van de verzwakte en overbelaste verdediging van de Romeinen en stichtten een eigen rijk.
Hieruit kwam de Merovingische dynastie voort, die zich sinds de doop van koning Clovis tot het christendom had bekeerd. Zijn bekering aan het einde van de vijfde eeuw viel samen met de enorme uitbreiding van zijn rijk en bracht daarmee een opleving en verdere verspreiding van het katholicisme in Europa teweeg.
Rond 475 werd in de Zanderij bij het huidige Katwijk weer een boerderij gebouwd, de tot nu toe oudste gevonden middeleeuwse bewoning. Aangenomen wordt dat deze ‘nieuwe Friezen’ afkomstig waren van Texel of Friesland.
De nederzetting in Rijngeest (Oegstgeest) lag met aanlegplaatsen aan een Rijntak en daar was dus handel gevestigd. Daar en in de Zanderij stonden twee beukige gebouwen, een bouwwijze die toen gebruikt werd voor schuren. Voor de normale wintervoorraad was in de boerderij voldoende ruimte, eventueel met kleine spiekers. Waarschijnlijk waren de schuren daarom bestemd voor handelsvoorraden.
Tumblr media
Rond de Rijnmond zijn enkele zeer kostbare archeologische vondsten gedaan uit de Friese periode, die alleen voorkomen in een koninklijke omgeving, zoals een gouden gesp in Rijnsburg, een vergulde drinkhoorneinde in Katwijk en recent een zilveren schaal in Oegstgeest.
Katwijk was ook de vergaderplaats van Rijnland, bleek uit latere sporen. Daarom wordt tegenwoordig aangenomen dat hier een rijke Friese elite heeft gewoond die de macht uitoefende in het Rijnland.
Tumblr media
Vervolgens ontstonden nederzettingen op de strandwallen, waaronder ’s-Gravenhage, Voorburg, Rijswijk, Oegstgeest, Wassenaar, Lisse, Noordwijkerhout en Hillegom. De zogenaamde heemnamen, bijvoorbeeld Sassenheim en Hillegom, geven aan dat we met ontginningen uit de Vroege Middeleeuwen te maken hebben.
De hoger gelegen zandruggen van de strandwallen werden ontbost en als bouwland gebruikt, terwijl de vlaktes tussen de strandwallen als grasland voor veeteelt in gebruik waren. Ze werden respectievelijk geest- en meentgronden genoemd. Geesten zijn langgerekte heuvels, de hogere delen van de oude strandwallen.
De geesten werden gekenmerkt door een strokenverkaveling dwars over de strandwallen; het hele bouwlandgebied was omgeven door een houtwal. Op de randen van de geestgronden lagen wegen waaraan de boerderijen stonden en die aan beide uiteinden van de geest in een punt bij elkaar kwamen.
Tumblr media
Put gevonden bij opgravingen
In de oude kernen van de strandwallendorpen is deze wegenstructuur vaak nog goed te herkennen, ook al zijn de strandwallen grotendeels vergraven ten behoeve van de bollenteelt en zandwinning. De oudste geesten hebben over het algemeen een ovale vorm (bijv. Noordwijk-Binnen), terwijl de jongere geesten meer rechthoekig van vorm zijn (bijv. Noordwijkerhout).
25-4-2024
0 notes
havenpoort · 2 months
Text
Zocher in de omgeving van Haarlem
Tumblr media
De familie Zocher heeft veel werk uitgevoerd in Haarlem en omgeving een aantal voorbeelden zal ik hier bespreken.
Begraafplaatsen
De sterke groei van de bevolking maakte het noodzakelijk om begraafplaatsen aan te leggen, ook omdat het niet langer toegestaan was om mensen in de kerken te begraven. In 1828 ontwierp Zocher de begraafplaats Kleverlaan in Haarlem  en de begraafplaats te Heemstede.
Tumblr media
In de periode 1869-1931 werden park en padenstelsel van begraafplaats Zorgvlied in Amstelveen aangelegd. In 2008 werden deze ingeschreven als monument.
In de tijd dat Haarlem sterk groeide en de oude vestingwerken werden afgebroken  heeft de familie Zocher diverse parken aangelegd: Buitenplaats ’t Klooster, de Bolwerken, Akendam, Rozenhagen, het Kenaupark en het villapark, Frederikspark, Ripperdapark, Florapark, Frans Halsplein, Haarlemmerhout, het Hazepatersveld, begraafplaats Kleverlaan.
Buiten Haarlem werkte zij in opdracht van de eigenaren van de diverse buitenplaatsen aan opdrachten om de tuinen rondom de buitenplaatsen te verfraaien. Zoals bijvoorbeeld de Keukenhof in Lisse.  Een plan gemaakt tussen 1850 en 1857 hield in het laten vervalen van de Stationsweg in Lisse ter hoogte van de buitenplaats Keukenhof die verbonden was met de buitenplaats Zandvliet. Het was een eerste ontwerp waar ze geen toestemming voor hebben gekregen. De vijverpartij is er uiteindelijk wel gekomen en ligt in binnen het huidige bloemtentoonstelllingspark.
Hartenlust, Bloemendaal
Tumblr media
Rond 1825 werd het huis verbouwd door Jan David Zocher jr. Hij bouwde toen ook een oranjerie en misschien een stal. Tussen 1822 en 1847 waren herenhuis en tuin in bezit van Willem Hendrik Backer. In 1849 verkavelde men de hofstede.
Dreefzicht
Dreefzicht is de voormalige buitensociëteit van het genootschap Trou moet Blijcken. Het is gebouwd in 1840 naar ontwerp van Zocher junior. In 1964 is Dreefzicht grondig verbouwd.
Tumblr media
Het stond oorspronkelijk op een terp aan het eind van de Dreef omgeven door gazons met grote bomen. Met het doortrekken van de Dreef via de Fonteinlaan en de toegenomen verkeersdrukte kan Dreefzicht nu niet meer het centraal ontmoetingspunt in de Haarlemmerhout vervullen.
Huis te Bennebroek
Tussen 1860 en 1864 werd het oude Huis te Bennebroek ingrijpend verbouwd. Rond het vernieuwde huis legden J.D. Zocher jr. en L.P. Zocher in 1861/62 een nieuwe tuin aan. Het huis werd in 1973 afgebroken.
Tumblr media
De Hartekamp.
Voor de eigenaar van deze buitenplaats legde hij enorme tuinen aan. De oranjerie naar ontwerp van J.D. Zocher jr. (1838) bestaat nog. Inclusief een tulpenboom, mogelijk uit de tijd van Linnaeus.
Tumblr media
Park Rusthoff, Sassenheim
Park Rusthoff is een prachtig dorpspark, ontstaan vanuit een laat 18de-eeuwse buitenplaats van de familie Charbon. Het dorpspark ligt midden in het centrum, je kunt er een leuke rondwandeling maken en de eendjes voeren in de vijver. Een unieke plek midden in het dorp Sassenheim.
Tumblr media
Van de oorspronkelijke 27 hectare grootte buitenplaats rest nog 6 hectare. Tussen 1830 en 1850 werd het park in landschapsstijl aangelegd door de beroemde landschapsarchitect J.D. Zocher jr. Een grote groep vrijwilligers zorgt nu voor het onderhoud van het park.
Huis te Vogelenzang
Tumblr media
De tuin bij het huis dat nog steeds in bezit is van de familie Barnaart, is begin 19e eeuw waarschijnlijk nog door J.D. Zocher sr. aangepast. Begin 20e eeuw neemt tuinarchitect Hendrik Copijn de tuin nogmaals onder handen.
Woestduin
Deze buitenplaats, die nu onderdeel is van Leyduin is rond 1800 geherstructureerd door Johan David Zocher sr. De omgeving van het huis werd in landschapsstijl ingericht. In 1787 werd Jean Louis van den Burch eigenaar van de hofstede.
De tuinarchitect J.D. Zocher sr. maakte omstreeks 1800 een nieuw plan in landschapsstijl voor het terrein rondom het huis. Dit plan is in het terrein nog steeds te herkennen, onder meer in een (opgeworpen of natuurlijke) heuvel die Zocher als uitzicht punt gebruikte.
Meer en Berg
In 1794 maakte J.D. Zocher sr. voor de tuin van deze buitenplaats aan de zijde van de Glipperdreef drie ontwerpen in landschappelijke stijl, waarvan er één is uitgevoerd. Enkele onderdelen van Marots ontwerp bleven gehandhaafd. Het 17de-eeuwse huis Meer en Berg is op de tekening van Marot goed zichtbaar. Het lag niet in de as van het ontwerp.
Vredesbrug en ruïne van Tecklenburgse Poort (de toegangspoort tot het kasteel Heemstede).
Tumblr media
Tot slot nog een mooi plaatje met de een voorbeeld van de tekenkunst van landschapsschilder Louis Paul Zocher. De afbeelding is van 1835 in Aquarel en potlood. De tekening is in het bezit van Noord-Hollands Archief, collectie Kennemerland.
25-3-2024
0 notes
havenpoort · 3 months
Text
De Landschapsstijl van Zocher
David Zocher is de naam die de familie het meeste bekendheid heeft gegeven. Opgeleid in Frankrijk aan het Ecole des beaux Arts in Parijs kwam hij terug in Nederland. Zijn eerste opdracht was het afmaken van het werk van zijn vader aan het landschapspark van Soestdijk  in opdracht van Koning Willem I.
Hij vestigde zich in 1817 in Haarlem en daar bekommerde hij zich om de vervallen kwekerij Rozenhagen bij de Kloppersingel die hij had geerfd.
Beurs van Zocher
De meeste gebouwen die Zocher ontwierp zijn neoclassicistisch. De Franse Academie waaraan hij zijn opleiding volgde, had een voorkeur voor deze stijl. De stijl is te herkennen aan een eenvoudige en symmetrische indeling, die een contrast vormde met het drukke classicisme van de achttiende eeuw.
Tumblr media
De stijl paste uitstekend bij de landschapsparken die Zocher aanlegde, omdat de witte, sobere gebouwen helder afstaken tegen de omringende beplanting. Verder had Zocher een voorliefde voor de neogotiek en de chaletstijl, die in een groot deel van de negentiende eeuw vooral populair waren voor kleine huizen en tuingebouwen.
Zijn beroemdste gebouw was de Beurs van Zocher in Amsterdam. Dit beursgebouw dat op de hoek van de Dam en het Damrak heeft gestaan hadt veel weg had van een Griekse tempel, werd in 1845 voltooid en op 10 september door koning Willem II geopend.
In 1903 werd dit beursgebouw afgebroken, omdat het te klein was geworden. Het werd vervangen door de Beurs van Berlage. Op de plaats van de afgebroken beurs staat nu het warenhuis De Bijenkorf.
Landschapsstijl
De Zochers ontwierpen in de landschapsstijl. De oudste parken, van Zocher sr, zijn in de vroege stijl ontworpen, vervolgens zijn de meeste parken in de late stijl ontworpen. De jongste parken, van de hand van Louis Paul, zijn beïnvloed door de gemengde stijl, waarbij de landschapsstijl werd gecombineerd met een meer strakke, geometrische stijl.
Jan David jr is één van de belangrijkste en meest productieve vertegenwoordigers van de late landschapsstijl in Nederland. Hij was stijlvast, maar niet om een theoretische reden; hij was een praktische doener. Zijn doel was om een mooi resultaat te bereiken, niet zozeer om de letters van de stijlwet te volgen.
In de ontwerpen werd ernaar gestreefd om een 'arcadisch', dat wil zeggen landelijk en idyllisch, landschap te scheppen. Het moest er natuurlijk uit zien; alsof de hand van de mens er niet was geweest. In werkelijkheid heeft de ontwerper over ieder detail nagedacht.
Het contrast tussen open weiden en gesloten bosjes, tussen licht en donker, tussen beslotenheid en vergezichten behoorde tot de kernkwaliteiten van de parken. Ook bij kleine parken werd hiernaar gestreefd. Het ideaal was stilte en harmonie.
Bij de vroege landschapsstijl, die populair was van ongeveer 1750 tot 1815, werd dit bereikt met kronkelpaadjes, kunstmatig opgeworpen heuvels, vijvers met eilandjes en hier en daar een waterval.
Als sierelementen waren er follies (gebouwtjes voor vermaak), zoals ruïnes, hermitages (grotten waarin een kluizenaar 'leefde'), Turkse tenten en Chinese tuinkoepeltjes. In de ontwerpen van Zocher sr speelde het ontwerp van de paden een dominante rol.
Hij tekende ze met een passer in, waardoor cirkelvormige patronen ontstonden. Een voorbeeld is zijn ontwerp voor het Bosch van Wijckerslooth te Oegstgeest uit 1806. Dit wandelbos maakte hij in opdracht van eigenaresse Anna Margaretha van Royen. Het bos zat vol met kronkelende paden en slingerende vijvers.
Tumblr media
Ontwerp van Zocher sr voor het Bosch van Wijckerslooth te Oegstgeest (Collectie Gemeentearchief Oegstgeest)
Ook het ontwerp voor het Haagsche Bos uit 1809 heeft strakke, rond vormgegeven paden.
Het hertenhuis van Vreugd en Rust, een ontwerp van Zocher jr op een foto uit 1866 (Collectie Haags Gemeentearchief)
Tumblr media
Het ontwerp van J.D. Zocher sr voor het Haagsche Bos uit 1809 (Collectie Haags Gemeentearchief)
Late landschapsstijl
De late landschapsstijl, populair van 1815 tot 1870, kende veel meer 'lange lijnen' met weidse doorzichten en grote gebaren met langgerekte, slingerende vijvers. Ook hier zijn hoogteverschillen aangebracht en er stroomden natuurlijk ogende beken. De nadruk lag op fraaie uitzichten over een vijver of een weide. In tegenstelling tot de vroege stijl van sr, waar weiden vooral voor de sier aanwezig waren, waren de weiden bij jr voor vee en herten. Op deze manier wilde hij een landelijk, pastoraal gevoel oproepen.
Tussen weiden en park stonden onzichtbare hekken: in plaats van hekken zijn er greppels en andere hoogteverschillen aangebracht waardoor het vee niet uit de weide kan. Omdat dit vanaf een afstand niet te zien is, lijkt het landschap ononderbroken door te lopen. Als een wandelaar de greppel ontdekt, zegt hij 'aha, nu begrijp ik het'. Daarom worden deze afscheidingen 'Aha’s' of 'ha-ha’s' genoemd.
Voorlinden te Wassenaar is een voorbeeld hiervan. Zocher jr liet voor het huis een grote weide voor grazend vee aanleggen. Zo was het huis vanaf allerlei plekken goed zichtbaar. De weide en het gazon voor het huis leken in elkaar over te vloeien. Toch waren weide en gazon gescheiden; in dit geval door een vijver. Zo kon het vee niet bij het huis zonder dat er een hek geplaatst hoeft te worden.
Tumblr media
Voorlinden in Wassenaar op een prent van P.J. Lutgers uit 1856 (Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed).
Vlak voor het dienstgebouw (links) was een grote heesterpartij geplant. Deze heesters zorgden ervoor dat het bijgebouw grotendeels uit het zicht bleef. Zo lag de nadruk op het hoofdhuis en sprongen ‘lelijke’ dienstgebouwen niet in het oog.
Bij de late stijl werden minder pittoresque gebouwtjes dan bij de vroege stijl toegepast. De meeste bouwwerken hadden een functie binnen de buitenplaats en binnen het parkontwerp, zoals bruggen, dierenverblijven en tuinmeubilair.
Een neoklassieke of neogotische stijl werd geprefereerd; later werd ook de Zwitserse chaletstijl populair en kwam het Japonisme op. In de ontwerpen van Zocher jr  zijn vooral de vergezichten en de vrije vormgeving typerend. Zijn parken ogen groter en ruimer dan ze in werkelijkheid zijn, ook omdat hij goed gebruik maakt van het landschap om de parken heen. Dit heet 'borrowed landscape': de omgeving wordt als het ware geleend, gebruikt, om zo mooie en zo bijzonder mogelijke uitzichten te realiseren.
Figuurtjesleggerij
De nadruk op de grote lijnen kwam ook tot uitdrukking in het beplantingsplan. Jr. hield zich weinig bezig met bloembeplantingen; hij vond ze zelfs overbodig. Hij streefde naar een natuurlijk ogende aanleg en bloemperken vond hij daarin niet wenselijk. Bloemperken inrichten noemde hij denigrerend 'figuurtjesleggerij' en 'mozaïekwerk'. Hij vond het patroon van een perk 'geschikt voor vloertegels', maar niet voor levende planten.
Opdrachtgevers en hun tuinbazen vulden bloemenperken doorgaans zelf in, net als boomgaarden en moestuinen. Deze functionele onderdelen werden als noodzakelijk kwaad beschouwd. Daarom bemoeide Zocher jr. zich daar niet mee. Hij legde zijn paden er simpelweg omheen en liet de inrichting over aan de tuinbaas.
Zijn zoon Louis deelde zijn mening. Van hem is de uitspraak bekend: "Als ik dat geknoei maar niet in mijn eigen tuin hoef te hebben." De Zochers vonden bloemen en kleuren overigens wel belangrijk, maar zochten dat vooral in bloemdragende heesters en bomen, zoals azalea’s en tulpenbomen.
Ook met tuinsieraden, zoals beelden en siervazen, hadden de Zochers zich niet veel mee op; die keuze werd eveneens aan de eigenaars en de tuinbazen overgelaten. Karels stijl was vergelijkbaar met die van zijn broer en jongere neef, maar hij had veel meer aandacht voor bloemperken en hield zich wèl bezig met het ontwerp van moestuinen.
Tumblr media
Detail van de kaart die J.D. Zocher jr en zijn zoon L.P. in 1854 maakten voor Kasteel Keukenhof. Hoewel in het park de bloembollen nu de hoofdrol spelen is de parkaanleg van de Zochers nog steeds aanwezig. (Collectie Stichting Graaf Carel van Lynden)
Kleurrijk en natuurlijk
De hoofdopzet van Zocher jr’s parken is doorgaans vergelijkbaar, ongeacht de omvang of vorm van het park. Grote waterpartijen zijn een van de belangrijkste sfeerbepalers van een park. De slingervijver is steevast een centraal element, dat de rondwandeling door het park in hoge mate – meer dan de paden – bepaalt. De oevers zijn strak en glooiend. Grote bomen spiegelen in het water; de spiegelfunctie van waterpartijen is een belangrijk aspect van een Zocherpark.
Er zijn veel verschillende soorten bomen. Zo is met een grote verscheidenheid aan kleuren, groottes en vormen een schilderachtig geheel gemaakt, dat er in ieder seizoen anders uitziet. Het is deze verscheidenheid waar de Zochers naar streefden, want dit was ‘net als de natuur’. Zo werden heesters ook niet naar soort of kleur geplant, maar gemengd; het kleurrijke resultaat werd beschouwd als natuurlijk. De Zochers, praktisch ingesteld, hadden ook geen collectievorming, zoals een arboretum of pinetum, voor ogen: hun doel was om een ‘smaakvol en artistiek’ park te maken dat de opdrachtgever zou behagen.
Gras: maai niet te vaak
De grasvelden in Zocherparken zijn niet bedoeld als strak gemaaide gazons. In de tijd van de Zochers werden grasvelden slechts een paar keer per jaar gemaaid. Dat zorgde voor veel weidebloemen en bolgewassen, zoals blue bells, konden zich goed vermeerderen. Daarom is het belangrijk om hiermee vandaag de dag rekening te houden door niet te vaak te maaien. Zo wordt het beeld dat de Zochers voor ogen hadden behouden. Niet alleen is dit belangrijk voor het beeld en de historie, maar ook is het bloemrijke gras dat zo ontstaat ecologisch van grote waarde.
Andere veel voorkomende ontwerpmotieven zijn een markant hoogteverschil, een solitaire boom op een driesprong en een wandeling om een ronde weide. Niet zelden had een heuvel ook een praktisch nut: als uitzichtpunt, maar bijvoorbeeld ook als ijskelder. Voor de beleving van deze bijzondere punten was er een verdichting in het aantal paden in de nabijheid van die plekken. De paden waren altijd van gravel of van zand.
Ook op De Horsten in Wassenaar is de hand van Zocher jr. zichtbaar. Hij ontwierp in 1840 het park Raaphorst in opdracht van prins Frederik. Je herkent Zocher aan het slingerende pad dat langs open weiden, vrijstaande bomen, boomgroepen en bosjes voert. De overgang tussen gras en beplanting is strak, net als de overgang tussen het gras en het pad.
Tumblr media
De Horsten in Wassenaar. Deze foto is in 1872 vanaf de Seringenberg genomen. (Collectie Gemeentearchief Wassenaar)
Parken bij buitenplaatsen
In de 19de eeuw lieten veel buitenplaats eigenaren parken in landschapsstijl aanleggen. Deze parken waren bedoeld om te genieten van de natuur door te wandelen, te vissen en te spelevaren. De Zochers legden vaak een of meer eilanden in een waterpartij, die met een bootje of een pontje bereikt konden worden. Veel oudere buitenplaatsen hadden al, soms eeuwenoude, parken. Doorgaans werd, afhankelijk van de wens van de opdrachtgever, helemaal opnieuw begonnen; soms werden de bestaande paden, bomen en vijvers als uitgangspunt genomen.
De Zochers begonnen bij voorkeur helemaal opnieuw. Terwijl sr in enkele gevallen bestaande bomenlanen in zijn nieuwe ontwerp opnam, vernieuwde jr vrijwel altijd het gehele stelsel van wegen en paden. Hij gebruikte daarvoor wel bestaande elementen. Zo werden bestaande watergangen, zoals een 'grand canal' of een ronde visvijver, vergraven tot slingervijver. Omdat deze waterpartijen meestal in de as van het huis aangelegd waren, liggen de slingervijvers ook vaak in een zichtas van het huis. Ook de rechte sloten langs de parken werden vergraven tot slingersloten. De sloten en vijvers verbeelden beken en rivieren die meanderen door het idyllische landschap van de Zochers.
Gebouwen op de buitenplaats
Hoe belangrijk de buitenruimte ook was, op een buitenplaats vormde het huis natuurlijk het belangrijkste element. Veel parken werden aangelegd bij bestaande huizen en dienstgebouwen. Zocher sr hield meer dan jr rekening met de bestaande bebouwing, maar bij beide stond het huis in het park centraal. Het was via zichtlijnen op verschillende plekken zichtbaar en ook andersom vanuit het huis naar het park waren er zichtlijnen naar belangrijke plekken in het park.
Dienstgebouwen, tuinmuren en boerderijen werden slechts zelden in die zichtlijnen opgenomen. Ze werden uit het zicht gehaald door beplanting. Zocher jr ontwierp zelf ook bouwwerken in de parken, zoals hekken, priëlen en bruggen, doorgaans in klassieke stijl, soms in neogotische of rustieke stijl. Zijn ideaal was dat alle elementen van park en gebouwde onderdelen een eenheid vormden en geheel op elkaar afgestemd waren.
Tumblr media
Het ontwerp van de portierswoning van De Paauw te Wassenaar, aquarel uit circa 1840. De woning is er nog steeds (Collectie Gemeentearchief Wassenaar)
Stadswallen worden parken
In de 19de eeuw verloren de stadswallen hun verdedigingsfunctie; in 1874 werd in de Vestingwet bepaald welke vestingwerken konden worden ontmanteld. Tegelijk werd meer en meer erkend dat hygiëne in de stad, waaronder frisse lucht, van groot belang was voor de volksgezondheid. Dit werd in de Woningwet van 1901 vastgelegd. Hierin werd ook de aanwezigheid van groen bepaald.
Dit bracht twee nieuwe functies van 'de wallen' met zich mee: de voormalige bolwerken werden ingericht als wandelpark en als begraafplaatsen. Hiermee kwam het wandelen in de gezonde lucht voor de stadsbewoner op loopafstand. De Zochers ontwierpen zowel parken als begraafplaatsen, zoals Akendam te Haarlem in 1828 en Soestbergen in Utrecht in 1830. De begraafplaats Soestbergen werd nadrukkelijk ook bedoeld als wandelpark.
Tumblr media
Vredenoord in Den Haag is een typerend Zocherpark (Foto Peter Verhoeff, 2016)
25-02-2024
0 notes
havenpoort · 4 months
Text
De familie Zocher: parken en tuinen
Tumblr media
Wat hebben de Haarlemmerhout, de vuurtoren van Egmond aan Zee, het Amsterdamse Vondelpark en de tuinen van Paleis Soestdijk gemeen? Ze werden ontworpen door de beroemde Haarlemse familie Zocher.
Drie Zochers domineerden een kleine eeuw lang de Nederlandse park- en landschapsarchitectuur. Hun uitvalsbasis was de bomen- en vaste plantenkwekerij Rozenhagen, kort na 1800 gesticht door Jan David senior aan het tegenwoordige Frans Halsplein in de Spaarnestad.
Hun klantenkring bestond uit gemeentebesturen, kooplieden, bankiers en ondernemers, tot en met adellijke families en leden van het Koninklijk Huis. Al in 1807 werd Jan David senior door koning Lodewijk Napoleon Bonaparte als architect aangesteld bij de herinrichting van de tuinen van het Haagse Paleis Huis ten Bosch.
Een serie andere grote en kleine tuin- en parkontwerpen volgde. Maar als Multi talenten draaiden de Zochers ook hun hand niet om voor het ontwerp van een villa of openbaar gebouw en parkornamenten als een châlet of rustieke koestal.
De ontwerpen van de Zochers, Jan David (1762-1817), zoon Jan David junior (1791-1870) en kleinzoon Louis Paul (1820-1915) zijn op allerlei plekken in Noord-Holland en elders in Nederland terug te vinden. Maar nergens zijn hun sporen zo tastbaar aanwezig als in en rond hun woonplaats Haarlem.
Tumblr media
‘Kaart van het Haarlemmerhout, naar den laatsten aanleg van den architect J.D. Zocher’. Inzet: afbeeldingen van vier Haarlemse landschapscreaties van de Zochers: De Koekamp, het park van Paviljoen Welgelegen, het Heeren Logement en de Hertenkamp. F.J. Nautz, 1837. Beeld: Noord-Hollands Archief.
Van vader op zoon…
Vader Johan ‘Jan’ David Zocher sr. kwam uit het Saksische Thurgau en was hovenier. In 1780 kwam hij met zijn ouders naar Nederland waar hij in dienst trad bij de eveneens uit Duitsland afkomstige Johann Georg Michael die in Nederland werkte als ‘boschgardenier’ en vanaf 1791 een eigen kwekerij bezat op Roosenstein bij Velsen. De oude Zocher sr. trouwde in 1788 met de dochter van Michael: Maria Christina. Ze kregen twee zoons: Jan David jr. in 1791 en Karel George in 1796. In 1789 schreef pa Zocher zich in bij het Sint-Lucasgilde in Haarlem, als enige architect. Vanaf dat moment werkte hij zelfstandig en werd hij steeds succesvoller. Eén van zijn eerste werken was het openbare park Het Valkhof in Nijmegen.
Tumblr media
Een familie van rozenkwekers
230 Jaar geleden zag Zocher jr. het levenslicht in Haarlem. Waarschijnlijk ergens net ten noorden van de bolwerken in de buurt van de Kloppersingel waar zijn vader, Jan David Zocher, een bedrijf met grote kwekerijen had. Vader Jan David senior was tuinarchitect en bezat een grote boom- en vaste plantenkwekerij in de huidige Patrimoniumbuurt waar de naam Rozenhagenstraat ons herinnert aan de bedrijvigheid die er vroeger was. Men stelt zelfs dat zoonlief jr. op latere leeftijd zijn eigen rozenkwekerijen bezat in Haarlem-West, in het buurtje dat we nu kennen als de Rosehaghebuurt net ten zuiden van de Zijlweg. Zelfs van het huidige Rozenprieel wordt beweerd dat het haar naam ontleent aan de kwekerij-activiteiten van de Zocher familie. Iets met het kweken van rozen dus. Dat zat duidelijk in het bloed van de Zochers. 
Tumblr media
Jan David Zocher jr.(Haarlem, 12 februari 1791 – aldaar, 8 juli 1870) was een architect , stedenbouwkundige en landschapsarchitect. Hij introduceerde, tegelijk met Lucas Pieter Roodbaard in Noord-Nederland, de landschapstuin in Nederland en ontwierp  verschillende  neoclassicistische gebouwen.
Zijn vader, broer Karel Georg Zocher (1796-1863) en zoon Louis Paul Zocher (1820-1915) waren ook tuinarchitect.
25-01-2024
1 note · View note
havenpoort · 5 months
Text
Vredenhoff, Wagenweg Haarlem
Tumblr media
We blijven nog een keer in Haarlem. Op het kruispunt van de Westelijke Randweg ligt verscholen achter bomen een buitenhuis dat we herkennen door de op pilaren steunende erker die direct aan de weg ligt en het voetpad hinderlijk beperkt.
De ingang van dit huis ligt aan de zuidelijke zijkant van het huis. Het huis werd namelijk gebouwd met vrij zicht op het landelijke gebied, uitkijkend op Heemstede
Benamingen voor het huis zijn: Hout- en Duinzicht (Hout en Duinzicht, Hout en Duynzicht), Vredenhoff of Vreeden Hof.
De geschiedenis van Vredenhof begint rond 1684. In dat jaar kocht de Amsterdammer Louis Trip de buitenplaats die toen nog Hout- en Duin heette. Tot 1699 liet hij hier een nieuw huis bouwen, het huidige buitenhuis.
Na 1699 kreeg het buitenhuis de kenmerkende overstekende erker aan de voormalige Herenweg, de huidige Wagenweg. Louis Trip bouwde een classicistische woning met een rechthoekige plattegrond, twee bouwlagen (begane grond en eerste verdieping) en een U-vormig schilddak. De muren zijn bepleisterd en zo bewerkt dat een natuurstenen gevel wordt gesuggereerd. Opmerkelijk is de bovenmaatse erker die op twee hardstenen Dorische zuilen rust.
De voorgevel van Vredenhof wordt bepaald door de als tempelfront vormgegeven hoofdentree. De vier zuilen met een Ionisch kapiteel, dragen een fries en een tympaan. De zuilschacht is licht gebold, een verwijzing naar de vroegere boomstammen die deze vorm kregen door het bovenliggende gewicht dat op de stammen rustte. Het geheel voldoet aan de classicistische regels uit de zeventiende-eeuwse architectuurtraktaten.
Opvallend is de verdere indeling van de voorgevel. Links van de entree zijn drie openslaande tuindeuren aangebracht, met daarboven een mezzanino met drie vensters. Rechts van de hoofdentree is het geheel precies omgedraaid, waar drie kleinere vensters op de begane grond drie grotere vensters boven zich hebben.
Tumblr media
Een van de vele eigenaren was Louis Trip (1653-1707) uit het Amsterdamse geslacht van wapenhandelaren en VOC bewindvoerders.
Na het overlijden van Louis Trip in 1710 verkochten zijn erfgenamen de buitenplaats aan Johannes Baelde. Baelde was koopman in Oost-Indische goederen. Hij betaalt 2.000 gulden extra voor de loden en hardstenen beelden, borststukken, vazen, potten, piëdestallen en goudleren behangen die in de tuin en het huis aanwezig waren.
Pas vanaf 1750 werd de buitenplaats Hout- en Duin voor het eerst aangeduid met Vredenhof. Het was op dat moment in eigendom van Catharina Gockers (1689-1773) en haar man, de zijdehandelaar Floris Visscher (1688-1763).
In 1838 wordt de Vredenhof aanwezige biljartkamer gesloopt toen het stuk tuin waarin deze biljartkamer was gebouwd werd verkocht aan de eigenaar van Eindenhout, Arnold Willem van Brienen.
Tumblr media
Vredenhof aan de Wagenweg. Collectie Noord-Hollands Archief.
Het terrein van Villa Nijenhove (Wagenweg 250-252) behoorde vroeger bij de buitenplaats Vredenhof.
Tumblr media
In de twintigste eeuw heeft de beeldhouwer Mari Andriessen (Haarlem, 1897 – Haarlem, 1979)  op Vredenhof bewoond. Achter het huis lag zijn atelier. Vredenhof biedt nog steeds een inspirerende plek voor wandelaars en fietsers. Samen met de omliggende buitenplaatsen is dit een bijzondere stukje Haarlem.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Andriessen de meest gevraagde kunstenaar voor oorlogs- en verzetsmonumenten. De Dokwerker in Amsterdam is hiervan zonder twijfel het meest bekende voorbeeld.
Tumblr media
Kenmerkend voor zijn werk zijn de krachtige compositie, de heldere opbouw in volumen en de vereenvoudiging van het detail. De nadruk ligt op de grote vorm. De boodschap, vaak dramatisch ingetogen, is voor iedereen duidelijk.
Andriessen is altijd trouw gebleven aan de figuratieve abstractie in de lijn van Bronner. 
De Dokwerker (1950-1952)
24-12-2023
0 notes
havenpoort · 6 months
Text
Westerhout Haarlem vanaf 1902
Tumblr media
We zijn nog steeds in de Weterhout. De zuidelijke entree van Haarlem, vooral voor mensen die komen uit de Bollenstreek. We gaan kijken hoe de wijk zich de laatste 100 jaar heeft ontwikkeld.
Startpunt van het verhaal is de witte villa Westerhout, met de mooie cederbomen ervoor, aan de Wagenweg in Haarlem. Deze villa uit 1923 had eigenlijk Wagenweg 53 als adres moeten hebben, maar kreeg het adres Westerhoutpark 1a, omdat de voordeur aan de zijkant van het gebouw zit en Westerhoutpark 1 al vergeven was. Bij de villa hoort het witte koetshuis. Samen nemen ze de ruimte in van het oude, grotere en zogenaamd rode buiten Westerhout dat hier stond. Dit rode, vanwege de rode baksteen, buitenhuis was het hoofdgebouw op de voormalige buitenplaats Westerhout. Het stond dichter bij de Wagenweg, op dezelfde lijn als de voorgevel van het genoemde koetshuis. Het buiten werd in 1913 gesloopt, toen de bebouwing van de buitenplaats al grotendeels voltooid was.
Het Nieuws van den Dag van 3 oktober 1902 meldt:
‘Te Haarlem is gisteren de fraaie  buitenplaats  „Westerhout”, van Mevr. Visser van Hazerswoude,
aan den Wagenweg, onder Heemstede, in openbare veiling in massa gekocht voor f 124960.- door den architect J. van de Ban, voor de ‘Eerste  Kennemer Bouwmaatschappij’.(...) Westerhout zal zeer waarschijnlijk als bouwterrein geëxploiteerd worden.
Waaruit bestaat deze buitenplaats precies?
De gehele buitenplaats is groot 2 hectaren, 14 aren en 40 centiaren, aan de westzijde begrensd door de Wagenweg, aan de noordzijde door de Meesterlottelaan, en aan de zuidzijde door ‘Spruitenbosch’. De eeuwenoude scheidingsmuur tussen de buitenplaatsen Westerhout en Spruitenbosch staat er ook nu nog gedeeltelijk. Aan de oostzijde ligt Westerhout tegen ‘Houtrust’ aan, een perceel van 1700m2 dat tegelijk in de verkoop gaat.
De verkoopbrochure geeft voor Westerhout negen kavels van verschillende grootte aan:
Verreweg het grootst, 16105 m2, is kavel VIII, die wordt omschreven als ‘De Buitenplaats genaamd “Westerhout” bestaande uit kapitale Heerenhuizing.
Tegen de Meesterlottelaan aan bevinden zich zes kavels, de I t/m VI, over een totale lengte van 102 meter. Van oost naar west bezien is de eerste kavel 20x27m, de tweede 22x27m. De kavels I tot en met VIII van Westerhout. Op de eerste kavel staat de nieuwe Oranjerie, gebouwd in 1893.
De Verstening van ‘Westerhout’: duurde bijna een eeuw. Op het oude, historische zand van Westerhout verliep de verstening van zonder plan. Ze begon in 1903 en werd pas in 1998 afgerond.
Volgens Harry Mulisch was Westerhoutpark 18 een gekkenhuis. Met het Diaconessenhuis om de hoek en de Mariastichting en het Sint Elisabeth Gasthuis in de buurt, was de straat met zijn ruim bemeten huizen aan de rand van de Haarlemmerhout aantrekkelijk voor allerlei institutionele en particuliere zorgverleners.
Het Westerhoutpark was gedurende maar enkele jaren echt een park. De villa Westerhoutpark 4 kreeg de naam Boschwijk en nummer 8 die van Klein Westerhout.
Tumblr media
Maar het bleef geen park. Zoals gezegd kapten Hazerwoudse werklozen de bomen, op de ontboste grond werden huizen gebouwd en het Westerhoutpark kreeg het karakter van een straat.
Tegen de oorspronkelijke bedoeling van een park in de trant van het Wilhelminapark in, want anders was er wel de naam Westerhoutstraat aan gegeven en de straat met die naam aan de overkant in het Bosch en Vaartkwartier aan een andere buitenplaats gekoppeld.
De namen zijn al op 13 maart 1902, dus vóór de verkoop, door de gemeente Heemstede vastgesteld. Bij deze naamgeving en ook die van de straten in het Bosch en Vaartkwartier, heeft Jean Baptiste van Merlen, prominent lid van de Heemsteedse gemeenteraad en zoals eerder gezegd broer van mevrouw Vissers van Hazerswoude, een belangrijke vinger in de pap gehad.
Maar het is niet nodig de historische parktuinen van zowel Brants-De Neufville als Visser van Hazerswoude-Van Merlen onder het tapijt te schuiven. Er zijn beschrijvingen van de bijzondere fraaie tuin van de Dirk Visser van Hazerswoude en zijn echtgenote, van een park dat een semipubliek karakter had. Het zag er heel mooi uit, getuige het volgende citaat.
‘Langs den Hout vergastte de wandelaar zich aan het prachtige uitzicht naar de duinen. (...) Mevrouw Visser van Hazerswoude genoot ook van het ruime vergezicht over de weiden naar de duinen vanuit haar buiten Westerhout. Juist tegenover het huis placht de ooievaar jaarlijks op zijn nest terug te keren. Vooral de pauwen, die achter in de plaats bij den stal in den Hout rustig op het gras rondkuierden, hadden altijd niet minder bekijks, dan de fraai aangelegde tuin.’
En het uitzicht naar de duinen? Nog in 1907 spreekt een Heemsteedse brochure van “het villapark ‘Westerhout’, dat met Spruytenbosch een schoon gezicht heeft op de naburige duinen”. Maar die situatie was toen al een jaar of zes achterhaald.
Tumblr media
De beschrijvingen en foto’s maken duidelijk, dat Visser van Hazerswoude in de negentiende eeuw de traditie van de ‘op Engelsche wijze’ aangelegde parktuin van de kunstzinnige Jan Jacob Brants in de achttiende eeuw heeft voortgezet. Het zegt veel, dat tegenstanders van de verkoop van Westerhout in 1903 met een plan kwamen vernieling van ‘het park van Westerhout’ te voorkomen.
In 1927 werd de Westerhout bij Haarlem gevoegd. Een van de gevolgen van deze annexatie was een bekend verschijnsel: belastingvlucht.
Vermogende mensen verhuisden, omdat ze er niets voor voelden de hogere belasting van Haarlem te betalen. Zo verkocht De Favauge zijn buitenplaats Spruitenbosch in 1927 en Honig deed hetzelfde met zijn herenhuis Bosch en Vaart.
Hoeveel het voor hen uitmaakte? Bij een jaarinkomen van 50.000 gulden scheelde het 5% van dit bedrag, bij een bedrag van een ton 8,5%. Bovendien kende Haarlem opcenten op zowel de personele belasting als de vermogensbelasting, maar Heemstede niet.
Alleen de herinnering aan dit fraaie park van de familie Visser van Hazerswoude, en voor hen BrantsDe Neufville, leeft voort in de anders onbegrijpelijke straatnaam: Westerhout-park.
In 1952 werden op de tuin die oorspronkelijk deel uitmaakte van het perceel waarop nummer 2 was gebouwd, zogenaamde stadsvilla’s gebouwd, de woningen Westerhoutpark 2a, 2b en 2c.
Het terrein waarop het inmiddels ook afgebroken nieuwe Vitae Vesper stond, is in 2017/2018 opnieuw bebouwd, met in totaal elf woningen. Aan de Wagenweg zijn tussen de ‘smederij Felix’ en de Meesterlottelaan drie woningen gebouwd, waar eerder ook al drie woningen stonden. Tussen de Meesterlottelaan en het Westerhoutpark zijn aan de Wagenweg twee woningen gekomen en om de hoek in het Westerhoutpark zes.
Het Westerhoutpark is in de 20e eeuw geen gewone straat. Eerst werd gesproken van twee straten, de noordelijke gebogen en de zuidelijke rechte straat, met een verbinding naar de Koningin Wilhelminalaan, waarvoor er altijd maar één naam is gehanteerd.
Kenmerkend voor beide delen is hun architectonische pluriformiteit. De herenhuizen waren bestemd voor welgestelden, maar de realiteit was anders. Vaak herbergden ze kantoren of bedrijven, voor langere of kortere tijd.
25-11-2023
0 notes
havenpoort · 7 months
Text
Buurtschap Westerhout
Tumblr media
De uitbreiding van de stad Haarlem buiten de muren kon aan de zuidkant plaats vinden door huizen te bouwen in de Haarlemmer Hout. De reeds bestaande Wagenweg was gelegen aan de west kant van de Hout en werd de Westerhout genoemd.
Tumblr media
Aan te nemen is dat Westerhout, ‘ten westen van de Hout’, als globale aanduiding van een buurt al bestond voordat de buitenplaats er kwam. De buurtschap Westerhout is niet precies aan te geven. We houden het op a) een halve kilometer Wagenweg, te rekenen vanaf de hoek Wagenweg / Koninginneweg tot en met de villa Zomerlust, Wagenweg 65; grofweg tussen de twee verticale stippellijnen, en op b) oostwaarts tot maximaal de Dreef/Fonteinlaan.
Westerhout Rond 1600.
Tumblr media
De zeer vroege kaart van Van Deventer beschrijft de situatie uit 1560. Onder Haarlem staat de molen aan het begin van de Dreef bij het Houtplein. Links ervan begint de Wagenweg. De ‘taartpunt’ Wagenweg, Dreef (vroeger Grote Houtweg) en Koningin Wilhelminalaan is kenmerkend voor het Westerhoutgebied. Het grootste deel van deze punt is veenpolderachtig.
In de feodale tijd stond in dit gebied een hoeve van de hof van Holland, met eromheen behuizingen van pachtboeren. Om de gedachten te bepalen: de bedoelde hoeve zou westelijk van de ‘Grote Houtweg’, ongeveer halverwege tussen de molen bij het Houtplein en de kruising van zes wegen in de Hout hebben gestaan.
De locatie staat niet vast, maar laten we deze houden op hoek Dreef-Hazepaterslaan, omdat het Hazepatersveld – de taartpunt - tussen de Dreef, Wagenweg en Hazepaterslaan weiland was en nog gedeeltelijk (Florapark) is. Op dit Hazepatersveld zijn in de tweede helft van de 19e eeuw de herenhuizen van het Floraplein en de villa’s van het Florapark verrezen.
In het midden hiervan, ongeveer bij de Meesterlottelaan, liep vanaf 1428 tot 1927 de grens tussen de gemeenten Haarlem en Heemstede. (Voor die tijd reikte de arm van de heer van Heemstede tot de Houtbrug c.q. de Raam- en Gasthuissingel-gracht.) Praktisch gezegd: de buurt is zo lang als het oog reikt vanaf dit midden, zowel noord- als zuidwaarts.
Tumblr media
Op een volgende kaart uit begin 1600 is de derde stadsgrens van 1426 getekend. Haarlem zelf is blanco gelaten, behalve de loop van het Spaarne. Wat hier opvalt zijn de ‘taartpunt’ vanaf nu het Houtplein tussen Wagenweg en Dreef (toen Grote Houtweg of Gangpad door de Hout genoemd) en het feit dat deze Grote Houtweg geen doorgaande weg was, maar ter hoogte van de Spanjaardslaan ophield. De Heemsteedse Dreef is pas in de jaren 1930 aangelegd.
Stadsrecht gaf ook de bevoegdheid om belasting te heffen. De Hout was al vroeg het uitgaansgebied van de Haarlemse stedelingen. De zuidkant van de derde stadgrens, waar 6 de vermaaksgelegenheden waren en waaraan nu alleen nog het ‘theehuis de Haarlemmerhout’ en ‘Dreefzicht’ herinneren, bleef financieel in handen van de heer van Heemstede, wiens accijns overigens minder hoog was dan dat van de stad Haarlem.
De grote aftakking aan de Wagenweg naar links is de Pijlslaan. Pijls- of Peelslaan (pijl of peel betekent riet) is een weg door het veen tot aan de brug over de Houtvaart; de Leidsevaart was nog niet gegraven. De naam Schouwtjeslaan is tamelijk recent.
Bij het graven van de Leidsevaart is de Pijlslaan doorgesneden. Er is geen brug, wel een klein overzetveer, een ‘schouwtje’. Pas in 1676 wordt dit pontje vervangen door een houten brug, de Schouwtjesbrug.
overzicht van een groot gedeelte van de buurtschap Westerhout. Links op de kaart wijst de pijl naar het noorden.
De aftakkingen Hazepaterslaan en Pijlslaan (Schouwtjeslaan) staan er duidelijk op. In de donkere baan op de Wagenweg staat de tekst ‘straatweg’. Ook zien we sloten langs de oostkant van de Wagenweg; voor Westerhout duidelijk breder. Behalve de buitenplaatsen Westerhout, Spruitenbosch en Bosch en Vaart staan op de kaart twee boerderijen, een boomkweker en vier ambachtslieden: twee smederijen, een kuiper en een wagenmakerij.
Op de kaart is ongeveer in het midden de schuin over de Wagenweg lopende ‘scheijding tusschen Haerlem en Heemstede’ met een stippellijn aangegeven. Deze loopt van boven van de Meesterlottelaan over de ‘enterij van Moerbeek, nu Westerhout’ en de Wagenweg door het Smits Huys naar beneden.
Op kaarten van 1643 en 1743. Is te zien dat de weg is er rechtgetrokken. Het hele gebied waar de buitenplaatsen van Spruitenbosch en Westerhout zullen gaan komen, is blanco; inclusief het stuk van de Wagenweg dat ongetwijfeld met toestemming van de heer van Heemstede erbij is getrokken.
De hofstede Westerhout zal er een jaar of vijftien later zijn gebouwd. Toen was de weg inmiddels verhard en versmald, was de bocht eruit en waren er aan weerskanten van de weg sloten voor afwatering en riolering.
op een kaart van Balthasar Florisz van Berckenrode uit 1643 zien we naast elkaar de buitens Spruitenbosch, links, en rechts de eerste afbeelding van Westerhout; met de grenslijn tussen Heemstede en Haarlem door de Meesterlottelaan. Tussen beide buitenplaatsen staat de nu nog bestaande scheidingsmuur.
Dit gebied maakte oorspronkelijk geen deel uit van het bosgebied, maar werd gebruikt om bomen te kweken, als ‘enterij’; vermeerdering door middel van enten. De enterij was onder meer nodig om de jaarlijks in de Hout al dan niet clandestien gekapte bomen te vervangen, om voor nieuwe boomaanplant te zorgen en om vruchtbomen te kweken.
Tumblr media
De naam Spruitenbosch betekent spruitbos, boomkwekerij. De kwekerijen waren ongetwijfeld al in bedrijf voordat de buitens er stonden. De kwekers waren geen eigenaar van de grond.
Op de kaart van 1743 is te lezen:
Boven de Wagenweg staat achtereenvolgens van links naar rechts: Haas Paters veld; Haas Paters Laan; Huys van P. Moerbeek [ hoek Hazepaterslaan]; Thuyn van P. Moerbeek; Smits Huys [tot najaar 2019 de smederij van Felix]; Erff; Boerewooning; Mr Lotten Laan; Enterij van P. Moerbeek, nu Westerhout; Thuijn [van Westerhout]; Wester Hout, de plaats Van Middelom [moet dus Van Midlum zijn, hoewel die in 1743 al tien jaar dood was]; Westerhout [koetshuis etc.]; Spruyten Bosch.
Onder de Wagenweg staat van links naar rechts: Enterij van P. Moerbeek; De Peils Laan; Boerderij [hoek Wagenweg/Schouwtjeslaan]; Kuijpers Huijs; Smits Huijs [de grenssteen 18 stond bij de schuur van de smid]; Huijsingen [woningen]; Wagemakers Werkhuys [let op de knik daar, die nog steeds in trottoir en fietspad aanwezig is]; Wei Land; de Hr Kops [= Bosch en Vaart].
Op een kaart van 1805 staat de buitenplaats Westerhout aangegeven met het nummer 71 (zie pijl). De uitsnede daaronder is duidelijker. Nummer 70 is Welgelegen, het provinciehuis; 72 is Spruitenbosch, Bosch en Vaart is 73 en Eindenhout 79.
1805 westerhout aan de wagenweg
Het gebied van de buitenplaats Westerhout kan preciezer worden afgebakend aan de hand van de percelen die zich er nu bevinden. Dit betreft Wagenweg 37 (voorbij de voormalige smederij van Felix, Wagenweg 35) tot en met Wagenweg 59, dus tot Spruitenbosch, dat aan Westerhout grenst; dan de Meesterlottelaan vanaf de Wagenweg tot en met nummer 2 en tenslotte het Westerhoutpark tot de Koningin Wilhelminalaan.
Wagenweg
Verkeersmogelijkheden bepaalden waar mensen zich vestigden. Strandwal en Spaarne ontwikkelden Haarlem. De strandwal naar het zuiden toe was de heerweg, ‘de weg naar Leiden’. Haarlem werd de zetel van de graven van Holland en kreeg in 1245 stadsrecht, de ‘vrijheid’ om los van de feodale landsheer zaken te regelen. Vanaf de Grote Markt in Haarlem richting Leiden was de eerste stadsgrens de (Gedempte) Oude Gracht, die de strandwal van west naar oost doorsneed. De tweede stadsgrens, een eeuw later, en doorsnijding was de Raam- / Gasthuissingel.
De Wagenweg wordt op oude kaarten de ‘De leytsche Wech’ of ‘De wegh naer Leyden’ genoemd.
Tumblr media
De stadsvrijheid schoof verder op, maar de derde stadgrens van 1426 leverde geen doorsnijding van de strandwal op, maar wel grenspalen tussen Haarlem en Heemstede, op de lijn Pijlslaan, Schouwtjeslaan, Meesterlottelaan, Hertenkamplaan en Spijkermanslaan.
Maar hoe zag de Wagenweg er nog weer twee eeuwen eerder uit? Dat hebben we kunnen achterhalen door tekeningen van beroemde Claes Jansz. Visscher (1587-1652) uit het begin van de zeventienden eeuw lokaliseren.
Deze eerste tekening (de tweede komt straks) toont de Wagenweg ter hoogte van Westerhout in 1607: een brede en bochtige zanderige baan, die de westrand is van de strandwal of zandbank waarop ook Haarlem ligt. De Wagenweg is een deel in de brede, soms heel smalle en vooral slingerende zandweg, meanderend als het Spaarne aan de oostkant van de strandwal.
Een zogenaamde ‘heirweg’, van Haarlem naar Leiden, in het verlengde van de Gierstraat en Grote Houtstraat en overgaand in de Herenweg in Heemstede. Heel smal bijvoorbeeld bij Eindenhout en direct voorbij de Hazepaterslaan.
In de Wagenweg komt de scherpe bocht ter hoogte van de villa Zomerlust, Wagenweg 65. De twee gebouwen daar zijn Doorneboompje (zie pijl) en Paters herberg, die nog nader ter sprake zullen komen. Het rode huis rechts van de Wagenweg in de Haarlemmerhout is vermoedelijk de herberg ’t Gebrande Huis, dat zo dadelijk zal worden besproken.
Helemaal onderaan is Eindenhout, met Vagevier, of Potjes herbergh, ook aangeduid als het (oude) Dronckenhuisje. De tekening hiernaast is ook van Claes Jansz. Visscher.
Voor de huidige Wagenweg zijn de namen Wagenweg en Heereweg altijd door elkaar gebruikt, ook toen Westerhout nog tot de gemeente Heemstede behoorde. De Wagenweg is nauwelijks te vergelijken met die van bijvoorbeeld de negentiende eeuw op de kaart hierboven uit 1805. Toen hadden de bewoners van het rode buiten Westerhout nog een vrij uitzicht over weilanden van de Veen- of Nieuwe Westerhouterpolder tot aan de duinen van Aerdenhout en Zandvoort. De weg was wel bestraat.
Financiële geschillen tussen Haarlem en Heemstede zijn steeds bepalend geweest voor de grensverleggingen. De huidige en vierde stadgrens van 1927 wordt aangeven door grote naamborden.
Lijst bewoners Westerhout:
< 1640   :              leengoed van de heer van Heemstede
Pachters:
Jan Arentsz van Veen, apotheker in Haarlem,
regenten van het hofje Catharina Jans in de Lange Veerstraat (nu Hofje In den Groenen Tuin) in Haarlem
1640      :              Pieter Pieterz. Wagensvelt, ‘de jonge’, (1598-1648), koopman in dienst van de VOC.
1643      :              Henricus de Haesen, zoon van de Amsterdamse, uit Antwerpen afkomstige,  investeerder en handelaar in de VOC, Hendrick de Haze en zijn vrouw Clara Coymans, voor 9500 gulden.
1645      :              Dirck Jansz. Emmerick (*1613), geboren in Haarlem en wonend in Amsterdam voor 13000 gulden van Hendrik de Haze.
1646      :              Johannes (Jan) Rombouts, Amsterdams koopman en reder, uit Antwerpen afkomstig, prijs 13000 gulden.
1668      :              Theodorus van den Perre ‘heer van den Aa en Quacenbrugge’,. Voor 10500 gulden. 
Op 16 Januari 1670 werd door het gerecht van Amsterdam ter dood veroordeeld Theodorus van der Perre, oud 28 jaar,  van Amsterdam, destijds wonende te  Breukelen.’ Hij had herhaaldelijk valsheid in geschrifte gepleegd en o.a. voor een aanzienlijk bedrag aan valse obligaties laten maken.
1669      :              Cornelis Broeck, koopman te Amsterdam, eigenaar was ‘Groen en Hout’ aan de Koningin Wilhelminalaan (nummer 14), voor 6200 gulden.
1692      :              Hendrick Outgers. Outgers, notaris te Amsterdam (1645-1707), voor 6000 gulden.
1730      :              Willem Jan van Midlum, notaris te Amsterdam (1674- 1733), voor 5000 gulden.
1731      :              Pieter Verschoor, koopman (1695-1739)
In de notariële acte van 22- 07-1739, blz. 233, staat bij de boedelinventaris: ‘Een buytenplaats genaemd Westerhout gelegen buyten Haarlem aen de Heereweg en agter uytkomende aen den Hout.’
1739      :              Jan Isaac de Neufville koopt Westerhout op een publieke veiling in Amsterdam voor 5250 gulden.
De Neufvilles zijn welvarende kooplieden, enkele generaties geleden vanuit Antwerpen naar Nederland gekomen. Jan Isaac de Neufville, geboren in 1706, sticht met Joan ter Meulen in 1730 de Amsterdamse firma Jan Isaac de Neufville & Comp. Deze firma houdt zich vooral met de linnenhandel bezig.
Jan Isaac trouwt op 21 augustus 1736 met de 19-jarige Anna Bevel. Zij was enig kind van de rijke Haarlemse zijdehandelaar Simon Bevel en zijn in 1727 overleden vrouw Rijna de Vries. Haar vader was kort ervoor, op 6 maart 1736, gestorven. En zo kwam Anna Bevel als bruid niet bepaald met lege handen. Ze bracht een erfenis van rond een half miljoen gulden mee.
Tumblr media
Vergroting buitenplaats Westerhout:
De Neufville vergroot de buitenplaats Westerhout. In 1750 koopt hij van de stad Haarlem een stuk ‘warmoesgrond’ van 376 roeden (ruim 53 are). Deze grond werd al lang door de eigenaren van Westerhout gepacht, maar ook weer doorverpacht.
Toen Rombouts Westerhout in 1646 kocht, nam hij ook de pacht van deze tuin over, terwijl hij tegelijk eigenaar werd van de opstal van de moestuin, waaronder te verstaan: ‘hoenderhocken, heijningen, staketsels, schuttingen en plantagien, aert en nagelvast’.
De grens tussen Haarlem en Heemstede loopt er doorheen. Van deze warmoesgrond valt een derde deel onder de jurisdictie van de stad Haarlem en twee derde onder die van Heemstede.
Het stuk grond grenst aan de Meesterlottelaan, vanaf het huis genaamd ‘Nieuw Rome’, voorheen de ‘Ploech en Zijden Specx’, dat aan de Meesterlottelaan ligt, tot aan de Wagenweg. De warmoesgrond is dan in gebruik bij Moerbeek.
1772      :              Anna Maria de Neufville, (1742-1782) in 1764 gehuwd met Jan Jacob Brants (1741-1813).  Wonende in Amsterdam, maar tijdens de weekenden op Westerhout.
Jan Jacob Brants is firmant in de firma Quirijn Brants en Zoon. Hij is de enige zoon van Jan Brants en Sara van der Heyden. De bekende Jan van der Heyden, schilder en uitvinder van de slangbrandspuit, is zijn grootvader.
Wat het zakendoen betreft, hebben Quirijn Brants en na hem zijn zoon Jan en zijn kleinzoon Jan Jacob gedurende bijna een eeuw de zakelijke belangen van de familie De Geer in ons land behartigd. Een hoofdbestanddeel van hun zaken was de handel in Zweeds ijzer en geschut.
Beschrijving buitenplaats in 1799:
Tumblr media
uitsnede van de Caart figuratif van den Haarlemmer Hout met de daar naast aangeleegene buytenplaatsen en tuynen:
De tuin van de buitenplaats Westerhout met een grote waterpartij is duidelijk aangegeven. De tuin is in 1775 ontworpen door Johann Georg Michael (1738-1800) en Adriaan Snoek (1716-1796). Achter Westerhout tot de Meesterlottelaan alleen maar siertuinen en een park. De pijl wijst naar de nog aanwezig scheidingsmuur tussen Spruitenbosch en Westerhout.
Boven de scheidingsmuur zien we de zogenaamde Engelse boomgaard, die in de periode 1778-1781 werd ontworpen door Johannes Montsche (1734 – 1799). Montsche is een relatie van Moerbeek, de tuinbaas van Westerhout.
De Neufville heeft in 1767 een ‘gevogelte-boer’ nodig. In de Oprechte Haerlemsche Courant nr 41 lezen we: ‘Een ongetrouwd Persoon, de vereiste Bekwaamheden hebbende, om in een Menagerie allerlei Soort van Land- en Water Gevogelte , zo ln- als Uitlandsche, voort te teelen en op te fokken, en genegen zynde, om zig hiertoe op zeer favorable Conditien te verhuuren, kan zig addresseeren by Paulus en Simon Moerbeek, woonende aan de Heereweg even buiten Haerlem, of by Johannes Montsche, woonende in de Plantagie vooraan in de Kerklaan, ten huize van deszelfs Vader Frederik Montsche, t' Amfterdam. ‘De Brieven franco’ staat er nog bij. Gebruik was dat de ontvanger het briefport betaalde.
Achter Spruitenbosch zijn groente- en graantuinen. Het is een zogenaamde overplaats van de buitenplaats Bosch en Vaart. In 1804 schrijft Adriaan Loosjes in zijn Hollands Arkadia: ‘Van Spruitenbosch is nog een gedeelte staan gebleven, en waarlijk er is thans een fraai uitzicht, over dat graangewas na den Hout gemaakt. ’t Is voor de buitenplaats Bosch en Vaart zeker een fraai gezicht, en levert tevens geen onaardige verscheidenheid voor de wandelaar.’
Op de grote caart figuratif is te zien dat ook Bosch- en Vaart een grote tuin had in de Veenpolder, tot aan de Leidsevaart. Achter Westerhout kunnen we de buitenplaats Hout Rust ontdekken en blijkt ook, dat Westerhout nu doorloopt tot aan de laan langs de Hout. Maar dit was pas het geval sinds Brants het gebied van ‘Ploeg en Zijde Spek’, later ‘Nieuw Rome’ genoemd, had gekocht en bij Westerhout gevoegd.
Ploeg en Zijde Spek was 127 roeden groot, omgerekend 18 are. Ter vergelijking, Hout Rust beslaat 17 are. Het verhaal van Ploeg en Zijde Spek hoort nu ook bij Westerhout en moet daarom hier in het kort de revue passeren. ‘Ploech en Zijden Specx’ aan de Meesterlottelaan was aanvankelijk een herberg en later een inrichting voor ‘kranckhoofdige pasienten’.
1813      :              Jacob Brants (1772-1827), een zoon van Jan Jacob Brants en Anna Maria de Neufville. Hij kocht in 1817 het etablissement ‘Het Wapen van Amsterdam’ op de noordelijke hoek van de Meesterlottelaan en de Dreef.
1828. Wat Jacob Brants hier in de buurt bezat (hij had ook bezittingen in andere plaatsen), blijkt uit hetgeen door de erven Brants (zijn broer Matheus Pieter Brants en de vier kinderen van Jan Isaac de Neufville) op 28 april 1828 in Amsterdam, ten overstaan van de Amsterdamse notaris A. van Etten, ter verkoop werd aangeboden.
“N°. 1. Eene kapitale zeer plaisante en welgesitueerde HOFSTEDE met OVERPLAATS, genaamd WESTERHOUT, met derzelver Heeren-Huizinge, Tuinmans-Woning, Koetshuis, Stallinge, verdere Betimmering, Bepotingen en Beplantingen, gelegen buiten de Stad Haarlem aan den Heeren- of Wagenweg, gedeeltelijk onder de Gemeente van Heemstede , N°. 209.
Tumblr media
N°. 2. Een hecht sterk en weldoortimmerd Dubbel HUIS, KOETSHUIS en ERVEN, zijnde het gerenomeerde LOGEMENT of UITSPANNING, HET WAPEN VAN AMSTERDAM, inde Haarlemmer-Hout-, aan den Grooten Weg, opden hoek der Meesterlottelaan, N°. 222, benevens een hechte sterke STAL voor 28 Paarden, in dezelfde Laan, B. N° 127 (te zamen in één Koop.')
N.°. 3. Eene hechte, sterke HOEFSMEDERIJ en ERVE, aan den Heerenweg, naast de gemelde Plaats, N°. 301. [Deze smederij werd gepacht door de hoefsmid Frans Dhersigny, die het perceel kocht. Zijn knecht en schoonzoon Johannes Felix, afkomstig uit Xanten, nam in 1834 de toen al ten minste honderd jaar bestaande smederij over. Het jaartal 1828 staat op het inmiddels verwijderde uithangbord van de verhuisde Smederij Felix. 22
Tumblr media
N°. 4. Een hecht, sterk HUIS en ERVE, benevens een Stukje MOESGROND,aan de overzijde van den Heerenweg, hoek van den Pijlslaan, N°. 1.
N°. 5. Een Perceel WEI- en HOOILAND, gelegen in den Veenpolder, aan de Leydsche Trekvaart, groot 2 Bunders en ruim 69 Roeden.
N°. 6. Een Perceel DITO onder Heemstede, gelegen in den Pijlslaan , groot 2 Bunders.
N°. 7. Een Perceel DITO, onder Haarlem, in den Veenpolder over de Hofstede Zwanenburg, groot 85 Roeden 15 Ellen.
N°. 8. Een Perceel DITO, onder "Haarlem in den Veenpolder, ingaande in de Pijlslaan, groot 3 Bunders, 50 Roeden.
N°. 9. Een Stuk HOOI- en WEILAND, van ouds genaamd HET HASENPATERSLAND, onder Haarlem, aan de Steenmuurslaan [Steenmuurslaan is het begin van wat sinds 1 september 1896 de Koninginneweg heet], groot 1 Bunder 70 Roeden.
N°. 10. Vier Stukken HOOI- en WEILAND, onder Haarlem, aan de Pijlslaan, waarop een Boschje willig Hakhout, geschikt tot een Vinkebaan , groot ruim 3 Bunders.”
1828      :              Gerrit Visser. (1807-1872) en zijn vrouw Grietje Houttuyn (1807-1844) waren  
doopsgezinden uit Zaandijk. Gerrits grootvader was reder en eigenaar van verscheidene molens, zijn vader was koopman en olieslager. Grietje was een dochter van de gefortuneerde Zaandijker olieslager Hajo Houttuyn. Gerrit en Grietje trouwden in 1828.
Zijn kantoor had hij in Amsterdam, op de Keizersgracht 666, bij de Vijzelstraat. Gerrits jongere broer, de koopman Vasterd Visser (1811-1844) kocht de buitenplaats Vredenhof, Wagenweg 244.
1872.    :              Dirk Visser van Hazerswoude, jurist en zoon van Gerrit Visser, op 30 september 1859 in Zaltbommel getrouwd met jonkvrouw Marie Anne Catherine van Merlen (1835-1922) uit Deil, dochter van generaal jonkheer Bernard van Merlen en Gerrigje Adriana van Everdingen. Zij verhuisden in 1872 vanuit Amsterdam naar Westerhout.
Deze beide percelen vallen binnen het gebied van het eerder genoemde huis ‘De Ploeg en Zijde Spek’. Daarop aansluitend zijn er drie minder diepe bouwkavels, de III t/m VI, van ca. 22x20 m en een laatste kavel van 50x20m; d.w.z. 50m langs de Meesterlottelaan en 20m langs de Wagenweg.
Dan volgt kavel VII, even groot als kavel VI en daaraan grenzend, met de korte kant van 20m langs de Wagenweg.
Deze kavels III t/m VII vormen het grootste gedeelte van de warmoesgrond die De Neufville in 1750 van de stad Haarlem had gekocht.
Ten slotte kavel IX, de grootste op kavel VIII na. Deze wordt beschreven als ‘Het Koetshuis en Stalling voor 6 Paarden, met Hooizolder, Palfrenierskamer, benevens Koetsiers- en Tuinmanswoningen en Erven, aan de Wagenweg, naast het voorgaande en verder 29 belend[end] aan de Buitenplaats “Spruit en Bosch”.’
Dit is de kavel van ca. 30x29 meter waarop nu de huizen Wagenweg 55-59 staan. De grens tussen de buitenplaatsen Westerhout en Spruitenbosch is altijd recht geweest en liep van de zijgevel Wagenweg 59 tot aan de Hout.
24-10-2023
0 notes
havenpoort · 8 months
Text
Ontwikkeling Haarlemmerhout en Westerhout
Tumblr media
In mijn verhalen over de geschiedenis van de Duin- en Bollenstreek ga ik u meenemen naar een specifiek deel van de Haarlemmer Hout.
Wie vanuit de Duin- en Bollenstreek over de Herenweg naar Haarlem reist komt de stad binnen via de Wagenweg. Langs deze weg passeren we een bos dat we kennen als de Haarlemmerhout. Het bos wordt met enige regelmaat onderbroken door huizen.
Veel van deze huizen zijn gebouwd in de periode dat Haarlem sterk groeide en met name de welgestelde mensen een woning wilden hebben buiten de traditionele stadgrenzen. Dit was het ontstaan van de Westerhout.
De historie van dit gebied gaat echter nog verder terug.
Om de strandwal van Haarlem en Heemstede heen bevonden zich de veengebieden, die eerst afgegraven werden en later ingepolderd. Dit zijn de veenpolder- of veenweidegebieden, zoals tussen de Wagenweg en Duinvliet; waardoorheen de Leidsevaart is gegraven en waar in het begin van de 20e eeuw bijvoorbeeld de wijk Bosch en Vaart is verrezen. (Een bekend veenpoldergebied in de gemeente Haarlem is nu nog de Hekslootpolder in Haarlem-Noord.)
Tumblr media
We gaan nog tientallen eeuwen terug in de tijd. West van de strandwal Wagenweg was ooit de Noordzee, totdat de branding nieuwe zandbanken en strandwallen ging vormen. Over deze strandwal liepen enkele duizenden jaren voor onze jaartelling al mensen, want hij maakte deel uit van dé noord-zuid verbinding in Holland, waarop ook Haarlem ontstond. Door het samenspel van zee en wind ontstonden veel later de hogere zandduinen van Aerdenhout en Zandvoort.
De oude zeebodem is bij bouwprojecten soms even zien. De kleilaag wordt, zo is uit onderzoek gebleken, naar het westen toe gaandeweg dikker en bereikt bij de Leidsevaart een dikte van 1.05m.
Op de zeeklei ligt laagveen, dat halverwege de Schouwtjeslaan slechts 15 cm dik is, maar bij de Leidsevaart 1.60m. Daarop liggen dan weer afwisselend veen- en kleilagen, alsmede ophogingslagen van gemengde grond of zand. Om bebouwing, dat wil zeggen het Bosch- en Vaartkwartier, mogelijk te maken, is op veel plaatsen het veen weggegraven en vervangen door een zandpakket.
Om met andere cijfers een indruk van het verloop van de strandwal te geven: in het Westerhoutpark ligt de bestrating op een hoogte van 1.10 tot 1.25 meter boven N.A.P. en onmiddellijk op het zand van de strandwal. De funderingen van de panden op de strandwal staan op het zand: ze staan op staal.
De Haarlemmerhout is in de loop der eeuwen twee keer kaalgeslagen. De eerste keer in 1462, en de tweede keer in 1572/1573 tijdens het beleg van Haarlem door de Spanjaarden. Haarlem kreeg het gebied in erfpacht om het ter ‘chiragie [versiering] ende verlustinge [vermaak, genoegen]’ te herbebossen.
Tumblr media
Niet alleen daardoor, maar ook omdat het hout van de Hout altijd aantrekkelijk was om gebruikt te worden, legaal en illegaal, zijn er in Westerhout altijd boomkwekerijen geweest. De Haarlemmerhout wordt voor het eerst genoemd in een document van 1120. De Hout viel onder de graven van Holland, lag binnen de jurisdictie van Heemstede, dat weer onder de jurisdictie van Kennemerland viel. Vanaf de 14e eeuw bestond er het grafelijke, ongetwijfeld voordelige ambt van houtvester van de Haarlemmerhout. Het was een jachtgebied en leverde hout op. Vanaf 1583 had de stad Haarlem het ‘Haerlemmer Bosch’ in erfpacht.
Voor het beleg van Haarlem in 1572/1573 werd het gebied tussen Koedrift en ’t Gebrande Huis gebruikt als galgenveld van de stad Haarlem, maar wel binnen het rechtsgebied van Heemstede.
Tumblr media
De stenen galg daar werd later vervangen door een houten galg met geselpalen. De ‘beul van Haerlem’, de scherprechter van het Hof van Holland die in Haarlem woonde, was spreekwoordelijk berucht.
Tumblr media
Na de laatste kaalslag werd het ‘Haerlemmer Bosch’ een stadspark en uitgaansgelegenheid, voor Haarlemmers en Amsterdammers. Over hoe de namen van de verschillende onderdelen van deze ‘mensenhout’ waren, zijn de bronnen niet eenduidig. De Koningin Wilhelminalaan heette de Oude Houtlaan. De Hout ten zuiden van de Koningin Wilhelminalaan kunnen we de ‘Oude Hout’ noemen. De noordelijke en oostelijke uitbreiding van de Hout aan beide kanten van de Fonteinlaan (vroeger Dreef) werd de ‘Nieuwe Hout’ genoemd. Tot de ‘Nieuwe Hout’ behoorde ook het gebied tussen de Koningin Wilhelminalaan en de Meesterlottelaan, van de Fonteinlaan tot en met de buitenplaats Hout Rust, Koningin Wilhelminalaan 16.
Cornelis Willemsz Pottagie pachtte al in 1550 ‘acht en twintig roeden lands liggende aan den heerweg bezijden Haarlemmerhout waar hij een huis op getimmerd heeft.’ Het kreeg in de volksmond de naam Potjes, een verbastering van de familienaam Pottagie.
De aanduiding Droncken huijsje bestond al in 1581, de 7e  variant Dronckenmans-huisje is van latere datum. Maar de officiële naam van de herberg, genoteerd in 1581, was Vagevier (vagevuur).
Tumblr media
Een herbergnaam die net als Hemel en Hel meer voorkwam en waar aardse zielen geestrijk bepleisterd werden. Vagevier lag westelijk op de lijn van andere pleisterplaatsen: Bethlehem, Emaus, Jeruzalem en Oud-Rome.
25-9-2023
0 notes
havenpoort · 9 months
Text
De steenfabriek na de oorlog
Tumblr media
De geschiedenis van de Steenfabriek is sterk verbonden met de economische groei van Nederland. Waar er gebouwd moet worden zijn er stenen noodzakelijk dit kon gaan om kalkzandsteen maar ook om baksteen die uit rivierklei werd gefabriceerd.
Al kort na het ontstaan de van de fabriek was kalkzandsteen in een hevige concurrentiestrijd verwikkeld met baksteen. Dit maakte een versterking van het directie noodzakelijk om concurrerend te blijven. In 1911 kwam de jonge Rotterdammer Van Herwaarden de baron een handje helpen.
Maar in 1920 kwam de directeurspost vrij bij een steenfabriek in Leiden en dat was voor de 30-jarige Van Herwaarden een uitdaging. Vijfjaar later bouwde hij in Katwijk zijn eigen kalkzand-steenfabriek. Na de oorlog nam deze ambitieuze zakenman een pakket aandelen over van de ,Aernoud’-fabriek en sinds 1973 heette de fabriek ‘Van Herwaarden’.
Intussen is ‘Van Herwaarden’ uitgegroeid tot een heel concern. De kalk-zandsteenfabriek in Katwijk was in het kader van een herstructurering bin­nen de bedrijfstak overgeschakeld op de productie van kunststoframen. De fabriek in Hillegom heeft een vrij constante productie en wordt steeds verder gemoderniseerd.
Van Herwaarden heeft belang bij, en meerderheidsaandelen in verschillende zandwinningsmaatschappijen en in 1980 werd de bouwmaterialenhandel Salamons overgenomen. Voor Van Herwaarden betekent dit een gunstige aanvulling van het pakket van ondernemingsactiviteiten.
De fabricage van kalkzandsteen is vooral sinds de jaren ’60 sterk gemoder­niseerd. Toch draait verbetering van de methoden vrijwel steeds om ,varianten op een oud thema’.
Heel eenvoudig gezegd wordt kalkzandsteengemaakt van een mengsel van zand en gebluste kalk. Vroeger werd de uit Duitsland en België afkomstige ‘kluitkalk’ in de fabriek gebrand en ver­volgens geblust. In die tijd vertoonde het aanwezige groen in de buurt van de fabriek een vreemde witte aanslag…
Dat is allang verleden tijd. Er wordt nu gebruik gemaakt van kant en klaar gemalen kalk. Vervolgens wordt de kalk met water en zand vermengd in een zestal reactoren. Na het persen van de stenen volgt een laatste behan­deling in de ‘stoomautoclaven’.
De stenen zijn dan nog zacht als zandtaartjes. Als de vol beladen wagens de stoomautoclaven binnenrijden, begint een interessant procedé. Bij een tem­peratuur van 180 a 200 graden begint het kalkpoeder de zandkorreltjes aan te vreten en gaat de kalk chemische verbindingen aan met het silicium uit het zand. Deze verbindingen vormen een kleefmassa die alle zandkorrel­tjes aan elkaar plakt tot een zeer degelijke kalkzandsteen.
Er is in een eeuw veel veranderd. En gelukkig maar. Van Herwaarden ver­telt in het interview over zijn jonge jaren toen alle stenen met de hand wer­den afgenomen: “De mannen droegen zogenaamde koetjes. Stukjes auto­band in hun hand als bescherming. Dat was nou lopende bandwerk in opti­ma forma! Om gek van te worden’.
Tumblr media
Toch krijg je uit oude foto’s de indruk dat ook toen de mensen het niet aan arbeidsvreugde ontbrak… Maar typerend is wel natuurlijk, dat er toen twee mannen nodig waren om in één jaar l miljoen stenen te produceren. Die twee mannen nemen driekwart eeuw later zo’n vier miljoen stuks voor hun rekening!
Tumblr media
De personeelswoningen en directiewoning worden in 2004 gesloopt. Volgens de huisbaas (Van Herwaarden) voldoen ze niet meer aan de eisen. De bewoners, verenigd in een belangenvereniging, denken daar heel anders over, maar hebben de strijd uiteindelijk verloren. De gemeente Hillegom geeft Van Herwaarden medewerking tot, wat met een mooi ambtelijk woord “amoveren” heet, maar op zijn Hollands doodgewoon slopen betekent. Een voor een worden de huizen bij de steenfabriek met de grond gelijk gemaakt.
Tumblr media
De directiekamer van de steenfabriek Arnout
Museum de Zwarte Tulp heeft met het herbouwen van de directieka­mers van de kalkzandsteenfabriek in Hillegom niet alleen een historisch staaltje interieurinrichting in de Mechelse stijl uit het begin van de vorige eeuw binnengehaald, maar ook een vervelend probleem.
www.Museumdezwartetulp.nl
De eerste locomotieven
Tumblr media
Op het terrein van de fabriek werd voor het vervoer van zand en de stenen gebruik gemaakt van locomotieven. Het eerste gebruik van locomotieven dateert uit 1925/26. De fabriek was toen al ongeveer 10 x groter dan bij het begin in 1904.
Tumblr media
Bij een luchtfoto uit 1925 wordt onder andere opgemerkt:
“Aan kalk, kolen en diverse benoodigdheden moet bij de genoemde productie te Hillegom (75 tot 90 miljoen steenen) per jaar ruim 21.000 tons worden aangevoerd, aan zand ruim 210.000 tons, aan steenen rond 225.000 tons worden afgevoerd. Naast de uitgebreide machinale- en ketelinrichting en de inwendige transportinrichtingen zijn voor het verwerken dezer massa’s uiteraard ook belangrijke los,- laad-, en verdere transportinrichtingen noodzakelijk, waarvan de luchtfoto ook een en ander laat zien (kranen, elevatoren, vaartuigen, motorlocomotieven (meervoud dus), elektrische traversen) terwijl daarop tevens de Ringvaart, eigen kanaal, binnen- en buitenhaven, brug en rijksweg duidelijk uitkomen, benevens de huizen, ten deele aan dien weg staande”.
Arnoud werd door Orenstein & Koppel als referentie voor een O&K Montania benzineloc opgegeven. De Arnoud verklaarde op namelijk op 1 juli 1926 dat de loc van het  type L180 (19 pk) al meer dan 1 jaar naar volle tevredenheid dienst deed. Ook is bekend dat de Arnoud in 1926 een O&K benzineloc van het type S10 kocht.
Nog een citaat: “De kalk en de stenen werden in de fabriek vervoerd met treintjes; één van de locomotiefjes was de Gijsbert (de in 1903 uit het eerste huwelijk geboren zoon van baron Van Hardenbroek).
Tumblr media
De spoorbreedte van de Maffei en Diema locs was 960 mm, dus de spoorbreedte van de eerste loc(s) zal ook 960 mm geweest zijn. Deze ongebruikelijke maat zal gekozen zijn vanwege de diameter van de hardingsovens.
Het smalspoor: https://stoomtreinkatwijkleiden.nl/
25-8-2023
0 notes
havenpoort · 10 months
Text
Ontstaan zandsteenfabriek De Arnoud
Tumblr media
In 1904 werd de Kunstzandsteenfabriek Arnoud opgericht. De duinen werden verder afgegraven ten behoeve van de zich uitbreidende bollenteelt. In deze fabriek werden stenen  gemaakt voor bouw van woningen in de groeiende steden.
Het bedrijf ging later Van Herwaarden heten, maar hierover meer in een volgende aflevering van mijn blog.
De kalkzandsteenfabriek tussen Hillegom en Lisse, Arnoud, is wellicht de bekendste fabriek in de Bollenstreek. Het was een complex met een fabriek, arbeiderswoningen en een directiewoning gelegen aan het Elsbroekkanaal.
Tumblr media
De ambitieuze Baron van Hardenbroek had grote plannen. Er was een nieuwe techniek om stenen te produceren. In 1881 werd in Berlijn patent verleend “op een werkwijze ter vervaardiging van kalkzandsteen door inwerking van hogedruk stoom op een mengsel van kalkhydraat en zand….”. Zand in overvloed, en kalk kon uit België aangevoerd worden.
Er moest nog wel een fabriek ontwikkeld worden. Men liet er geen gras over groeien: Op 24 sept. 1903 werd bij de kamer van Koophandel ingeschreven ‘Kunstzandsteenfabriek Arnoud’.
De fabriek komt bij het af te graven gebied tussen Hillegom en Lisse, dicht bij de Ringvaart. Het Veenenburg-Elsbroek kanaal wordt gegraven. Zand kon nu afgevoerd worden. In die tijd is praktisch alle transport over water. Transport met vrachtwagens kwam pas veel later. Dus materiaal voor de fabriek, kolen, kalk uit België, olie enz. werd aangevoerd met zeilschepen.
Tumblr media
De productie van stenen begint in augustus 1904. De geproduceerde stenen werden ook per schip afgevoerd. We kunnen het ons bijna niet meer voorstellen, maar toen De Arnoud begon was er geen waterleidingnet of elektriciteitsnet. Voor de fabricage van de stenen was stoom nodig en dus was er een eigen stoommachine en werd een generator aangedreven die voor verlichting en kracht zorgde.
De productie van stenen was meteen een succes en kwam in 1904 al op 7 ½ miljoen uit.
Wat zal het een bedrijvigheid geweest zijn bij de afgravingen, in en om de fabriek en bij de fabriekshaven. Veel handwerk, dus inderdaad was het goed voor de werkgelegenheid. Bedenk dat de holle wegen waar ds. Craandijk over rept nu meters boven het niveau van de bollenvelden liggen (Loosterweg, Veenenburgerlaan).
We kunnen ons dan voorstellen hoeveel zand met het handje is afgegraven en afgevoerd. De graaf Van Lynden op Keukenhof bleef onvermurwbaar. Zijn goed wordt niet afgezand. Denkelijk was de sfeer tussen de beide adellijke heren er niet beter op geworden.
Tumblr media
Baron van Hardenbroek kan in 1904 worde benoemd tot voorzitter van de harddraverijvereniging in Lisse, maar hij bedankt voor de eer. Hij schrijft: ‘dat hem gebleken is dat er in deze gemeente een partij bestaat zoo kortzichtig en ondankbaar betreffende algemene diensten verricht in het belang der inwoners dat ik mij niet geroepen voel in andere opzichten het publiek aangenaam te zijn’. Bovendien bedankt hij voor de vereniging.
De afgravingen De productie van stenen stijgt in 1914 naar 22 ½ miljoen. De afgravingen vorderen gestaag richting landgoed Veenenburg. De familie Van Hardenbroek laat zich uitschrijven uit Lisse. Het gezin vertrekt naar de nieuwgebouwde villa “Uyt den Bosch” aan de rand van de Haarlemmerhout (later werd dit de kraamkliniek).
De afgravingen hebben dan Veenenburg bereikt en de villa wordt gesloopt. De afgravingen gingen blijkbaar vanaf het fabrieksterrein in noordelijke en zuidelijke richting. Omstreeks 1927 is het hele bos- en duingebied tussen Hillegom en Lisse afgegraven en omgevormd tot bollenland. Bollengrond was nog steeds schaars en de kopers en pachters waren er als de kippen bij. In 1924 was aan de Loosterweg grond voor ƒ11.000 per ha verkocht en aan de Leidschestraat voor ƒ12.000 per ha.
Wat namen van bedrijven die er gronden gingen bewerken: Veldhuijzen van Zanten, Nieuwenhuis, Driehuizen, De Graaff. Niet alles werd verkocht als bollengrond. Aannemer Janssen kocht in 1927 voor ƒ3975,- een stuk grond in de punt van de Veenenburgerlaan en de Leidsestraat van ruim 13 are.
Tussen Lisse en Hillegom is de afgraving compleet. De fabriek gaat door met afgraven en witte stenen produceren, het zand komt nu van Noordwijkerhout. Dat had weer gevolgen voor het landschap, grotere vaarten moesten gegraven tussen afgravingsgebied en fabriek.
Vaarten en bruggen werden bekostigd door de fabriek. Namen (bijv. Veenenburgbrug, Baron van Hardenbroekbrug, Veenenburg- Elsbroekkanaal) verwijzen nog naar deze afgravingstijd. Twee brugnamen verwijzen naar vroegere bewoners van de Wildernisse, nl. de Rammelaars (mannetjeskonijn) brug en de Hippelaars (vrouwtjeskonijn) brug.
Het prachtige golvende, ruige landschap werd vlak gemaakt. “De streek hier is er niet mooier door geworden”, moet ook de heer Van Herwaarden in een interview bij het 75-jarige bestaan van het bedrijf toegeven.
Maar in de strijd om het bestaan boden de bloembol­len een aantrekkelijk perspectief. De mensen van ‘Aernoud’ trokken er op uit om grote terreinen te egaliseren. Dat gebeurde grondig waarbij onder anderen de ,omzuigmethode’ werd toegepast. Van soms 5 a 6 meter diepte werd een mengsel van water en prima zand opgepompt. De gronden wer­den afgevoerd naar de fabriek in de Leidsestraat om als grondstof te die­nen bij de fabricage van kalkzandsteen.
Sinds de negentiende eeuw zijn de meest landinwaarts gelegen duinen afgegraven. Het zand was nodig voor de stedenbouw in de randstad.
De steenfabriek vóór en in de oorlog
In zijn algemeen­heid gold destijds dat Van Hardenbroek (de baron), mede vanwege de ver­dere technische ontwikkeling van het kalkzandsteencomplex, al ver vóór de oorlog nauwe banden onderhield met zijn collega’s in Duitsland.
Hij was daar ook meerdere keren op bezoek en er waren in Hillegom ook tegenbezoeken van Duitse kalkzandsteenspecialisten, met wie vooral veel werd gediscussieerd over de verbetering van bet productieproces. Van Hardenbroek was duidelijk onder de indruk van de Duitse ‘Gründlichkeit’ en slagvaardigheid en toen Nederland in de jaren dertig in de crisis werd ondergedompeld, ontstond bij de baron meer en meer een afkeer tegen het economische beleid in ons land en hij stak dat niet onder stoelen of banken.
Zo correspondeerde hij uitgebreid met zijn in Zeist wonende neef, jonk­heer mr. Huydecoper, die zich ook graag afzette tegen ‘de ellendige staats­bemoeiing in het industriële bedrijf’. Zij schreven uitgebreid met elkaar over dit onderwerp. Een paar passages.
“De tijden zijn anders geworden ofwel veel slechter dan destijds mocht worden verwacht. Het was beginjaren twintig ondenkbaar dat het rood-roomsche regime, dat ons nationaal vermogen door verpolitiekheid opsoupeerde, zoo lang zoude aanhouden en zelfs thans nog niet van de baan is. (…)Ik zie in Den Haag veel achter de schermen en ik ben wel ged­wongen van alle wetten kennis te nemen en veelal er tegen op te trekken. Mijn conclusie is dat Colijn wel goed wil, maar tegen de rest niet op kan. In een andere brief- gedateerd 3 april 1939- schreef hij: De rede van Romme heb ik ook aangehoord en mij geërgerd aan toon en stem en het zoo duidelijke gebazel voor de balie. Natuurlijk ben ik al lang bezig bij den Premier over mijn geval, doch de premier kan zeer weinig doen om zich niet zelf politiek helemaal onmogelijk te maken. Hij zit geheel onder (de plak van) zijn roomsche ministers. En wat deze willen?
Onder de clique van de Socialisten den volke duidelijk maken, dat men bij hen kan krijgen wat men bij de nazi’s krijgt. Inmiddels doen zij met het afvlakken naar het mindere alles beroerder dan de nazi ‘s, die – met al hun fouten – toch in elk geval het beste laten werken en de efficiency hoog houden” .
Als blijkt dat hij in de Tweede Wereldoorlog fout is geweest, wordt Arnoud graag en snel vergeten. Hij wordt berecht en veroordeeld en ver­dwijnt in de gevangenis. Zijn fabriek wordt hem ontnomen. De oprichter van de kalkzandsteenfa­briek, baron Arnoud Hendrik van Hardenbroek van Ammerstol, was namelijk fout in de oorlog. Omdat hij in de oorlogsjaren stenen leverde aan de Duitsers, die daarmee natuurlijk geen vakantiehuisjes bouwden, werd hij na de bevrijding gearresteerd en vervolgd wegens hulp aan de vijand in oorlogstijd. In oktober 1946 diende zijn zaak voor het Bijzonder Gerechtshof in Amsterdam. Hij werd veroordeeld tot één jaar gevangenis­straf met aftrek van voorarrest.
Uit dat vonnis kan men concluderen dat hij niet werd beschouwd als een grote vis. Niettemin is zijn met de Duitsers sympathiserende houding geen reden om trots te zijn op deze Hillegommer. Merkwaardig is wel dat zijn zoon Gijsbert (1903), die ook in de directie van de fabriek zat, ongemoeid werd gelaten.
Alleen de sloot naast de steenfabriek draagt in de volksmond nog zijn naam: de Arnoudsloot. 
Tumblr media
En dan nog dit. Van Hardenbroek was weliswaar pro-Duits, maar toch ook wel zo zakelijk dat hij in de tijd van de mobilisatie in de omgeving van Noordwijkerhout land verhuurde waarop Nederlandse troepen hun oefeningen konden houden.
Baron Arnoud was geen vriend van de Britten, die rond 1900 de door de Boeren bewoonde Zuid Afrikaanse provincies Transvaal en Oranje Vrijstaat met de vele, grote goudvelden probeerden in te lijven. Hij stond aan de kant van de Boeren (landbouwers uit vele Europese landen waaronder Nederland), die voor hun vrijheid vochten.
Baron van Hardenbroek is in Haarlem gestorven op l juli 1947, dus ruim een halfjaar na zijn veroordeling. Verdriet was hem niet bespaard geble­ven. Hij verloor zijn eerste vrouw, Cecilia Leembruggen, bij wie hij twee kinderen had. Hij hertrouwde met haar jongste zus die hem nog drie kinde­ren schonk. De oudste, Alfer Arnoud, kwam in februari 1945 in Duitsland om bij een bombardement. De jongste, Aleid Ingeborg, die in het Nederlandse verzet zat, stierf in april 1945 in een Duits concentratiekamp. (Hans Smulders/met dank aan Arie den Hoed)
25-7-2023
4 notes · View notes
havenpoort · 11 months
Text
Veenenburg begin van Steenfabriek
Tumblr media
De ontwikkeling van de Bollenstreek hangt samen met ontwikkeling van de steden. Voor de uitbreiding hiervan waren twee dingen nodig: ruimte en zand. Het zand werd gevonden in de Duin- en Bollenstreek. De ruimte voor de groei van de steden werd gevonden doordat agrarische bedrijven verhuisden van de randen van de steden naar de Duin- en Bollenstreek.
Deze ontwikkeling van onze streek tot Bollenstreek dateert van de het midden van de 19e eeuw. Op dat moment verhuisden veel kwekers van bloembollen vanuit de omgeving van Haarlem naar de dorpen Hillegom, Lisse en Sassenheim. Dit ging gelijk op met de zandwinning in deze gemeenten.
Tumblr media
Vanaf de Leidsevaart tot Loosterweg-zuid was net als westelijk bij de Keukenhof een strandvlakte gevormd. Hier is begin 20e eeuw echter zand uit de ondergrond omhoog en het veen naar omlaag gebracht. Daardoor is dit goede bollengrond geworden. Vanaf de Loosterweg tot een stukje voorbij de Heereweg  was de situatie heel anders dan bij het centrum van Lisse. Hier was één grote strandwal  met hoge duinen ontstaan. Van afwisseling met strandvlaktes was geen sprake of deze moeten al vroeger ondergestoven zijn. Al deze duinen werden begin twintigste eeuw helemaal afgegraven ten behoeve van de steenfabriek en de bollenteelt.
Bij het ontstaan van de steenfabriek stond er tussen Hillegom een Lisse een buitenplaats met de naam Veenenburg. Deze naam vinden we nu terug in de straatnaam: Veenenburgerlaan.
Veenenburg (gelegen ten zuidwesten van de hoek Veenenburgerlaan/ Loosterweg en Frederikslaan) werd bewoond door de familie Leembruggen. De familie was rijk geworden van de textiel (sajetspinnerij) in Leiden.
Tumblr media
Omstreeks 1797 werd de buitenplaats gebouwd. Het was in eigendom van de Leidse textielfabrikant Johannes Leembruggen. Hij had in 1842 bij de aanleg van de spoorlijn van de Hollandse IJzeren Spoorwegmaatschappij bedongen dat er een station bij zijn buitenplaats zou komen en wanneer hij zich op het perron had opgesteld, moest de trein stoppen en hem meenemen.
Tumblr media
Willem Leembruggen (1851-1899) had al een zanderij net ten noordwesten van de grens tussen Hillegom en Lisse. Daar werden in 1897 bronzen voorwerpen gevonden die in 1930 aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden werden geschonken.
Toen Leembruggen overleed was de oudste dochter net getrouwd met Arnoud Hendrik baron van Hardenbroek tot Ammerstol. Het jonge echtpaar werd eigenaar van het landgoed.
Daarmee werd het einde van het landgoed ingeluid. Duinen leverden geen geld op, afgraven en omzetten naar bollengrond wel. Er was veel vraag naar goede bollengrond en vraag naar zand voor de aanleg van wegen, dijken en voor bouwlocaties.
Tel uit je winst. Afgraven dus!
Baron van Hardenbroek gaat in overleg met de buren van landgoed Elsbroek (met daarop de buitenplaatsen Rustenburg en Lapinenburg).
Tumblr media
Met de andere buur, de eigenaar van Keukenhof, wordt ook getracht tot een plan voor het afgraven te komen, maar die had er weinig oren naar. Deze rijke adellijke familie had geen boodschap aan argumenten als financieel gewin, goed voor het algemeen belang, behoefte aan bollengrond enz. Zelfs de burgemeester van Lisse trachtte argumenten voor afzanden naar voren te brengen, maar zonder succes.
Met de Hillegomse buren leidt het tot overeenstemming. In oktober 1901 volgt de aanbesteding voor een vaarweg naar de Ringvaart en de aanleg van een brug in de Leidschestraat. De plek is strategisch gekozen, waar de Leidschestraat de Ringvaart het dichts nadert.
In januari 1902 is er een verzoek van de Maatschappij Veenenburg-Elsbroek  voor het aanleggen van een hulpspoor langs de Frederikslaan. De kranten uit 1901 en 1902 vermelden diverse houtverkopingen.
1 januari 1903 wordt een Vennootschap opgericht, de Maatschappij tot exploitatie van Gronden Veenenburg-Elsbroek, met als doel verhuren of verpanden, afzanden, exploiteren en vervreemden van onroerende goederen en het verrichten van alles wat daarmede in verband staat of daaraan in de ruimste zin bevorderlijk kan zijn. Men kan dus beginnen, de voorbereidingen zijn rond.
Tumblr media
Eerst nog kruiwagens en een schep in je knuisten, zo werden de boten gevuld. Met de graafmachine en de stoomlocomotieven op smalspoor en de kiepwagons ging het allemaal met een sneltreinvaart. Hier zijn echt bergen verzet, dat kunnen we wel stellen. Er is veel kleur op die ondergrond voor terug gekomen!
25-6-2023
0 notes
havenpoort · 1 year
Text
ONTWIKKELING VAN HET LANDSCHAP VAN DE DUIN- EN BOLLENSTREEK 2
Tumblr media
In de Middeleeuwen waren de graven van Holland de baas over het land in onze omgeving. Het beheer lieten zij over aan houtvesters, die hun zetel hadden in Teylingen. Meestal woonden de houtvesters er echter niet.
Een houtvester moest toezicht houden op de jacht in het grafelijk gebied en er voor zorgen dat de graaf en zijn hof beschikten over voldoende brandstof en wild voor op de grafelijke tafel. Het was een immens jachtgebied, die grafelijke ‘Wildernisse’’.
Er is een verhaal dat een eekhoorn van het Haagsche Bosch naar de Haarlemmerhout,  allemaal bij het domein van de graven van Holland behorend, kon reizen zonder ooit de grond te raken.
Jacoba van Beieren (1401- 1436) is wel de bekendste houtvester. Zij woonde de laatste jaren van haar leven op slot  Teylingen. Daar komt het verhaal over haar kruidentuin de Keukenhof vandaan. In haar jachtgebied, in de Wildernisse, vinden we de oorsprong van de naam Keukenhof.
Op een kaart van 1589 staat ‘Cookenduin’ . Op een latere kaart staat ‘de Koecken Duyn’. Verschillende  schrijfwijzen, ook Cochenduin, wat allemaal te herleiden zou zijn tot Rode Duinen. Het zou duiden op duinen begroeid met heide. Minder prozaïsch dan de hof voor de keuken (de kruidentuin) van Jacoba van Beieren op Teylingen.
Tumblr media
De dorpen ontstonden langs wegen, aan de windluwe oostzijde van de oude duinen. Her en der liepen dwarswegen, die de duinen en strandvlakten overstaken. De oudste kastelen werden midden in de natte strandvlakten gebouwd.
Dat lijkt ongemakkelijk, maar zo waren ze ook moeilijk bereikbaar voor vijandelijke legers en was er altijd water in de slotgracht.
Aan de randen van de oude duinen, langs de wegen, ontstonden op regelmatige afstanden boerderijen. Die lagen daar droog, langs een weg en konden van daaruit de vruchtbare strandvlaktes ontginnen.
In latere tijd werden sommige boerderijen omgebouwd tot adellijke hofsteden, voor een sterk groeiende "middenstand" adel. Die was welvarend, maar niet zeer rijk, zodat deze huizen alleen voor de vorm verdedigbaar waren. Zij werden hofsteden genoemd.
In de 17e en 18e eeuw veranderde het aanzicht van onze streek aanzienlijk. De streek werd geroemd om zijn aantrekkelijke duinen, bossen en veenweiden. Dat trok bezoekers aan die in de zomer maar al te graag de benauwde steden wilden ontvluchten en geld hadden.
Langs de Heereweg en in de buurt van de trekvaart tussen Haarlem en Leiden werden vele buitenplaatsen aangelegd.
Tumblr media
Natuurlijk met prachtige tuinen waarin men vast ook gepronkt heeft met de tulp die eind 16e eeuw in Nederland was gekomen. Keukenhof was een van die buitenplaatsen, het werd in 1641 gebouwd. Iets noordelijker was Zandvliet, ook met een zeer fraaie tuin, maar vooral beroemd om de exotische dieren die er gehouden werden.
Omgeven door een woest oud duinlandschap lagen de buitens met hun gecultiveerde tuinen te pronken.
Sedert de Middeleeuwen werden strandwallen, vooral die ten noorden van de Oude Rijn op kleine schaal afgezand. Het zand werd gebruikt als wegverharding en in woningen als strooisel op de houten vloeren.
In de 17e en 18e eeuw werd op een meer commerciële basis onder leiding van de Amsterdamse burgemeester Jan Six afgezand. Er werden zandvaarten gegraven om het gewonnen zand naar de steden (Amsterdam) af te voeren. Het Elsbroek kanaal was een dergelijke gegraven zandvaart, deze stond eerst in verband met het Haarlemmermeer en thans met de Ringvaart.
De zanderijen hadden tot dan een dusdanig lokaal karakter, dat de natuurlijke omgeving niet wezenlijk werd aangetast.
Het areaal aan bollenland breidde zich tussen 1860 en 1900 spectaculair uit. Vanuit het
bollendistrict Haarlem (Noord-Holland) waaierde de bollenteelt zowel in zuidelijke als noordelijke richting uit. De uitbreiding naar het zuiden was het grootst en vond plaats vanuit
de straatweg Haarlem-Leiden. Deze weg loopt over de oostelijke strandwal. De hoge
zandpercelen, die aanvankelijk met hout waren beplant, werden afgezand en geschikt
gemaakt voor de bollenteelt. De bloembollenteelt ging eerst nog samen met de vroegere bedrijfstak, de veehouderij.
Hillegom ligt op het breedste deel van de meest oostelijke strandwal en wordt vanaf 1860 sterk betrokken bij de bloembollenteelt.
Gelijktijdig met Hillegom wordt ook het aangrenzende Lisse bij de ontwikkeling in de bollenteelt betrokken. In de laatste eeuwen bleek dat zand met grondwater op 60 centimeter diepte, dus de geesten, uitstekend geschikt was voor de teelt van bollen.
Toen de bollenteelt zich uitbreidde was er meer van die grond nodig en werd een groot deel van de oude duinen afgegraven tot op de juiste hoogte van het grondwater.
Er kan gesproken worden van een gefaseerde ontwikkeling. Zo worden als tweede gebied (+ 1890) de zuidelijker gelegen gronden van de gemeenten Sassenheim en Voorhout ontgonnen ten behoeve van de bloembollenteelt.
Tumblr media
Als derde gebied worden Noordwijk en Voorhout en het gebied tussen de al genoemde oostelijker gelegen gemeenten voor de bollenteelt geschikt gemaakt.
Deze gefaseerde ontwikkeling bracht verschillen in de structuur van de bollenteelt tussen enerzijds de gemeenten Hillegom, Lisse en Sassenheim en anderzijds Noordwijk en Noordwijkerhout. Voor Lisse, Hillegom en Sassenheim geldt, dat de gronden deels van nature geschikt waren voor de bloembollenteelt.
Dit worden de Zanderijen genoemd (3). Van de Kagerplassen werden kleine stukjes ingepolderd en drooggemalen (7).
Na 1888 veranderde het karakter van de afzanderij door de vestiging van verschillende kalkzandsteenfabrieken. Kalkzandsteen was evenals cement een nieuw materiaal voor de bouw.
De waterhuishouding bleek hier buitengewoon geschikt te zijn voor de teelt van bloembollen, maar ook was de aanwezigheid van kalk in het zand was aantrekkelijk voor de bollenteelt. Vooral hyacinten zijn hier gevoelig voor. Tulpen en andere bloembollen kunnen zelfs wel op klei floreren. Maar hiermede is de relatie van bollenteelt en steenfabriek toch duidelijk geworden.
Naast de kalkzandsteenfabrieken bevonden zich langs de Oude Rijn bij Valkenburg, Rijnsburg en Leiden verschillende steenfabrieken, -ovens en pannenbakkerijen.
Langs de weg van Katwijk aan Zee naar Wassenaar waren reeds in 1850 gronden van de binnenduinen afgezand (Koestal) ten behoeve van de akkerbouw.
Na de ruilverkaveling in 1958 is een deel van de Oosterduinen ten noorden van Noordwijkerhout bestemd voor zandwinning. Door afgraving is het Oosterduinsemeer ontstaan. De zand put is gemaakt, omdat er geen duinen meer afgezand mochten (en konden) worden ten bate van zandwinning voor de kalkzandsteenfabriek van Xella Van Herwaarden in Hillegom. Het meer is ongeveer 1 km lang en 400 meter breed en heeft een maximale diepte van 13 meter. Het meer maakt deel uit van het boezemstelsel ter plaatse, het Hoogheemraadschap van Rijnland voert het waterbeheer uit.
Tumblr media
Ook de Klinkenbergerplas is ontstaan door zandwinning. De  grote (zuidelijke) plas is diep en daarom vooral geschikt om te zwemmen, vissen of duiken. De kleine (noordelijke) plas is ondieper, heeft een minder steile oever. In 2017 en 2018 heeft de gemeente Oegstgeest  het gebied verfraaid en verbeterd tot een aantrekkelijk recreatie- en natuurgebied. Hoe keek men in die tijd tegen de fabriek en de activiteiten aan? In 1916 verscheen het boek Beschrijving en kleine Kroniek van Hillegom van J.B. van Loenen. Hij maakte, net als ds. Craandijk indertijd, een wandeling. Hij loopt van Lisse naar Hillegom over de Heereweg en passeert de steenfabriek. Hij meldt:
“Het natuurschoon wint niet bij dit bedrijf! Het is inderdaad bedroevend om aan te zien, hoe die schoone  wildernisbosschen met hun hoog en laag – zulk een aangename afwisseling in het vlakke land – verdwijnen. Edoch, mooie wildernissen leveren geen practisch nut voor de samenleving op en de buitenplaatsen niet veel meer dan genoegen voor de bezitters, terwijl de intensieve bloembollencultuur, waarvoor de tot het vereischte peil afgegraven landen gereed gemaakt worden, en de zandsteenfabriek aan zeer velen blijvend werk verzekeren en bovendien het afzanden zelf weer velen anderen tijdelijk werk verschaft”.
In de maanden april en mei waren de bollenvelden natuurlijk prachtig en trokken veel toeristen. In de andere maanden was het maar een troosteloze, vlakke, kale toestand. Velen zullen vol heimwee gedacht hebben aan de tijd van de Wildernissen.
25-5-2023
1 note · View note
havenpoort · 1 year
Text
ONTWIKKELING VAN HET LANDSCHAP VAN DE DUIN- EN BOLLENSTREEK 1
Tumblr media
Zandwinning in de Bollenstreek is in onze streek een belangrijk onderwerp. De Bollenstreek is een gebied dat in Nederland bekend staat om zijn prachtige bloemenvelden. De veroorzaker hiervan is echter de zandwinning.
Zandwinning is een proces waarbij zand en grind worden gewonnen uit de ondergrond. Het wordt gebruikt voor het maken van stenen, beton en asfalt. In de Bollenstreek is zandwinning al jarenlang een belangrijke bron van inkomsten in eerste instantie voor de landeigenaren en later voor de gemeenten. Er zijn verschillende zandwinningsbedrijven in de regio actief.
Het zandwinningproces heeft echter ook een negatieve invloed op de omgeving. De komst van de zandwinning heeft geleid tot een verminderde waterkwaliteit, verminderde biodiversiteit en een verminderde luchtkwaliteit. Ook  is het de oorzaak van een toename van de hoeveelheid stof in de lucht.
Om de negatieve effecten van zandwinning te verminderen, is er door de overheid een aantal maatregelen genomen. Zo zijn er regels ingesteld voor het winnen van zand, zoals het beperken van de hoeveelheid zand dat per jaar gewonnen mag worden. Er is ook een maximale diepte ingesteld waarop de bedrijven mogen boren.
Om de omgeving te beschermen, is er ook een aantal natuurgebieden aangewezen waar zandwinning verboden is. Deze gebieden zijn belangrijk voor de natuur en het behoud van biodiversiteit.
Hoewel de overheid maatregelen heeft genomen om de negatieve effecten van zandwinning te verminderen, blijft het een belangrijk onderwerp in de Bollenstreek. Er zijn veel mensen die tegen zandwinning zijn, maar er zijn ook mensen die het zien als een noodzakelijk kwaad om de lokale economie te ondersteunen. Het is belangrijk dat er een evenwicht wordt gevonden tussen de behoeften van de lokale bevolking en het behoud van de natuur.
Tumblr media
  Het zanderijenlandschap van de Bollenstreek wordt gekenmerkt door een patroon van rechte zandsloten en wegen met lintbebouwing erlangs. Op veel plaatsen is het contrast tussen de on-afgegraven duinen en de lager gelegen bollenvelden nog goed te zien.
Tumblr media
Voormalige duinwegen, zoals de Veenenburgerlaan en Loosterweg tussen Hillegom en Lisse, liggen enkele meters boven de bollenvelden. Als bescherming tegen de zeewind werden de bollenpercelen omzoomd met ligusterhagen en meidoornhagen. Tussen de bedden met bloembollen werden beukenhagen geplant.
Opvallende elementen van deze landschappen zijn nog in het landschap aanwezig, zoals het contrast tussen duinen en zanderijen, bloembollenvelden, lange zichtlijnen, een patroon van hooggelegen wegen en zandsloten, weteringen, de trekvaart tussen Leiden en Haarlem, lintbebouwing, buitenplaatsen, een ridderhofstad, watertorens, bollenschuren met een bijzondere architectuur, duinrellen, oude beken en beukenhagen.
Samen vormen deze elementen een karakteristiek landschap dat op veel plaatsen nog gaaf aanwezig is.
Tumblr media
De Duin- en Bollenstreek is cultuurhistorisch bijzonder vanwege de verschillende landschappen: 1. De strandvlakten: oude stranden, tussen twee oude duinenrijen 2. De oude duinen of strandwallen: restanten van de duinen van vroegere kusten 3. De zanderijen: afgegraven oude duinen, meestal voor de bollenteelt 4. De nieuwe duinen of jonge duinen: de hoge duinen langs de kust 5. Het mondingsgebied van de Rijn 6. De plassen- en veenweidengebieden, die achter de oudste duinenrij liggen 7. De droogmakerijen, van delen van de Kagerplassen.
De ontwikkeling van deze landschappen gedurende duizenden jaren is zichtbaar in onderstaande principeschets: een dwarsdoorsnede van west naar oost van de Duin- en Bollenstreek. Tijdens de laatste ijstijd lag de Noordzee droog. Toen het klimaat warmer werd, smolt het ijs en liep de Noordzee vol. De kust en de duinen schoven daardoor steeds verder landinwaarts, tot uiteindelijk de lijn Sassenheim - Lisse - Hillegom. Die plaatsen liggen nu op de oudste kustduinen, van 3800 v.Chr. Achter de duinen was het water zoet en ontstonden moerassen. Daarin zonken dode planten en bouwden een dikke veenlaag op, met daarin meren, zoals de Kagerplassen (7). In die tijd brak ook de Rijn vanuit Utrecht door het veen en de duinen naar zee (5).
De Rijn en de Maas voerden zand aan, dat voor de kust uitgroeide tot grote strandvlakten (1). Op die stranden waaiden weer duinen op, als een nieuwe kust. Zo ontstonden steeds nieuwe strandvlakten met daarop duinen, tot de kust ongeveer op zijn huidige plek lag, in 1800 v.Chr. Deze duinen worden tegenwoordig de Oude Duinen of strandwallen genoemd (2). Ze waren niet hoog, slechts enkele meters. Het grootste deel van de Bollenstreek bestaat daardoor uit lange duinenrijen van zuid naar noord, met daartussen strandvlakten.
Achter iedere nieuwe duinenrij werd het water in de oude strandvlakte zoet en ook daar werd in een moeras veen gevormd. Daarna gingen de duinen stuiven en legde een laag zand over het veen. Maar soms stroomde vanuit de Rijn het rivier- of zeewater de strandvlaktes in en legde daar een laag klei neer. De strandvlakten bestaan dus uit lagen veen, klei en zand. Vele eeuwen later, rond het jaar 1000, spoelden opeens grote hoeveelheden zand aan op het strand. Door de wind werd dit over de oude duinen geblazen, tot enorme zandmassa's van soms tientallen meters hoog. Dit worden de Nieuwe Duinen genoemd (4).
Tumblr media
Op de Oude Duinen groeiden bomen die van droge voeten hielden, zoals eiken en beuken. Dit werd Holt (hout) genoemd, wat waarschijnlijk de oorsprong is van de naam Holland (Holtland). De duinen waren hoog, dus droog, met onvruchtbaar zand en waren daarom weinig geschikt voor landbouw. Ze werden door de adel gebruikt om in te jagen en er werden varkens geweid die de eikels aten. De lage delen van de oude duinen, waar het grondwater niet diep lag, waren nog wel bruikbaar en werden Geesten genoemd. In de vochtige strandvlakten groeiden lage moerasbomen, zoals wilgen en elzen. Dit werden wouden genoemd. De vochtige strandvlakten waterden via kreken naar de Rijn in het zuiden. Deze vruchtbare grond werd in cultuur gebracht door de kreken recht te graven tot wateringen, zodat het water sneller werd afgevoerd. Het droge zand van de oude duinen was geschikt voor lange wegen van noord naar zuid. Die ontstonden waar de grond het meest vlak was: op de grens van duinen en strandvlakten, één aan de oostzijde en één aan de westzijde.
25-4-2023
3 notes · View notes
havenpoort · 1 year
Text
Keukenhof
Tumblr media
De Keukenhof, de wereldberoemde siertuin is gevestigd op een gedeelte van het landgoed van het kasteel Keukenhof.
In 1949 werd op het noordelijke deel van het landgoed een bloemententoonstelling ingericht, op initiatief van de toenmalige burgemeester van Lisse, W.J.H. Lambooy, en een tiental vooraanstaande bloembollenkwekers en onder leiding van tuinarchitect W. van der Lee (1906-1984). Hij maakte de eerste tekeningen voor de bloembollententoonstelling in de Keukenhof.
Kort na de opening in 1950 werd hij aangesteld als directeur. In 1957 werd op het terrein de Keukenhofmolen geplaatst.
Tumblr media
Na het overlijden van de laatste kasteelheer van het Landgoed Keukenhof, graaf J.C.E. van Lynden, in augustus 2003, is de stichting Kasteel Keukenhof door Van Lynden verantwoordelijk gemaakt voor de instandhouding en exploitatie van het landgoed dat bestaat uit meer dan 230 hectare grond waarop 18 rijksmonumenten staan.
In 2016 fuseerde de Bloemententoonstelling met Kasteel Keukenhof en werd de Stichting Graaf Carel van Lynden opgericht. Deze stichting heeft een 100% belang in Keukenhof BV. Keukenhof BV voert namens de stichting de exploitatie van landgoed Keukenhof, met alle activiteiten die daarbij horen. Op hoofdlijnen zijn dat drie clusters:
De bloemententoonstelling die 8 weken in het voorjaar geopend is met als missie het internationale en zelfstandige showvenster zijn van de Nederlandse sierteelt- en plantensector, met de nadruk op bolbloemen.
Kasteel Keukenhof, met activiteiten zoals: rondleidingen, museale functie, beeldententoonstelling, kinderboerderij, bruiloften en partijen en evenementen op het terrein.
Het beheer van Landgoed Keukenhof, waaronder bos- en terreinonderhoud, gebouwenonderhoud, verpachting van gebouwen en gronden.
Als we kijken naar de geschiedenis van de Keukenhof dan gaan we eerst terug naar 1803, toen werden de landgoederen Keukenhof en Zandvliet samengevoegd. De hoogtijdagen van de landgoederen waren voorbij. Veel eigenaren konden het financieel nauwelijks bolwerken. Keukenhof had het geluk in 1809 een vermogende nieuwe eigenaar te krijgen.
Buitenhuis Keukenhof werd in de tweede helft van deze eeuw zelfs verbouwd tot “kasteel” en op het voormalige Zandvlietterrein konden de bekende tuinarchitecten vader en zoon Zocher een prachtige Engelse landschapstuin aanleggen. Die tuin vormde de basis voor het huidige sierpark en wordt in het voorjaar bezocht door al die toeristen. Er is sinds de tijd van de Zochers wel wat veranderd, maar het oorspronkelijke tuinontwerp is nog heel duidelijk te herkennen.
Tumblr media
Voor veel eigenaren van landgoederen werd het een steeds groter probleem om de pracht en praal op hun goed in ere te houden. Verkopen of een andere bestemming zoeken was een lucratieve oplossing. Buitens werden gesloopt. Tuinderijen kwamen er voor in de plaats. In het duingebied werd zand afgegraven dat prima verkocht kon worden voor de aanleg van wegen, spoorlijnen en stadsuitbreidingen. Bovendien kwam er steeds meer vraag naar bloembollen en laat die afgegraven gronden nu prima geschikt zijn voor de bollenteelt. De uitdrukking bestond nog niet, maar nu zouden we spreken van een win-win situatie.
Nederland, en zeker onze streek, veranderde in de 19e eeuw, totaal van karakter. Dat zien we fraai omschreven in het werk “Wandelingen door Nederland” van ds. Craandijk. In de periode van 1875 tot 1888 verschijnen 8 boeken waarin hij wandelingen in heel Nederland beschrijft. We laten hem even zelf aan het woord, uit zijn voorwoord, gedateerd 1874:
“Reizen is nu even gewoon, als ’t vroeger zeldzaam was. De afgelegen provinciën en hunne ‘achterhoeken’ komen in aanraking met de buitenwereld. Zij worden bezocht en hunne inwoners bezoeken steden en gewesten, vroeger voor hen aan ’t einde der aarde gelegen. Landbouw en nijverheid ontwikkelen zich, bij den goedkoopen en geregelden afvoer der producten en aanvoer der grondstoffen. ’t Onvermijdelijk gevolg is, dat het karakter van landschap en volk allengs verandert. Het eigenaardige gaat verloren, ’t eenvormige komt”.
De wandelende dominee was een goed waarnemer en zei: ‘Tijd is geld, zegt de bezige zoon der 19de eeuw. Tijd is genot, zegt de wandelaar van alle eeuwen”. In deel 6 van zijn wandelingen was “Bij Leiden” aan de beurt. Hij beschrijft zeer uitgebreid wat hij onderweg ziet. Voor ons is zijn voorjaarswandeling van station Piet–Gijzenbrug naar station Vogelenzang van belang. Zijn sfeertekening: “Hoe verachtelijk zijn die liefelijke kinderen van Flora weggeworpen en hoe balsemen zij niettemin de lucht met hun geuren! Wij hebben de prachtigste witte, rozenroode, paarsche bloemen voor het oprapen, en wat voor honderden een vriendelijk sieraad hunner armelijke kamertjes zou zijn, dat ligt hier te vergaan. ’t Is den kweeker alleen om de bol te doen; de bloem heeft geen waarde voor hem, zelfs voor den mesthoop schijnt zij niet begeerd”. Vol lof spreekt hij over het landschap. Zo zegt hij: “Ruw en wild is het boschrijk duin van Keukenhof. Hoogten en dalkommen wisselen elkander af en telkens verandert het voorkomen van het landschap, maar bij iedere schrede vertoonen zich nieuwe schoonheden”. Dan wordt de “binnenweg” naar Hillegom genomen die leidt naar de Heeren hofstede Veenenburg. Daarover schrijft hij:
“Zandige heuvels, met dennen begroeid, wilde struiken langs hellingen en in valleijen, witte berken, hooge sparren, wier toppen boven ruige duinglooijingen uitsteken, geven nog altijd aan het landschap een woest en indrukwekkend karakter. Een zanderij bewijst, dat het werk der ontginning nog altijd wordt voortgezet. De scheiding tusschen de landgoederen Veenenburg en Lapinenburg is aangewezen door een hollen weg tusschen twee hoog begroeide wallen. ’t Moet hier een wildrijke jagt zijn en van ouds waren de ‘lapinen’, waaraan dit goed zijn naam ontleent, in den omtrek van Hillegom veel overvloediger, dan den geburen lief was”.
Die lapinen (konijnen), daar had men in het verleden wat mee te stellen gehad. In de Wildernisse liepen er genoeg rond, prachtig voor de jacht van de elite. Voor de eenvoudige bewoners van onze streek waren die konijnen een ramp. Ze vernielden de groentetuintjes, de bewoners mochten er niks tegen ondernemen. De belangen van de jagers werden beschermd. Honden in de duinstreek moesten worden ‘geblokt’ (een blok hout rond de nek gebonden) of zelfs gepoot (pootje gebroken). Er ontstond zo’n konijnenplaag (voor het gewone volk dan) dat zelfs de helmbeplanting van de duinen aangetast werd en er zandverstuivingen voorkwamen. In de tijd van de grafelijke Wildernisse was het recht van de edele om te jagen nog heel groot. Het karakter van het landschap zoals Craandijk het beschrijft sluit prachtig aan bij het schilderij van A. J. Eymer (1803-1863) op de hartpagina.
Tumblr media
Nederland moet na de 2e Wereldoorlog weer opgebouwd worden. Landgoed Keukenhof is eigendom van Jan Carel Elias van Lynden (1912 – 2003), maar hij woont niet meer op het terrein.
Kasteel en landgoed  hebben zwaar te lijden gehad in de oorlogsperiode. Bollenkwekers moesten hun bedrijven weer opbouwen en zochten een terrein om hun producten te tonen. Het is begin 1949 wanneer burgemeester Lambooy de suggestie van een tentoonstelling op voormalig Zandvliet oppert.
Graaf Van Lynden vond het een prachtige bestemming. Met de inkomsten van de verhuur voor de tentoonstelling kan hij deels de restauratiekosten van het kasteel betalen. In 1949 wordt de stichting Nationale Bloemententoonstelling Keukenhof opgericht. In het najaar gaan de eerste bollen de grond in. Het blijkt een ongekend succes. In het voorjaar naar de bollen, de velden tussen Hillegom en Lisse zijn onvoorstelbaar mooi.
Een bolbloemexpositie op een oud landgoed bezoeken is onvergetelijk. Bloemententoonstelling Keukenhof blijkt al snel een blijvertje. Na het overlijden van de laatste graaf komt de verantwoordelijkheid van het landgoed bij een stichting te liggen.
In 2015 speelt burgemeester Spruit van Lisse nog een bemiddelende rol om tot een betere afstemming tussen landgoed en bloemententoonstelling te komen.
De Stichting Graaf Carel van Lynden wordt opgericht.
Ruim 100 jaar eerder was er weinig waardering, ook vanuit het Lisser  gemeentebestuur, voor de halsstarrigheid van de eigenaren van Keukenhof. Maar wat mogen we de Van Lyndens dankbaar zijn. De herinnering aan een oud duinlandschap is op het landgoed Keukenhof nog steeds te zien.
Tumblr media
Benoorden het park is dat landschap verdwenen en vervangen door bollenvelden. Maar bij een uitbreiding aan de noordoost kant van het bloemenpark werd toch een link gelegd naar het oude landschap door het terrein af te sluiten met nieuw aangelegde duinen.
Daarvandaan en ook vanaf de Keukenhof-molen (uit Groningen) heb je een pracht uitzicht over de bloemenvelden die er kwamen dankzij de afgravingen door de maatschappij Veenenburg-Elsbroek. De fabriek die zo een groot aandeel had in het ontstaan van dit landschap is te zien. Voor meer informatie over een bezoek aan de Keukenhof verwijs ik u naar de website: www.keukenhof.nl
25-3-2023
0 notes
havenpoort · 1 year
Text
Historische huizen omgeving Haarlem
Tumblr media
Het eerste huis waar een kijkje nemen is Huis Zanen aan de Orionweg 1 in Haarlem.
Zaanen was oorspronkelijk een heerlijkheid in de omgeving van Haarlem. In 1296 werd het zich hier bevindende kasteel verwoest uit wraak omdat Willem Zaanen deel uitmaakte van het complot van edelen om Floris V te vermoorden.
Op 12 december 1572 werd het herbouwde kasteel door de Spaanse troepen in bezit genomen ten behoeve van het beleg van de stad Haarlem. Nadat de bewoners van Haarlem de strijd door honger moesten opgeven, namen de Spanjaarden de stad in en werd het Huis te Zaanen opnieuw verwoest.
In een lijstje van goederen die in leen gehouden werden van de graven van Holland, dat gedateerd moet worden tussen 1316-1321 vinden we Simon van Zaenden, hoogstwaarschijnlijk een van de zoons van Willem van Zaenden, met zogenaamde leen van het huis te Zaanen.
Het huis wordt omschreven als 'die woninge ende dat hele land liggende tussen Hendrik van Brederode's land en jonkvrouw Kerstine (van Schoten)', aan de westzijde belend door de halve Veenweg en aan de oostzijde door het Spaarne'.
Op 19 februari 1325 maakt hij deze woning tot lijftocht voor zijn vrouw Femence (of Semence). Nu wordt ervan gezegd, dat het huis in Schoten staat.
In 1881 kocht de heer A.A. Bredius, directeur van de buskruitfabriek “Muiden” het “Huis te Zaanen” voor 53.500 gulden voor zijn zoon C.J.A. Bredius. Het landgoed met de boomgaarden strekte zich uit van de Delft een beek die liep tot aan de Rijksstraatweg. Het landgoed stond bekend als “de tuinen van Bredius”.
Tumblr media
Willem Gunzeln: “De heer Bredius verkocht zijn landgoed aan de gemeente Schoten, onder de voorwaarde, dat het een nuttige, educatieve bestemming zou krijgen. Aan die voorwaarde wordt nog steeds voldaan. Want tegenwoordig wordt de begane grond van Huis te Zaanen vooral gebruikt als vergaderlocatie en worden er trainingen en workshops gegeven. Daarnaast worden er ook regelmatig informatie- en voorlichtingsbijeenkomsten voor de omwonenden gehouden”.
Vele Haarlemmers bewaren dierbare herinneringen aan Huis te Zaanen, dat van 1930 tot 1988 dienst deed als bibliotheek.
Mogelijk functioneerde het huidige gebouw als een poortgebouw dat toegang gaf tot een erachter gelegen voormalig kasteel van de heerlijkheid te Zaanen. Een tijdlang is het Huis omringd geweest door een slotgracht.
Dat het gebouw, zoals het er nu staat, in niets meer herinnert aan het oude kasteel, is duidelijk te zien. Er is van het oude kasteel voor zover wij weten geen afbeelding bewaard gebleven. Wel zijn er toevallige vondsten bekend, o.a. van kloostermoppen die er op kunnen wijzen dat het 13e -eeuwse kasteel daar gestaan heeft. Voor de rest zijn er kannetjes, munten etc. gevonden. Een beetje vreemd doet het aan, dat er op het einde van de 18e eeuw sarcofagen voor de dag kwamen, zoals Adriaan Loosjes in zijn 'Hollands Arcadia' (1804) vermeldt. Er zou dan bij het kasteel een kerk of kapel met begraafrecht geweest moeten zijn, tenzij deze relicten uit het verleden van elders afkomstig waren.
Tumblr media
We gaan nu verder in Haarlem en komen uit bij Huis ter Kleef. Ook dit is een voormalig Nederlands kasteel, dat dateerde uit de dertiende eeuw. De ruïne van het kasteel ligt in de huidige Haarlemmer Kweektuin.
Huis ter Kleef werd gebouwd in 1250 en heette destijds 'Huis te Schoten'. Het kasteel lag aan een drukke verbindingsweg tussen Haarlem en het dorp Schoten (ten noorden van Haarlem). In eerste instantie stond er alleen een woontoren die in het bezit was van Pieter van Rolland.
Na hem was het kasteel in bezit van Willem de Bastaard en Willem de Duser (1339 - ±1370), Willem Cuser (junior) (± 1365-1392), Catharine de Cleve (1392-1433) en de familie Van Borsselen (vanaf 1433-?).
Tumblr media
Zij veranderden de naam van 'Huis te Schoten' naar 'Huis ter Kleef'. De hierna volgende eigenaren zijn: de familie Brederode (1492-1568) en Don Frederik (1570-1573).
Don Fadrique Álvarez de Toledo (21 september 1537 – 11 december 1585), hertog van Huescar en 4e hertog van Alva, doorgaans aangeduid als Don Frederik, was een Spaans bevelhebber van de infanterie ten tijde van het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Hij is vooral bekend als leider van de troepen tijdens de veroveringen van Mechelen, Zutphen, Naarden en Haarlem. Ook was hij aanvoerder van de Spaanse troepen tijdens het beleg van Alkmaar.
Tumblr media
Het kasteel was in 1572 en 1573 het hoofdkwartier van de Spanjaarden tijdens het Beleg van Haarlem. In 1573 werd Huis ter Kleef opgeblazen door Don Frederik (de zoon van de hertog van Alva). Dit deed hij om te voorkomen dat de Geuzen zich in het kasteel zouden vestigen om Haarlem te heroveren.
Nadat het kasteel in 1573 was opgeblazen door Don Frederik sloopten de Haarlemmers in 1576 een deel van de ruïne om de bakstenen te gebruiken voor het herstel van de stad na de grote brand in Haarlem van 1576.
Tumblr media
In 1578 kwam Huis ter Kleef weer in handen van de familie Van Brederode. Zij besloten de ruïne niet meer op te bouwen en alleen de Kaatsbaan (of het 'Huis met het torentje'), dat niet was opgeblazen, te gebruiken.
Omdat de opvolging binnen de familie Van Brederode een probleem vormde, werd in 1600 het erfrecht van de familie omgezet in 'sterfelijk mansleen'. Ook zusters, dochters en kleinkinderen konden het kasteel nu erven.
Middels een huwelijk met de familie Dohma kwam Huis ter Kleef in handen van de Duitse graaf Frederik Adolf van Lippe. Het land om de ruïne van het kasteel gaf weinig opbrengst en de schulden van het landgoed liepen hoog op.
In 1713 had Von Lippe zoveel schulden dat hij een deel van zijn bezittingen moest afstaan, waaronder Huis ter Kleef. De ruïne en het land eromheen werden door de stad Haarlem gekocht. Vanaf die tijd brokkelde de ruïne in snel tempo af. De Haarlemmers gebruikten de stenen voor het bouwen van nieuwe huizen.
Tumblr media
Sinds 14 april 1909 liggen de ruïne en Kaatsbaan in de Stadskweektuin. Slechts een klein deel van de ruïne is nu nog zichtbaar, de rest ligt onder het zand van het eilandje waar de ruïne op staat.
De eigenaren van Huis ter Kleef
Pieter van Rolland
Willem de Bastaard
Willem de Cuser
Willem de Cuser (junior)
Catharine de Cleve
Familie Van Borssele (vanaf 1433)
Familie Brederode (1492-1568)
Don Frederik (1570-1573).
 Huis te Aelbrechtsberg in Bloemendaal is niet meer terug te vinden, maar desondanks wil ik u er over vertellen over de historische betekenis.
Tumblr media
Het voormalige huis werd ook wel als volgt genoemd: Huys te Blommendael of Aelbertsbergh of Aelberberg of Albertsberg.
De etymologie zegt dat het genoemd is naar St. Adelbert, de apostel van Kennemerland.
Het huis Aelbrechtsberg fungeerde als een bestuurscentrum voor de graaf van Holland. Tal van oorkonden werden er binnen de muren van Aelbrechtsberg opgesteld. De Rooms-koning Willem (graaf Willem II) ontving daar ondermeer een deputatie van de stad Utrecht op 21 juni 1255.
Ook graaf Floris V was, volgens de historie,  veelvuldig op het slot aanwezig.
In 1333 kwam het in bezit van Hendrik van Brederode. Het kasteel raakte echter in de 14e eeuw in verval. Wel werd het in 1502 nog bewoond. Of het huis deels of volledig herbouwd was, is onduidelijk.
In 1558 werd het lege huis betrokken 'door scamele luijden' om daar een brouwerij in te beginnen. In 1617 waren er 3 eigenaars en werd het omschreven als 'het huijs te Bloemendaal met de twee boomgaarden, het visrijke meer, zijn singelen en nog een cooltuijntje'. In 1627 was Lukas van Valkenburg  de eigenaar. Na 1658 werd er een nieuw huis neergezet.
In 1813 werd het inmiddels vervallen huis (zoals gebruikelijk was in die tijd) voor de sloop verkocht.
25-2-2023
1 note · View note
havenpoort · 1 year
Text
De geslachten Van Teylingen en Van Brederode
Tumblr media
De oudst bekende, bewezen stamvader van het geslacht Van Teylingen is Willem van Teylingen (1198-1244). Willem had een broer, Dirk Drossaet, dit is de stamvader was van de heren van Brederode.
Dirk van Teylingen, heer van Brederode (Latijn: Theodericus de Theylingen) (ca. 1180 - 1236) was heer van Brederode en drossaard van de graven van Holland.
Hij was een zoon van Willem van Teylingen, er worden mogelijk twee moeders aan hem gelinkt, Maria van Castricum of Agnes van Bentheim. Dirk (I) wordt door historici gezien als grondlegger van het huis Brederode; het grondgebied van Brederode was echter al in het bezit van zijn vader, die uit het geslacht Van Teylingen voortkwam, waardoor hij mogelijk niet de eerste heer van Brederode was.
In 1226 werd Dirk benoemd tot drossaard aan het hof van de graaf van Holland. Hij diende onder Floris IV van Holland en Willem I van Holland. Bij afwezigheid van de graaf was hij zijn eerste vervanger.
Dirk huwde omstreeks 1215 met Aleid Alveradis van Heusden; zij kregen minstens zes kinderen:
Willem, 2e. heer van Brederode 1226—1285 - Opvolger
Dirk van Brederode 1228—±1279, rond 1255 tot ridder geslagen.
Floris van Brederode 1230—1306, heer van Doortoge en van Zegwaard
Aleidis van Brederode 1232—±1262
Catharina van Brederode 1234—?
Agnies van Brederode ±1245—±1280
Aleid van Heusden huwde na de dood van Dirk met Herbaren II van der Lede.
Stamvader Willem van Teylingen is degene die het stamslot van de familie liet optrekken: kasteel Teylingen bij Sassenheim.
Tumblr media
Het oudste gedeelte van het kasteel, de ringmuur, werd gebouwd kort na 1200.
Het geslacht Van Teylingen zag zijn invloed in de grafelijke omgeving in die jaren (vanaf circa 1220) toenemen. Dat ging vaak ten koste van andere adellijke geslachten. Zo verdwenen zowel Dirk van Voorne als Otto van Poortvliet vanaf 1226 definitief uit de grafelijke omgeving. 
In dezelfde periode lijken de Van Teylingens vanuit hun stamslot bij Sassenheim hun invloedssfeer richting Warmond te hebben uitgebreid. Nadat heer Frank van Warmond was overleden en slechts een erfdochter naliet, maakte Willem van Teylingen handig gebruik van het machtsvacuüm.
Hij bouwde een nieuw kasteel binnen de grenzen van het ambacht Warmond (later bekend geworden als 'Dirks Steenhuis') van waaruit hij nieuwe ontginningen leidde in het Warmonderbroek.
Tumblr media
Dirks Steenhuis, dat lag bij de Warmondse Oude Dam, werd zo genoemd omdat heer Dirk van Teylingen (†1282) het kasteel 'onse steenhues' noemde. Waarschijnlijk werd het gebouwd door diens vader heer Willem van Teylingen, in de eerste helft van de 13de eeuw.
De laatste Van Teylingen die op het kasteel woonde was Jan van Teylingen (†ca. 1304). Het kasteel werd daarna in leen gegeven aan de heer van Voorne. Halverwege de 14de eeuw werd het kasteel verhuurd. In de tweede helft van de 14de eeuw was Dirks Steenhuis echter zo bouwvallig geworden, dat het gesloopt werd. In 1965 is het door kasteelkundige Renaud opgegraven.
Toen Willem van Teylingen in 1244 overleed, werd hij opgevolgd door zijn zoon Dirk van Teylingen. Deze stond aanvankelijk dicht bij graaf Floris V van Holland. Rond 1275 zag Dirk zijn invloed bij de graaf echter afnemen, waarop hij aansluiting zocht bij diens neef Floris van Avesnes. Met name droeg Dirk zijn Warmondse 'Steenhuis' in leen op aan Floris van Avesnes.
Graaf Floris wantrouwde dit zeer en joeg de Van Avesnes zijn graafschap uit. Ook werd Dirk van Teylingen uit de grafelijke omgeving verwijderd. Dirk overleed in 1282, en zijn oudste zoon overleed een paar weken later zonder een mannelijke erfgenaam na te laten, waardoor de hoofdtak van het geslacht Van Teylingen uitstierf. Het stamslot verviel aan de grafelijkheid. Een jongere zoon van Dirk, Jan van Teylingen bleef echter het Warmondse Steenhuis bewonen tot hij in (of kort voor) 1304 kinderloos stierf.
Willem van Teylingens jongere zoon Simon was de vader van Willem van Teylingen (gestorven 1320), die aanwezig was bij de gevangenneming van graaf Floris V van Holland op 23 juni 1296. Hij kon in augustus 1296 uit kasteel Kronenburg ontsnappen, waar de moordenaars van de graaf hun toevlucht hadden gezocht. Hij huwde de dochter van een Utrechtse koopman.
De Brederodes stammen af van de heren Van Teylingen (via Dirk van Teylingen (1205-1231)) en hebben zich in de tweede helft van de 13e eeuw naar het nieuwe Kasteel Brederode bij Santpoort genoemd, dat werd gebouwd tussen 1282 en ca. 1292 in opdracht van Willem I van Brederode.
Ze speelden in de Hoekse en Kabeljauwse twisten een grote rol als veldheer aan de Hoekse kant. In 1351 werd het kasteel daarbij veroverd door de Kabeljauwse Gijsbrecht II van Nijenrode na een belegering waarbij het grootste deel van het fort werd verwoest.
Het kasteel werd gesloopt en midden 14e eeuw weer opgebouwd, om (waarschijnlijk) in 1426 opnieuw te worden verwoest en in 1461 weer gedeeltelijk te worden hersteld, waarna het in 1573 door Spaanse soldaten werd geplunderd en in brand gestoken. Sindsdien is het een ruïne.
De familie speelde ook een belangrijke rol bij het begin van de Opstand, via Hendrik van Breerode (1531-1568), die heer van Vianen was.
Tumblr media
De familie Brederode was in 1414 ook heer van Vianen geworden door een huwelijk tussen Walraven I en Johanna van Vianen. De Vrije heerlijkheid Vianen werd door hen bestuurd, waarbij het hier gelegen kasteel Batestein – na de verwoesting van slot Brederode – hun hoofdresidentie werd.
In 1679 stierf Wolfert van Brederode, de laatste heer van Brederode, waarmee de kasteelruïne Brederode verviel aan de Staten van Holland.
De heerlijkheid Vianen ging door vererving over aan een bastaardtak van Reinoud III van Brederode (1492-1556); de heren van Bolswaert. Keizer Jozef II verleende deze tak de titel van rijksgraaf van Brederode. In 1832 overleed het laatste familielid van deze bastaardtak.
Heren van Brederode
Dirk I, 1e heer van Brederode (1180-1236)
Willem I, 2e heer van Brederode (1226-1285)
Dirk II, 3e heer van Brederode (1252-1318), baljuw en bekend van de pacificatie van de Friezen
Hendrik I, 4e heer van Brederode (?-1345)
Dirk III, 5e heer van Brederode (1308-1377)
Reinoud I, 6e heer van Brederode (1336-1390)
Jan I, 7e heer van Brederode (1370/72-1415), kloosterling
Walraven I,  8e heer van Brederode (1370/73-1417), stadhouder van Holland
Reinoud II, 9e heer van Brederode (1415-1473)
Walraven II, 10e heer van Brederode (1455-1531), heer van Vianen en Ameide
Reinoud III, 11e heer van Brederode (1494-1556)
Hendrik II, 12e heer van Brederode (1531-1568) zie ook: (Eedverbond der Edelen)
Reinoud IV, 13e heer van Brederode (1520-1584)
Walraven III, 14e heer van Brederode (1547-1614)
Walraven IV, 15e heer van Brederode (1596-1620)
Joan Wolfert, 16e heer van Brederode (1599-1655)
Hendrik III, 17e heer van Brederode (1638-1657)
Wolfert, 18e heer van Brederode (1649-1679)
Andere leden
Hendrik van Brederode (kapitein), kapitein van Hoeks Rotterdam
Frans van Brederode (1465-1490), bekend uit de naar hem genoemde Jonker Fransenoorlog
Gijsbrecht van Brederode (1416-1475), bisschop van Utrecht
Hendrik van Brederode (1531-1568) heer van Vianen, een leider tijdens de Tachtigjarige Oorlog
Hendrik van Brederode (1545-1573), heer van Asten
Lancelot van Brederode (?-1573), militair en watergeus
Joris van Brederode (?-1489), burgemeester van Rotterdam
Nicolaas van Brederode,  luitenant-kolonel van de Staatsen en stadscommandant van Venlo in de Tachtigjarige Oorlog
Kastelen
Kasteel Brederode te Santpoort
Kasteel Batestein te Vianen (Utrecht)
Huis ter Kleef te Haarlem
Stadskasteel Groenmarkt te Den Haag
Stadskasteel Lange Voorhout te Den Haag
Batenstein te Papendrecht
Dirk II
1256-1318
Heer van Brederode
Periode
? - 1318
Voorganger
Willem I van Brederode
Opvolger
Hendrik I van Brederode
Vader
Willem I van Brederode
Moeder
Hildegonde van Voorne
Dirk van Brederode (± 1256 Santpoort – 16 december 1318 te Reims, overleden op de terugweg uit Palestina), bijgenaamd De Goede, was heer van Brederode (1285), baljuw van Kennemerland (1288) en ridder (1290). Hij ligt begraven in de Dominicanenkerk te Reims. Hij was een zoon van Willem I van Brederode en Hildegonde van Voorne.
Levensloop
Dirk wordt voor het eerst vermeld in een oorkonde als 'ridder Dirk' in oktober 1268, hij is getuige en mede-zegelaar van Floris V van Holland in Brugge. Hij neemt in 1272 deel aan zijn eerste veldtocht tegen de West-Friezen. Deze tocht verloopt slecht en wordt beëindigd met een veldslag bij Heiloo op 20 augustus 1272. In 1282 volgde de tweede Friese veldtocht van Dirk II. Hierbij werd het stoffelijk overschot van Willem II van Holland, de vader van Floris V, teruggevonden in Hoogwoud, waarna deze veldtocht succesvol werd afgesloten.
Hij nam weer deel aan zijn derde veroveringstocht van West-Friesland in 1287 onder leiding van Floris V van Holland door middel van een vloot invasieschepen. Hierbij speelt hij een grotere rol en draagt hij de titel 'Admiraal van Holland'. Door een hevige storm, gevolgd door een vloed in december 1287, werden grote delen van West-Friesland overstroomd. Mede door een list wist Dirk en zijn mannen met hun schepen de opstandige Friezen te onderwerpen. In hetzelfde jaar trok hij voor Floris V met een leger naar Utrecht om de heren van Amstel en van Woerden gevangen te nemen.
In april 1304 maakte Dirk II deel uit van de edelen die zich succesvol tegen de indringende Vlamingen verzetten. In augustus 1315 maakte hij deel uit van een veldtocht in Vlaanderen. Na een bedevaart werd Dirk II door een ziekte getroffen en hij stierf op de terugweg naar huis in Reims op 16 december 1318.
Huwelijk en kinderen
Trouwde rond 1290 met Maria van der Lecke, (overleden op 1 april 1307), dochter van Hendrik II, heer van de Leck en Jutte van Borsele. Dirk II kreeg minstens vier kinderen met Maria van der Lecke:
Willem Dirksz van Brederode (1278-1316). Willems zoon Dirk III van Brederode volgde Willems broer Hendrik in 1345 op als 5e Heer van Brederode.
Hendrik I van Brederode (gesneuveld bij Staveren in 1345), 4e Heer van Brederode (1318-1345), trouwde met Elisabeth alias Isabella van Fontaines. Hun zoon Willem overleed vóór 1333.
Catharina van Brederode (overleden 1372), trouwde met Jan I van Polanen.
Jutte van Brederode (overleden 1346).
Elisabeth, non in de abdij van Rijnsburg.
Hendrik van Brederode
Heer van Brederode en Vianen
Periode
1556 - 1568
Voorganger
Reinoud III van Brederode
Opvolger
Reinoud IV van Brederode
Burggraaf van Utrecht
Periode
1556 - 1568
Voorganger
Reinoud III van Brederode
Opvolger
?
Vader
Reinoud III van Brederode
Moeder
Philippa van der Mark
Hendrik van Brederode, bijgenaamd Grote Geus ("le Grand Gueux") of Hendrik II van Brederode (Brussel, 20 december 1531 – Recklinghausen, 15 februari 1568) was een Nederlans edelman.
Tumblr media
Leven
Hendrik van Brederode, heer van Brederode, Vianen, Schoorl, 't Oog, Bergen NH en burggraaf van Utrecht, was de oudste zoon van Reinoud III van Brederode en Philipote van der Marck. In 1557 huwde hij met Amelia van Nieuwenaar-Alpen te Vianen. Zij bleven kinderloos.
Hij werd in 1565 lid van het Eedverbond der Edelen en bood op 5 april 1566 het eerste Smeekschrift aan Margaretha van Parma aan. Van Brederode riep te Sint-Truiden de vergadering bijeen (14 juli 1566) en behoorde tot het Compromis van Breda (1567).
Hij wierf troepen te Antwerpen, bracht een aantal hiervan per schip naar Vianen, terwijl zijn commandant Bombergen ‘s-Hertogenbosch veroverde. Hendrik trachtte zich tevergeefs meester te maken van Utrecht en Amsterdam, maar het door hem bij Antwerpen samengebrachte legertje onder leiding van Jan van Marnix werd op 13 maart 1567 in de slag bij Oosterweel door generaal Beauvoir verslagen terwijl de steun door de Antwerpse calvinisten persoonlijk door Willem van Oranje werd tegengehouden.
Brederode werd in maart van dat jaar tot kapitein-generaal van Amsterdam benoemd. Samen met zijn vriend Lenaert jansz de Graeff, die zijn adjudant was, werd Brederode in april door de Spaanse veldheer Filips van Noircarmes afgezet.
Toen na de val van Valencien het verzet ineen zakte, verlieten zijn troepen Vianen en trokken naar Duitsland. Nadat Hendrik van Brederode vergeefs gepoogd had weer bij Margaretha van Parma in de gunst te komen, week hij op 27 april 1567 uit naar Emden.
In juni 1567 bezocht hij Willem van Oranje in zijn slot te Dillenburg. Teleurgesteld over diens weigering om zich achter de gewapende opstand te scharen, schrapte hij hem uit zijn testament.
Op 28 mei 1568 werd hij door de Raad van Beroerten bij verstek gevonnist, maar hij was toen reeds op 15 februari 1568 in ballingschap op kasteel Horneburg bij Recklinghausen bij  overleden.
Historische betekenis
Over het optreden van Hendrik van Brederode wordt thans zeer verschillend geoordeeld: enerzijds is hij, reeds vanaf de 16e eeuw, geëerd als een van de grondleggers van de Nederlandse Opstand, anderzijds is hij, vooral in de 19e eeuw, sterk bekritiseerd om zijn onrechtmatig optreden, zijn drankzucht en bovenal om het gegeven dat zijn gewapende verzet tegen de regering had gefaald.
De leiding van het verzet werd rond 1566 overgenomen door een broer van Willem van Oranje, Lodewijk van Nassau, die eveneens met weinig succes de slag bij Heiligerlee (1568) leidde en later bij Mook sneuvelde.
Tot 1572 was het optreden van het verzet niet succesvol te noemen. Pas toen de watergeuzen onder leiding kwamen van Willem van der Marck, heer van Lumey en volle neef van Hendrik van Brederode, werd de strijd succesvoller.
Overigens speelde Willem van Oranje een dubieuze rol bij de afwikkeling van het testament van Hendrik van Brederode. In eerste instantie was Willem van Oranje door Hendrik als erfgenaam aangewezen, maar later herriep hij dit omdat hij weinig steun van hem had gekregen in het verzet tegen de Spanjaarden. Met name toen het geuzenleger van Hendrik vlak bij Antwerpen in 1567 werd verslagen, werd hulp door Oranje ontzegd en de beschikbare hulptroepen tegengehouden.
De Staten van Holland moesten eraan te pas komen om het testament te bekrachtigen, maar dat verhinderde Willem van Oranje er niet van om de stad Vianen te bezetten. Deze stad bleef een vrije heerlijkheid en werd geen deel van de Republiek. Dit eindigde in 1725 toen de Staten van Holland en West-Friesland voor een recordbedrag van 898.200 gulden de rechten kochten van het geslacht van de Graven van Lippe, de opvolgers van het geslacht Brederode in vrouwelijke lijn, nadat het geslacht in mannelijke lijn in 1679 was uitgestorven.
Voorouders van Hendrik van Brederode
Overgrootouders
Reinoud II van Brederode
 (1415–1473) ∞ Jolanda van Lalaing 
(–1497)
Wolfert VI van Borselen 
(1430–1487) ∞ Charlotte de Bourbon-Montpensier 
(1445–1478)
Robert I van Arenberg
 (1440–1487) ∞ Johanna Marley
 (1445–)
Philips van Croy van Chimay
 (1434–1482) ∞ Walburge van Meurs-Saarwerden 
(1440–)
Grootouders
Walraven II van Brederode (1462–1531) ∞ Margaretha van Borselen (1472–1507)
Robert II van Arenberg
 (1468–1536) ∞ Catherina van Croy-Chimay
 (1470–1544)
Ouders
Reinoud III van Brederode (1492–1556)
Tumblr media
∞ Philippote van der Marck (1500-1537)
Hendrik van Brederode (1531–1568)
Hendrik van Brederode (1545-1573)
Hendrik van Brederode
1545-1573
Heer van Asten
Voorganger
Reinoud IV van Brederode-Cloetingen
Opvolger
Wolfert van Brederode
Vader
Reinoud IV van Brederode-Cloetingen
Moeder
Margaretha van Doerne
Hendrik van Brederode, heer van Asten, moet niet worden verward met Hendrik van Brederode, die een belangrijke aanzet tot de Tachtigjarige Oorlog heeft gegeven, en die heer van Vianen was.
Gezin
Gehuwd met: Margaretha van Vladeracken
Kinderen:
Catharina van Brederode,
Wolfert van Brederode
Tumblr media
25-1-2023
0 notes
havenpoort · 1 year
Text
Het kasteel en de heren van Brederode
Tumblr media
De Brederodes stammen af van de heren Van Teylingen (via Dirk van Teylingen (1205-1231))
Het Huis Brederode was een adellijke familie, die afstamde van de heren Van Teylingen, die weer zouden afstammen van de graven van Holland, hoewel daarover twijfel is. Dirk van Teylingen (ook wel Dirk I van Brederode of Dirk Drossaat), een jongere broer van Willem van Teylingen, wordt door historici gezien als de grondlegger van het Huis Brederode, hoewel dit niet helemaal zeker is. Hij werd in 1226 benoemd als drossaat aan het hof van de graaf van Holland en had, bij afwezigheid van de graaf, bij volmacht het grafelijke gezag.
De graven van Holland voerden voortdurend strijd tegen de omringende gewesten, waaronder de West-Friezen. Graaf Willem II sneuvelt in die strijd. Zijn zoon Floris V neemt wraak, verslaat de West-Friezen en laat een aantal sterke kastelen bouwen om verdere opstanden in de kiem te smoren.
Zij hebben zich in de tweede helft van de 13e eeuw naar het nieuwe kasteel Brederode bij Santpoort  genoemd, dat een van eerdere kastelen, Brederode, werd gebouwd tussen 1282 en ca. 1292 in opdracht van Willem I van Brederode, Dirk van Brederodes zoon Willem (2e heer) en diens vrouw Hillegonda van Voorne.
Tumblr media
Het kasteel ligt op een strategische plek op een uitloper van een strandwal en omgeven door water, moeras- en veengebied, vlakbij het Huis te Aelbertsberg. Dit jachtslot van hun leenheer graaf Floris V, lag waarschijnlijk bij het huidige Caprera bij Bloemendaal. Willem was, evenals veel van zijn mannelijke nakomelingen, baljuw (een hoge ambtenaar op bestuurlijk en rechterlijk gebied) van Kennemerland. Zijn kleindochter Catharina trouwde met Jan I van Polanen en werd een van de stammoeders van het Nederlandse koningshuis. Een van de titels van koning Willem-Alexander is ‘heer van Polanen’.
Ze speelden in de Hoekse en Kabeljauwse twisten een grote rol als veldheer aan de Hoekse kant. In 1351 werd het kasteel daarbij veroverd door de Kabeljauwse Gijsbrecht II van Nijenrode na een belegering waarbij het grootste deel van het fort werd verwoest.  
Willem I wordt gevangen genomen. Drie jaar later wordt Dirk vrijgelaten en in 1354 bouwt hij zijn kasteel weer op. Maar de Hoekse en Kabeljauwse Twisten gaan door tot het eind van de 15e eeuw, de steden krijgen steeds meer macht en in 1426 wordt het kasteel opnieuw verwoest. Ditmaal door de Haarlemse Kabeljauwers.
Tumblr media
In 1461  laat Reinoud II (9e heer) de noordkant van kasteel Brederode in afgeslankte vorm weer bewoonbaar maken als edelmanswoning. Na zijn dood betrekt zijn weduwe Yolande van Lalaing, die als dochter van een stadhouder enige jaren op het Binnenhof in Den Haag woonde, het kasteel. De voogdij over haar minderjarige zonen was door familieleden afgenomen en ze werd verbannen van kasteel Batestein. Zij werd de laatste kasteelvrouwe tot 1492.
Het kasteel wordt dan door Duitse huurlingen tijdens de Opstand van het Kaas en Broodvolk zodanig beschadigd dat bewoning niet meer mogelijk is. De genadeklap komt in 1573 na het beleg op Haarlem door Spaanse soldaten tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Het kasteel verandert in een ruïne.
De familie speelde ook een belangrijke rol bij het begin van de Opstand, via Hendrik van Brederode (1531-1568), die heer van Vianen was.
Vanaf 1414 wonen de heren van Brederode vooral op kasteel Batestein in Vianen dat in hun bezit is gekomen door het huwelijk van Walraven I (8e heer) met Johanna van Vianen.
De Vrije heerlijkheid Vianen werd door hen bestuurd, waarbij het hier gelegen kasteel Batestein – na de verwoesting van slot Brederode – hun hoofdresidentie werd.
Grote Geus
De heren van Brederode blijven echter een belangrijke rol spelen in de Nederlanden. Hendrik II (12e heer) is leider van de opstand in de Lage Landen tegen de Spaanse koning Filips II, nog voordat Willem van Oranje zich in de strijd mengt. In kasteel Batestein wordt het 1e Smeekschrift der Edelen opgesteld tegen de inquisitie en door Hendrik aangeboden aan landvoogdes Margaretha van Parma. De edelen worden uitgemaakt voor gueux, Frans voor bedelaar. Waarop Hendrik een paar dagen later uitroept: “Als ik dan een geus (verbastering van gueux) ben, dan ben ik een grote geus!” Vanaf dat moment is zijn bijnaam Grote Geus en later noemen de opstandelingen zich naar hem, watergeuzen en bosgeuzen, en wordt ‘geus’ in de Nederlanden als eretitel gebruikt. Het is de opmars naar de Tachtigjarige Oorlog, die twee jaar later in 1568 uitbreekt. De halfbroer van Hendrik II, bastaard Lancelot van Brederode, vecht tijdens het beleg van Haarlem aan de kant van de opstandelingen. Haarlem houdt zeven maanden stand, maar wordt gedwongen te capituleren door hongersnood en Lancelot moet zijn verzet met de dood bekopen, hij wordt onthoofd.
Tumblr media
Al de familiebezittingen Van Brederode worden door de (Spaanse) Staat geconfisqueerd, nadat zij tijdens de Reformatie voor hun leven vreesden en naar het buitenland waren gevlucht. De familie begon een rechtszaak tegen de staat om de bezittingen terug te krijgen.
De laatste adellijke leden van de Brederode-familie in mannelijke lijn stierven echter uit in 1679 te Vianen. Het duurde een aantal eeuwen voordat de rechtbank uitspraak deed. Toen was er niemand meer die de adellijke afstamming kon aantonen en de erfenis wordt sindsdien beheerd door de Staat.
De laatste heren van Brederode
De machtigste en rijkste Brederode is Johan Wolfert (16e heer). Hij is in de 17e eeuw opperbevelhebber van het Staatse leger en zwager van de prins van Oranje, stadhouder Frederik Hendrik. Johan Wolfert heeft tijdens de Tachtigjarige Oorlog een groot aandeel in de verovering van een aantal steden op de Spanjaarden, waaronder ‘s Hertogenbosch. Tussen 1630 en 1655 was hij gouverneur van deze stad. Het grondbezit Kasteel Brederode geeft Johan Wolfert toegang tot de Ridderschap van Holland. Hij krijgt daarmee een stem in de Staten (toen de regering van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden). De Brederodes wonen afwisselend op hun landgoederen verspreid over de Republiek. In Den Haag wonen ze eerst aan de Lange Vijverberg en later in het Hof van Brederode – op de plek waar nu de Koninklijke Schouwburg staat – het trefpunt van de 17e. -eeuwse Haagse elite.
Johan Wolfert’s jongste zoon Wolfert wordt de 18e en laatste heer. In 1679, op 29-jarige leeftijd, sterft Wolfert kinderloos.
Er zijn geen wettige mannelijke erfopvolgers, waardoor het adellijke geslacht Brederode uitsterft. Het schild met het wapen van Brederode wordt gebroken en in zijn graf gelegd.
De heerlijkheid Vianen ging door vererving over aan een bastaardtak van Reinoud III van Brederode (1492-1556); de heren van Bolswaert. Keizer Jozef II verleende deze tak de titel van rijksgraaf van Brederode. In 1832 overleed het laatste familielid van deze bastaardtak.
Tumblr media
Bij de Ruïne van Brederode worden boerderijtjes gebouwd en de voormalige voorraadkamers worden gebruikt als stal. De Ruïne wordt ook een geliefd onderwerp voor diverse schilders, zoals Andreas Schelfhout en Piet Mondriaan.
Familiewapen
Tumblr media
Op een gouden achtergrond staat een rode leeuw met blauwe tong en nagels (gelijk aan het schild van de graven van Holland met daarop een barensteel. Dit laatste betekent een jongere tak; bij bastaardij staat er namelijk een schuine balk op. De Brederodes beweerden van het Hollandse gravenhuis (via de Van Teylingens) af te stammen en lieten dit in ieder geval in hun wapen zien. Tussen 20 februari en 1534 werden er processen gevoerd tegen de heer van Brederode door de procureur-generaal van de keizer. Het ging om het recht het wapen te voeren. Op 9 mei 1534 verklaarde landvoogdes Maria van Hongarije namens de keizer dat Reinoud het recht had het wapen van zijn voorouders te voeren, een leeuw met barensteel.
25-12-2023
0 notes