Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Verlangen naar de maaltijd
Gedachten over Lucas 22:7-23
Doorgaans eten we samen met familie of vrienden. Het kan zijn dat we met ons gezin samen eten. Het kan zijn dat we familie of vrienden uitnodigen om bij ons thuis te komen eten. Het kan ook zijn dat we uit eten gaan met vrienden, of met een vriend of vriendin. Je gaat niet uit eten met een wildvreemde. Je eet doorgaans met iemand met wie je een band hebt.
Het samen eten nodigt uit tot een goed gesprek, contact, tot een gezellig samenzijn. Veel mensen vinden het ook belangrijk samen te eten. Het is doorgaans niet zo dat elk gezinslid eten uit de koelkast pakt en voor zichzelf gaat eten.
Ook in het oude Oosten werd de maaltijd beschouwd als een mogelijkheid tot onderling contact, tot de uitoefening van vriendschap. We kunnen er soms zelfs naar verlangen om met een vriend of vriendin uit eten te gaan. We verlangen naar dieper contact en vriendschap.
Iets dergelijks lezen we ook in Lucas 22. De joden waren gewoon een Paasmaaltijd te houden. Dan vierden ze de bevrijding uit Egypte. Dat feest was en is voor hen belangrijk. Ze vieren het graag met familie en vrienden.
Die maaltijd moet voorbereid worden. Dat lezen we ook in Lucas 22. Jezus stuurt twee van zijn discipelen, Petrus en Johannes, erop uit om de Paasmaaltijd te bereiden. Eerst moeten ze een geschikte ruimte vinden en als ze die gevonden hebben moeten ze de maaltijd klaarmaken. Tot de ingrediënten van de maaltijd hoorden brood, bittere kruiden en een paaslam. De bittere kruiden waren het symbool van de bitterheid van de slavernij in Egypte. Het lam herinnerde aan het bloed dat aan de deurposten gestreken werd, zodat de engel van de dood hun deur voorbij kon gaan.
Zo bereiden Petrus en Johannes de pesachmaaltijd voor. Ja, we mogen ons voorbereiden op de maaltijd met Jezus. We mogen deze maaltijd niet alleen uiterlijk voorbereiden: het klaar zetten van brood en wijn, van de kan en de bekers. Maar we mogen ons ook innerlijk voorbereiden op deze maaltijd, op de ontmoeting met Jezus en de medegelovigen. We mogen er als het ware heen leven, er zelfs verlangen, want het is een bijzonder moment van ontmoeting.
Als Petrus en Johannes de paasmaaltijd hebben klaar gemaakt, gaat Jezus met zijn discipelen aanliggen, zoals toen de gewoonte was. En dan zegt Jezus in onze tekst van vanmorgen: “Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt”. Wat betekent dit? Jezus wil graag alleen zijn met zijn vrienden, samen met hen eten. Hij voelt Zich met hen verbonden. Ze hebben de afgelopen drie jaar veel met elkaar meegemaakt. Ze trokken het land door en verkondigden de goede boodschap: God ziet naar mensen om. Ze hadden mensen geestelijk bijgestaan, ze hadden diepe gesprekken met hen gehad. Ze hadden zelfs letterlijk stormen doorstaan.
En nu voelt Jezus dat er een eind komt aan zijn bestaan hier op aarde. Zijn dood is nabij. Die dood hangt als een zwaard van Damocles boven zijn hoofd. Aan de ene kant is dit tragisch: Jezus moet afscheid nemen van zijn vrienden, van zijn discipelen. Aan de andere kant weet Hij: Ik moet de dood ondergaan. Ik moet sterven om God en mens te verzoenen, om vrede te brengen in deze wereld. Dat is mijn opdracht.
Jezus kende de Schriften goed. Daarin was sprake van een zondebok, die op de grote verzoendag door de hogepriester symbolisch beladen werd met de zonden van het volk en de woestijn werd ingestuurd. Daar zou hij sterven.
Welnu, Jezus weet dat dit Hem ook gaat overkomen. Hij is als het ware een zondebok die beladen zal worden met de zonden van de wereld. Zodat die wereld vergeving van zonden kon krijgen, verzoening en vrede. Maarten Luther noemde dat een “vreemde uitruil”. Voordat dat gaat gebeuren wil Jezus graag nog voor de laatste maal eten met zijn discipelen. Hij heeft er zelfs hevig naar verlangd, zegt Hij in de tekst van vanmorgen.
Voelt u de tragiek van het moment, de beladenheid van Jezus’ woorden, de diepte van dit samenzijn?
Jezus beseft de diepte. Hij zal geen pesachmaal meer eten voordat het koninkrijk van God is aangebroken.
Het koninkrijk van God… daar was Hij op uit. Het zou een koninkrijk zijn van vrede en gerechtigheid, waar de mensen dicht bij God zouden leven en dicht bij elkaar. We weten dat we daar nu ver vandaan zijn. De een wil graag de ander overheersen. De god van het geld, de mammon, regeert, het egoïsme, het eigenbelang. We verlangen allemaal naar vrede en gerechtigheid. Om de weg daarheen te wijzen is Jezus gekomen in deze wereld.
Jezus viert de pesachmaaltijd met zijn discipelen, zoals ze dat gewend zijn. De discipelen zijn gelovige joden die in de joods e traditie zijn opgevoed. In die traditie vieren Jezus en zijn discipelen de pesachmaaltijd. Maar Jezus voegt iets aan deze maaltijd toe. Hoe?
Jezus dankt voor het samenzijn. Hij is blij dat Hij nog een laatste maal samen kan zijn met zijn discipelen. Ze delen brood en wijn. Het is niet: ieder voor zich, nee: ze delen. Ze geven de beker aan elkaar door. Ze geven het brood aan elkaar door. Het is een teken van het koninkrijk: geven en delen. Gebeurde dat maar meer in deze wereld. Wat zou die wereld er dan anders uitzien!
Maar voor Jezus is deze maaltijd niet alleen een herdenken van de bevrijding uit Egypte. Het is meer. Hij wijst naar Zichzelf. Als hij het brood uitdeelt, zegt Hij: “Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt”. Het brood symboliseert zijn lichaam dat Hij zal geven. Hij zal sterven voor de zonden van de wereld.
En als Hij de beker pakt, zegt Hij: “Deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten, is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt”. Weer diepgaande woorden, vol symboliek. Zoals het bloed van het lam, dat geslacht werd, een teken was van het verbond van God met zijn volk – zo is het bloed van Jezus, dat vergoten wordt aan het kruis, het teken van een vernieuwd verbond van God met zijn volk. God wil zijn liefde voor deze wereld opnieuw, indrukwekkend en symbolisch, duidelijk maken.
Maar we weten ook dat sinds Jezus de hele wereld nog meer in het vizier van God gekomen is dan ze al was. Jezus is gekomen niet alleen gekomen voor Israël, maar voor de hele wereld, voor u, jou en mij. Dat mogen we ook vieren aan het avondmaal. Want we doen vanmorgen wat Jezus gezegd heeft: “Doe dit telkens opnieuw, om Mij te gedenken”.
We mogen als gelovigen telkens opnieuw het avondmaal vieren om te denken aan het verlossend lijden van Jezus onze Heer. We mogen dat doen, tot Hij terugkomt aan het einde van de tijden. Dan mogen we met Hem de bruiloft van het Lam vieren. In het laatste Bijbelboek, Openbaring, lezen we: “Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het lam zijn uitgenodigd”. Ja, God nodigt ons uit voor de maaltijd, met Jezus, met elkaar. Het is een bijzonder, intiem moment, als we denken aan wat Jezus voor ons gedaan heeft , als we brood en wijn delen. Ja, we mogen verlangen naar dit moment, midden in een koude en kille wereld.

0 notes
Text
De tempelreiniging
Nehemia 13:1-14
“De tempelreiniging”. Dat is het thema van deze overdenking. Meestal denken we bij de tempelreiniging aan Jezus, hoe Hij de tafels van de geldwisselaars op het tempelplein omvergooide en de verkopers van offerdieren van het tempelplein wegjoeg. Hij was woedend vanwege zoveel commercie op het tempelplein. Op die manier werd de tempel ontheiligd.
Maar Jezus is niet de eerste die de tempel reinigde van onzuivere praktijken. We lezen het ook in Nehemia 13, hoe Nehemia dit ook al deed.
We lezen hier dat het volk weer wordt voorgelezen uit de wet van Mozes. Het volk moet weer vertrouwd worden met de wet, want ze waren die vergeten. En dan stuit men op verzen in Deuteronomium dat Ammonieten en Moabieten geen deel mogen uitmaken van Gods volk, ze mogen niet deelnemen aan de eredienst in de tempel. Waarom niet? Toen de Israëlieten aan de grenzen van het beloofde land stonden, weigerden de Ammonieten en Moabieten het volk te helpen met voedsel. Bovendien wilde hun profeet Bileam hen vervloeken. Maar we weten: die vervloeking werd veranderd in zegen.
De vraag is: sluit God dan mensen uit uit zijn gemeente? Nee, sinds Jezus zijn de deuren opengegaan en ieder die zijn naam belijdt mag behoren tot zijn gemeente, tot welk volk hij of zij ook behoort. Jezus maakt geen onderscheid.
Maar intussen gaat het in de tijd van Nehemia niet goed in Israël. Men vervalt weer tot dezelfde fout: God en zijn wet worden weer vergeten, en dat in een relatief kort tijdsbestek. Het gebeurt als Nehemia weer is vertrokken naar zijn oude baan. Hij is weer schenker bij de Perzische koning geworden. Maar als hij in Jeruzalem terugkomt om te kijken hoe het daar gaat, schrikt hij. Men denkt dat hij zo’n tien tot twaalf jaar is weggeweest.
Wat ziet hij? De priester Eljasib heeft achter zijn rug om de voorraadkamers van de tempel gegeven aan een familielid, aan Tobia. Die heeft daar een luxe appartement ingericht. Hij leeft daar als een ware vorst. Normaal gesproken waren de voorraadkamers bestemd om daarin de graanoffers, de wierook en het tempelgerei op te slaan. Die werden betaald uit de tienden die het volk moest opbrengen.
Merkt u het? Hier is sprake van corruptie en het bevoordelen van familieleden. In veel landen is dit nog zo en het is een plaag voor de samenleving. Je moet de goede connecties hebben, anders kom je nergens. Je moet de ander geld toestoppen, anders krijg je niets gedaan.
Als Nehemia dit ziet, wordt hij boos en hij neemt maatregelen, en geen halve. Hij gooit alle huisraad van Tobia naar buiten. Ziet u het voor u? Consternatie, daar in de tempel.
We moeten bovendien bedenken dat Tobia een Ammoniet was. Hij mocht helemaal niet in de tempel komen.
Nehemia beveelt dan de vertrekken te reinigen. We noemen dit een “ceremoniële reiniging”. De eredienst moet ongestoord, op een zuivere wijze plaatsvinden. Nehemia herstelt de oude situatie. Het tempelgerei, de graanoffers en de wierook laat hij weer terugbrengen. Daarvan moesten de Levieten leven. Maar toen er geen graan meer voor hen was liepen ze weg om hun eigen graan te verbouwen en stopten ze met hun dienst in de tempel. Dat gold ook voor de zangers en de poortwachters. De eredienst in de tempel valt stil.
Nehemia verwijt de bestuurders dan ook verwaarlozing van de eredienst.
Ja, zo lopen we het gevaar ons geloofsleven en de dienst aan God te verwaarlozen. Het gaat vaak niet van de ene op de andere dag, maar sluipend. We hebben het soms niet eens door. Maar we mogen ons bewust zijn dat dit gevaar bestaat. Maar het mooie is: we mogen altijd weer opnieuw beginnen. God geeft ons altijd een nieuwe kans.
Nehemia herstelt voor de tweede keer de tempeldienst. De Levieten komen weer terug naar de tempel. Ze doen daar weer dienst, zodat God weer aanbeden en geprezen kan worden. De priesters zingen weer in hun koren en ze offeren hun offers, namens het volk.
En dan lezen we aan het eind van onze perikoop het gebed van Nehemia: ”Mijn God, denk aan alles wat ik heb gedaan; laten de goede daden die ik heb verricht voor de tempel van mijn God en voor de eredienst, niet worden uitgewist”. Het lijkt erop of Nehemia zichzelf op de borst klopt: Ziezo, dat heb ik mooi voor elkaar. Hij heeft de tempel gereinigd van onzuiverheden, ja, van zonde en kwaad. Er was corruptie, zelfverrijking, nepotisme, verwaarlozing van de eredienst opgetreden. Dat had Nehemia goed gezien en hij was een man van God. Hij leefde naar de wet van God en hij kon het niet aanzien dat die wet werd vergeten en verwaarloosd.
Nehemia bedoelt in zijn gebed niet zo zeer zichzelf op de borst te kloppen, maar hij wil toch graag dat God zijn goede daden ziet èn hij wil graag dat zijn maatregelen beklijven, dat niet, zodra hij weer weg is, alles weer het oude wordt. “Als de kat van huis is, dansen de muizen”, is bij ons een spreekwoord. Welnu, dat was in Jeruzalem het geval en dat was enorm teleurstellend voor Nehemia. Het volk had zo plechtig beloofd zich weer aan de wet van Mozes te houden, maar al gauw waren ze die belofte vergeten.
Ja, dat is vaak ook voor ons een teleurstelling. Wij bouwen iets op, maar als we weg zijn, wordt het verwaarloosd of zelfs afgebroken.
Nehemia reinigde de tempel, Jezus reinigde de tempel. Soms is het nodig dat we schoon schip maken, dat we alles uit ons leven wegdoen wat verkeerd is. Het kunnen verkeerde gewoonten zijn, het kan gebeuren dat we alleen opkomen voor ons eigenbelang en de naaste niet zien staan, onze man , vrouw of kinderen. Het kan gebeuren dat we al te zeer gaan voor rijkdom en macht, dat we niet dienen, maar heersen. God roept ons op om ons leven te reinigen van het verkeerde.
De apostel Paulus schrijft ergens: “Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest”. Daarom mogen we ons lichaam onderhouden en er zuinig op zijn. We kunnen de Heilige Geest niet laten wonen in een verwaarloosde woning. Daarmee doen we God te kort. Nee, we mogen Hem op een zuivere wijze eren en dienen. We mogen onszelf reinigen.
Maar we mogen ook denken aan wat Jezus gedaan heeft: Hij bracht het offer van zijn leven aan het kruis om ons te reinigen, om ons te verzoenen met God. Naar hem mogen we kijken, in Hem mogen we geloven. Als we het avondmaal vieren, mogen we denken aan de reiniging die Hij voltrokken heeft, in de tempel, maar ook later aan het kruis.

0 notes
Text
Gisteren was de presentatie van mijn nieuwste boek "Een nomadisch bestaan. Over het komen en het gaan van een dominee" (een autobiografie) in Amersfoort.

0 notes
Text
Boekpresentatie
Programma boekpresentatie "Een nomadisch bestaan. Over het komen en het gaan van een dominee" op 14 januari a.s.
Boekhandel Riemer, Emiclaerhof 18, Amersfoort
19.30-20.00 uur: inloop
20.00 uur: welkom door Margit
Interview met de auteur: waarom heb je dit boek geschreven?
PowerPointpresentatie
De auteur leest voor uit eigen werk
Vragen vanuit het publiek
Aanbieding boek
21.00 uur: sluiting
Signeren boek, hapje en drankje
22.00 uur: einde avond
Hartelijk welkom! Je kunt je aanmelden bij mij: [email protected]
0 notes
Text
Boekpresentatie
Op 14 januari a.s. vindt de presentatie plaats van mijn boek “Een nomadisch bestaan. Over het komen en het gaan van een dominee”, uitgegeven door Uitgeverij Boekscout in Soest. De presentatie is bij boekhandel Riemer, Emiclaerhof 18, Amersfoort. Vanaf 19.30 uur is er inloop. Om 20.00 uur begint de presentatie. Belangstellenden zijn van harte welkom.
In verband met de catering graag je vóór 11 januari a.s. opgeven bij mij: [email protected].
0 notes
Text
Boek
Vanaf vandaag is mijn nieuwe boek verkrijgbaar bij de boekhandel of uitgeverij Boekscout. De titel is: Een nomadisch bestaan. Over het komen en het gaan van een dominee. Het is een autobiografie. Zie ook onderstaande link.
0 notes
Text
De liefde van Christus
Rom. 8:31-39 – tekst: Rom. 8:35
In deze meditatie zullen we met elkaar nadenken over het thema: “Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus?”
Op de laatste dag van het jaar kijk je terug op het afgelopen jaar. Wat heeft het me gebracht? denk je. Wat is mijn situatie nu? En hoe is het gesteld met de wereld?
Als je zo over de dingen nadenkt bekruipt je soms een gevoel van angst. Ik ben een kwetsbaar mens. Hoe zal het verder gaan met mijn gezondheid? Of: hoe kan ik de eindjes aan elkaar knopen? Of: hoe gaat het met mijn kinderen? Dat zijn persoonlijke vragen.
Maar je kunt je ook afvragen: hoe gaat het verder met de wereld? Er zijn zoveel dreigingen, conflicten, oorlogen. Er wordt zelfs gedreigd met een kernoorlog. En hoe zal het verder gaan met de aarde? Overleeft de mensheid wel of sterven we uit omdat onze planeet onbewoonbaar is geworden?
Allerlei angsten kunnen ons regeren.
De apostel Paulus herkent dit. Ook hij leeft in een onzekere wereld. Ook toen had je veel conflicten en het leven van de christenen was niet altijd gemakkelijk. Maar hij bemoedigt de christenen van Rome en ook ons. “Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?” zegt hij aan het begin van onze perikoop. En dan wijst hij op Jezus Christus. God heeft Hem aan deze wereld gegeven, om te sterven voor onze zonden. Als Hij zelfs zijn eigen Zoon geeft, zal Hij dan ook niet alles voor ons over hebben?
Gods liefde is groot. Paulus zegt in onze tekst van vanavond: “Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus?” Jezus stond in dienst van zijn Vader en had zijn leven over voor ons. Dat mag de grond van ons bestaan zijn, de hoop van ons leven. Al is er tegenslag in ons leven, ellende, vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard, de liefde van Christus draagt ons, ook door de diepten heen. Ik moet dan denken aan die bekende woorden uit Psalm 23: “Al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik ben niet bang, want uw stok en uw staf vertroosten mij”.
Gemeente, deze woorden mogen ons dragen, ook over de drempel naar een nieuwjaar. Ze mogen ons moed geven, vertrouwen in de hemelse Vader, vertrouwen in de toekomst.

0 notes
Text
Het woord is mens geworden
Joh. 1:1-14
Met kerst horen we vaak de verhalen van het kind Jezus in de kribbe, Jozef en Maria, de engelen en de herders. Maar het kerstevangelie van de apostel Johannes klinkt heel anders. Johannes lijkt hier wel een filosoof. Er waren in zijn tijd mensen die zeiden: “God is niet echt mens geworden. Het was allemaal maar schijn. Dat God mens wordt past helemaal niet bij Hem”. Anderen, bijvoorbeeld de Joden zeiden: “God is zo hoog verheven, Hij kan helemaal niet onder ons wonen. Dat past niet bij Hem”.
Wat zegt Johannes hier over? Het zijn geen eenvoudige woorden die hij hier schrijft. Met het Woord bedoelt hij God of zijn Zoon, Jezus. Hij bedoelt: Jezus was al bij God de Vader vóór Hij in de kerstnacht naar deze wereld kwam. Het is voor ons onbegrijpelijk, maar hij zegt: “Jezus was er eigenlijk altijd al”. Maar wat gebeurde er met kerst? In Hem kwam God naar deze wereld. Hij kwam onder ons wonen. Hij was zo begaan met ons lot dat Hij dat deed. Hij voelde zich niet zo hoog boven ons verheven dat Hij op zijn troon bleef zitten. Nee, Hij daalde af naar ons mensen. Hij werd tastbaar en zichtbaar. Dat is het mooie van kerst.
Het was nodig dat God Zelf naar deze wereld kwam, want deze wereld was gehuld in duisternis. Veel mensen kenden Hem niet of ze keerden zich van Hem af. Er was ook veel haat en nijd in deze wereld, corruptie, zedeloosheid. Het Romeinse rijk, dat in Johannes dagen bestond, was daar vol van. Maar ook vandaag de dag is de situatie niet veel beter. Wat dat betreft is de mens in tweeduizend jaar niet of nauwelijks veranderd. We lijken wel niet te leren van onze fouten. Het lijkt wel of iedere generatie dezelfde fouten moet maken. In iedere generatie is er oorlog en geweld, zelfzucht, egoïsme, machtswellust, oneerlijkheid, discriminatie, noemt u maar op. Daarom is Johannes’ boodschap zo mooi: In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Jezus zou later zeggen: “Ik ben het Licht van de wereld”. Hij geeft ons licht, het licht dat wij zo nodig hebben. Licht betekent leven. Een mens heeft licht nodig, lichamelijk, maar ook geestelijk. Zonder licht gaan we dood.
Wel werd Jezus tijdens zijn leven geconfronteerd met de machten van de duisternis. Al heel gauw probeerde de satan Hem te verleiden om hem te aanbidden in plaats van te gehoorzamen aan zijn hemelse Vader. Maar Jezus hield stand. De duisternis heeft het niet in haar macht gelregen”, zegt Johannes.
De komst van Jezus Messias werd voorbereid door een profeet als Johannes de Doper. Die was het Licht niet zelf, maar was er om te getuigen van het Licht. Maar Johannes en Jezus werden door velen niet begrepen. Johannes werd gefusilleerd in de gevangenis en Jezus gedood aan het kruis. Dat is tragisch. Ja, de wereld staat vaak vijandig tegenover Jezus, of sceptisch, of cynisch. Johannes schrijft: “De wereld kende Hem niet en de wereld ontving Hem niet”, toen niet en nu niet.
Maar we moeten niet generaliseren. Gelukkig zijn er ook mensen die Hem wel kennen en Hem wel ontvangen. En wat zegt Johannes van hen? God heeft hun het voorrecht gegeven om kinderen van Hem te worden. Hoort u het? Het is een voorrecht om te geloven, een voorrecht om Gods kind te zijn. Waarom? Omdat God ons dit in het hart geeft door zijn Heilige Geest. Die werkt in ons. Als je een zaadje plant in de grond en je geeft het regelmatig water, dan komt daar een plant of een boom uit voort. Welnu, de Heilige Geest heeft het zaad van het geloof in ons hart geplant. En wij? Wij mogen het water geven, onderhouden, zodat dat zaadje een plan wordt of een boom, de boom van het geloof. We mogen ons geloof onderhouden door de Bijbel te lezen, te bidden en daar te komen waar Gods Woord wordt uitgelegd: de kerk. Daar zijn onze broeders en zusters, met wie wij samen geloven en die elkaar ondersteunen.
Vers 14, de tekst van vanmorgen, zou je een soort samenvatting kunnen zien van het vorige. Ja, God is mens geworden en heeft onder ons gewoond: in Bethlehem, in Israël. En nu woont Hij nog steeds onder ons: door zijn Heilige Geest. Ons hart wordt een tempel genoemd, waar de Geest woont. In Jezus zien we Gods genade en waarheid, zien we God Zelf. In Jezus zien we Gods grootheid, want Jezus is Gods Zoon.
Het is uniek wat er destijds in de kerstnacht is gebeurd: God is vlees geworden, of mens geworden. Hij kwam onder ons en Hij komt nog steeds onder ons, elke dag, elk ogenblik. Geloven we in zijn Naam? Staan we open voor Hem? Amen.
0 notes
Text
Mijn familie
In juli dit jaar verscheen mijn boek “Van origine Hongaars. Een familiekroniek”.
Mijn ouders
Ik ben van Hongaarse afkomst. Mijn ouders zijn geboren en getogen in Hongarije. Mijn vader studeerde theologie aan de theologische faculteit van de Gereformeerde Kerk in Boedapest. Via een van zijn hoogleraren kreeg hij een studiebeurs om voor twee of drie jaar te studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij vertrok uit Hongarije in 1948. Hongarije was toen bezet door de Russen. Onder invloed van hen trok de Communistische Partij steeds meer macht naar zich toe. Stukje bij beetje veranderde het land in een communistische staat. In 1949 werd dan ook de volksrepubliek uitgeroepen. Mijn vader zag dit met vreze en beven aan. Hij besloot voorlopig dan maar niet terug te keren en de situatie af te wachten. Hij werd predikant in een gemeente in Friesland.
Mijn moeder kwam in 1950 naar Nederland. Zij is half Hongaars, half Nederlands. Haar moeder was Nederlands. Ze was getrouwd met een Hongaars predikant. In 1950 was de grootvader van mijn moeder Nederlands ambassadeur in Israël. Mijn grootouders wilden niet dat mijn moeder opgroeide onder een communistisch bewind. Ze stuurden haar naar Israël. Hoe het mijn moeder gelukt is om een paspoort te krijgen om het land uit te reizen, weet ik niet. Dit is een van de vele raadsels die onze familie omgeven. Na een jaar in Israël gewoond te hebben, ging ze naar Nederland, alwaar ze theologie ging studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daar ontmoette ze mijn vader en in 1952 trouwden ze.
Ik denk dat mijn ouders definitief niet besloten terug te gaan naar Hongarije na de mislukte opstand van 1956. Ze vroegen het Nederlandse staatsburgerschap aan en in 1960 naturaliseerden we, terwijl we nota bene in België woonden.
Mijn ouders durfden niet naar Hongarije te gaan voor familiebezoek of vakantie. Ik denk dat ze bang waren dat ze opgepakt zouden worden, omdat ze illegaal waren weggebleven. Maar Hongarije heeft hen nooit losgelaten. Ze bleven zich voor het land interesseren. Een feit is wel dat de Hongaarse geheime dienst zich ook voor hen interesseerde. Deze stuurde geheim agenten op hen af om er achter te komen of ze ook activiteiten ontplooiden die de Hongaarse staat ondermijnden. Deze agenten waren predikanten die samenwerkten met het regiem.
Verzameling materiaal
Vanaf 1969 begon mijn vader met het verzamelen van materiaal over een verre voorvader: Mihály Végh van Kecskemét. Deze leefde rond 1562. Er is weinig van hem bekend.
Toen mijn oma in 1970 plotseling overleed, trokken mijn ouders de stoute schoenen aan en ze vroegen een visum aan voor Hongarije om de begrafenis van mijn oma mee te maken. Ik ging met hen mee. Het zou mijn eerste bezoek aan Hongarije worden. Ik was toen zeventien jaar. Met vreze en beven gingen we erheen. Mijn vader bezocht toen voor het eerst sinds tweeëntwintig jaar zijn geboortestad Kecskemét. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om in het archief rond te snuffelen en informatie te zoeken over onze verre voorvader. Toen we weer in Nederland waren vroeg hij een tante om ook informatie te verzamelen en dat naar hem op ter sturen. De geschiedenis van Mihály Végh is interessant. Hij studeerde aan de universiteit van Krakau en leerde daar de leer van Luther kennen. Hij nam die mee naar zijn geboortestad en voerde daar het lutheranisme in. Later ging hij over op het calvinisme. Hoe kon hij dat doen? Hij was burgemeester en had grote invloed. Toen de Turkse legers naderden, sloot hij een verbond met de Rooms-katholieken. Gezamenlijk zouden ze de stenen kerk gebruiken. Mihály Végh was een oecumenicus avant la lettre. Hij was ook een dichter. Hij herdichtte psalm 55. Het werd als gezang werd opgenomen in het gezangboek van de Gereformeerde Kerk. Het is het oudste Hongaarse literaire document. Vanwege zijn verdienste in de strijd tegen de Turken werd Mihály Végh door keizer Maximiliaan II in de adelstand verheven. De adelbrief bevindt zich in het gemeentelijk archief van Kecskemét.
Mijn vader heeft veel materiaal over hem verzameld, maar er verder niets mee gedaan. Hij heeft niets opgeschreven. In 2016 overleed hij en toen ik in 2019 uit Curaçao terugkwam kreeg ik van mijn broer en zussen een doos. Toen ik erin keek zag ik al het materiaal dat mijn vader verzameld had. Hij had al eens tegen het eind van zijn leven tegen mij gezegd: “Hans, dat is allemaal voor jou. Jij moet het opschrijven”. Waarom hij het zelf niet gedaan heeft, weet ik niet. Misschien had hij het te druk met zijn werk. Mijn broer en zussen zeiden tegen mij, toen ze mij de doos overhandigden: “Doe ermee wat je wil”. Toen rijpte bij mij het idee om een familiekroniek te schrijven. Een motief was ook dat ik de Hongaarse bronnen kon lezen en mijn broer en zussen, mijn kinderen en kleinkinderen niet. Ik dacht: Het zou jammer zijn als al deze kennis over ons verleden verloren zou gaan. Laat ik het allemaal op schrift stellen. Dat heb ik ook gedaan. Maar ik beschreef niet alleen de familiegeschiedenis, maar ook de geschiedenis van het Hongaarse volk, om ermee aan te geven wie we eigenlijk zijn en waar we eigenlijk vandaan komen. Nu zijn er rond de oorsprong van het Hongaarse volk veel raadsels. Aanvankelijk vormden ze een oervolk, samen met de Finnen en de Esten en nog wat andere volken, die nu nog in Rusland leven. Het oervolk leefde aanvankelijk in Noord-Rusland en zakte af via de Oeral naar het Zuiden. Het ging richting Mongolië. Ze hielden paarden en vee op de steppen. Langzamerhand ging het volk Westwaarts. Intussen waren de Finnen en de Esten al afgescheiden. Eind negende eeuw kwam het Hongaarse volk aan in het Karpatenbekken. In een jaar of tien namen ze dit in bezit. Dat is nu zo’n elfhonderd jaar geleden. De Hongaren zijn dus een vreemde eend in de bijt van Europa. Ze worden omringd door Slaven en Roemenen en vormen een eiland van taal en cultuur.
Ik heb me altijd voor hun geschiedenis geïnteresseerd. Wij zijn als kinderen niet Hongaarstalig opgevoed. Onze ouders waren bang dat we anders niet zouden integreren in de Nederlandse samenleving. Pas toen ik voor het eerst naar Hongarije ging, op mijn zeventiende, ben ik Hongaars gaan leren. Het is een moeilijke taal en ik heb het (ik ben nu zeventig) nog niet helemaal onder de knie, al gaat het steeds beter.
Mijn grootouders
In mijn boek beschrijf ik ook de Hongaarse geschiedenis van eind negentiende tot eind twintigste eeuw, als achtergrondinformatie over de tijd dat mijn ouders den grootouders in Hongarije woonden. Van mijn grootouders van vaderskant weet ik weinig. Wel heb ik enkele doopbewijzen gevonden en verder is er wat mondelinge informatie van de kant van mijn vader. Hij vertelde dat zijn vader lid was van de lijfwacht van de keizer en dat hij later in de eerste wereldoorlog moest vechten tegen de Russen. Hij werd gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenkamp in Siberië. Via het Oortlogsarchief in Wenen kwam ik er achter dat hij geïnterneerd was in Tomsk. Maar hij wist te ontvluchten en liep via de Kaukasus terug naar Hongarije. Jaren na de oorlog kwam hij er aan. Hij trouwde er met mijn oma en uit dat huwelijk is mijn vader geboren.
De vader van mijn moeder kwam uit een dorp in Midden-Hongarije en werd predikant. Hij was anticommunistisch en kreeg moeilijkheden met het regiem. Tijdens de opstand van 1956 zat hij in het revolutionair comité van het dorp. Toen de opstand was neergeslagen, was hij bang gearresteerd te worden. Waarom dat niet is gebeurd, blijft een raadsel, want vele van zijn collega’s zijn wel gearresteerd.
Dat mijn grootouders moeilijkheden hadden met het regiem bleek uit correspondentie die ze voerden met mijn ouders in Nederland. Mijn oma gaf de brieven af bij de Nederlandse ambassade in Boedapest die zie via de diplomatieke post naar mijn ouders stuurden. Die brieven vond ik bij de nalatenschap van mijn ouders. Omdat mijn grootouders dachten dat de Hongaarse geheime dienst de brieven toch niet zou lezen, schreven ze openlijk over de toestand in Hongarije tijdens het communistische regiem. We lezen van hun angsten en vrezen, van hun hoop de kinderen en de familie ooit nog te zien, van hun verwachting in de gevangenis te belanden. Uiteindelijk werd de grond te heet onder hun voeten en vroegen ze een uitreisvisum aan. Veel oudere collega’s van mijn opa hadden die al gekregen. Kennelijk was de Hongaarse regering de predikanten liever kwijt dan rijk. Zo kwamen ze in 1957 in Nederland aan. Hier heeft mijn opa nog jaren gewerkt onder de Hongaarse vluchtelingen. Na hun komst in Nederland gaven ze enkele lezingen over hun ervaringen en bevindingen in Hongarije. Die lezingen vond ik ook in de nalatenschap en heb ik opgenomen in het boek. Ze geven een sfeerbeeld van Hongarije tijden het communistische bewind.
Eigen indrukken
In het boek beschrijf ik ook mijn eigen indrukken van Hongarije, tijdens het communistisch bewind en daarna. We bezochten vaak familie en vrienden. De contacten zijn altijd warm gebleven, tot op heden.
Tenslotte schrijf ik ook over mezelf, over het zoeken naar mijn identiteit: ben ik nu een Nederlander of een Hongaar? Mijn conclusie is: Hongarije is mijn oude vaderland, Nederland het nieuwe.
Naast mondelinge overlevering, brieven en rapporten maak ik gebruik van secundaire literatuur om het onderwerp voor het voetlicht te brengen.
Ik hoop dat mijn kinderen en kleinkinderen het boek met belangstelling zullen lezen. Het gaat over onze roots. Maar ook een ieder die geïnteresseerd is in Hongarije zal wellicht iets van zijn of haar gading kunnen vinden.
Het boek is uitgekomen bij uitgeverij Boekscout in Soest.
0 notes
Text
Boek

WELKOM!
Boekpresentatie 25.8.23 ‘Van origine Hongaars. Een familiekroniek’ van Hans Végh.
Boekhandel Riemer, Emiclaerhof 18, Amersfoort.
19.30-20.00 uur: inloop, Hongaarse muziek
20.00 u: welkom door Imre
Interview met de auteur: waarom heb je dit boek geschreven?
PowerPointpresentatie
De auteur leest voor uit eigen werk
Vragen vanuit het publiek
Aanbieding boek
21.00 u: sluiting
Signeren boek, hapje en drankje
22.00 u: einde avond
0 notes
Text
Boekpresentatie
Onlangs is mijn nieuwste boek verschenen: ‘Van origine Hongaars. Een familiekroniek’. Ik schrijf hierin over mijn familie in het verre en nabije verleden, over de Hongaren vroeger en nu. Ik heb er met plezier aan gewerkt en ben blij dat het boek verschenen is. Ik wil je meenemen op mijn zoektocht naar mijn roots. Ik wil je kennis laten maken met de turbulente geschiedenis van het Hongaarse volk en de Hongaarse kerk.
Ik wil je ook uitnodigen voor de boekpresentatie. Die vindt plaats op 25 augustus a.s. bij boekhandel Riemer, Emiclaerhof 18 in Amersfoort. De avond begint om 19.30 uur. Je kunt je in verband met de catering opgeven bij www.boekhandelriemer.nl/activiteiten.

0 notes
Text
Op 21 juli jl. verscheen mijn boek ‘Van origine Hongaars. Een familiekroniek’ bij uitgeverij Boekscout in Soest. Ik vertel over mijn Hongaarse afkomst tegen de achtergrond van de geschiedenis van Hongarije. Kerk en staat krijgen hierbij veel aandacht. Je kunt het boek bestellen bij Boekscout of je eigen boekhandel.
https://www.boekscout.nl/shop2/boek/9789464689006
0 notes
Text
Op weg naar een grote toekomst
Enkele gedachten over Genesis 21:1-7 en Hebreeën 11:11-12
Aan het begin van een nieuw jaar kijken we vaak vooruit. Wat zal dit nieuwe jaar me brengen? vragen we ons af. De angst slaat ons soms om het hart als we naar de toestand in de wereld kijken. Allerlei problemen stapelen zich op. En we zijn nauwelijks bekomen van de corona-epidemie die de wereld heeft geteisterd. Velen zijn ziek geworden, velen zijn gestorven.
Onze gedachten worden ook beziggehouden door de oorlog in Oekraïne. Daar vindt een bloedige oorlog plaats. Veel levens worden verwoest, steden zijn verwoest, velen moesten vluchten. Er lijkt geen eind te komen aan dit geweld. Niemand had het voor mogelijk gehouden dat er in de eenentwintigste eeuw in Europa nog zo’n oorlog zou woeden. Velen dachten: de mensheid is nu verheven tot zo’n hoog peil dat een oorlog op deze manier niet meer plaats zal vinden. Velen zijn teleurgesteld in de mens dat dit nog mogelijk is. De oorlog is niets ontziend, de wreedheid groot.
Ook worden we geconfronteerd met de problemen van het milieu. De aarde warmt steeds verder op en we lijken niet in staat dit proces een halt toe te roepen. De politieke verdeeldheid is te groot, het eigenbelang speelt een te grote rol.
En dan heb ik het niet eens over de armoede en de honger in de wereld. Velen leven beneden het bestaansminimum. Ze hebben niet te eten of te drinken en geen dak boven het hoofd. En door de oorlog in Oekraïne wordt dit probleem alleen maar groter.
Hoezo gaan wij een grote toekomst tegemoet? zult u vragen. Is dat niet al te optimistisch gesteld? Je moet wel een heel groot geloof hebben wil je achter zo’n stelling kunnen staan.
Wat zegt de Bijbel over deze dingen? De Bijbel is een geloofsboek, een boek waarin het geloof centraal staat.
We lezen in Genesis al van Abraham die door het geloof een stem volgt en naar een vreemd land trekt. Hij hecht geloof aan die onbekende God en vertrouwt Hem. Die onbekende God heeft hem ook een zoon beloofd en veel nakomelingen. In de Hebreeënbrief lezen we over een volk zo groot als sterren aan de hemel en het zand op het strand van de zee. Nu wordt hier de stijl van de Oosterse overdrijving gehanteerd, maar toch, de belofte van een groot volk is gedaan. Zal God die belofte nakomen?
Abraham heeft er lang aan getwijfeld. En het wachten duurde zo lang.
We zijn als mensen vaak ongeduldig. We vinden het moeilijk te wachten tot iemand doet wat hij beloofd heeft. En soms nemen we het heft in eigen handen. Dat deed Abraham ook.
Maar in Genesis 21 lezen we dan dat God toch eindelijk doet wat Hij beloofd heeft. We lezen in onze tekst van vanmorgen: “De Heer zag om naar Sara zoals Hij had beloofd, Hij gaf haar wat Hij had toegezegd”. Er staat niet: “God zag om naar Abraham, de aanstaande aartsvader”. Nee, Hij zag om naar Sara.
Het was in die tijd heel ongebruikelijk dat zoiets werd gezegd. Vrouwen telden toen niet mee, zoals nu in Afghanistan weer aan het gebeuren is. Vrouwen stonden in het oude Oosten op de tweede plaats en hadden niets in te brengen. Maar hier, in Genesis 21, staat Sara zelfs op de voorgrond. God is altijd weer verrassend. Hij heeft iedereen op het oog.
We lezen in onze perikoop dan verder dat Sara zwanger wordt, ondanks haar hoge leeftijd. De wonderen zijn de wereld niet uit. God gaat zijn ongekende gang door de geschiedenis. Hij is bezig met het realiseren van zijn heilsplan: het redden van de wereld van zonde en kwaad, oorlog en geweld, ziekte en dood. Hij is op weg naar zijn Koninkrijk van vrede en gerechtigheid. En in dat plan spelen Abraham en Sara een grote rol.
Sara brengt een zoon ter wereld. Isaäk zal hij heten. “God moge toelachen” betekent die naam. Ja, God lacht dit oude echtpaar toe en schenkt hun een zoon. Hij lacht het volk Israël toe, want het zal groot worden. Hij lacht de wereld toe, want uit deze Isaäk zal eens de Messias geboren worden. Deze Messias zal de wereld bevrijden van zonde en kwaad, dood en verderf. Deze Messias wordt ook wel de vredevorst genoemd.
Deze Messias is Jezus van Nazareth. Hij zal eens voor de wereld sterven aan het kruis om God en mens te verzoenen, om zijn Koninkrijk op te richten, een teken van een grote toekomst, zonder oorlog en geweld, haat en nijd, honger en armoede, dood en ziekte.
Maar ik zie er zo weinig van, zult u misschien zeggen. Komt dat rijk er nog? Mogen wij nog vertrouwen hebben in Gods beloften, dat ze ooit gerealiseerd worden? Ja, we mogen wachten op de wederkomst van Jezus Christus en op de komst van zijn rijk, maar het wachten duurt zo lang. Velen hebben de moed al opgegeven en zeggen: “Dat rijk komt er nooit. Deze wereld gaat roemloos ten einde. Je moet wel een grote optimist zijn om nog in Gods toekomst te geloven”.
Uiteindelijk werden Abraham en Sara niet in God teleurgesteld. Al duurde het wachten lang, God zag om naar Sara en Abraham. Hij gaf hun wat Hij beloofd had. Hij gaf hun een nieuwe toekomst. Voor de Israëliet betekende een zoon een nieuwe toekomst, want daarin leefde zijn naam voort. Sara zegt aan het eind van onze perikoop: “Wie had Abraham durven voorspellen dat ik ooit een kind de borst zou geven?” En ze durft weer te lachen.
Zo mogen wij op ook kijken naar de toekomst. God laat zijn wereld niet los, al denken wij soms van wel. Hij laat ons niet los, u niet, jou niet en mij niet. Hij houdt ons vast en gaat samen met ons de toekomst tegemoet. Wij weten niet wat de toekomst ons zal brengen, God weet het wel. En Hem mogen we vertrouwen. Daarom mogen we vol vertrouwen de toekomst tegemoet gaan, want we gaan niet alleen, God gaat met ons mee. Dat mogen we geloven.
Abraham wordt ook wel de vader van de gelovigen genoemd. Want hij waagde het met een onzichtbare en onbekende God. Hij ging op weg naar een onbekend land. We lezen in Hebreeën 11 ook dat Sara vertrouwde op degene die de belofte heeft gedaan. Ze vertrouwde op God en haar vertrouwen werd niet beschaamd.
Intussen mogen wij doen wat God van ons vraagt: Hem liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. We mogen zo laten zien waar God op uit is. Dat is onze verantwoordelijkheid.
Zo mogen ook wij vertrouwen op God, op een toekomst met Hem. Wij mogen samen op weg gaan naar die grote toekomst.
Alanya, januari 2023
0 notes