kreukelschrijver
kreukelschrijver
Kreukel
4 posts
Schrijver van Nederlandstalige thrillers en detectives.
Don't wanna be here? Send us removal request.
kreukelschrijver · 3 years ago
Text
ONDER DE HUID
Waarschuwing: 15+ stevig taalgebruik
3
De volgende paar dagen bleef het stil. Geen bloemen, geen pick-up voor de deur, geen anonieme pakketjes.
Natuurlijk geen bloemen, dacht Karin, hij heeft natuurlijk allang die groenbak naast de deur zien staan, en die pick-up zal voorlopig ook wel even wegblijven. Natuurlijk is hij alles in de gaten blijven houden en heeft hij, misschien zelfs tot zijn genoegen, meegemaakt dat de buurvrouw nogal opgewonden tegen mij aan stond te praten nadat hij de laatste keer met brullende motor wegreed. En nu doet hij even niets. Even? Al drie dagen gebeurt er hoegenaamd niets.
Het zinde Karin voor geen meter. Ze kon zich niet voorstellen dat dit het dan was, dat hij het hierbij zou laten zitten, een paar pesterijen, meer niet.
Nee, dacht ze, hij wacht, en wacht, en wacht.
Het maakte Karin alleen nog maar nerveuzer dan ze al was. Naar kantoor en terug naar huis merkte ze dat ze voortdurend op zat te letten of ze niet de gehele weg door een zwarte pick-up gevolgd werd, of wat voor andere auto dan ook. In de supermarkt keek ze steeds alle gangen af, of er niet iemand weel heel erg lang naar een schap met keukenpapier stond te staren, of dat er iemand wat al te vaak, zogenaamd per ongeluk, tegen haar karretje aan stootte.
Aan die betrekkelijke rust kwam op vrijdagochtend ruw een einde. Karin stond op haar gemak tegen het aanrecht geleund, kop koffie in de ene hand, cracker in de andere, wat voor zich uit te staren. Die ochtend zou ze, samen met mede-stagiair Michelle, naar de rechtbank gaan om een fraudezaak bij te wonen. Daar verheugde ze zich zeer op, temeer omdat ze zich bij Michelle altijd op haar gemak voelde, en omdat, zo aan het eind van de week, een ochtend niet op kantoor een prima vooruitzicht was. Even keek ze naar buiten.
‘Verdomme, wat is dit?’ Karin zei het hardop, ze voelde haar handen trillen, de cracker viel op de grond, de koffie klotste over de rand van het kopje.
Voor het huis stond een auto geparkeerd, en er zat niemand in.
Nee, dacht Karin, die wagen staat daar niet zomaar, die staat pal voor de mijne, zodat ik niet meer weg kan rijden. De schoft, hij heeft die auto daar natuurlijk zo neergezet, en staat hij nu van een veilige afstand te kijken hoe ik reageer.
Karin zette het kopje op het aanrecht, raapte de cracker op en gooide die weg, spoelde de gemorste koffie van haar hand, en stond vervolgens een tijdje, met haar handen leunend op de vensterbank, naar de auto te kijken.
Wat moet ik nu, dacht ze, proberen weg te duwen? Dat ding staat natuurlijk op de handrem, dat lukt me nooit. Met de bus? Dan kom ik vet te laat, verdomme, wat moet ik doen.
‘Denk na, Karin,’ zei ze tegen zichzelf, ‘je wilt graag met Michelle naar die rechtszaak, wacht even, Michelle, als ik haar nu eens bel, hopelijk is ze nog thuis.’
Karin belde, de telefoon ging drie maal over, vier maal, vijf maal. Alsjeblieft Michelle, neem op, dacht Karin, alsjeblieft.
Zes maal, zeven maal. ‘Met Michelle Verhagen.’
‘Ah, gelukkig, met Karin, je bent nog thuis?’
‘Ik sta eigenlijk net op het punt om naar kantoor te gaan, hoezo, is er iets?’
‘Eh, ik heb een klein probleempje, kun je mij oppikken?’
‘Een probleempje? Is je auto stuk of zo.’
‘Zoiets, ja.’
‘Geen probleem hoor, ik ga nu weg, dan ben ik in vijf minuten bij je.’
‘Eh, als je het geen probleem vindt, loop ik alvast naar de Stadsspoldersring, dat is makkelijker voor jou.’
‘Ook goed, als jij dat prettiger vindt. Ik zie je zo, doei.’
‘Doei,’ zei Karin. Ze haalde even diep adem. Dat is tenminste, voor nu, opgelost, dacht ze, maar het lijkt weer begonnen. Blijkbaar heeft die klootzak lang genoeg gewacht.
Ze pakte haar tas, en verliet het huis via de tuin en de achterpoort. Snel liep ze naar de Ring, en zag al vrij snel Michelle aan komen rijden.
Michelle stopte en deed het portier open.
‘Stap vlug in, ik mag hier helemaal niet parkeren of zo.’
Karin stapte in, Michelle reed weg.
‘Ik had je best thuis willen ophalen, hoor,’ zei Michelle.
‘Zo ging het toch ook?’
‘Ik vind het wel een beetje geheimzinnig gedoe, is er echt niets, Karin.’
Karin zweeg.
‘Zie je wel, er is wel iets, kom op Karin, zeg wat er aan de hand is.’
‘Ik, eh, ik, wordt gestalkt.’
‘Wat zeg je, gestalkt? Door wie dan wel.’
‘Dat, eh, weet ik niet.’
‘Hoezo, dat weet ik niet.’
‘Dat ik het niet weet gewoon. Het begon met bloemen.’
Karin vertelde in het kort over de bloemen, de zwarte pick-up, de CD, en de auto die zojuist vlak voor de hare geparkeerd stond.
‘Niet te geloven,’ zei Michelle, ‘dit is ernstig, Karin.’
‘Dat weet ik,’ zei Karin, ‘het was een paar dagen rustig, ik ben bang dat de ellende weer begonnen is.’
‘Je moet hulp zoeken, op kantoor misschien?’
‘Nee, niet op kantoor, ik wil niet dat iedereen het weet. Alsjeblieft, Michelle, vertel dit niet aan anderen.’
‘Beloofd, ah, we zijn er. We gaan ons even melden, dat weten ze dat wij er zijn, nemen nog snel een kop koffie, en dan gaan we naar de rechtbank, goed?’
Karin knikte alleen. De koffie lukte nog wel, hoewel de praatjes bij de koffieautomaat volkomen langs haar heen gingen. In de rechtbank ging het fout. Karin zat alleen maar voor zich uit te staren met een map op haar schoot, terwijl Michelle driftig aantekeningen zat te maken.
De rechter sloot de zitting, iedereen stond op om te publieke tribune te verlaten, ook Karin en Michelle.
‘En, Karin, wat vond je ervan, schuldig of onschuldig.’
‘Eh, waar heb je het over.’
‘Heb je wel zitten opletten, aantekeningen gemaakt.’
‘Nee, ik vrees van niet.’
‘Het gaat niet goed met jou, is het niet.’
‘Nee, het gaat niet goed. Ik ben bang, heb knallende hoofdpijn en ik voel me misselijk. Wat ga je doen?’
‘Kantoor bellen, dat je ziek bent geworden in de rechtbank. Ik ga je naar huis brengen.’
In de hal van de rechtbank zakte Karin bijna door haar benen. Michelle zette haar op een stoel.
‘Blijf zitten,’ zei ze, ‘ik bel even en ga dan de auto halen. Je staat niet op voor ik weer terug ben, begrepen.’
Karin knikte alleen maar. De hal leek een draaimolen geworden en het kostte haar zelfs moeite om niet van de stoel af te vallen.
Michelle was gelukkig snel weer terug. En hielp Karin overeind.
‘Kom, geef me een arm, het is maar een klein stukje naar de auto.’
Karin strompelde aan Michelles arm mee naar buiten, die haar in de auto hielp. Even later reden ze weg.
Een kwartier later arriveerden ze bij Karins huis. Michelle hielp haar naar binnen.
‘Wat wil je, naar bed, of op de bank.’
‘De bank, dan ben ik dichter bij de wc.’
‘Ga maar vast liggen, ik ben zo terug.’
‘Wat ga je doen,’ zei Karin zacht.
‘Een dekbed halen,’ zei Michelle.
Karin plofte neer op de bank. Haar hoofd bonkte, en de gehele kamer draaide om haar heen. Michelle kwam terug, en legde het dekbed over haar heen.
‘Nu blijf je op de bank liggen, en probeert wat te slapen. Vanavond bel ik je om te horen hoe het met je gaat, goed?’
Karin was sliep al.
Ze sliep tot tien uur, en werd wakker door haar telefoon.
‘Met Michelle.’
‘Hoi, met mij.’
‘Hoe is het nou?’
‘Het gaat, ik heb nog steeds barstende koppijn, ik ben erg draaierig en heb nog steeds dat misselijke gevoel.’
‘Misschien moet je toch proberen iets te eten of zo.’
‘Ga ik doen, ik ga een kopje thee maken, en ik neem een cracker, denk ik.’
‘Doe je voorzichtig?’
‘Ja, ik doe heel kalm aan. Michelle…’
‘Ja.’
‘Fijn dat je me geholpen hebt, bedankt.’
‘Jij zou hetzelfde voor mij gedaan hebben. Ik bel je morgen weer, zo rond een uur of tien, goed?
‘Ja, dat is goed, tot morgen.’
‘En doe voorzichtig, hè. Doei.’
‘Doei.’
Karin legde haar telefoon op de salontafel en hees zich overeind. Ze wilde meteen opstaan, maar dat bleek niet zo’n goed idee, ze ging snel weer zitten.
Rustig aan, Karin, dacht ze, rustig aan, even wachten tot de kamer stilstaat.
Karin bleef een minuut of vijf zitten, stond toen langzaam opnieuw op, en bereikte wankelend via de antieke leunstoel waar haar vader altijd zat met veel pijn en moeite de eettafel. Daar bleef ze ook eerst een tijdje zitten, schoof toen met stoel en al naar het aanrecht.
Karin maakte een kop thee, en met de thee, een pak crackers en een doosje slaaptabletten uit de keukenla schoof ze weer terug naar de tafel.
Hij heeft me te pakken, dacht ze. Hulp zoeken, bij wie. Kantoor? Nee, dat niet. Lisa, Anouk? Leuke, gezellige vriendinnen, maar hiermee wil ik ze niet opzadelen. Karin sopte een cracker in de thee. Henk? Nee, niet Henk, of toch. Ik kan hem morgen natuurlijk altijd even bellen.
Karin at de cracker op, nam twee slaaptabletten en dronk haar thee leeg.
Ik ben kapot, dacht ze, ik ga terug naar de bank.
Langzaam liep ze terug naar de woonkamer. Met enige moeite trok ze de zware velours gordijnen dicht, en liet zich op de bank vallen. Ze viel vrijwel meteen weer in slaap.
Karin werd de volgende ochtend om acht uur wakker. Ze bleef nog even liggen, maar ze merkte dat ze zich al een stuk beter voelde dan gisteren. Karin gooide het dekbed van haar af en ging zitten. Dan pas merkte ze dat ze haar kleren van gisteren nog aanhad.
Ik ga douchen, en iets schoons aantrekken, dacht ze. Volgens mij heb ik ook vreselijk liggen woelen, nog een wonder dat ik niet van de bank ben gelazerd. Die rok en die bloes zien er niet uit. Nou ja, de wasmachine en de droger lossen dat wel op.
Karin hees zichzelf de trap op richting de douche. Een half uur later was ze weer, in spijkerbroek en
T-shirt, beneden, redelijk opgefrist, alleen nog met een zeurende hoofdpijn.
‘Goed, eerst ontbijt, dacht ze.
Karin maakte een kom muesli, en terwijl ze die aan de eettafel naar binnen lepelde, dacht ze erover na om meteen Henk te gaan bellen.
Je weet maar nooit, dacht ze, misschien heeft hij een idee.
Na de muesli liep Karin naar de woonkamer, en pakte haar telefoon.
Eerst de gordijnen open, het is mooi weer, de zon schijnt, ik kan een beetje licht wel gebruiken.
Karin schoof de gordijnen open, en keek de tuin in.
Ze deed meteen haar ogen dicht, wachtte even, en keek dan opnieuw. Het was er nog, en het ging niet weg.
In de tuin stond een houten kruis, met op het dwarshout, met witte verf, in hoofdletters, KAAT.
Karin liet bijna de telefoon uit haar handen vallen. Ze deed twee stappen naar achteren, en zakte door haar knieën. Het zweet stond op haar voorhoofd, tranen biggelden over haar wangen.
‘Dus toch,’ zei ze zachtjes, ‘dus toch.’
Karin trok de gordijnen weer dicht, en liep terug naar de eettafel. Ze ging zitten, en legde de telefoon voor haar neer.
Ik bel hem meteen. Of nee, eerst koffie, dacht ze. Ik kan godver wel een borrel gebruiken, nee, ik bel nu, of toch eerst koffie. Nee, nu bellen.
Karin toetste het nummer in. Het duurde even voor er gereageerd werd.
‘Met Henk van der Leer,’ klonk het slaperig.
‘Zo, lig jij nog in je bed te stinken?’
‘Karin? Waar heb je het over.’
‘Dat weet je best wel, nog een beetje moe van je nachtelijk uitstapje, of ligt er iemand naast je.’
‘Karin, ben je dronken of zo?’
‘Nee hoor, zo nuchter als een kalf. Maar luister even goed, paardenlul, ik ben het nu zat, die flauwe grappen met die bloemen, en, oja, meneer wist natuurlijk van niets, dat gepest en getreiter met die pick-up, die kut-CD, en nu die morbide grap van vannacht, val voor mijn part dood, meneertje Van der Leer.’
‘Karin, je kraamt wartaal uit.’
‘Wartaal? Ik zal je eens wat vertellen, klootzak, een kruis in mijn tuin, met KAAT erop, in hoofdletters. Niemand, werkelijk niemand, ooit, wist dat jij mij weleens Kaat noemde. Ons geheimpje, weet je nog? Nou, steek dat geheimpje maar in je hol. Flikker op, Van der Leer, jij bent een zielig, mislukt mannetje. Rij jezelf liever te pletter, dan doe je tenminste nog iets nuttigs met je leven.
Karin verbrak meteen de verbinding.
Zo, en nu koffie, vond ze.
Er werd een aantal malen teruggebeld, Karin liet het onbeantwoord.
Krijg toch de tering, eikel, dacht ze dan.
0 notes
kreukelschrijver · 3 years ago
Text
ONDER DE HUID
Waarschuwing: 15+, stevig taalgebruik
2
Het was niet bepaald een geweldige dag geworden op kantoor. Inmiddels als advocaat stagiair had Karin gepoogd zich te verdiepen in een interessant dossier betreffende een bedrijfsongeval, alleen bleven de gehele dag de bloemen, en de zwarte pick-up, en de man in het park door haar hoofd spoken. Ze was dan ook blij dat het tenslotte eindelijk vijf uur was en ze naar huis kon. Ze was niet terug naar haar auto door het park gelopen, maar via de Hallincqlaan, omdat ze geen voet meer in het park durfde te zetten. Niet, dat ze daar trots op was, maar Karin was als de dood om de man in de paarse hoody opnieuw tegen te komen.
Enigszins opgelucht dat ze zonder verdere incidenten veilig thuis was gekomen, stak Karin eerst een sigaret op, maakte een kop koffie, en staarde naar de lelies op de eettafel.
‘Wie stuurt me toch die bloemen,’ dacht ze hardop, ‘Henk? Nou, nee, dat zal toch niet. Of toch wel. Ik stuur hem wel een appje, dan merk ik wel of en hoe hij reageert. Nee, slecht plan, ik bel hem wel vanavond, dan kan hij niet op zijn gemak over een antwoord nadenken.’
Onwillekeurig keek Karin even door het keukenraam naar buiten. Zwaar ronkend kwam de zwarte pick-up voorrijden.
Verdomme, daar heb je die patserbak weer, dacht ze. Niets van aantrekken, nam ze zichzelf voor. Met haar koffie liep Karin naar de woonkamer, en begon uit het raam de tuin in te staren. Karin voelde dat haar handen trilden.
Ik laat me op stang jagen, bedacht ze zich, door de een of andere mislukte eikel in een oversizede pick-up. Alsof ik daarvan onder de indruk moet raken.
Karin hoorde de auto wegrijden. Zie je wel, dacht ze, als je er geen acht op slaat, trekt hij vanzelf aan zijn stutten. Kom, ik ga eten klaarmaken.
De bloemkool smaakte Karin een stuk minder dan de curry van de dag ervoor. De pick-up, de bloemen en de man in de hoody zaten haar in de weg. Na het eten ruimde ze de vaatwasser in, nam een kop koffie, en belde Henk.
‘Met Henk van der Leer.’
‘Ja, met mij, denk je dat je leuk bent.’
‘Karin? Dat is een tijdje geleden. Nee, ik denk niet dat ik leuk ben, hoezo?’
‘Je weet heus wel wat ik bedoel.’
‘Ik heb geen flauw idee, waar gaat dit over.’
‘Houd je nou maar niet van de domme. Denk je nou echt dat ik bij je terug kom door die bloemen?’
‘Bloemen, welke bloemen.’
‘Jij stuurt me toch lelies?’
‘Wat, lelies? Waarom zou ik jou in godsnaam lelies sturen.’
‘Omdat ik Dacht dat jij wilde dat ik weer bij je kom wonen.’
‘Dat is zeker niet de laatste tijd bij me opgekomen, nee. Zeker niet nadat jij zomaar weg bent gelopen.’
‘Verdomme, Henk. Jij wist toch ook wel dat het niet meer ging tussen ons.’
‘Dat heb ik me later zeker wel gerealiseerd, Karin, maar je nu ineens bloemen gaan sturen, nee, dat zit niet in mijn systeem. Wacht even, ik zoek even iets op.’
‘Wat ga je opzoeken?’
‘Momentje. Ah, ik heb het al. Lelies, die staan voor zuiverheid, liefde, vruchtbaarheid, vrouwelijkheid en voor vergankelijkheid. Tja, zie je wel, ik wist dat er iets met lelies was. Een half jaartje geleden is een collega van me plotseling overleden. Bij de begrafenis waren er veel rouwtakken met lelies.’
‘Wat!’
‘Met lelies.’
‘Dus iemand stuurt me begrafenisbloemen.’
‘Het lijkt er wel op.’
‘Nou, daar ben ik dan klaar mee.’
‘Heb je echt geen idee wie hier achter kan zitten?’
‘Geen benul, er zit geen kaartje bij of zoiets.’
‘Ik zou zeggen, gewoon negeren, dan gaat het vanzelf wel over.’
‘Denk je, Henk? Nou ja, ik kan het op zijn minst proberen.’
‘Alles goed verder?’
‘Met mij? Ja hoor, prima zelfs, maak je geen zorgen, ik red me uitstekend.’
‘Goed om te horen. Het beste dan maar.’
‘Jij ook, Henk.’
Karin hing op. Negeren, dacht ze, negeren? Morgenochtend staat misschien die knul met die bloemen weer voor de deur. Nee, ik heb een beter idee.
Ze liep naar de tuin, pakte de groenbak, sleepte die achter haar aan door de woonkamer en de gang, en via de voordeur naar buiten en parkeerde de bak tegen de gevel. Karin ging weer naar binnen, en scheurde een blaadje uit een blocnote. Met een viltstift schreef ze er met grote letters op: bloemen hier in a.u.b. Weer buiten plakte ze het blaadje met ducttape op de deksel van de groenbak.
Zo, dacht ze, dat is geregeld. Oh nee, iets vergeten.
Karin ging naar binnen, rukte de lelies uit de vaas op de eettafel, liep weer naar buiten en mikte de bloemen in de groenbak.
Zo, zijn we die ook meteen kwijt, constateerde ze.
Eenmaal weer binnen voelde Karin zich opgelucht en strijdvaardig. Nog een idee, bedacht ze zich. Ze ging naar de schuur, waar al het gereedschap van haar vader nog steeds netjes geordend aan de muur hing. Ze pakte een flinke hamer en eenmaal weer in huis legde ze die klaar op de eettafel.
Als die lul in die pick-up opnieuw moeilijk staat te doen voor het huis, besloot ze, ga ik naar buiten, tik ik een zijraampje in, en vraag hem beleefd wat de bedoeling van die ongein is. En nu wil ik een sigaret en een glas wijn.
Maar een zacht stemmetje in haar hoofd bleef doorzeuren. Goed gedaan, Karin, bloemen en pick-up getackeld, voorlopig althans. Blijft over, de man in de paarse hoody. Wat ga je daar mee doen?
Karin sliep slecht die nacht. In haar dromen werd ze achterna gezeten door zwarte pick-ups en raakte ze voortdurend verdwaald in eindeloze velden lelies. Telkens schrok ze wakker en zat dan een tijdje rechtop in bed uit te hijgen. Het was pas tegen vieren dat ze eindelijk in diepe slaap viel.
De wekker was onverbiddelijk. Toen Karin tenslotte door had wat het geluid naast haar oor betekende en langzaam haar ogen opende, zag ze dat het al laat was en de wekker op haar telefoon blijkbaar al een flinke tijd had liggen rinkelen.
Shit, dacht ze, al over achten, ik moet er uit.
Karin zette de telefoon uit en kwam met enige moeite en met een zwaar hoofd overeind.
‘Wat een kutnacht,’ zei ze hardop, ‘nou, vooruit maar, een nieuwe dag, je kan het, Karin.’
Twintig minuten later was ze beneden en besloot ze het alleen bij een kop koffie te houden.
Toch nog even een sigaret, dacht ze. Nee, geen tijd meer, ik steek er in de auto wel een op. Karin schoof nog een pakje crackers in haar tas en verliet haastig het huis.
Gelukkig maar, schoot het nog door haar hoofd, die bloemenknul is niet langsgekomen.
De dag op kantoor was in ieder geval rustig verlopen. Karin had, wat haar betreft, voor haar client een goed pleidooi uitgeschreven. Morgen, had ze bedacht, zou ze dat nog ter controle door laten lezen. Ze ging dan ook, aan het eind van de dag, met een voldaan gevoel naar huis, ondanks dat ze zowel op de heenweg als de terugweg het park gemeden had als de pest. Daar was ze niet zo tevreden over, ze vond het eigenlijk wat laf van zichzelf maar, zo bedacht ze zichzelf, je hoeft de problemen nu ook niet op te zoeken.
Onderweg deed ze snel nog even boodschappen, en besloot om het maar een keer bij spaghetti te houden, en misschien had ze geluk en was het genoeg voor twee dagen.
Thuisgekomen vond ze een klein, plat pakketje op de mat.
Had ik wat besteld, dacht ze, kan me niet meer herinneren. Nou ja, ik zie zo wel.
Karin legde het pakketje op de eettafel en stalde de boodschappen uit op het aanrecht.
Zo, dacht ze, nu eerst een sigaret en een glas wijn.
Met sigaret en wijn ging ze aan de eettafel zitten en staarde een tijdje voor zich uit. Voor haar lag het pakketje.
‘Nou ja,’ zei ze tegen zichzelf, ‘laten we het dan maar uitpakken.’
Na enig gepruts om het doosje open te krijgen vond Karin, nadat ze ook het bolletjesplastic met enige moeite had verwijderd, een CD.
Ik had toch geen CD besteld, dacht ze, van de Police, Synchronicity, nooit van gehoord, even kijken wat er zo al opstaat.
Karin draaide de CD om, en staarde lange tijd naar de lijst met nummers, met name naar de titel van een bepaalde track.
Every breath you take.
Karin liet de CD uit haar handen vallen.
Ze kende dat nummer, ze kende de tekst.
Every breath you take, and every move you make, every bond you break, every step you take, I'll be watching you.
Karin voelde tranen in haar ogen opwellen. Haar handen beefden, ze probeerde het glas wijn te pakken maar stootte het om. Het glas viel van de tafel en kletterde op de grond.
Van buiten klonk een diep en zwaar geronk, als door een wesp gestoken draaide Karin zich met een ruk om.
Voor het huis stond de zwarte pick-up, het gaspedaal werd onophoudelijk diep ingedrukt.
‘Klootzak,’ schreeuwde Karin, ‘klootzak!’
Karin sprong overeind, griste de hamer van de eettafel, en rende naar de voordeur. Ze trok de deur wild open.
‘Klootzak,’ gilde ze. Maar de pick-up reed weg, uit het zijraam stak een zwaaiende arm.
‘Klootzak,’ snikte Karin.
Ze sloot de deur, slofte terug naar de woonkamer, en zakte op de eetkamerstoel in elkaar.
Minutenlang lang lag Karin met haar hoofd in haar armen op de eettafel. Ze probeerde helder te denken, maar het lukte haar niet. Wie is die vent in die pick-up, is het wel een vent. Is het de man in de paarse hoody, en stuurt hij me ook de bloemen. Waarom dan, waarom.
De bel ging. Karin schrok op. De bel ging nog een keer.
Oh, mijn god, hij staat voor de deur, dacht Karin.
Ze wachtte. Opnieuw werd er gebeld. Karin keek naar de hamer. Zal ik opendoen, dacht ze. Nee, laat die eikel maar staan wachten.
Er werd op het keukenraam geklopt. In paniek keek Karin om. Voor het raam stond de overbuurvrouw.
Oh, shit, dacht Karin, natuurlijk, die moet ook de pick-up gehoord hebben.
Zo snel als ze kon ging ze naar de voordeur en deed open.
‘Ja,’ zei ze.
‘Buurvrouw, neem me niet kwalijk hoor, maar, wat is hier helemaal aan de hand.’
‘Ik weet het niet, ik weet het niet,’ stamelde Karin.
‘Dit is nu al de derde keer in een paar dagen dat die monstertruck hier voor uw huis herrie staat te maken,’ zei ze op strenge toon, ‘u moet ervoor zorgen dat hij wegblijft met dat gevaarte. Ik neem tenminste aan dat het een man is, een ex-vriendje wellicht?’
Karin schudde verwoed haar hoofd, en probeerde uit alle macht haar tranen te bedwingen.
‘Ik weet niet wie hij is,’ zei ze zacht.
‘Wat,’ zei de buurvrouw, ‘u heeft geen idee wie hier de afgelopen dagen de rust staat te verstoren?’
Karin schudde opnieuw haar hoofd, de tranen waren nu niet meer tegen te houden.
‘Ik weet het echt niet,’ snikte ze, ‘hij volgt me al een tijdje, waarom weet ik niet. Hij heeft me ook al een keer met die pick-up bedreigd bij het winkelcentrum.’
De buurvrouw keek Karin doordringend aan.
‘Zo, u wordt dus gestalkt, en u weet niet door wie. Heeft u wel eens geprobeerd het aan hem te vragen?’
‘Dat gaat niet, dan rijdt hij snel weg of zo.’ Karin begon zich steeds ellendiger te voelen. Eerst die CD, daarna de pick-up, en vervolgens stond de overbuurvrouw haar de les te lezen.
‘U moet aangifte doen, en als die truck nog een keer in de straat verschijnt, stap ik er wel even op af. Goedenavond nog.’
De buurvrouw draaide zich om, en liep met grote stappen terug naar huis.
Karin had niet eens de tijd gehad om ook iets als goedenavond te zeggen, of tenminste u ook. Ze staarde de overbuurvrouw nog even na en trok daarna de deur dicht. Ze liep terug naar de woonkamer en stond lange tijd volkomen ontredderd in het midden van de kamer. Dan viel haar oog op de CD.
‘Klote CD,’ zei ze hardop. Ze graaide de CD van de tafel en smeet die door de kamer.
Hij wil me kapot maken, dacht ze, maar dat mag hem niet lukken, zal hem niet lukken, nooit!
0 notes
kreukelschrijver · 3 years ago
Text
ONDER DE HUID
waarschuwing: 15+, stevig taalgebruik
1
Dat het leven niet bepaald gebracht had waar ze ooit, als negentienjarige, op gehoopt en naar verlangd had, was Karin inmiddels meer dan duidelijk geworden. Het nare was, dat ze wist wanneer er iets fout begon te gaan. Nog niet toen ze de deur van het ouderlijk huis achter zich dicht trok om in Leiden op kamers te gaan en haar studie rechten aan te vatten, zeker niet toen ze daar Henk ontmoette en prompt smoorverliefd werd. Vanaf dat moment lag de wereld aan haar voeten, en verwachtte ze niets anders dan een opwindend en succesvol leven.
Het begon al een beetje te wringen toen ze, na afronding van haar studie, met Henk mee naar Rotterdam ging. Voorlopig konden ze terecht bij de ouders van Henk op zolder, wat na de kleine studentenkamer in Leiden al een hele vooruitgang was. Karin ging werken op een advocatenkantoor, waar ze binnen een maand al spijt van had. Het was er suf en saai, overdreven formeel met weinig interessante zaken behalve een zo nu en dan opduikende ranzige echtscheiding. Het enige positieve ervan was dat het goed verdiende, maar haar ambitie om binnen afzienbare tijd te gaan voor advocaat stagiair zette ze voorlopig maar in de ijskast. Wat haar betreft, in ieder geval niet op dat kantoor.
De bemoeizucht van met name Henks moeder hing Karin echter al vrij snel behoorlijk de keel uit, maar om Henk niet voor het hoofd te stoten, liet ze het maar langs zich heen glijden. Ze begon zich terug te trekken en probeerde steeds meer zo min mogelijk op te vallen. Wanneer ze ’s morgens naar haar werk ging sloop ze zo stil mogelijk de trap af, als ze aan het eind van de middag weer thuis kwam glipte ze zo snel als ze kon weer naar boven.
Henk had nergens last van. Hij had een baan gevonden op de juridische afdeling van een verzekeringsmaatschappij en ging helemaal op in zijn werk. Regelmatig zat hij ’s avonds aan de eettafel over te werken achter zijn laptop, Karin doodde de tijd dan maar met Netflix.
Het begon stil te worden op zolder. Karin en Henk spraken nog nauwelijks met elkaar en als ze al wat zeiden ging dat fluisterend. Een enkele maal gingen ze op bezoek bij Karins ouders in Dordrecht, en elke keer kostte het Karin steeds meer moeite terug naar Rotterdam te gaan. Het was dan ook een grote opluchting dat ze binnen een jaar een klein appartement konden huren aan de rand van de stad. Ze hadden eindelijk wat voor hunzelf, en Karin hoopte maar dat dat heimweegevoel spoedig plaats zou maken voor een wat positievere kijk op het leven.
Het leek een frisse, nieuwe start. Henk had het plan opgevat voor zichzelf te beginnen en een adviesbureau te beginnen, Karin, die ondanks dat klein geluk dat hen ten deel was gevallen maar niet kon aarden, hoopte vurig dat ze op een dag plezier in haar werk kon krijgen.
Tot de avond dat er twee agenten voor de deur stonden, die naar Karin Groote vroegen. Karin had ze binnen gelaten en ze waren in de woonkamer gaan zitten. Henk zat aan de eettafel een bedrijfsplan te schrijven.
De agenten vertelden Karin op rustige toon dat haar ouders die ochtend bij een verkeersongeval om het leven waren gekomen. Ze waren met de auto, waarschijnlijk op hoge snelheid, tegen een boom geknald en daardoor allebei op slag dood.
Het was even doodstil geweest in de kamer, op het ratelen van het toetsenbord van Henks laptop na, daarna had Karin heel hard gegild, en terwijl ze met betraande ogen midden in de kamer stond, zat Henk zo mogelijk nog dieper weggedoken achter het scherm.
In de dagen vlak na die vreselijke mededeling kon Karin nog alles. Ze regelde de crematie, zocht muziek uit, en reisde een aantal keren op en neer naar Dordrecht om papieren bij elkaar te zoeken en verzekeringen, abonnementen op te zeggen, en het huis op haar naam te krijgen. Voor de zekerheid, om er in de toekomst met Henk te gaan wonen, te verhuren misschien, dat wist ze nog niet, maar ze zou wel zien, zolang het huis nog maar even bij haar bleef. Als ze dan zo door het huis van haar overleden ouders liep kwam er telkens een rustig gevoel over haar heen, dat dit de plek was waar ze zich werkelijk thuis zou zijn.
Op de crematie stortte Karin volledig in, en ze vond daarbij geen steun van Henk, die meer aandacht scheen te hebben voor een goede vriendin van haar. In de dagen die volgden ging het alleen maar bergafwaarts, twee weken later had Karin het absolute dieptepunt bereikt, en wist ze nog maar een uitweg. Ze pakte haar spullen bij elkaar, vertrok naar Dordrecht, en nam haar intrek in het huis van haar jeugd in Stadspolders.
Een week nadat Karin bij Henk was weggegaan, was ze naar de plek gereden waar haar ouders om het leven waren gekomen. Eerst had ze nog een tijdje in haar auto gezeten, maar tenslotte was ze toch uitgestapt en richting de boom gelopen. Het was een flinke boom, met behoorlijk wat schade aan de onderkant. Stukken boom en schors lagen nog steeds in het gras verspreid. Minutenlang staarde ze alleen maar naar de boom.
Met volle snelheid tegen een boom gereden, dacht ze, deze boom dus. Ze moeten geen schijn van kans hebben gehad, pa en ma. Maar hoe. Hoever staat de boom van de weg, een meter of zes, misschien wel acht. De macht over het stuur verloren, heeft pa in paniek per ongeluk het gaspedaal ingetrapt?
Karin schrok op uit haar gedachten doordat ze zacht op haar schouder werd getikt.
‘Mevrouw, is alles in orde met u.’ Achter haar stond een oudere, vriendelijk kijkende man.
‘Ja, hoezo.’
‘Nou, ik woon hier tegenover, weet u, en u staat nu al een half uur naar die boom te kijken.’
‘Een half uur, echt? Sorry, ik was de tijd geloof ik een beetje kwijt. Mijn ouders zijn hier omgekomen, en…’
‘Oh, bij dat ongeluk.’
Karin knikte, ‘ja, bij dat ongeluk, heeft u daar iets van meegemaakt.’
‘Jazeker, dat wil zeggen, mijn vrouw heeft het zien gebeuren en naar mij geroepen 112 te bellen. We zijn toen naar buiten gegaan, misschien konden we nog iets doen, maar ik geloof dat we allebei heel snel doorhadden dat we beter op de hulpdiensten konden wachten. Die kwamen trouwens heel snel. Mijn vrouw heeft verteld wat ze gezien had, de ambulancebroeders waren al bij de auto bezig, en ik zag een van de broeders naar de agenten kijken en van nee schudden.’
‘Wat had uw vrouw gezien.’
‘Ze stond gewoon de plantjes in de vensterbank water te geven toen, zoals ze vertelde, een auto met hoge snelheid aan zag komen rijden, plotseling een scherpe bocht naar rechts maken en recht op de boom af rijden.’
‘Recht op de boom af,’ herhaalde Karin.
‘Ja, dat is wat mijn vrouw gezien heeft.’
‘Dank u,’ zei Karin.
‘Graag gedaan,’ zei de man, ‘overigens, nog mijn deelneming met uw vreselijk verlies.’
‘Nogmaals, dank, en breng dat ook over aan uw vrouw.’
‘Dat zal ik doen, en ik wens u het allerbeste.’
Karin was teruggelopen naar haar auto en naar huis gereden, met een zinnetje dat maar in haar hoofd bleef rondspoken.
Recht op de boom af.
Op een vrijdag, de dag waarop precies een jaar geleden haar ouders om het leven waren gekomen, kwam Karin thuis van haar werk. Ze schopte haar hakken uit en liep naar de woonkamer. Ze mikte haar blazer over een stoel, schonk zich een glas wijn in en stak een sigaret op.
Zo, dat zit er weer op voor deze week, dacht ze, en echt ontevreden was ze niet. Het werk op het advocatenkantoor aan de Singel in Dordrecht was heel wat beter en afwisselender dan het in Rotterdam was geweest. Karin keek om zich heen. Alle meubels die haar ouders ooit hadden aangeschaft, stonden er nog. Ze had niets veranderd, alles gelaten zoals het was, alsof haar vader en moeder elk moment binnen konden lopen. De slaapkamer van haar ouders bleef zoals die was, onaangeroerd, Karin was weer in haar vroegere kamer gaan slapen. Ze glimlachte, het was goed zo, en hoewel ze niet bepaald een bruisend bestaan leidde, ze had de rust gevonden die ze zo lang was kwijt geweest en die ze zo verschrikkelijk nodig had.
Karin schrok op uit haar gedachten omdat de bel ging.
De bel? Hoezo, ik heb niks besteld hoor, of, misschien voor de buren?
Er werd nogmaals gebeld.
‘Ja, hallo, ik kom al hoor, ik lig niet achter de deur,’ zei ze hardop.
Karin liep naar de deur en trok die open. Voor haar stond een jongeman met een grote bos bloemen.
‘Alstublieft, mevrouw,’ zei hij terwijl hij Karin de bloemen wilde aanreiken.
‘Bloemen? Ik heb geen bloemen besteld hoor.’
‘Ze zijn echt voor u hoor.’
‘Ik wil geen bloemen, ik houd niet van bloemen, bij mij verwelken ze alleen maar. Je mag ze wat mij betreft weer meenemen.’
‘Nee mevrouw, dat mag ik niet, alstublieft,’ en de jongeman stak de bloemen nog nadrukkelijker naar voren.
‘Nou vooruit, geef maar hier dan. Wat zijn het eigenlijk voor bloemen.’
‘Lelies mevrouw,’ zei de jongen die zichtbaar opgelucht was dat Karin de bloemen aannam, ‘dank u wel, mevrouw, een prettige avond nog.’
‘Ja, jij ook,’ zei Karin. Ze trok de deur dicht, ging naar de woonkamer en legde de bloemen op de eettafel.
‘Bloemen. Wie stuurt mij nou bloemen. Wacht even, misschien zit er een kaartje bij.’
Karin zocht even tussen de lelies, maar vond geen kaartje.
‘Nou ja, dan niet,’ zei ze, ’alleen, waar moet ik die bloemen laten, ik heb niet eens een vaas, nee, wacht even, toch wel, dat spuuglelijke bruin en oranje ding. Vraag is, waar is die gebleven, het dressoir misschien, je weet maar nooit.’
De vaas stond onderin, verborgen achter een doos breiwol. Van mama, dacht Karin, en die vaas had ze gekregen van oom Jan, op haar verjaardag. Zelf gemaakt, zei hij, nou, dat kun je wel zien, maar, het volstaat, denk ik.
Ze spoelde de vaas om, plantte de lelies er in, en zette het geheel op de eettafel.
‘Zo, dat is dat, en, ik moet zeggen, het staat best aardig zo.’
Karin vergat de bloemen verder, keek naar de magnetronmaaltijd op het aanrecht, en schudde het hoofd. Even later reed ze naar de snackbar, bestelde daar een grote bak friet speciaal met extra mayonaise en twee frikandellen speciaal.
Eenmaal weer thuis nestelde ze zich op de bank met de friet en frikandellen voor zich op de salontafel, glas wijn er bij, TV aan, Karin was helemaal klaar voor een heerlijk avondje bingewatchen.
De volgende ochtend trof Karin een halve bak koude friet, een aangekloven frikandel en een lege wijnfles aan op de salontafel. Ze probeerde zich te herinneren wanneer die fles op de salontafel was verschenen, en ook naar welke serie ze in godsnaam had zitten kijken, maar dat bleek al snel een kansloze opgave. Daar kwam bij dat ze behoorlijke koppijn had, waardoor het denken haar toch al moeilijk afging. Karin liep naar de keuken, haar hoofd zorgvuldig recht en stil houdend, vond in een keukenkastje een doosje paracetamol, en slikte er met behulp van een glas water meteen maar drie naar binnen. Ze ging aan de keukentafel zitten en stak een sigaret op.
Ik heb geloof ik een hele fles wijn opgezopen gisteravond, dacht ze, hoe laat is het eigenlijk. Kut, al elf uur, ik moet nog boodschappen doen en, oja, misschien ook water bij die lelies gieten, en, Karin keek even op en naar buiten.
‘Wat is dat?’
In de straat stond, voor het huis en duidelijk zichtbaar vanuit het keukenraam, een grote zwarte
pick-up.
‘Van wie is dat enorme bakbeest?’
Ze had het nog niet gezegd of de wagen reed met brullende motor weg.
‘Nou ja, laat maar zitten, zeker van iemand die wil opvallen. Even denken, hoe is het nu met het hoofd? Het begint geloof ik al wat te zakken. Eens kijken, wat ga ik doen. Eerst, douchen.’
Nadat ze gedoucht had, zich aangekleed, , haren geborsteld en haar kleren van de vorige dag die verspreid door haar slaapkamer lagen in de wasmand had gemikt, kwam ze redelijk fris en fruitig weer beneden. De hoofdpijn zeurde nog wat door, maar, vond ze, eigen schuld, als je de avond ervoor een hele fles wijn leeg zuipt, moet je de volgende ochtend niet zeuren.
Karin mikte de snacbarresten in de afvalbak, haalde de overvolle asbak uit de woonkamer, nog een wonder dat het hier niet in de fik is gegaan, dacht ze, en wilde die net op het aanrecht zetten, maar keek onbewust even naar buiten.
‘Staat die patserbak er weer, ’t past amper in het straatje’
Voor haar huis stond opnieuw de pick-up, waarin iemand regelmatig het gaspedaal diep indrukte. Karin probeerde te zien wie die persoon was, maar klaarblijkelijk waren de autoruiten beplakt met anti-inkijkfolie. Ze staarde enige tijd naar de pick-up, en realiseerde zich toen dat degene die achter het stuur zat haar wel kon zien. Karin draaide zich om. De auto gromde nog een keer luid en reed vervolgens met gierende banden weg.
Idioot, dacht Karin, als je indruk wilt maken is dat bij voorbaat al mislukt. Nu eerst, de boodschappen.
In de supermarkt zette Karin als eerste koers naar de diepvries, waar ze gewoonlijk altijd een stapeltje kant-en-klaarmaaltijden in haar karretje mikte.
Om nou te zeggen, dat het lekker is, nee, vond ze, weet je wat, vanaf nu ga ik gezond doen.
Karin maakte rechtsomkeert richting de groente-afdeling, waar ze enthousiast haar winkelwagen begon vol te laden. Even overwoog ze zelfs over te stappen op vleesvervangers, maar dat was voor Karin nog net even een brug te ver. Zeer tevreden over zichzelf stapte ze een kwartiertje later de supermarkt weer uit, wandelde met het karretje met boodschappen naar haar auto, en bleef ineens stokstijf staan.
Tegenover haar auto stond de zwarte pick-up geparkeerd.
Karin voelde dat haar handen trilden.
Niets van aantrekken, Karin, zei ze tegen zichzelf. Gewoon naar de auto lopen, boodschappen inladen, karretje terugbrengen, terug naar de auto, instappen en wegrijden.
Ze voegde de daad bij het woord, en wilde, met de boodschappen achterin, net wegrijden. Op dat moment schoot de pick-up naar voren en stopte abrupt pal voor haar auto.
Karin voelde paniek opkomen. Ze keek achterom, maar achter haar stond al een auto geparkeerd, ze kon geen kant op.
Even plotseling als de pick-up naar voren was gekomen, reed die weer achteruit, en draaide vooruit het parkeerterrein af. Voordat de wagen uit het zicht verdween, kwam er een zwaaiende arm uit het zijraampje.
Karin haalde een paar maal diep adem.
‘Wat was dit voor fucking nonsens,’ zij ze hardop, ‘wat wil die gek van me.’
Ze stak een sigaret op, en dacht na.
Eerst die idiote bloemen gisteren, vandaag die zwarte wagen, nou ja, zeg maar gerust, die tank. Dat ding is twee keer zo groot als mijn eigen auto. En dan dat gezwaai. Wat wil die gek. Gewoon niets van aantrekken, gaat vanzelf wel over? Weet je wat, ik ga naar huis, vanavond lekker koken en dan met Lisa en Anouk naar de film.
Karin drukte haar sigaret uit en reed weg, maar lekker zat het haar niet.
Eenmaal thuis ruimde Karin de boodschappen in, haalde een stofzuiger door de woonkamer, en terwijl ze zo bezig was, of beter, zichzelf bezig hield, betrapte ze zichzelf er op dat ze regelmatig door het keukenraam naar buiten keek of de pick-up weer zou verschijnen. Het straatje bleef leeg.
Dit was het dan blijkbaar, dacht ze, mooi, hebben we dat ook weer gehad, dat beetje treiteren. Waarom? Boeit me eigenlijk niet, sterf voor mijn part. Ik ga eten koken, eerst even op Internet zoeken hoe je iets klaar moet maken.
Het bereiden bleek redelijk simpel, aardappelen, boontjes en een filetlapje, en Karin vond uiteindelijk ook dat het heel wat lekkerder was dan de magnetronmaaltijden die ze doorgaans altijd had.
Voldaan uitgegeten ruimde ze de vaat in de afwasmachine, nam eerst nog een kop koffie, en merkte ze dat ze al minder gespannen was en ze nauwelijks meer aan de zwarte pick-up had gedacht.
Ze ging naar boven, kleedde zich om en tutte zich nog wat op, vond dat ze zo klaar was voor een avondje bioscoop, en reed even later weg om Lisa en Anouk op te halen.
The Dating List was geen onaardige film, maar ook weer niet om lange brieven erover naar huis te schrijven. Daarbij kwam, Karin was moe, en tijdens de film reed regelmatig de zwarte pick-up weer door haar hoofd.
Eenmaal thuis, ging ze meteen naar bed, en viel vrijwel meteen in slaap.
De volgende zondag kwam ze zoals altijd, moeiteloos door. Was in de machine, badkamer schoonmaken, de gebruikelijke zondagse huiselijke klusjes die ze intussen zo gewend was sinds ze weer echt single was en waar ze in de loop van de tijd zowaar plezier in had gekregen.
Deze keer hoorde daar ook bij het weggooien van de lelies, want die had ze nog steeds geen water gegeven en hingen zo goed als verdord over de rand van de vaas.
Het enige klusje dat haar nog restte, na het eten, wat weer uitstekend smaakte, was het strijken van haar kleren voor de volgende dag, op het advocatenkantoor.
Maandagochtend, verliep alleen anders dan waar Karin op gerekend had.
Karin stond tegen het aanrecht geleund, kop koffie in de ene hand, cracker met kaas in de andere, klaar om naar kantoor te gaan, toen de bel ging.
Welke idioot belt maandagochtend vroeg aan, dacht ze.
De bel ging opnieuw.
‘Het zal toch niet,’ zei Karin hardop, ze stoof naar de voordeur en rukte die open.
Buiten stond dezelfde jongeman als afgelopen vrijdagmiddag.
‘Alstublieft mevrouw, uw bloemen,’ en hij hield Karin een flinke bos witte lelies voor.
‘Alweer.’
‘Sorry mevrouw, ik kan er ook niets aan doen, iemand heeft ze voor u besteld.’
‘Wie.’
‘Oh, dat weet ik niet, mevrouw, eh, alstublieft, uw bloemen.’
‘En die moet ik aannemen.’
‘Ja mevrouw.’ De jongeman keek Karin behoorlijk wanhopig aan.
‘Nou ja, vooruit dan maar.’
De bezorgen overhandigde Karin de bloemen, zei nog wat onhandig, ‘prettige dag nog mevrouw,’ en liep snel terug naar zijn bestelauto.
‘Er zal wel weer geen kaartje bij zitten,’ mompelde Karin terwijl ze de voordeur dichttrok.
Het kaartje ontbrak. Terug in de woonkamer zette ze de bloemen in de vaas, die op de eettafel was blijven staan, vulde die deze keer wel met water, en keek even op haar mobiel.
Zo laat al, dacht Karin, ik moet gaan.
Karin pakte haar tas en verliet het huis, een jas was niet nodig, het was stralend weer. Ze stapte in haar auto en reed weg. Een kwartiertje later parkeerde ze de auto op de Groenedijk. Karin stak eerst een sigaret op, stapte uit en begon haar gebruikelijke wandelingetje door het park op weg naar het advocatenkantoor aan de Singel. Halverwege hield ze halt.
Staat daar nou een vent naar me te kijken, dacht ze.
Aan de overkant van het slootje, waar ze langs liep, stond, half verscholen achter de bosjes, een gestalte. De man, Karin wist zeker dat het een man was, had een paarse hoody aan, de capuchon over een rood petje waarvan de klep diep over de ogen was getrokken.
‘Karin,’ zei ze tegen zichzelf, ‘je haalt je nonsens in je hoofd. Die man staat daar natuurlijk gewoon zijn hond uit te laten.’
Karin liep weer door, maar keek toch nog even opzij.
Die vent loopt met me op, dacht ze. Karin versnelde haar pas, schichtig keek ze weer opzij, en zag dat de man gelijke tred met haar hield. Haar hart bonsde in haar keel, ze ging nog sneller lopen, maar ze raakte de man aan de overkant van het slootje niet kwijt.
Die vent wil wat van me, dacht Karin, en als we bij het bruggetje zijn, kan hij zo op me afkomen.
Karin werd doodsbang, ze begon te rennen, durfde niet meer opzij te kijken. Ze bereikte de uitgang van het park, stak schuin de Singel over zonder op te letten of er een auto aankwam, en stond even later hijgend voor de deur van het advocatenkantoor. Karin duwde die wild open en stond tenslotte, trillend over haar gehele lichaam, in de vestibule van het kantoor.
Het duurde even voordat Karin weer op adem was gekomen. Ze raapte al haar moed bij elkaar en keek door het ruitje in de voordeur naar buiten.
Karin zag de man in de paarse hoody op zijn gemak de Singel aflopen.
1 note · View note
kreukelschrijver · 3 years ago
Text
Verhaal op komst
Hey hallo!
Bedankt dat je ff een kijkje neemt op mijn pagina.
Ik ben momenteel een verhaal aan het schrijven en ben van plan om woensdag het eerste hoofdstuk te plaatsen.
Hoop dat je tijd wilt nemen om dat te lezen
1 note · View note