rionnagh
rionnagh
Untitled
4 posts
Don't wanna be here? Send us removal request.
rionnagh · 1 year ago
Text
De geschiedschrijver - mei 3rd, 2024
Poem: The Historian » Mythphile
trefwoorden: ontmoeten, kaken, gletsjer, verzinken, kluwen, labyrinth, weven, herinneren, klemmen, smelten, wild, meisje, man, verval
Geschiedenis herhaalt zichzelf, geschiedenis ontmaakt zich. Kolkende massas worstelen en verzengen en streven uit. De jongen ontvlucht stromingen, een stipje uit miljarden anderen. Maar gaandeweg, jaar om jaar, groeien mild de wilde winden. Zeeën rusten. Platgebrande bruine landen groeien groen terug. Er is voedsel, en wind, en ademruimte. De nachten voelen fris.
Overleefd maar verdriet. Hij voelt het ware lot te proeven. Hij herbevindt jachtig van boven uit.
De jongeman leunt op een omlijsting, mammoetbeenderen overziend. ”Ik zal je ooit zien,” zegt hij aan de omwonden slagtanden. ”Ik zal je ontmoeten, Grootmoeder.” Hij zal niet op- of omkijken naar kikkers die vallen in de storm.
Vergezichten en begrenzingen open. Steden schuiven onder. Er worde een dag van huilen bij de voet van de rivier van ijs, met sneeuwdropjes op het gezicht. Hij knielt en kust.
Hij haast zich nu, sneller en sneller voorwaarts. Hij veegt verlichtend het stof van het woordenweb
Geschiedenis herhaalt zichzelf, geschiedenis ontmaakt zich. Kolkende massa’s worstelen en verzengen en sterven uit.
De jongen ontvlucht stromingen, een stipje uit miljarden anderen.
Maar gaandeweg, jaar om jaar,groeien mild de wilde winden. Zeeën rusten.Platgebrande bruine landen groeien groen terug. Er is voedsel, en wind, en ademruimte. De nachten voelen fris.
Overleefd maar verdrietig. Begint hij het ware noodlot te proeven. Hij herzoekt jachtig vanuit de Kunst.
De jongeman leunt op een omlijsting, wijl mammoetbeenderen overziend. ”Ik zal je ooit zien,” zegt hij aan de omwonden slagtanden. ”Ik zal je ontmoeten, Grootmoeder.” Hij zal niet op- of omkijken naar kikkers die vallen in de storm.
Vergezichten en begrenzingen open.
Steden schuiven onder elkaar uit zicht.
Een dag komt van huilen aan de voet van de ijzige stroom sneeuwen, vallen op zijn kaken.
Hij knielt en kust het ijs.
Hij haast zich nu, sneller en sneller voorwaarts. Hij glanst het stof van het woordenweb op. Leren, studeren, voorbereiden. Het geheugen beloofd aan het land.
Waar de wereld zal geweest zijn, Verwoordt hij alles.
Zijn draderige kluwen Is de legenda van het labyrinth Is een gletsjer van kennis Die hij niet kan meenemen. Wanneer het wegsmelt.
In een verzonken cinema kijkt hij op Strijkend over de stoppels op zijn kaak Verafschuwd en getrokken naar de speelrol van de held Een zwaard, een steen, een sage Een miljard keer geweven en herweven In de dromen van de mensheid. ”Ik zal je op een dag zien,” zegt hij aan de strijder, “Ik zal u ontmoeten, O Koning.” Hoe ver onder de legende zal de waarde van die man verzinken, vraagt hij zich af.
Oorlogen woeden rond hem. Eerst ontvlucht hij die zoals hij aan het tij ontkwam, Maar ook dit is kennis, Dus leert hij wildheid aan als een kunst Ingaand tegen de van de tijd vluchtenden In de andere richting rennend. Een lichaam in een wieg op een doorzonken strijdveld Ziet hij stiekem zijn reflectie in een poel van bloed, Merkt in een flits wat eerste grijze stroken op.
De Moderne Wereld valt van elkaar Hoewel hij de dagen samenklemt.
De glooiende straatlantaarns Schepen voor Lucht en Land en Water, Het weefsel van kennis krimpend en wegsmeltend. Uitgekomen, ongepast Auto’s, drugs en machinegeweld, Verdwijnen alle in pittoreske feeënheuvels Tot dat de vooruitgang zich ontrafelt Aan een groeiend, duizelingwekkend, afschuwelijk tempo.
Hij blijft nachtenlang wakker, met de lantaarns aan de praat Tot die als gaslampen één voor één uitwieken.
Hij reist te voet in desolate laagvlakten Ooit geplaveid met steden met muren overal. Hij rijdt op met mensen Die nog niet hebben leren vliegen. Zij zijn sneller en sneller vergetend, Alles wat ze wisten, alles wat ze bouwden.
Hij begint de grote monumenten van de wereld te bezoeken Om ze te zien alvorens ze verworden tot gesmolten steen. ”Ik zal je me herinneren,” zegt hij aan de torens, “Ik zal je me herinneren,” zweert hij aan de sferen.
De verhalen veranderen. De verhalen blijven hetzelfde.
Slagvelden worden persoonlijke aangelegenheden. Ziekte doodt miljoenen, daarna duizenden, Wijl mensen slinken in aantal en de wereld groter wordt. Het landschap gespeend van steden is contingent: Wouden en velden, planten en dieren, Vier seizoenen geven de klok aan In een land waar klokken stenen zijn.
Zijn lange witte baard, zijn gezicht strak en omlijnd Met wijsheid en beven. Hij sterkt de schouders Voor een gevreesde ontmoeting Voor drieduizend jaar. Geen heer die op kan tegen legenden Die voorwaarts stromen, zijn voeten ontmoetend.
Edoch hij is niet klaar voor liefde en de zachte aanpak In de ogen van een stervende vreemdeling Een Koninklijk figuur, gesneuveld in de strijd, Die hem groet met een zoen En hem zijn late terugkeer vergeeft.
Merlijn ziet de verdoemenis en ontvlucht die, Verschuilt zich schamend in een grot.
Uiteindelijk komt er een meisje die hem vindt, Hem verrast, en hem speels bedankt voor Nog ongegeven geschenken. Geamuseerd door deze tijdsparadox, Belooft hij haar te onderwijzen,
Neemt haar hand, beiden buiten in de zon. Zij past zich wonderlijk gezind aan. Eerst, is er niets dat hij haar kan leren. En dan stukje bij beetje, is er meer en meer.
Zijn gangen worden na jaren tot legenden. In een fort waarvan de poorten wijd open wachten Ongehinderd passeerde hij de zwaarden. Hij neemt zijn plaats aan de zijde van de koning, Alsof hij nooit elders was geweest. (Hij is daar dan ook steeds geweest).
De strijder is slechts een man, Een soldaat van het gebied, geen grote held, Zich wanhopig vastklampend aan vergane dagen. Ooit was dit land verbonden met steden en wegen. Ooit bloeide een maatschappij hier, Leren, land, boeken, machines, Rome is een star, verleden keizerrijk Dat nu in puin valt, Nu krimpend zoals smeltende gletsjers.
“Ik zal morgen niet zien,” vertelt Arthur hem, ”Maar ik zou gisteren preserveren.” Merlijn houdt daar en dan van hem. Hij in elk moment ervan, Zijn Kamelot, De schoonheid van zijn leeftijd. Hij aanschouwt de jongen die een man wordt. Huilt wanneer ook hij, wegsmelt.
Merlijn is oud, met kille beenderen. Hij staat op hoge witte kliffen Kijkend naar een kwade watermassa. Hij denkt dat hij zichzelf zal storten Maar hij heeft een belofte te houden.
Dus leunt hij op zijn staf en kijkt Hoe de zwellende zeeën terugrollen, Groene velden ontrollen voor zijn voeten Waar vloten ooit welig tierden.
Traag op de voet, als een kind, Kiest hij zijn weg naar beneden door de hoge groene grassen, Naar verre, kreupele vormen aan de horizon Tranen trekken kanalen door zijn gezicht terwijl hij opkijkt In wijze oude ogen en een winding van mammoettanden. Hij strekt zijn arm en strijkt over haar lange rode haar. ”Ik ben teruggekomen,” zegt hij. De grootmoeder leunt tegen hem aan, en hij legt zich te slapen.
Hij hoeft niet langer te vrezen voor de kikkers De wolken reizen over zijn oude leeftijd. Gletsjers malen zijn beenderen tot stof.
0 notes
rionnagh · 1 year ago
Text
pfrlpfrlplanets!!!!
our team, searching counting making stats has registered 600 planets that are nearby and branched? The witch responsible for that is dead. Merging is offered to the 3.000.0000 members of these families of planets.
0 notes
rionnagh · 1 year ago
Text
Kwaad Paardnovember 26th, 2023Dit paard had evengoed de Strijdwagen van Thor, de Noorse God van de Donder, kunnen getrokken hebben in eerdere tijden.Wij denken natuurlijk meteen: Zo’n monsterlijke kop, kan alleen uit de diepten van de hel, ergens bij die Brandende Berg Doem van de Heerser van het Duister, komen. En mogelijk … hebben wij gelijk, echter! Het komt nogal goed uit, want …Dit paard leeft reeds eeuwig, en we weten niet of hij woest gemáákt of wóest gemaakt is.Althans ík weet dat niet. Maar U nog minder, dus weet ik wel iets waaraan U niet gedacht heeft: Dit paard was een god; hij trok wel degelijk de strijdwagen van Thor of heeft een vergelijkbaar glorierijk verleden. Echter, de strijdwagen werd gestolen door een klein vervelend demandeurtje, en die besloot -zoals ook aan hem gegeven was- het paard een paardenmiddel te geven.Het ooit zo sierlijke, sterke, dappere wezen kwam in een neerwaartse spiraal en een razende verwoesting van het hart, het innerlijk leven, terecht, met een hopeloos hoog oplopend conflict met iedereen tot gevolg. Het vervelende meestertje bewees moeiteloos aan elk en ieder dat dít paard een gevaarlijke vrek was, en misschien wel elk paard. Hoog lachte hij terwijl de hengst zich verzetten tegen de vele dwangmiddelen die men nodig achtte om zijn woede te neutraliseren.Jaren bleef hij kwaad, en toen is de foto genomen. Echter plotseling, zonder sterfgevallen of overlijdens, hield het op. Had hij kunnen praten, dan had hij uitgelegd dat het kwam door de verontwáárdiging, dat hij niet zijn Heer mocht dienen, en niet meer schitterde aan het firmament, en dat hij zijn evenknie niet kon zien, …Maar eigenlijk was hij bang, en hij zou niet noemen wie hem sarde, maar wist het ook: die was níet bang. Zo met iedereen zonder angsten en enkel de Cortisol te verwijderen uit het systeem, zou je denken dat niemand er ook maar wat aan overhoudt.Maar hoor: men zegt: “Zie, dat paard is wel lelijk en slecht, en anders wel moe en dof, … Dat paard is wel minder dan goed en wij vinden er wat van” – wat me terugbrengt naar het begin van het verhaal: …Komt het ons allen niet veel beter uit dat Cortisol niet bestaat? IS dat niet voor iedereen waar? En ziet hij er niet slecht uit? Want kwaad worden kies je toch zelf, zeker? Bovendien: was hij wel de dienaar van Thor? Thor, is dat die van de zwarte toren? Noorland, dat ligt toch in Nieuw-Zeeland?Ik zal het jullie maar laten geloven, omdat het ongeloof onstuitbaar is, maar voorwaar, ik herhaal: Deze hengst was terecht kwaad, of helemaal niet gevaarlijk. Een gevallen god in tijden van geweld en misleiding.
0 notes
rionnagh · 3 years ago
Link
1 note · View note