De Molukse Verhalenvertellers vertellen hun verhalen, die het Molukse volk zo bijzonder maakt.
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text

"Maju Terus, het gaat niet om wat je overkomt, maar wat je er mee doet. Mijn opa's en oma's, eerste generatie, zijn daarin mijn grote voorbeelden.”
Ik ben Elisabeth Margaretha Noya, 3e generatie Molukse. Ik ben opgegroeid in Wormerveer te midden van mijn familie. Mijn eerste anderhalf jaar van mijn leven heb met m'n ouders gewoond bij opa Etus Noya-Latupeirissa en oma Jos Noya-Siahaya. Mijn eerste herinnering die ik heb is dat ik op de gang boven stond (tussen de vier slaapkamers) en dat vele mensen oftewel ooms en tantes aanwezig waren. Ik had eigenlijk zeven broers en zussen om me heen terwijl ze de 2e generatie zijn. Na deze tijd in de Molukse wijk verhuisden we naar een huis net buiten de wijk maar bleef het huis van opa en oma Noya mijn tweede huis. Wat ik heb meegekregen is dat familie belangrijk is maar vooral samenwerking en openheid van zaken als gezin wezenlijk is. Voor de meiden waren opa en oma streng doch rechtvaardig. Als kind ging ik veel met Molukse vrienden en vriendinnen om, of neven en nichten of natuurlijk zoals in de Molukse context betaamd met pela.s. In mijn pubertijd had ik een grote vriendengroep waar je mee omging maar ook mee uit ging. We hadden een muziek band. Mijn broer, twee neven, een goede vriendin van mij, twee vrienden uit de wijk en ik hadden en band. Bapa Tjeda, en waren we rondom de 13 a 14 jaar oud. We speelden lagu2 en soul muziek. Deze band is voortgekomen uit de zondagsschool tijd. De MAGIM concours om geld te genereren speelden we en zo werden we bekend. De naam hebben we omgedoopt tot Third Generation, dit omdat we buiten onze (Molukse) kaders gingen spelen. Van huis uit ben ik vanuit de HAVO naar de Schoevers gegaan en werd dit ook door mijn ouders meegegeven. Leuk dat je zingt maar je diploma’s zijn ook belangrijk. Hierdoor heb ik altijd kunnen werken, naast mijn zangervaringen, en breder ontwikkelen als mens. Mijn vader heet Ulis Noya en mijn moeder Mary Noya-Patty. Mijn moeder heeft op latere leeftijd nog Social Work gedaan en heeft in een professionele instelling gewerkt waar Molukse ouderen een eigen groep en ruimte hadden voor dagbesteding. Tegelijkertijd deed ze ook reizen organiseren voor de 1e generatie naar bijvoorbeeld Turkije. Waar ik trots op ben is dat ze in 2001 vier weken naar de Molukken is gegaan om bijstand te verlenen in de zwaar getraumatiseerde gebieden (tijdens Kerusuhan) en gaf ze hulp aan vrouwen en kinderen met drie andere tantes. Mijn ouders zijn inmiddels gepensioneerd. Het woordje Power komt in me op als ik denk aan het Molukszijn. Wat mijn (groot)ouders bereikt hebben en ik hierdoor ben gaan ontwikkelen zie ik als kracht. De familiebanden, pelaschap, saamhorigheid en verbondenheid maken het Molukszijn compleet. Het is een baken voor mij van geborgenheid, dit heb ik altijd als ik de Molukse wijk in Wormerveer nader. Als je een passie hebt of een droom, blijf dan dicht bij jezelf en probeer het te verwezenlijken. Laat je niet weerhouden door wat voor obstakel dan ook. Madju Terus! Wat andere mensen over je zeggen moet je naast je neerleggen, blijf je eigen pad bewandelen. Heb moed om je pad te bewandelen. De nieuwe generatie zou ik hetzelfde adviseren doch ga ervoor en laat je niet weerhouden door wat anderen zeggen of vinden. Je filtert daaruit wel wat voor jou werkt. Vergeet nooit waar je vandaan komt. Denk aan je familie, opa en oma en hun historie, het Molukse gevoel. Vanaf de lagere school hebben mijn kinderen al werkstukken gemaakt over de Molukse samenleving en vind ik dat dit door moet gaan en doorgegeven moet worden. Zij moeten weten wie ze zijn en welke roots ze met zich meedragen.
0 notes
Text

“Waarom doe je wat je doet?” Deel 1.
Mijn naam is Tatiana Wenno. Ik heb een Molukse moeder, Emmy Wenno en een Macedonische vader. Als enig kind ben ik opgegroeid in Vught. Tot mijn 3e heb ik in het woonoord Lunetten gewoond en daarna zijn we verhuisd buiten het kamp. Als ik denk aan de Molukse cultuur, denk ik aan, familie, gemeenschap, warmte, eten, rituelen, gebruiken en tradities. De andere kant van de gemeenschap toont mij de taboesferen van verdriet, afgunst en boosheid en de rijke complexe (koloniale) geschiedenis. Daar ik alleen door mijn moeder ben opgevoed, is de Molukse cultuur mij met de paplepel ingegoten. Als kind heb ik een vrolijke onbezonnen jeugd gekend, waarin ik gewoon kind mocht en kon zijn. Mijn wijlen oom Jacob en opa Frans hebben hierin ook een zeer belangrijke rol vervuld. ‘Je papiertje halen’ was een belangrijk thema in ons gezin. Hierdoor werd ik altijd gestimuleerd om opleidingen te volgen die ik leuk vond. Na mijn opleiding tot interieurstyliste wilde ik graag nog een HBO studie volgen, dat werd Media en Entertainment Management. Tijdens de beide opleidingen kwam ik met andere bangsa in contact. Vanaf de eerste dag zijn daar vriendschappen ontstaan die tot op de dag van vandaag nog steeds goed zijn. Aangezien mijn tienerjaren rond het jaar 2000 plaatsvonden, zo confronterend is dit, het is alweer 24 jaar geleden), kijk ik met veel trots terug op de tijden van de bomberjacks met emblemen. De megafestatie, pesta2 en (vechtpartijen). (Lees verder in deel 2.)
1 note
·
View note
Text

“Vanaf mijn 25e jaar heb ik veel aandacht gespendeerd aan het ontwikkelen van mijn zakelijke carrière.” Deel 2.
De vriendschappen die ik in deze tijd heb opgebouwd met mede Molukkers, bestaan nog steeds. We spreken nog steeds met elkaar af en zien elkaar regelmatig. Voor mij zijn dit solide vriendschappen, waar ik op kan bouwen en die ik mag vertrouwen. Zelfs na 24 jaar praten ook wij nog regelmatig over de ervaringen van ‘vroeger’ vooral verhalen over geesten doen het elke verjaardag weer goed!. Vanaf mijn 25e jaar heb ik veel aandacht gespendeerd aan het ontwikkelen van mijn zakelijke carrière. Het beklimmen van de corporate ladder (wat die ook moge betekenen) had een prominente rol in die levensfase. Na 7 jaar aan mooie promoties, was ik de situatie ontgroeid en was het tijd voor iets nieuws. Dit is de start geweest van een nieuwe fase waarin ik verschillende systemische opleidingen heb gevolgd, vanuit een intergenerationeel en transcultureel perspectief. Traumaverwerking, familieopstellingen, migratie en verplaatsing en de doorwerking van culturen op individuen stonden hierin centraal. Parallel hieraan ben ik mijn coachpraktijk Touch of Fierce gestart. In mijn praktijk begeleid ik o.a. Molukse jongeren met verschillende vraagstukken; van o.a. onbestemd verdriet tot ongeuite woede. Wat ik graag bijdraag aan de gemeenschap is om te vertrouwen op en in jezelf. Om je eigen pad te bewandelen, zonder dat je druk hoeft te maken wat een ander daarvan vindt. Maar het allerbelangrijkste wat ik wil bijdragen aan de gemeenschap is het creëren van bewustwording van (on)zichtbaarheid van jezelf. Dat je durft op te komen voor je eigen behoeftes en jezelf niet wegcijfert voor een ander of jezelf daarin (te) bescheiden opstelt. Dat kan beginnen in je eigen gezin, familie, op het werk, bij vrienden etc. Wanneer we onszelf en de ander beter begrijpen, is er de keuzevrijheid om op een andere manier te reageren op mensen & situatie(s). Deze bewustwording kan bijdrage aan heling in jezelf, gezin, familie etc. Wat ik graag zou willen meegeven aan de volgende generatie is om je talenten te omarmen en in te zetten voor de dingen waar jij gelukkig van wordt. Blijf verbonden met je roots want dat kan een groter anker zijn dan je denkt. Probeer de toegevoegde waarde van gemeenschapszin te blijven waarderen in deze individuele maatschappij.
0 notes
Text

“Wanneer elk Moluks individu aan zichzelf zou werken en het helingsproces door zou gaan, dan pas kunnen we als Moluks volk in onze eigen kracht staat.” Deel 1.
Mijn geboortenaam is Maria Magdalena Latuheru. Mijn roepnaam is Mary. Ik ben 54 jaar en hoop dit jaar 55 jaar te mogen worden. Ik ben van de 3e generatie. Ik ben in Rotterdam geboren en vernoemd naar mijn oma, moeder van vaderskant. Zij heette Maria Magdalena Pattisina uit Suli. Mijn vader is Mattheus Latuheru uit Kilang kediamandi Naku. Mijn moeder is Regina Suitela uit Suli. In 1951 zijn mijn ouders, beiden toen tieners, met mijn beide grootouders aan boord van de Fairsea, naar Nederland gekomen. Vanuit Amersfoort vertrok mijn vader met zijn ouders, 2 broers en 1 zusje naar Eijsden, waarna het gezin Latuheru naar het kamp IJsseloord in Capelle is verhuist. Mijn moeder woonde eerst met haar ouders, 2 broers en 4 zusjes in kamp Vught. Daarna vertrok het gezin Suitela naar de wijk Moordrecht. Hier is de jongste broer van mijn moeder geboren. In 1963 trouwden mijn ouders en kwam mijn moeder in het kamp IJsseloord wonen. Ik kan mij weinig herinneren van het kampleven. Ik was bijna 2 jaar toen mijn ouders, mijn zus, mijn broer en ik in 1972 van het kamp naar de wijk in Capelle verhuisden. Ik kom uit een gezin bestaand uit mijn ouders, 2 zussen en 1 broer. Mijn oudste zus Aletta was reeds bij de geboorte overleden. Zij is vernoemd naar mijn oma van moederskant. Mijn oma heette Aletta Tapilaha, uit Waai kediaman in Suli. Ik ben opgevoed door 2 lieve ouders, die hun uiterste best hebben gedaan om ons alles te geven wat we nodig hadden. Het verleden van mijn ouders heeft hun wel getekend. Mijn vader heeft in de oorlog van zijn 5e tot 10e levensjaar in een jappenkamp gezeten. Samen met mijn oma en zijn 2 broers. Mijn moeder heeft, bij de aanval van Suli door de Japanners, voor haar leven moeten vluchten. Samen met mijn oma en haar jongere zusje zijn ze naar de bergen gevlucht, achterna gezeten door de kogels. Het zijn traumatische ervaringen geweest voor mijn ouders. Als kind merkte ik dat in de opvoeding, die werd meer aangestuurd vanuit angst en onzekerheid. Dat heeft mij gevormd. Ik vraag mij wel eens af hoe moeilijk het voor hen en mijn grootouders geweest moest zijn om in een vreemd land opnieuw te moeten beginnen. Het opnieuw beginnen is een thema in mijn eigen leven. Ik kan wel zeggen dat ik een bewogen leven heb. Ik heb een scheiding achter de rug , diep in de schulden gezeten en er weer uitgekomen. Het afgelopen 5 jaar te kampen gehad met diverse gezondheidsklachten waaronder longembolieën en twee keer overstijgen van kanker. Ik ben in mijn leven door donkere perioden heengegaan. Die donkere perioden hebben mij veel gebracht. Aan het eind van de tunnel is er altijd Licht. Gelukkig heb ik dat Licht ook mogen zien. Ik sta nog steeds overeind en ben nog sterker dan voorheen. Die donkere perioden hebben ervoor gezorgd dat ik anders in het leven ben gaan staan. Ik ben bewuster geworden van de aanwezigheid van God. Ik ontving de kracht om weer op te staan. Ik paste zelfreflectie toe en ging door een helingsproces. Ik noem het de ontdekkingsreis in mijn hart. Tijdens het helingsproces ben ik terug gaan blikken naar alle ervaringen die ik heb gehad van peuter tot kind en jong volwassene. Een vorm van zelfpsychologie. Ik trok mij het lot van ons volk erg aan, het onrecht dat ons was overkomen. Het vormde mij. Ik zie nog het beeld voor me van mijn huilende grootouders toen de tv beelden werden getoond van de ‘bestorming’. (Lees verder in deel 2.)
0 notes
Text

“Willen we dingen veranderen, dan moeten we bij onszelf beginnen.” Deel 2.
Mijn levenservaringen hadden mijn beeld t.a.v. de Nederlander en de overheid negatief gevormd. Het was voor mij een worsteling om als Molukse mijn weg in de Nederlandse samenleving te vinden. Mijn scheiding in 2003 was het omslagpunt in mijn leven. Ik besloot mijn eigen weg te gaan. Denkbeeldig trok ik de deur van de Molukse wereld achter mij dicht en stapte uit mijn comfortzone. Ik volgde mijn eigen weg en deed bij verschillende organisaties vrijwilligerswerk. In die tijd werd ik op mezelf teruggeworpen. Juist door alleen mijn weg te vervolgen kwam er ruimte vrij om mij met diverse mensen en doelgroepen te verbinden. Als vrijwilliger hielp ik bejaarden op de Zonnebloemboot. In de Pauluskerk in Rotterdam stond ik tussen de verslaafden, dak- en thuislozen, mensen met psychische problemen. Daarna liep ik een tijdje rond als kerk vrijwilliger in P.I. de Schie en ondersteunde de pastoor en dominee met kerkdiensten voor gedetineerden. Daarna stuitte ik in Den Haag op een groep uitgeprocedeerde asielzoekers. Door de laatste groep werd mijn focus gericht op de mensenrechten van alle mensen en niet alleen van mijn eigen volk. Door de verbindingen te maken met verschillende doelgroepen leerde ik met de ogen van mijn hart te kijken. Ik sloeg bruggen met mensen uit andere culturen en religies. Mijn blik werd verruimt, mijn beeld van de wereld en mens veranderde in positieve zijn. Ik leerde mezelf beter neer te zetten als individu. Wat mij ook erg geholpen heeft, is de tijd dat ik als diaken in de Nederlandse kerkgemeente ‘de Gaarde’ aan de slag ging. Ik leerde de Nederlander kennen in hun denken en handelen met het resultaat dat ik nu vanuit liefde naar ze kan kijken. De haat in mijn hart is verdwenen. Ook in mijn betaald werk maakte ik de omslag van administratief medewerkster naar begeleider in de GGZ. Binnenkort start ik met een HBO opleiding Social work en mag ik binnen de organisatie een andere functie bekleden, meer op beleid gericht. (Lees verder in deel 3.)
0 notes
Text

“Het Moluks volk is een rijk volk en kent mooie eigenschappen als verbondenheid.” Deel 3.
Door mijn eigen weg te bewandelen kan ik nu de geschiedenis van mijn volk accepteren en vanuit verschillende perspectieven bekijken. Ik zie het Molukse volk, mijn ouders, mijn grootouders en mezelf niet meer als het slachtoffer. Het leven heeft mij geleerd dat je uit de slachtofferrol moet stappen wanneer je als individu vooruit wilt komen. Dit geldt ook voor een collectief. Als volk kan je niet in een slachtofferrol blijven zitten en elke keer terug verwijzen naar het verleden. Dit kan tot stilstand leiden. Wat ik de huidige generatie zou willen adviseren is: heel de pijn. Het Moluks volk is getekend door transgenerationeeltrauma. Trauma’s dienen geheeld te worden, zodat we als volk in onze eigen kracht kunnen staan en vooruit kunnen komen. Mijn advies voor de volgende generatie. Ga vooral zo door. De jongere generatie heeft een voorsprong op de oudere generaties. Zij weten zich als individu beter te presteren en neer te zetten, maar missen de positieve invloed die de 1egeneratie op mijn generatie heeft gehad. Het Moluks volk is een rijk volk en kent mooie eigenschappen als verbondenheid, het omzien naar elkaar, sterk gevoel van rechtvaardigheid en gerechtigheid en trouw zijn aan God. We zijn een volk van strijders. Dit zijn de mooie dingen van het Moluks zijn. Dit is mijn inziens onze basis, daar ben ik trots op.
0 notes
Text

“Mijn oude leven heb ik achter mij gelaten en mijn nieuwe leven ga ik tegemoet en wil ik graag delen met anderen.” Deel 1.
Ik ben ikke. Mijn naam is Junus Sohilait vernoemd naar mijn opa, 2e generatie Molukker. Mijn vader Paul sohilait. Mijn moeder Ona Siwalete beide van kampong Alang. In 1951 zijn we aangekomen en kort erna in de maand juli ben ik geboren In Middelburg en ben ik de oudste van 9 kinderen. Later verhuisde ons gezin naar Ijsseloord. Ik ben trots op mijn vader door wat hij allemaal heeft meegemaakt. Mijn vader zat in het ondergrondse verzet van de RMS en is tevens één van de oprichters van de KPK (Korps Pendjagaan Keamanan) tevens was mijn opa KNIL militair. Wat ik nog van mijn vader kon herinneren is dat hij altijd principieel was en heeft gezegd; zolang Ambon niet vrij is ga ik niet terug”. In 1990 werd het anders en had hij nog het verlangen om naar Ambon te gaan. Wij kwamen erachter dat hij in opdracht van het verzet in Nederland een brief moest afleveren bij het ondergrondse verzet op Ambon. Dit vertelde hij in het vliegtuig tegen mijn zus die ook meeging. Zij moest beloven dat wanneer hij in Ambon opgepakt zou worden, ze met mijn moeder direct terug zou gaan en zijn paspoort mee te nemen. De reis heeft hem een stuk rust gebracht toen de opdracht voltooid was en kon hij pas van zijn vakantie genieten. Na deze vakantie overleed mijn vader. Mijn moeder is een lieve en zorgzame vrouw met een groot hart die 9 kinderen heeft opgevoed. Ik heb een strengere opvoeding dan mijn jongere zusjes en broertjes en de meeste klappen gehad wat resulteerde dat ik vaak van huis wegliep. Mijn vader was een harde werker en zorgde hij ervoor dat wij niks te kort kwamen. Wij zijn een muzikale familie en hebben wij dit aan onze vader te danken. Muziekinstrumenten had hij voor ons gekocht en heb ik mezelf alles aangeleerd. Als freelance percussionist heb ik bij veel Nederlandse bands gespeeld en hierin veel ervaring opgedaan. Nu ben ik gitarist geworden. Zo heb ik in een jazz café in Jakarta “the Black Cat” gespeeld, samen met gitarist Jantje Manusama en bekende zangeres Davavina Radja uit Jakarta. Samen met mijn toenmalige vriendin hebben we een zoon die vernoemd is naar een percussionist uit Brazilië, mijn schoonvader en mezelf; Pancho, Paulinho, Uno. Door veel aan het werk te gaan was ik gestopt als muzikant. Ik was lasser, maakte overuren en was vaak in het buitenland te vinden. Dit heeft ertoe geleid dat ik in een een burn-out terecht kwam, wat me overigens veel pijn en verdriet heeft gegeven. Toen ik 55 jaar oud was heb ik verschillende herseninfarcten gehad waardoor ik alles opnieuw moest leren, anders ging denken, voelen en uiten. Ik was verlamd geraakt en kreeg Afasie. Hierdoor kon ik niet meer werken met als gevolg afgekeurd te zijn voor mijn werk. Het revalidatie traject van jaren begon en woonde ik toen in Rotterdam. Vanaf mijn 20e tot mijn herseninfarct heb ik een leven van pijn en verdriet gehad. Ik heb veel geleerd van het vroegere leven en wil ik nu het leven leiden dat mij gelukkig maakt. (Lees verder in deel 2.)
1 note
·
View note
Text

“Ik ben de Heer dankbaar dat mijn zoon liefdevol met zijn zoon omgaat” Deel 2.
De revalidatie heeft 4 jaar geduurd en heb ik geleerd mensen niet te (ver)oordelen en hierdoor heb ik de Lieve Here Jezus in mijn leven toegelaten. In 2008 heb ik opnieuw de gitaar opnieuw ontdekt en ben ik gaan componeren. Uit dankbaarheid aan onze lieve Heer, heb ik een lied voor de Heer gecomponeerd. Ik ben op mijn knieën gegaan en heb de Heer gevraagd om kracht, inzicht en begeleiding op mijn levenspad. Sindsdien speel ik gitaar en ook in de kerk. Toen ik opa werd ben ik wederom op mijn knieën gegaan, de Heer gevraagd om mij te leiden en kracht te geven voor mijn zoon en kleinzoon. Mijn zoon benoemde naar mij dat ik hem alles gegeven behalve liefde. Dit heeft mij veel pijn en verdriet gedaan. Ik heb toen een lied gecomponeerd met de titel “Papa, Bapa” uit dankbaarheid voor onze lieve heer. Muziek geeft mij hoop, kracht en liefde. Ik ben de Heer dankbaar dat mijn zoon liefdevol met zijn zoon omgaat. Tijdens mijn revalidatie periode was een van de activiteiten dat ik ging schilderen. Ik heb nog nooit een kwast in handen gehad, ben gaan schilderen en merkte een talent daarvoor te hebben. Ik ben kleuren gaan waarderen en weet ik nu wat kleuren voor mij betekent. Je moet openstaan voor alles, niet alleen voor licht en donker. Mijn gevoelens kan ik uiten in het muziek en het schilderen. Mijn huidige en volgende generatie zou ik mee willen geven dat ze saamhorigheid en verbinding moeten behouden. Dit hebben we van onze ouderen meegekregen en moeten we dit koesteren. Wij Molukkers zijn gek op muziek, hebben veel talenten en moeten nieuwe ervaringen aangaan. Mijn gevoel uit ik met gitaar spelen, daar zit mijn ziel en zaligheid, de Here en mijn Molukszijn.
0 notes
Text

Madju terus; wij als Molukkers moeten verder gaan. Met alles; school, relatie en kinderen. Maak alles af. Geen losse eindjes.” Deel 1.
Ik ben Servaas Maturbongs, tweede generatie Molukker in Nederland. Mijn vader heet Willem Maturbongs, kampong Ngilngof Kei Ketjil en mijn mamma Johanna Tjam. Ze is een Chinese vrouw afkomstig van het tineiland Banka Tinland dat ligt het tussen Java en Sumatra. Ik ben geboren in Rijckholt onder Maastricht aan de Belgische grens. Ik ben de middelste en heb ik 5 broers en vier zussen en hebben mijn ouders totaal 10 kinderen op de wereld mogen zetten. In 1960 hebben we in ons gezin iets tragisch meegemaakt aangezien mijn oudste broer op 10 jarige leeftijd in de Maas is verdronken. Ik ben ondertussen ook een zus en twee jongere broers kwijt geraakt. 1962 gingen we met 3 gezinnen verhuizen naar de wijk. Onze familie, familie Solisa, familie Pattinaya en familie Mahuwalan (orang Timor) naar de Potterstraat. Het was een leuke tijd en is Geleen een gezellige Molukse wijk. In Geleen heb je 2 wijken. Ik had veel vrienden en groeide harmonieus op. Vanaf mijn zesde tot mijn dertigste heb ik vertoefd in het Limburgse. Ik heb van alles gedaan. De middelbare school onder andere maar ook vele scholen gehad zoals vele Molukkers van mijn generatie. Ik had teveel afleiding van uitgaan met vrienden en de meisjes die naar ons lonkten waardoor de prioriteit niet meer voor ogen hadden. We leefden onbezorgd. Later ging ik in Utrecht wonen met een Moluks meisje en wilde eigenlijk journalistiek gaan studeren. Na 4 maanden had ik ruzie vanwege de eerste treinkaping. Er was op school een studiegenoot die de interne redactie voor zijn rekening nam en de kaping in negatief dagbeeld wilde plaatsen waardoor we ruzie kregen. Ben toen maar voor de gemeente gaan werken en na een tijdje naar de Sociale Academie in Culemborg gegaan. Na het tweede jaar ben ik van deze school gegaan (Lees verder in deel 2.)
0 notes
Text

“Ik voldeed wat dat betreft aan het stereotype Molukker.” Deel 2.
Ondanks dat ze pretendeerden progressief te zijn waren ze toch conservatief. Op zich is dit logisch aangezien veel studenten plattelandskinderen waren met een bepaald vooringenomenheid. Vervolgens ben ik teruggaan naar Geleen en werd ik aangenomen bij de Sociale Acacemie in Sittard en ben ik, hoe ironisch het mogen klinken, afgestudeerd in de gevangenis. Door omstandigheden zoals recalcitrant gedrag en vechtpartijen, kwam ik in de gevangenis terecht, wat ook typisch iets Moluks was in die tijd. Ik voldeed wat dat betreft aan het stereotype Molukker. In de gevangenis hielp ik de bewaarders met hun MBO opleiding en zij gaven mij de kans om mijn studie af te maken. Ik ben een paar jaar werkzaam geweest in Geleen als sociaal werker en was ik breed inzetbaar voor de gemeenschap. In deze tijd kwam ik mijn huige vrouw tegen en ben ik naar Gennep verhuisd. Daar kwam ik Carla, de vrouw van Nino Latuny, tegen die bij mij bij mij op de lagere school in Geleen heeft gezeten. In de jaren 80 wilde ik niet werkloos zijn en ben ik bij Page gaan werken, eerst als hulp later in de laboratorium en heb ik dit 4 jaar gedaan. Familieleden van mij hebben mij aangeboden in het kader van trajecthulp wat te gaan doen en werd ik in Cuyck door de Molukse gemeenschap gevraagd opbouwwerker te worden. Dit heb ik gedaan van 1991 tot 2007 en werd ik kort daarop ziek. Ik kreeg “out of the blue” een hersenbloeding terwijl ik geheelonthouder was. Ik rookte niet en dronk niet meer, rende 4 keer in de week 20 km per dag maar ging deze hersenbloeding niet aan mij voorbij. Mijn leven is nu rustiger geworden en ben ik veel in huis of in de buurt. Vroeger ging ik veel weg op pad, naar de stad of naar vrienden. Mijn ziekte heeft mijn ideeën versterkt en wil ik doorgaan kosten wat het kost. Ik ga niet bij de pakken neerzitten en is mijn motto om door te gaan oftewel Madju Terus. Ik heb altijd geschreven en ben ik erg blij dat ik dit doe. Nu ben ik in een Moluks platform bezig met bung Nahumury en Marianan uit Assen en ben ik daarnaast één van de voortrekkers van het Moluks belang. De Molukse realiteit is dat je hier voorgoed moet blijven en er wat van moet maken. Onze ouders hebben ons hierheen gehaald om noodgedwongen wat van het leven te maken, aan de andere kant is als we hier niet waren gekomen, we misschien boer, visser of sterker nog bedelaar waren geworden. Onze kracht is dat we hier niet zomaar zijn. We zijn gekomen met een missie. Je bent een bevoorrechte minderheidsgroep in Nederland alleen moeten we hier goed gebruik van maken. We zijn geen achterhoedevechters maar voorhoedevechters. Maak gebruik dat je Moluks bent, dat de Nederlandse staat schuldgevoelens heeft is evident maar maak daarvan gebruik. Voor de nieuwe generaties zou ik willen zien dat ze alles afmaken waar ze aan begonnen zijn. Over 50 jaar ben je een bruine Nederlander met een rare achternaam; zorg en pas goed op je cultuur en identiteit aangezien je Molukker bent. Dit blijf je in hart en in nieren. Keer altijd terug naar je eigen essentie. Dat we miskent zijn is duidelijk maar word geen slachtoffer. Ik schrijf graag kritische columns in de Marinjo. Lekker tegen Molukse heilige huisjes aan schoppen, knuppels in het Molukse hoenderhok smijten. Ze worden eg gewaardeerd. Intussen woon ik in een andere Molukse wijk, getrouwden 3 keer opa, maar ben nog steeds dezelfde gebleven. Overigens, Ik schrijf nog steeds boeken schrijf die te koop zijn bij elikser.nl
1 note
·
View note
Text

“Wat je ook doet, zorg dat je jezelf altijd in de spiegel kan blijven aankijken. Wees altijd betrouwbaar en eerlijk.” Deel 1.
Dat zijn de woorden van mijn vader. Ik ben Grace Tanamal, tweede generatie Molukse in Nederland. Mijn vader heet Paul Tanamal kampong Abubu Nusalaut, mijn moeder heet Jeanne Riemens geboren en getogen in Batavia Jakarta en is vlak voor het uitbreken van de tweede Wereldoorlog samen met haar moeder en tweelingzus naar Den Haag verhuisd omdat haar vader overleed. Ik ben nu 67 jaar oud en mijn familie is altijd belangrijk voor mij geweest waaronder mijn neef uit Tilburg en familie overzee. Ik voelde mij altijd door mijn familie gesteund en geliefd. Mijn leven begon in Den Haag. Ik ben geboren in kraamkliniek de Volharding in Scheveningen op 10 januari 1957. Ik ben het tweede kind, en heb drie broers waarvan één oudere en 2 jongere broers. Wij woonden toen als gezin in Den Haag aan de Loosduinsekade. We gingen kort daarop verhuizen naar Steenwijk aangezien mijn vader in dienst was. Mijn vader is geboren in 1922 en is zijn hele leven militair geweest. Hij is jong en op 45 jarige leeftijd overleden in 1968. Aangezien hij veel in het buitenland heeft gezeten kon hij vroeg met pensioen maar is hij kort daarna overleden. Mijn ouders waren gescheiden en toen mijn vader overleden was, moesten wij naar verschillende pleeggezinnen. Mijn moeder kreeg van de Raad voor de Kinderbescherming geen toestemming om ons te mogen opvoeden en mijn stiefmoeder wilde niet voor ons zorgen. Mijn broers en ik werden door de Raad voor de Kinderbescherming uit elkaar gehaald. Mijn broertje en ik gingen naar een kindertehuis en pleeggezinnen. Mijn moeder mocht alleen voor mijn jongste broertje zorgen. De Raad van de Kinderbescherming vond het niet goed dat wij bij onze Molukse familie gingen wonen. En al helemaal niet in een Molukse wijk. Ik wilde wel graag en mijn broertje ook. Later realiseerde ik mij dat ons hiermee is ontnomen om deel te zijn van de Molukse cultuur en de tradities te leren en om op te groeien bij familie. Ze vonden een katholiek kindertehuis beter. Wij zijn door mijn vader liefdevol, maar streng opgevoed. Goed je best doen op school was belangrijk en later gaan studeren en vooral zelfstandig en onafhankelijk zijn. Na zijn dood liep dat allemaal anders. School en studie vond ik minder belangrijk en wilde vooral vrij zijn. Weg uit dat katholieke milieu. Als jong meisje nog kreeg ik een baantje in een verzorgingshuis. Tijdens de gijzelingsacties die in die tijd plaatsvonden wist de leidinggevende mij en een Molukse collega zo te schofferen en te discrimineren dat ik iets naar haar hoofd heb gegooid en op staande voet ontslag heb genomen. Ik besloot naar Engeland te gaan en heb daar een paar jaren gewerkt en gewoond. Een paar jaar later ben ik toch maar eens een schooldiploma gaan halen en ben ik na het behalen daarvan gaan werken in de geestelijke gezondheidszorg. Daarna ben ik meerdere opleidingen gaan volgen. Na mijn opleiding en baan in de psychiatrie heb ik twee managementfuncties gehad, was ik senior bestuurder bij de vakbond, Lid van de gemeenteraad in Amersfoort, Lid van de Tweede kamer en heb ik daarna gewerkt voor ouderen met een migratieachtergrond. In opdracht van VWS hebben Jeanny Vreeswijk Manusiwa en ik de leidraad cultuurspecifieke zorg ontwikkeld. Al die jaren had ik veel contact met mijn familie op de Molukken en mijn oom die in Jakarta woonde. We schreven elkaar lange brieven op luchtpostpapier. Vooral mijn oom was voor mij een vader. Ook al zat er veel afstand tussen het voelde toch dichtbij. Toen ik 23 was ben ik voor het eerst naar Indonesië gegaan en naar de Molukken. Eindelijk een liefdevolle familie om bij te zijn en eigenlijk wilde ik nooit meer naar huis. (Lees verder in deel 2.)
0 notes
Text

“Ik heb de burgemeester van Amersfoort gevraagd om het woord te voeren tijdens de herdenking in Kamp Amersfoort.” Deel 2.
Met mijn neef vloog ik naar de Molukken. Ik voelde veel emotie toen we eenmaal waren geland en ik dat vliegtuig uitstapte. Eerst logeren bij mijn tante in Ambon stad en later nog bij familie op andere delen van het eiland. Met mijn neef met een heel gammel bootje naar Nusalaut. Het was heel slecht weer dus ik durfde niet, maar ik moest wel want beloven om naar Ambon te gaan was niet vrijblijvend dus ik ging. Wat fantastisch om op de plekken te zijn waar mijn vader en zijn familie vandaan komen. Na de geboorte van mijn zoon in 1987 ben ik mij meer gaan richten op studie en werk. Mijn zoon was het belangrijkste. Helaas overleden ook steeds meer familieleden, maar de band met mijn neven en nichten is er nog altijd ook al zien we elkaar niet zo vaak. Mijn moeder is bij mij en mijn gezin gaan wonen omdat ze wat zorg nodig had. Na 5 jaar kreeg ze een herseninfarct en werd ze opgenomen in het verpleeghuis. Elke dag waren we bij haar want ook toen al was mantelzorg heel belangrijk wanneer je het beste wilde voor je ouders, Ik bleef werkzaam binnen de sectoren zorg en welzijn en was maatschappelijk- en sociaal actief in de stad. Voor de verzorgingsinstelling waar ik werkte had ik de Amersfoortse vrijwilligersprijs gewonnen. Ik had ook een groot netwerk en in 2001 werd mij door een wethouder gevraagd of ik actief wilde worden in de lokale politiek en kwam ik een paar maanden later op nummer 7 op de lijst van de PvdA. Op de avond dat ik beëdigd werd stierf mijn moeder. Hoewel ik jaren voor haar had gezorgd voelde ik me toch een wees zonder ouders. Jaren daarvoor heb ik veel gesproken met mijn oom Bram Pattinama. Hij heeft mij veel verteld over de Molukse zaak. Jaren later ben ik Via LSEM en het Moluks Museum actief geworden en gevraagd of ik wat kon doen voor de Molukkers. Toen kon ik nog niet veel doen, maar meer naarmate ik politiek actiever werd. Het was makkelijk om toegang te krijgen tot mensen. Ik heb de burgemeester van Amersfoort gevraagd om het woord te voeren tijdens de herdenking in Kamp Amersfoort In 2012 ben ik naar de Tweede Kamer gegaan en hoopte ik echt wat te kunnen doen voor Molukkers. Ik heb veel hulp en steun gehad van Rocky Tuhuteru en van Jeanny Vreeswijk Manusiwa die mij altijd met raad en daad hebben bijgestaan. (Lees verder in deel 3.)
0 notes
Text

“Elk land hoe klein, het ook mag zijn, heeft ongetwijfeld toch zijn rechten, om op te staan voor zijn bestaan, en zich dus niet te laten knechten”. (Bram Pattinama) Deel 3.
De eerste Prinsjesdag voor mij in 2013 droeg ik niet een hoedje maar onze traditionele kledij. Mijn maidenspeech, dat is je eerste speech in de TK heb ik gehouden over de komst van de Molukkers naar Nederland. Ik wilde Molukkers op de agenda zetten. Met hulp van mijn fractie en woordvoerder Jeroen Recourt, die mij heeft gesteund en de kans heeft gegeven, heb ik zowel voor als achter de schermen over het onrecht kunnen spreken en wanneer ik dat niet mocht doen heeft hij het gedaan. Ministers gingen niet naar Molukse wijken. Er is er weleens eentje geweest, maar die wilde de wijken afschaffen. Lodewijk Asscher en Martin van Rijn zijn naar verschillende wijken geweest en hebben zich bemoeid met het achterstallig onderhoud en vrijwilligers geëerd en Ronald Plasterk heeft zelfs een deel van The walk meegelopen en dat hij omringd werd door vele Molukse vlagen maakte hem niets uit. Hij zei: “we leven in een vrij land en in Nederland is deze vlag niet verboden”. Politiek dacht niet iedereen daar zo over. Ik voelde veel steun voor Molukkers en er is ook met de collectieve erkenning apart rekening gehouden met Molukse ouderen en de zorg voor hen. Het Moluks Museum is er gekomen als onderdeel van de collectieve erkenning. Ik heb bij alles wat er is gebeurd veel hulp gehad van mensen uit de Molukse gemeenschap en daarbuiten. Helaas heeft alles een keerzijde en heb ik regelmatig kritiek gehad uit politieke- en maatschappelijke kringen en ben ik gewaarschuwd me niet zo nadrukkelijk bezig te houden met Molukkers. Wat ik mij altijd zal herinneren is een heel oude oma die ondersteund door haar familie rechtop ging staan en mij staande liet houden op de Molukse avond van de TONG TONG fair en tegen mij zei: “Ik ben zo trots op u omdat u voor ons volk opkomt”. Dat heeft mij diep geraakt en haar woorden en trotse houding houd ik altijd voor ogen welke kritiek ik ook krijg. Ik ben er trots op om de eerste vrouw van Molukse afkomst te zijn geweest in de Tweede Kamer en ik hoop dat er nog velen zullen komen. Ook ben ik trots op de veerkracht van de eerste generatie, op de kracht van het Molukse volk en de saamhorigheid. Graag was ik opgegroeid als onderdeel van een gemeenschap en ben ik dit door de omstandigheden kwijtgeraakt. Ik voel me wel zeer verbonden en ben daarom ook bestuurslid van de Landelijke Stichting Molukse Ouderen. Veel jongeren zetten zich in voor de gemeenschap. Ik hoop dat meer Molukse jongeren zich ook politiek willen inzetten in hun eigen stad. Zeker in de Molukkerswijken is dat belangrijk want veel wordt lokaal geregeld en de landelijke overheid staat steeds meer op afstand. Dan kun je bijvoorbeeld invloed uitoefenen op zaken in de wijk zoals voorzieningen, huisvesting, zorg enz. en wordt het niet allemaal door politieke partijen geregeld zonder dat je je stem kunt laten horen.
0 notes
Text

“Het leven is een groot feest alleen moet je zelf de slingers ophangen.”
Ik heet Richard Tan, mijn vader heet Ron Tan en moeder Edith Latumahina, beide eerste generatie en mijn moeder eerste generatie Molukse. Ik ben in Amsterdam geboren in 1975 en op 1-jarige leeftijd zijn we met het gezin naar Alphen aan de Rijn verhuisd. Ik denk dat ze een rustig dorp verkozen hebben dan een drukke stad zoals Amsterdam. Ik heb één zusje, Bianca genaamd. Ik ben in Alphen opgegroeid en in het begin ben ik weinig met Molukkers omgegaan maar werd dit later anders. Ik ging naar een kerk waar veel Molukkers kwamen en woonde ook in de buurt bij bangsa Maluku. Tijdens dit proces ben ik meer te weten gekomen wat mijn afkomst is en kwamen (h)erkenning en oorsprong naar boven. Mijn hart is hierdoor sterk beïnvloed geraakt omdat ik de warmte en saamhorigheid in onze cultuur heb mogen ervaren. Gaandeweg in de omgang ben ik meer van mezelf te weten gekomen zoals over “gandung” en “pelaschap” en is ook de taal niet achtergebleven. Ik ben van huis uit een administratieve man en heb de MEAO gedaan. Later ben ik de switch gaan maken van de administratie naar de zorg. Vanaf mijn 25e ben ik begeleider in de zorg en heb ik veel plezier in mijn werk en werk ik in Leiden bij een instituut. Op mijn 12e wist ik dat ik jongens leuker vond dan meisjes en pas jaren later op mijn 19e, kreeg ik een serieus relatie. Jarenlang heb ik dit stuk voor ieder, maar ook voor mezelf, verzwegen. Ik wilde aan het standaard Maluku formaat voldoen. Ik heb wel wat met meisjes gehad althans dat probeerde ik maar werd in dit proces steeds maar weer bevestigd dat mijn gevoel toch anders was en ik meer voor een man voelde. Mijn coming-out ging samen met mijn eerste vriendje. Mijn moeder was in acceptie wat makkelijker ging dan mijn vader. In 2000 ben ik pas naar Amsterdam gegaan omdat ik daar mijn sociale netwerk had. De anonimiteit sprak mij ook erg aan. Heb nog een uitstapje naar Leiden gedaan maar was Amsterdam toch mijn honk. Daar verblijf ik nu 22 jaar en woon ik in Buitenveldert (Nieuw Zuid). Ben overigens nog wel op mijn eerste levensjaar naar de Molukken gegaan. In ben jarenlang erg goed bevriend geweest met een usi die mij veel geleerd heeft met betrekking tot onze cultuur. Ze was een strijdster in hart en nieren. Aan Nontje Souhowat heb ik veel te danken en is dat altijd ook wederzijds geweest. Zij is onlosmakelijk verbonden met mijn gevoelswereld en ben ik haar eeuwig dankbaar voor. Het Molukszijn is een gevoelskwestie en doe je met je hart. De verbinding, het thuiskomen, en de herkenbaarheid tussen elkaar. Daarnaast heb je natuurlijk ook je eigen identiteit maar is het Molukerszijn mijn basis. Mijn huidige generatie zou ik adviseren te blijven onderzoeken wat je basis en bestaan is. Stel vragen, ga op onderzoek uit en verzamel de informatie om later te kunnen doorvertellen aan de nieuwe generaties. De nieuwe generatie moet veel bij zichzelf blijven zodat de eigen identiteit ontwikkeld kan worden met een eigen mening, karakter en stijl. Creëer je eigen persoonlijkheid. Aansluiting met anderen is leuk maar ligt de waarheid bij jezelf wie of wat je wilt zijn. De andere kant is dat je sterk moet zijn omdat je, wanneer je anders bent, je snel wordt neergehaald dus probeer dit altijd in te calculeren en op je hoede te zijn. Je eigen zijn is naast het Molukszijn essentieel. Dit kan goed samengaan. Geloof hierin.
3 notes
·
View notes
Text

“Aku begini, Enkau begitu”.
Ik ben Mick Woearbanaran, 2e generatie orang Maluku, asal dari Tanimbar, noord Tanminbar kota Larat. Mijn ouders komen uit een specifiek eiland genaamd Fordatha, kampong Walerang. Pappa Adam Woearbanaran, mama Jubelina Tanwey (asal dari Nila). Mijn Moeder haar voorouders mijn Oyangs oorspronkelijk uit Nila, maar al 3 generatie op de kampong Walerang Tanimbar. Ik ben geboren in Semarang, Djatingaleh. Als baby ben ik met de Fairsea naar Nederland gekomen samen met mijn oudere zus en ouders naar Nederland. In Vught zijn we terechtgekomen maar door omstandigheden zijn we van Vught naar Schattenberg Westerbork verhuisd en daar vandaan zijn we naar Ommen, kamp Eerde, gegaan. Ook de nalatigheid van CAZ was voelbaar voor onze ouders, ook hun mentaliteit als kolonialisten was in negatieve invloed voelbaar voor onze ouders. In Ommen ging ik naar de basisschool en was het kampleven mooi. Je had een soort vrijheid maar ook toch weer niet. Je moest bij de padvinders, dit door de Nederlanders meegegeven, terwijl de Akala’s (hoofden) de bungs waren en hun macht lieten gelden. Bijzonder was dat we een kleuterschool in het kamp hadden en we tussen de touwen mochten spelen die als parcours fungeerde. Als ik eraan terugdenk heb ik nog steeds pijn, zelfs in mijn huis en onder mijn dak. De pijn van mijn ouders maar ook de pijn van mijn generatie. In het kamp woonden wij erbarmelijk, we zagen de gaten in de muren en was het zomers ondragelijk warm en ’s winters hartstikke koud. Vlakbij het kamp hadden we een meertje en ééns tijdens een winter wilden we gaan schaatsen. Ik zal nooit vergeten dat 2 kinderen, broer Jonathan en zus Lientje Labobar, door het ijs zakten en ondanks we onze ouderen haalden het voor deze 2 kinderen te laat was. Dit is me altijd bijgebleven en is deze familie in 1968 teruggegaan naar Toradja. Ik heb als 7 jarig kind al hartproblemen en ben ik destijds in Leiden geholpen. Ook een andere jongen uit Australië, ook van mijn leeftijd, met dezelfde klachten en een vriend geworden, heeft dit niet overleefd. Ik heb van mijn vader de hardste straffen gehad met als gevolgd dat ik hem dit een lange tijd heb kwalijk genomen. Op zijn ziekbed konden we het pas goedmaken maar heb ik hier lang last van gehad. Toen ik opgroeide waren mijn ouders voor 2 jaar opgenomen in een sanatorium. Met z’n 6en zijn we verspreid opgevoed. 2 broers van mij zijn ondergebracht bij Nederlandse gezinnen. Ik eerst bij een Moluks gezin maar later toch bij een Nederlands gezin. Ook dit heeft consequenties op mijn welbevinden gehad. Muziek is de rode draad in mijn leven en was ik jong toen ik met muziek begon. Ik ben lang dirigent geweest van Eben-Haezer, een gospelgroep uit Zwolle. We hebben we overal gezongen zelfs tot het programma Korenslag van Hennie Huisman. Henk Klompenmaker en ik treden op als duo en hebben we opgetreden in Nederland, Duitsland en Amerika. Muziek is een soort therapie voor mij. Met muziek kan je mensen bemoedigen en geeft het een bepaalde rust. Met het nummer Terang Bulan heb ik ooit een oude Indische mevrouw in een verzorgingshuis laten opstaan terwijl ze niks meer wilde en niet eens kon staan. Om Bangsa Maluku te zijn is het mooi maar ook moeilijk tegelijk. Ook al ben je geïntegreerd maar loop je vaak met 2 gedachten, 2 gevoelens zowel binnen de Molukse- maar ook Nederlandse normen en waarden waardoor je gevoel soms onevenwichtig is. Thuis voel je Orang Maluku en daarbuiten moet je weer schakelen. Dit zijn worstelingen die vrij actief zijn en vaak aan de oppervlakte komen drijven. Ondanks ik politiek op de achtergrond heb geschoven vier ik 25 april in mijn hart. Mijn eigen generatie zou ik zeggen om wel de normen en waarden van orang tua2 te blijven vasthouden naar onze kinderen toe. Hou onze eigen identiteit. De nieuwe generaties wil ik graag meegeven om je eigen stamboom in kaart te brengen. Waar kom je vandaan? Wat is je oorsprong, wie is je familie en wat zijn de verhoudingen maar vooral wat wil je realiseren. Ook al zijn we half of heel maakt het niet uit. Je houvast is je Molukse context.
0 notes
Text

“Life is like a cocktail. Complex, carries a kick and does not last. So take the time to savor it.”
Ik ben Matheüs Reawaruw, 2e generatie Molukker. Pappa Joop Reawaruw en mamma Paulina Pietersz. Pappa kampong Waai en mamma Amahei. Ik kom uit een groot gezin, vijf broers en drie zussen. Ik ben het oudste kind en geboren in 1964. Ik heb tot mijn vier en twintigste in Vught gewoond met ouders, vervolgens in Gennep en uiteindelijk in Rotterdam. Ik ben een lange tijd productiemedewerker geweest bij een aluminiumbedrijf. Door de verhuizing van mijn bedrijf naar Zwijndrecht ben ik uiteindelijk in Rotterdam en omgeving blijven hangen. Tijdens de reorganisatie van dat bedrijf ben ik gaan solliciteren en ben ik de beveiliging ingegaan. Ik werk nu al een lange tijd bij Trigion. Als oudste van het gezin had ik persoonlijk niet veel binding met het Molukszijn maar compenseerde mijn ouders dit door veel zaken juist wel Moluks- en met veel gevoel te interpreteren. Uiteindelijk kon ik er niet omheen en werd het Molukszijn sterk geaccentueerd door mijn familie. Het Molukse gevoel is in de loop der jaren veranderd en heeft ook Gennep hierin een belangrijke rol gehad. In Vught waren we veel op onszelf terwijl in Gennep meer de verbinding was. Mijn passie is dat ik al jaren Zuid Amerikaanse-dansen dans zoals de Salsa en de Mambo Bachata. De weg naar volwassenheid en groei heeft ook mijn Molukse trots mee doen groeien en accentueren. Mijn huidige generatie moet onze afkomst sterk blijven laten zien. Ook ik ben er bewust van en hier vaak mee bezig. Dit vooral naar je medemens om te laten zien wie we zijn en waar we vandaan komen. De nieuwe generaties zou ik adviseren goed te leren en iets van hun toekomst te maken. De 1e generatie is hier gedropt maar de nieuwe generaties hebben hun eigen toekomst. Ook aan de nieuwe generaties moet we het stokje zo goed mogelijk doorgeven. In het proces mag het stokje vallen als we deze maar oprapen en weer verder gaan. Dat is de kracht geweest van onze eerste generatie, tweede generatie en straks ook van de komende generaties.
0 notes
Text

“Iedereen leert van zijn eigen verleden. Als je je ogen niet opent blijven de processen doorgaan zoals ze zijn.”
Ik ben Evert Eddy Saija, 2e generatie Molukker in Nederland. Mijn vader heet Frans Hendrik Penehas Saija en mijn moeder heet Andelina Marietje Teterissa, beiden uit Aboroe. Ik ben in 1955 geboren in kamp Schattenberg en kom ik uit een gezin met een zus en 2 broers. Zelf ben ik de jongste. Ik was jong toen ik uit kamp Schattenberg vertrok en heb ik dit gevoel, wat mooi, veilig en vertrouwd was, eigenlijk op de achtergrond geschoven. Dit komt omdat wij als volk uit onze vertrouwde en mooie omgeving werden gehaald, en ik na mijn zware operatie en Aneurysma veel vergeten ben. De Molukse wijk in Assen aan de Tumulestraat vanaf 1963 was een andere tijd. Mijn naaste buren waren familie Matulessy, familie Sapia en familie Sopocua. Dit waren één van de eerste gezinnen in de toen lege wijk. Het leven in de wijk was met elkaar, je ging naar de kerk en op school aan de Larixbos. Het leven was toen leuk omdat nog niet alle woningen bezet waren en alle kolenbakken werden gebruikt als spel. Op de Langedijk hebben we nog gevoetbald en was het een zeer leuke tijd. Tijdens de kaping van 1977 zat ik in militaire dienst en was het een roerige tijd omdat met name de jongens die in de trein zaten, ik allemaal persoonlijk kende. Als ik aan die tijd terug denk ben ik boos en verdrietig omdat hun dood veel impact op mij gehad heeft. Ze streden voor een rechtvaardige zaak, stierven jong en waren een paar goede vrienden van mij. De wijk was voor mij een mooie tijd vanwege de eenheid en het gevoel “thuis” te zijn. Ondanks ik nu buiten de wijk woon mis ik het. In mijn dagelijkse leven was ik medewerker bij de overheid bij Staatsbosbeheer. Dit heb ik al 40 jaar gedaan en geniet ik nu van mijn pensioen, vrouw Jolanda, kinderen en kleinkinderen. Molukker zijn is om trots op te zijn. Ik leef tussen de Nederlanders en andere bevolkingsgroepen en merk ik als Molukker intenser maar ook gevoeliger te zijn. Ik ben trouw met mijn gevoel naar anderen. Ik ben hier geboren maar zal me nooit helemaal thuis voelen. Als ik op Maluku ben voel ik me thuis en kan ik echt mezelf zijn. Als ik in de baai van Haroekoe Aboroe kom ben ik altijd emotioneel en komen mijn ware gevoelens naar boven. Op 5 mei is de vrijheid niet mijn vrijheid omdat wij als Suku Maluku elke dag voor onze vrijheid moeten vechten. Aan mijn eigen generatie zou ik mee willen geven “adik-kaka” in ere te houden. Laten we elkaar niet afvallen en elkaar helpen met dezelfde intentie die de 1e generatie ons heeft geleerd, en dat is respect te hebben voor elkaar te hebben. Onze rangen en standen maken ons vertroebeld terwijl we allemaal ouder maar ook wijzer en gelijkwaardiger aan het worden zijn. In de wijk kan en mag je jezelf zijn, buiten de wijk daarentegen moet je je anders gedragen en opstellen wat gecompliceerd, dubbel en vermoeid maakt. De nieuwe generatie(s), zoals mijn kinderen en kleinkinderen, zou ik willen meegeven dat je moet realiseren dat de wereld ronddraait en alles als een boemerang terugkomt. Zaai goed en daarmee kan je oogsten. Verlies lijden is op zich goed want dat doet je groeien. Benut alle kansen want wij moeten hier leven met behoudt van onze eigen identiteit en Molukszijn.
0 notes