Een plek om meer te leren over de feiten en fictie van de Bokkenrijders
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Balthasar Kirchhoffs
Leven buiten de âbendeâ Balthasar Kirchhoffs werd, in tegenstelling tot zijn jongste broer Joseph, niet in âs Hertogenraede geboren, waardoor we zĂjn geboortedatum wel kennen.
Balthasar (ook wel geschreven als Balt(h)us) werd op 27 september 1707 geboren in Afden als zoon van Nicolaas Kirchhoffs en Catharina Doveren. Hij had vijf broers en een zus: Johanna (1705 - 30-10-1785), Joannes (13-02-1706), Dionijs (22-11-1708), Peter (1720-1771) en Joseph (~1724 â 11-05-1772). Van de drie gebroeders Kirchhoffs die als Bokkenrijder zijn opgepakt (Peter, Joseph en hijzelf) was hij de oudste, de eerste die werd opgepakt en de eerste die overleed. Peter overleed omstreeks juni 1771 in de kerker van Gulik, Joseph op 11 mei 1772 op de Beckenbergh te 's-Hertogenraede. Balthasar werd schoenmaker en vestigde zich in Merkstein. Op 24-jarige leeftijd trouwde hij, op 7 september 1732, met Maria Agnes Dreschers, maar zij overleed op 7 januari 1752. Pas elf jaar later, op 8 februari 1763, hertrouwde hij, deze keer met de 17 jaar jongere Maria Notermans. Beide huwelijken bleven kinderloos. In relatie tot Joseph Hoewel, volgens de processtukken, Balthasar en Joseph samen de bende geleid zouden hebben en dus een goede band zouden moeten hebben, suggereert Sleinada hier iets anders:
"Den Chirurgyn, met wien ik bekend was heeft my eens met weenende oogen geklaegd, over zynen broeder Baltes, dat hem de traenen over de wangen rolden, en in deeze woorden uytbrak: "Ah! Ik hebbe zoo lang geweeten dat den Schelm niet deugde, en daerom heeft hy in twee jaeren tyds niet durven onder myne oogen komen; wat my aengaet ik maek 'er niet met allen uyt, al word hy ook gehangen [...]
"Vert. "De chirurgijn, met wie ik bekend was, heeft zich wel eens wenend bij mij beklaagd over zijn broer Baltus. Zijn tranen rolden over zijn wangen en hij brak in de volgende woorden uit: "Ah! Ik heb altijd geweten dat die schelm niet deugde, daarom durft hij mij al twee jaar lang niet onder ogen te komen. Wat er gebeurt maakt mij niet uit, al hangen ze hem ook op [...]"
De relatie tussen de twee broers, als we Sleinada moeten geloven, was dus niet al te hartelijk, tot op het punt dat ze elkaar jaren niet hebben gezien. Vele romanschrijvers beschrijven Balthasar dan ook als iemand die altijd in de herbergen (met name Den Vivat) te vinden is, soms als een beetje een viezig figuur, tegenover de nette, hooggeplaatste Joseph. Als we Sleinada moeten geloven, zou dat beeld best wel eens kunnen kloppen. Zijn rol in de âbendeâ Over de rol die Balthasar in de bende gespeeld zou hebben, laat men in de processtukken geen twijfel bestaan. In vrijwel elk processtuk waarin hij genoemd wordt â en dat zijn er veel â, komt hij als een van de âhogere ledenâ, misschien zelfs wel de leider tevoorschijn. Sommigen menen zelfs bij hem in huis de eed te hebben afgelegd. Joseph Keyser kwam tijdens zijn eerste pijniging al met de eerste âbekentenisâ met Balthasar samen te hebben gewerkt:
âEn dat daernaer de voorseijde gesellen die ingegaen waeren ten huijse van Baltus Kerckhoff, uijtgecomen sijn met denselven Baltus Kerckhoff, ende de huijsvrouw van hem Kerckhoff ten lesten uijtgecomen was ende de duhr toegeslooten heeft. [âŠ] En dat haeren man Baltus Kerckhofff gearmeert was met eene flinte, en hij gedetineerde met alle de voorseijde gesellen versien waeren met stocken.â
Vert. âEn dat daarna de eerder genoemde gezellen het huis van Baltus Kerckhoff binnengingen en naar buiten kwamen met Baltus Kerckhoff en zijn huisvrouw, die als laatste naar buiten ging, de deur gesloten heeft. [âŠ] En dat haar man Baltus Kerckhoff gewapend was met een pistool en hij, de gevangene, met alle eerder genoemde gezellen voorzien was van stokken.â
Dat Balthasar hier duidelijk naar voren komt én als enige met een pistool wordt beschreven, zou erop kunnen wijzen dat hij een (van de) leiders van de Bokkenrijders was, of misschien had hij gewoon een slechte, maar breed verspreide reputatie- als schoenmaker was hij immers in de hele regio bekend. Het zou dus heel goed kunnen dat Keyser hem alleen maar noemde omdat Balthasar als leider noemen een geloofwaardige bekentenis zou zijn.
Proces en dood Wanneer Balthasar is opgepakt, weten we niet precies. Wél weten we dat hij 30 januari voor het eerst wordt ondervraagd. Men ging diezelfde dag nog over op martelwerktuigen, zo blijkt ook uit het document over zijn scherp examen:
âWelckenvolghende het voorschreven decret van Scherper examinatie aen den gedetineerden is voorgelesen, ende hem de pijn instrumenten voorgewiesen zijnde met dreijgemente van het voorschreven decret van torture aenstonts te voltrecken in cas hij ingevolge het selve niet en bekende de dieffting en misdaeden, waervan hij ten processe geaccuseert is. Ende blijvende denselven persisteren bij sijne ontkentenissen, soo is hij dienvolghens ter pijnbank gestelt, ten thien ueren en vijffthien minutten des morgens, ende hem de schroeven op de duijmen gestelt, deselve toegedraijt zijnde. Vorts hem de eerste schroeff op het slinxe scheen been, de tweede op het rechte scheenbeen gestelt en toegedraijt zijnde, vorts aen de rolle off wippe opgetrocken sijnde, heeft ten twelff ueren en vijffthien minutten gesegt alom daerbij geweest te sijn , waer en ter wat platze dat hij in actis was gevraegt geweest. Voorders heeft ten twelff ueren en seven en dertigh minutten gesegt ende bekent aen de Handt gestoolen te hebben.â
Vert. âNadat het voorgenoemde vonnis tot scherp examen aan de gedetineerde is voorgelezen en hem de martelinstrumenten getoond zijn met het dreigement het vonnis tot tortuur te voltrekken indien hij niet bekende de diefstallen en misdaden, waarvan hij in dit proces verdacht is, te hebben begaan. Hij bleef zijn ontkenningen volhouden en is dus naar de pijnbank gebracht, om kwart over tien âs morgens, en de duimschroeven zijn hem aangezet en aangedraaid. Daarna werd hem eerst de scheenschroef op het linker scheenbeen, daarna op het rechter scheenbeen aangezet en aangedraaid, daarna is hij aan de wipgalg opgetrokken. Om kwart over twaalf heeft hij gezegd dat hij [bij de misdaden] aanwezig was en waar hij tot actie gevraagd was. Hierna heeft hij om zeven over half één gezegd de diefstal begaan te hebben.â
Na het scherp examen is Balthasar nog een aantal keren ondervraagd: op 31 januari wordt het scherp examen van de dag ervoor hervat en op 1 februari volgt de recollectie, waarbij Balthasar alles herroept en zegt te hebben bekend uit pijn. Hij is er lichamelijk slecht aan toe en men besluit te wachten met een nieuw scherp examen tot begin maart. Op 7 maart wordt Balthasar opnieuw gemarteld maar hij valt flauw en wordt niet meer wakker. Hij is 63 jaar oud geworden en de volgende dag buiten de burchtmuur, op ongewijde grond, begraven.
1 note
·
View note
Text
Boeken (non-fictie)
Blok, Anton: De Bokkerijders, Roversbenden en Geheime Genootschappen in de landen van Overmaas [1730-1774] (1992) - Dit was een van mijn eerste boeken over de Bendes en tevens een van mijn meest gebruikte. Een echte klassieker, iedereen in het Bokkenrijdersonderzoek kent Blok. Dit boek gaat vooral uit van de tweede theorie.
Heijenrath, Lei ; Huijnen, Mathieu ; Nijsten-Höfte, Lea ; Van Wersh, Hub: Facetten uit het Land van Rode (2017) - Een van de nieuwere boeken op deze lijst. Hoewel het niet exclusief over de Bokkenrijders gaat, zoals de titel waarschijnlijk al deed vermoeden, is het een goed boek, ook voor wat meer context over het Land van Rode (De andere gebieden worden natuurlijk niet uitgebreid behandeld).
Van Gehuchten, François: Bokkenrijders, de schande van Limburg (I en II) (2013, 2014) - Een van de weinige boeken over de derde theorie, en daarmee al meteen zeer interessant. Ik vond deze persoonlijk heel overtuigend en interessant en dus zeker ook een aanrader. Bevat ook een overzichtelijke 'ledenlijst', wat altijd fijn is.
Gierlichs, Wilhelm: De Geschiedenis der Bokkerijders in 't voormalig Land van 's Hertogenrode (1940) - Een van de meest gebruikte werken over de Bokkenrijders. Net als Blok is dit een echte klassieker, zo'n boek dat iedereen met een interesse in de Bokkenrijders wel in huis heeft. Gierlichs zelf was archivaris van Herzogenrath en had dus toegang tot vele originele stukken, die hij ook transcribeerde. Als je niet in staat bent om de originele stukken te gaan bekijken, is dit boek zeker de moeite waard. Een van de belangrijkste boeken over de tweede theorie.
Melchior, Juliaan: De Bokkerijders (1915) - Dit was mijn eerste boek over de Bendes, dus hier hangt wat jeugdsentiment aan vast. Dit boek biedt veel context over de processen en de situatie in de regio ten tijde van de Bokkenrijders, dat maakt het vooral interessant. Zeker een aanrader! (E-Book)
Ramaekers, G. ; Pasing, Theo: De Woeste Avonturen van de Bokkerijders (1972) - Klein, maar handig boek op praktisch zakformaat, dus fijn om mee te nemen, in tegenstelling tot de meeste anderen. Het is een samenstelling van een aantal in de Limburger gepubliceerde stukken, dus een beetje als deze blog in boekvorm, geschreven door professionals. (E-Book)
Sleinada, S.J.P: Oorsprong, Oorzaeke, Bewys en ontdekkinge van een godlooze Bezwoorne Bende, Nagtdieven en Knevelaers, binnen de landen van Overmaeze en Aenpaelende Landstreeken ontdekt, met een nauwkeurig getal der Geexcuteerde en Vlugtelingen. (1779) - Een hele mond vol. Dit boek, waarover al eerder een blog is gepubliceerd, is een van de meest gequote en impactvolle boeken uit de Bokkenrijdersgeschiedenis. Er is (nog) geen moderne vertaling van, maar desalniettemin is het zeker eens de moeite waard om het te proberen te lezen! En anders moet je helaas nog even geduld hebben ;) (E-Book)
0 notes
Text
Websites
Over de Bokkenrijders zijn (nog) niet veel websites. Toch zijn er wel een paar aanraders.
JohnVE - Mijn go-to website, een echte favoriet. Met tientallen (honderden? Ik heb ze niet geteld) getranscribeerde processtukken, informatie over veroordeelden én genoemden en andere informatie is dit waarschijnlijk wel de belangrijkste website voor online Bokkenrijdersonderzoek. Als ik een processtuk quote, komt het ook altijd van deze site.
Bokkenrijdersgenootschap - De website van het Bokkenrijdersgenootschap, een groep waar ik helaas zelf niet bij zit. Op deze site staan een aantal zeer interessante artikelen. Zeker eens de moeite waard om op rond te kijken!
RHCL/Archieven - Als je van plan bent om de processtukken eens in het echt te gaan bekijken (aanrader) is het handig om eerst even op deze site rond te kijken. De archieven van de Landen van Overmaas zijn heel interessant, maar als je gaat is deze vooral aan te raden: een collectie van processtukken, twee boeken vol.
0 notes
Text
Bronnen Masterpost
Websites
Boeken (fictie)
Boeken (non-fictie)
0 notes
Text
Boeken (Fictie)
Over de Bokkenrijders zijn vele boeken geschreven: dit is een lijst met een aantal fictieve verhalen. De lijst zal ook regelmatig uitgebreid worden!
Bernard Bekman: Kapitein der Bokkerijders (1949) - Mijn persoonlijke favoriet, samen met de boeken van Reggie Naus en Ton van Reen. Dit boek gaat specifiek over Joseph Kirchhoffs en is bijna volledig gebaseerd op het onderzoek van dr. Wilhelm Gierlichs - het gaat dus uit van de tweede theorie. Regelmatig te krijgen op Boekwinkeltjes.nl, zeker een aanrader! (E-Book)
Piet Ecrevisse: De Bokkerijders (1848) - Deze moet ik nog uitlezen en kan ik dus nog niet te veel over zeggen. De hoofdpersoon lijkt wel gebaseerd op Joseph Kirchhoffs, maar ik weet niet zeker of dat de intentie was. Naar mijn weten is dit ook de eerste Bokkenrijdersroman, dus dat is wel tof. (E-Book)
Reggie Naus: Broederschap van de Bok (2017)- Waarschijnlijk het meest historisch accurate boek dat ik tot nu toe gelezen heb, en daarmee ook wel mijn favoriet. Eigenlijk best verfrissend om eens een boek te lezen waarin Kirchhoffs niét de hoofdpersoon is (maak ik me zelf ook schuldig aan hoor) en vooral het switchen tussen toen en nu is heel gaaf.
Ton van Reen: De Bende van de Bokkenrijders (?) - JEUGDSENTIMENT!!!!!!!! Met dit boek is het voor mij (en vele anderen) begonnen. Het verhaal lijkt voor een groot deel op Sleinada gebaseerd, wat het bijzonder, maar is niet altijd even historisch accuraat (en soms zelfs pijnlijk inaccuraat) maakt. Dat hoeft natuurlijk niet echt uit te maken, verder is het een goed boek. Zeker een aanrader als je 'm nog niet gelezen hebt.
0 notes
Text
Het Sneeuwbaleffect van Keyser
âEenen Jongen van agtien jaaren, woonĂ€gtig te Ubagh en ât land van âsHertogenraede, geboortig, nae myne meeninge te Aaken, genaamd Joseph Keyzer door aanraaden van eenen zekeren Pieter M. Zadelmaaker tot Ubagh, die hem ook vergeselschap had, stal een schoon jong peird in ât zelve land, en brogt het omtrent Guylik, om het te verkopen. Men volgde het peird met den dief, en wierd by Guylik ondekt. âEr waaren getuygen, die deezen Joseph in gezelschap van den Zadelmaaker met het peird gezien hadden, en diensvolgens wierd daaröver van den Rechter van Ubagh de noodige informatie genomen, en eyndelyk den goeden Joseph in hegtenisse gesteld.â
Vert. âEen jongen van achttien jaar oud, genaamd Joseph Keyser, woonachtig in Ăbach in het land van âs Hertogenraede en volgens mij geboren in Aken, stal, door aanraden van een zekere Peter Muller, de zadelmaker van Ăbach die hem ook vergezelde, een mooi, jong paard in hetzelfde land en bracht het naar Gulik om het daar te verkopen. Men volgde het paard met de dief en hij werd in Gulik ontdekt. Er waren getuigen die deze Joseph in het gezelschap van de zadelmaker met het paard gezien hadden en hierna werd hierover door de Rechter van Ăbach de nodige informatie vernomen. Uiteindelijk werd de goede Joseph in hechtenis genomen.â
De gebeurtenis, die Sleinada op de manier hierboven in zijn boek beschrijft , lijkt op het eerste oog van weinig belang. Vooral als men weet dat Joseph Keyser, op het moment dat hier wordt geschetst, inderdaad pas achttien jaar oud â sommigen menen zelfs jonger â is. Waarom wordt deze gebeurtenis, een zeventien- Ă achttienjarige jongen die een paard steelt en gearresteerd wordt, dan toch als één van de belangrijkste gebeurtenissen in de Bokkenrijders-geschiedenis gerekend?
De diefstal bij Henricus Schutz
Allereerst zullen wij een iets helderder beeld schetsen van de diefstal die in dit fragment wordt beschreven, zoals het volgens de overlevering is gegaan.
Het zal tegen het einde van 1770 geweest zijn toen boer Henricus Schutz van Waubach zich in een herberg in Ăbach bevond. Sommigen menen zelfs dat dit in Den Vivat, de herberg van Willem Ploum, een van de belangrijkere âledenâ van de bende, zou zijn gebeurd. Sommigen zeggen dat boer Schutz dronken was, anderen zeggen overmoedig, maar over het volgende âfeitâ is vrijwel iedereen het eens: boer Schutz heeft toen geroepen dat hij een nieuw paard had gekocht waar hij zeer trots op was, maar het was zĂł wild dat zelfs de Bokkenrijders hem niet zouden kunnen stelen. Als het ze zou lukken, dan zouden ze het mogen houden.
Op 31 januari 1771 wordt Peter Muller ondervraagd over onder andere dit voorval. Aangezien het een lang stuk is, zal ik slechts een samenvatting geven. Dit stuk is immers wel noodzakelijk voor de beeldvorming.
Een maand voor de overval bij Henricus Schutz hadden Dirck Jaspers, Jacobus Otten, Cornellis Dautzenberg en âden Schuijrmanâ het paard al gezien en Muller bij de Schuijrman thuis verteld dat er veel geld aan te verdienen zou zijn. Bij de overval zouden de Schuijrman, Leonard Steijns, Dirck Jaspers en Joseph Keyser aanwezig zijn geweest. Steijns en Keyser, zo verklaarde Muller, hadden het paard uit de stal gehaald en hijzelf bleef met Jaspers buiten op wacht staan. Steijns zou vervolgens het paard naar âBrouckhuijsenâ hebben gereden, waarna Jaspers het naar de âHilbertâ nabij Ăbach had gereden en het daar tot de dageraad had vastgezet. Keyser zou het daarna naar Ăbach hebben gereden. Bij deze tocht was ook nog ene Jacobus Otten aanwezig, die niet veel later, met Jaspers, tegen Keyser zei dat hij (d.w.z. Joseph Keyser) het paard moest gaan verkopen en het geld naar het huis van Jaspers moest brengen, zodat ze het daar konden verdelen.
Een interessant feit is dat Muller over de afloop van dit gebeuren de plank volledig misslaat, tenzij hij hier een gesprek in de cel bedoelt, dat is onduidelijk: hij verklaart dat Keyser nadat hij had geprobeerd het paard te verkopen, toch nog bij Dirck Jaspers langskwam om te melden dat hij het paard bijna verkocht had. Hij verklaart:
âEn dat Joseph Keijser hun doens vertelt heeft dat hij het perdt bijna vercocht hadde, en den coopman het perdt hadde willen probeeren om hout te vaeren. Den selven coopman nochtans aen hem Joseph Keijser geseijt hadde dat hij het perdt soo goedde coop wilde vercoopen, dat sulx moeste gestoolen hebben, dat hem eenen schijn of teugenis soude bringen.â
Vert. âEn dat Joseph Keyser hen toen verteld heeft dat hij het paard bijna verkocht had en de koopman het paard had willen uitproberen. Dezelfde koopman had echter aan Joseph Keyser gezegd dat als hij een paard zĂł goedkoop verkocht, het wel gestolen moest zijn en hem vroeg voor een eigendomsbewijs.â
In werkelijkheid is Joseph Keyser nooit teruggekomen: hij werd op de markt gearresteerd en verbleef enige weken in een Gulikse gevangenis. Op 31 oktober werd hij overgeplaatst naar de burcht van Rode, zoals in het kloosterdagboek van Rolduc op 1 november 1770 staat:
âJunckgeburth Praetor in Aldenhoven et Consiliarus Aulicus Electoris Palatini, qui pridie insignem furem Ubacensem in ditione Juliacensi deprehensum et per aliquot septimanas in carcere Juliaci detentum extradiderat Praetori in Ubach, ista occasione in abbatia hospitium sumperat.â
Vert. âJunckgeburth, schout van Aldenhoven en hofraad van de keurvorst van de Pfalz die gisteren een beruchte dief uit Ăbach, die men op Guliks grondgebied gearresteerd had en in Gulik enige weken gevangen gezet had, aan de schout van Ăbach uitgeleverd had, genoot bij deze gelegenheid gastvrijheid in de abdij.â
Het begin van een massa-proces
Op 9 januari 1771 kreeg Joseph Keyser te horen dat hij tot âscherp examenâ was âveroordeeld.â Dit hield in dat hij met marteling ondervraagd zou worden. Het eerste bewaard gebleven document met betrekking tot Keysers proces dateert uit 10 januari 1771, maar daarin wordt al gerefereerd naar een andere ondervraging.
We kunnen er dus van uitgaan dat het massa-proces al begon op 9 januari â niet de 10e â 1771, met de eerste ondervraging van Joseph Keyser. Echter, aangezien dat document niet bewaard is gebleven, zullen wij de ondervraging van de 10e gebruiken om aan te tonen hoe dit massa-proces precies in stand is gekomen.
Tijdens het scherp examen van 10 januari noemt Keyser de volgende complicen:
Peter Muller â Zadelmaker in Ăbach, Gearresteerd januari 1771, executie 27 mei 1772 (hij heeft één keer geprobeerd te ontsnappen, maar dit is hem niet gelukt)
Joannes Jaspers â Schoonvader Muller, zadelmaker in Ăbach, Gearresteerd 1771, gestorven in cel 1771
Dirck Jaspers â Zoon Joannes Jaspers, zadelmaker in Ăbach, Gearresteerd 1771, gevlucht 1771 (bij verstek opgehangen 26 augustus 1774)
Jacobus Otten â Schoenmaker in Ăbach, Gearresteerd maart 1771, geĂ«xecuteerd 15 oktober 1771
Cornellis Dautezenbergh â Schoenmaker in Ăbach, Gearresteerd maart 1771, geexecuteerd 15 oktober 1771
Leonard Ploum (Lennert met den laem (verlamde) handt) â Boerenknecht in Ăbach, Gearresteerd januari 1771, geĂ«xecuteerd juli 1772
Baltus Kerckhoff (Balthasar Kirchhoffs) â Schoenmaker in Merkstein, Gearresteerd januari 1771, overleden in cel 7 maart 1771
Willem woonende in den Vivat (Vivats Willem, Willem Ploum) â Herbergier in Merkstein, Gearresteerd lente 1771, geĂ«xecuteerd 15 oktober 1771
âDen Sliepâ (waarschijnlijk Albert Schleipen) â Linnenwever in Herbach, Gearresteerd 1771, geĂ«xecuteerd 7 oktober 1771
Zoals te zien is, werd elke complice die Keyser tijdens zijn scherp examen benoemde ook daadwerkelijk opgepakt. Deze âcomplicenâ werden dan ook weer tot scherp examen veroordeeld en noemden hier zelf nog meer namen. Hierdoor bleef de olievlek steeds groeien en ontstond er een enorme golf van arrestaties en executies.

Ondervraging
Om te begrijpen waarom men zĂł veel namen noemde, moeten er een aantal dingen in acht worden genomen.
Allereerst was men bang om te sterven. Sommigen dachten dat, als zij veel namen zouden noemen, ze Ăłfwel het gerecht zouden kunnen overtuigen dat ze complete onzin aan het vertellen waren â overigens ook een tactiek gebruikt door Joseph Kirchhoffs â Ăłfwel tot âkroongetuigeâ benoemd zouden worden en daarmee hun eigen leven zouden kunnen redden. Dit laatste is deels gebeurd bij zowel Joseph Keyser als Peter Muller, net als een paar anderen. Alleen zouden zij later toch opgehangen worden. Als âdankâ voor hun bekentenissen bleven ze gewoon iets langer in leven. Zowel Peter Muller (jan. 1771 - 27 mei 1772) als Joseph Keyser (sep. 1770 â 15 okt. 1771) bleven langer dan een jaar vastzitten.
Daarbij was ook de manier van ondervraging kortweg inhumaan. Marteling werd volop toegepast, al waren hier wel een aantal regels voor. Juliaan Melchior vat ze in tien punten samen:
Marteling mocht slechts worden toegepast voor zware misdrijven.
Voordat de verdachte gemarteld werd, moest er wel al wat bewijs zijn voor zijn schuld.
Er mocht pas gemarteld worden als het gerechtshof zo bevolen had.
De beschuldigde had het recht zich tegen de verdenkingen te verdedigen en tegen het vonnis tot marteling in beroep te gaan.
Bij de marteling moesten de aard van de misdaad, het hoeveelheid bewijs en de lichamelijke toestand van de verdachte in gedachten gehouden worden.
Over het algemeen mocht men de beschuldigde onder tortuur alleen maar ondervragen over zijn eigen misdaden. Soms mocht hij ook ondervraagd worden over anderen.
Als de verdachte niet bekende tijdens de marteling, moest hij vrijgelaten worden.
Hetgeen dat op de pijnbank werd bekend moest zonder marteling later herhaald worden. Als hij zijn bekentenissen dan herriep, mocht hij een tweede keer gemarteld worden. Indien nodig mocht het ook een derde keer, maar nooit een vierde.
Mensen onder de veertien jaar oud, zwangere vrouwen, ouderen, zwakken of âongeneesbarenâ mochten niet gemarteld worden.
Als de verdachte had bekend of wanneer er voldoende bewijs was tegen hem, dan mocht de marteling niet gebruikt worden.
Al met al was een scherp examen verschrikkelijk. Niet alleen waren de martelinstrumenten pijnlijk, maar ook de ondervraging zelf was intimiderend en ronduit beschamend. De gedetineerde zat halfnaakt op een stoel â door de beul of zijn knechten ontkleed â voor een aantal schepenen en zelfs, soms, andere toeschouwers. Er zijn ook een aantal bronnen die melden geblinddoekt te zijn geweest, wat alleen maar toevoegde aan de angst die de gevangene voelde tijdens zijn proces.
Maar het waren voornamelijk de martelingen zelf die de gevangenen tot bekentenis bracht, hoewel een enkeling (vaak een kroongetuige) ook wel eens een vrijwillige verklaring aflegde. De martelwerktuigen werden vaak in verschillende etappes aangebracht.
Men begon met de territie, waarbij de beul zijn werktuigen aan de gevangene toonde in de hoop dat het de gevangene zĂł bang zou maken dat hij zelfs zonder marteling zou bekennen. Deze bekentenissen kwamen echter niet zo vaak voor.
Dan werden de duimschroeven erbij gehaald. Dit was het eerste en bekendste martelwerktuig in een verschrikkelijke reeks. De duimen (en soms andere vingers) werden als het ware geplet door de duimschroeven, maar deze werden vaak ook doorstaan, al staat in Joseph Keysers proces van 10 januari 1771:
ââŠden gedetineerden vervolghens op eene stoel gebonden, en hem de schruijven op de duijmen geseth, - heden naer de noen ten drij uhren en een half - en den gedetineerden de schruijven op de duijmen gehadt hebbende ontrent twintigh minuten, heeft den gedetineerde verclaert dat waer was sijne bekentenisse op gesteren bij territie gedaen.â
Vert. â...de gedetineerde is vervolgens op een stoel gebonden en hem zijn de schroeven op de duimen gezet â om half vier in de middag â en nadat de gedetineerde de schroeven twintig minuten op de duimen gehad had, heeft hij verklaard dat alles dat hij gisteren bij de territie heeft bekend, waar was.â
De duimschroeven waren dus niet ânutteloosâ â ze brachten wel degelijk pijn teweeg, maar de sterksten konden deze stap wel doorstaan zonder al te hevige pijn.

Dan ging men over op de Spaanse Laarzen (ook wel eens scheenschroeven genoemd), waarbij de beul twee planken op het scheenbeen van de verdachte vastbond en er dan een derde plank tussen sloeg. Een variatie hierop is een metalen variant met spijkers erin, die dan strak werd aangedraaid. De schenen zijn kwetsbaar â als men de duimschroeven had doorstaan zonder een woord te zeggen, dan sprak men doorgaans wel als de Spaanse Laarzen en anders wel wanneer zowel de Laarzen op beide benen als de duimschroeven op beide handen werden aangezet.
Sprak men ook dan niet, dan gebruikte men de wipgalg. Deze werd doorgaans, in tegenstelling tot de voorgenoemden, waarbij men alles bij elkaar schreeuwde van de pijn, stilletjes doorstaan. Aan de wipgalg werd de verdachte aan zijn of haar polsen met behulp van een touw naar het plafond gehesen in verschillende fasen. In de eerste fase raakte de verdachte met de tenen nog de grond, in de laatste fase hingen er gewichten aan de tenen. Verschillende mensen zijn tijdens deze stap in de tortuur overleden, doordat het gehele lichaam wordt uitgerekt, ook de ingewanden. Een van de bekendste doodgemartelden is Balthasar Kirchhoffs, waarop wij in de volgende blog zullen terugkomen...

0 notes
Text
Leden Masterpost
A.
B.
C.
D.
E.
F.
G.
H.
I.
J.
K.
Keyser, Joseph: Informatie
Kirchhoffs, Balthasar: Informatie
Kirchhoffs, Joseph: Informatie
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R.
S.
T.
U.
V.
W.
X.
Y.
Z.
0 notes
Text
S.J.P. Sleinada / J.A. Daniëls
âât is dan de pligt, die my als eenen waeren landgenoot beweegt, om de landen van overmaeze, die als een ander Sodoma en Gomorra in andere plaatsen afgschilderd zyn, eenigzins door dit kleyn schriftje te beschermen, anderdeels om een geheugenis in de gedagten te inten, die de ingezetene in het toekomende zoude afschrikken van door hun gedrag de galgen weer te doen opregten, waer aen hunne voorzaeten hunnen levenstyd en misdaeden met de doodstraf hebben moeten verwisselenâ
Vert. âHet is dan de plicht die mij als een waar landgenoot ertoe brengt om de landen van Overmaze, die op andere plaatsen als een soort Sodoma en Gomorra worden afgeschilderd, door dit kleine boekje enigszins te beschermen. Ook is het mijn plicht om een herinnering in leven te houden, die de burgers van de toekomst zal afschrikken om door hun gedrag de galgen weer te doen rijzen, zoals hun voorgangers hun levens en misdaden met de doodstraf hebben moeten verwisselen.â
Zijn leven
Johan Arnold DaniĂ«ls, ofwel S.J.P. Sleinada zoals hij tegenwoordig beter bekend is, werd op 2 september 1738 geboren in Hoensbroek. Zijn vader heette ook Arnold DaniĂ«ls en was schatheffer in het stadje. Zijn moeder was Catharina Meijers. In zijn jeugd woonde hij in een huis aan de Dorpstraat. Het is zeker mogelijk dat DaniĂ«ls in zijn jeugd in aanraking is gekomen met âBokkenrijdersâ- aan de Akerstraat niet ver buiten het centrum woonde immers de familie Ponts, vermeende leiders van een eerdere bende. Ook vele andere veroordeelden kwamen uit Hoensbroek.
In 1754 en 1756 werden in het collegium Albertinum van de Dominicanen te Sittard toneelvoorstellingen opgevoerd, waarin de eerste stukken over DaniĂ«ls gevonden kunnen worden. Hij zou de rol van Innocentia (de onschuld) hebben gespeeld in het stuk âDe onoverwinnelijke Joseph geboren uit Jacob door God bestemd tot onderkoning van Egypteâ. DaniĂ«ls was toen respectievelijk 16 en 18 jaar oud.
Op 25-jarige leeftijd, in 1763, werd DaniĂ«ls in Roermond, waar hij op het seminarie studeerde, tot priester gewijd. Hierna was hij tot 1765 kapelaan in Hoensbroek. In 1771, dus toen de Bokkenrijdersprocessen tegen de âbende van de gebroeders Kirchhoffsâ in volle gang waren, werd hij tot pastoor in Scheydt (tegenwoordig Schaesberg) benoemd.

Oorsprong, oorzaeke, bewysâŠ
Echter, al deze vorige zaken hebben er niet voor gezorgd dat Pastoor Daniëls zo belangrijk is voor onderzoekers, geïnteresseerden en alom voor de Limburgse geschiedenis. Er zijn er velen geweest die ooit een gesprek hebben gevoerd met een bendelid, of een overval hebben meegemaakt- dit laatste is zelfs nooit bij pastoor Daniëls gebeurd, dus waarom kennen wij hem dan?
Dat komt door een klein boekje met een uitzonderlijke lange titel, geĆżchreven door ene S. J. P. Sleinada in 1779. Het boekje heet voluit:
âOorsprong, Oorzaeke, Bewys en ontdekkinge van een godlooze Bezwoorne Bende, Nagtdieven en Knevelaers, binnen de landen van Overmaeze en Aenpaelende Landstreeken ontdekt, met een nauwkeurig getal der Geexecuteerde en Vlugtelingen.â
Vert. âOorsprong, oorzaken, bewijs en ontdekking van een goddeloze (of goddeloos) bezwoorne bende van nachtelijke dieven en knevelaars, die binnen de landen van Overmaze en aanpalende landstreken ontdekt zijn, met een nauwkeurig getal van geĂ«xecuteerden en vluchtelingen.â

Wij zullen het vanaf nu Oorsprong, Oorzaeke, etc. noemen.
Het boekje, dat overigens niet meer dan 100 A5-paginaâs bevat, vertelt het verhaal van de Bokkenrijders vanuit een âbuitenstaandâ perspectief, door iemand die eigenlijk vrij weinig met de processen te maken heeft. Hij beschrijft de bende zoals men (in ieder geval iedereen die niet direct met de processen te maken had) destijds over de bende dacht. Dit maakt het een enorm interessante primaire bron.
Pas in 1859, 80 jaar na de publicatie, kwam de burgemeester van Hoensbroek destijds, Egidius Slanghen, erachter dat dit een pseudoniem was van pastoor DaniĂ«ls: Sleinada is omgekeerd A. DaniĂ«ls. De overgebleven letters zijn dan S. J. P., omgekeerd P. J. S. â Pastoor In Scheydt, ofwel Johan Arnold DaniĂ«ls, pastoor in Schaesberg.
Het belang van Oorsprong, Oorzaeke, etc.
Oorsprong, Oorzaeke, etc. is een zeer gewild maar zeer zeldzaam boekje. Naar mijn weten bestaan er maar een paar drukken van en ze zijn vrijwel nergens meer te koop, of er moet al een gelukkige vondst zijn op een markt of in een antiquariaat. Kijk wel zeker eens op Boekwinkeltjes.nl , daar wil nog wel eens een uitgave te koop staan!
Ondanks zijn zeldzaamheid wordt het boekje door vele onderzoekers gebruikt. Geen enkele bron geeft zulk goed inzicht op de denkwijze van de getuigen van de massale executies. Bovendien zijn de primaire bronnen over de processen enorm zeldzaam. Niet veel mensen konden schrijven en als ze dat al konden schreven ze geen boek over de processen. Onze enige andere bronnen zijn de processtukken en een enkele brief. Er bestaat ook een Duits boek van een aantal jaar later, ook een primaire bron, maar hiervan bestaat, zover mij bekend is, maar één exemplaar. Dit maakt Sleinadaâs boek tot dĂ© belangrijkste primaire bron.

Problemen met Oorsprong, Oorzaeke, etc.
Hoewel dit boek door vele historici wordt gebruikt als bron, moeten we wel twijfelen aan de betrouwbaarheid van het werkje- er staan namelijk een aantal zaken (zowel data en gebeurtenissen) die simpelweg niet kloppen. Hier een tweetal voorbeelden:
âEyndelyk is in 1772 den 22 April het doodsvonnis tegens [Joseph Kirchhoffs] gegeeven.'
Vert. âUiteindelijk is aan [Joseph Kirchhoffs] op 22 april 1772 het doodsvonnis voorgelezen.â
Dit voorbeeld is een van de meest duidelijke fouten in Sleinadaâs boek. Dat het doodsvonnis al werd voorgelezen op 22 april 1772, is simpelweg niet mogelijk, aangezien het doodsvonnis pas op 4 mei 1772 is opgesteld. Waarom Sleinada deze fout maakt, is net als bij alle andere fouten, niet erg duidelijk. Er gaan echter wel theorieĂ«n rond dat Sleinada contact had met de vervolgers. Wellicht had één van hen hem al op 22 april verteld dat ze bezig waren met het doodsvonnis opstellen en is dit verkeerd overgenomen, of was het een poging de identiteit van den chirurgyn K. geheim te houden- Sleinada schrijft niet voor niets (vrijwel) nergens volledige namen.
âOp eene nagt in 1770 heeft men, in ât laetste van den zomer in ât stedeken een groot tumult gehoord, vermengd met eenige scheuten, en het was op de wagt gemikt: maer onze braeve Keyzerlyke helden, die meermaelen vyandelyken polver gerooken hadden, gaven zoo fraey vuer, dat de knevelaers op de aftogt dogten, en zig eylings weg pakten. De burgers, goede schutters zynde, kwaemen ook overal in de Vensters om de wagt de helpende hand te leenen, indien het noodig gewest waer.â
Vert. âOp een nacht in 1770 heeft men, tegen het einde van de zomer, in [âs Hertogenraede] een groot tumult gehoord, samen met enkele schoten die op de wacht [van de burcht] gemikt waren, maar onze brave Keizerlijke helden, die meerdere keren vijandelijk pulver geroken hadden, schoten zo goed, dat de knevelaars zich terugtrokken en vluchtten. De burgers, die goede schutters zijn, kwamen overal in de vensters staan om de wacht een helpende hand te bieden, indien het nodig geweest was.â
Sleinada beschrijft hier een aanval op de Burcht van Rode in de late zomer van 1770 in de context dat er al vele bendeleden gevangen waren genomen en de Bokkenrijders deze wilden bevrijden. Hieraan kloppen een aantal zaken niet. Allereerst zaten er in 1770 nog helemaal niet zo veel âBokkenrijdersâ gevangen. Sterker nog, de eerste persoon die ervan verdacht werd lid te zijn van de bende, werd pas op 31 oktober- dus niĂ©t de zomer- van dat jaar gevangengezet in de Burcht. De massavervolgingen begonnen pas in ca. januari 1771.
Nou stel dat Sleinada er simpelweg een jaartje naast zat en de aanval zich in 1772 afspeelde, zelfs dan zou dit verhaal niet kloppen. Een grote gebeurtenis als een aanval op de Burcht van Rode, zou men geheid óók vinden in andere bronnen, maar zelfs de Kloosterdagboeken van Rolduc, die over andere Bokkenrijders-gerelateerde zaken een van de belangrijkste bronnen is, schrijft er geen woord over. We kunnen er dus van uitgaan dat deze aanval op de Burcht van Rode niét echt is gebeurd.
0 notes
Text
Joseph Kirchhoffs
(â 11-05-1772, 's-Hertogenraede)
Een van de, al dan niet dé bekendste veroordeelde persoon is de zogenaamde Bokkenrijdershoofdman van de derde periode- Henricus Joseph Kirchhoffs, roepnaam Joseph. Er zijn maar weinig Bokkenrijders over wie zó veel geschreven en over wie de meningen zo verschillen. Het is vandaag exact 249 jaar geleden dat hij is geëxecuteerd, maar wie was deze mysterieuze "capiteyn" der Bokkenrijders nou eigenlijk?
Â
De (on)bekende geboortedatum
Over zijn geboorte en jonge jaren weten we echter niet uitzonderlijk veel. Zijn geboorteakte is niet bewaard gebleven want de geboorteakten van âs Hertogenraede beginnen pas in het jaar 1736.[1]
Door ervan uit te gaan dat Joseph Kirchhoffs op zijn achttiende het leger inging, kunnen we echter wel een goede schatting maken: op 13 maart 1743 ontving hij zijn Leerbrief van de âs Hertogenraedse chirurgijn Johannes Jacobus Wagener.[2] Datzelfde jaar nog trad hij in dienst bij het Oostenrijkse leger.[3] Hieruit kunnen wij dus afleiden dat hij tussen 14 maart 1724 en 13 maart 1725 geboren moet zijn.
Dat hij in âs Hertogenraede geboren is, dat kunnen we wĂ©l met zekerheid zeggen, door te kijken naar een brief (later meer hierover) over hem geschreven in 1752:
ââŠcui nomen est Josephus Kirchhoffs, natus in Herzogen-rade.â
Vert. ââŠwiens naam Joseph Kirchhoffs is, geboren in âs Hertogenraede.â
Â
Legerjaren
Joseph Kirchhoffs trad dus in 1743 in het Oostenrijkse leger, te midden van de Oostenrijkse Successieoorlog. Heel veel over zijn tijd in het leger weten wij niet, maar we weten wel dat hij in het najaar 1746 in Kerkrade lag met de rest van de tweede compagnie, onder de kapitein graaf van Spada, van het eerste bataljon van het koninklijke infanterieregiment Hertog Karel van Lotharingen. Op dit moment beoefende hij echter niet het vak waarvoor hij had gestudeerd- in 1746 was Joseph Kirchhoffs onderofficier: die winter werd hij namelijk naar de Bohemen gestuurd om mensen voor het regiment te rekruteren.
Toen de Successieoorlog was afgelopen, is Joseph met zijn troepenafdeling in Brussel komen te liggen, waar hij allereerst tot hulp-chirurgijn, later tot chirurgijn in het regiment Karel van Lotharingen is benoemd. Over zijn legerjaren is verder niet veel meer bekend.
Terugkeer naar âs Hertogenraede
In het najaar van 1752 kreeg Joseph van zijn (aangenomen) vriend en pater Joseph van Grupello (zoon van de welbekende GabriĂ«l van Grupello, de beeldhouwer en schoonvader van schout P. C. Poyck) te horen dat er in âs Hertogenraede een plek was vrijgekomen voor een chirurgijn. Waarschijnlijk is zijn leermeester, chirurgijn Wagener, toen overleden.
Op 28 november 1752 stuurde Joseph een sollicitatiebrief naar Goswin Fabritius, de abt van Kloosterraede. De Jezuïetenpater en hoofdaalmoezenier van het in Brussel gelegen leger, Frans Gercken stuurde óók een brief aan de abt om Joseph aan te raden. In deze brief zei hij veel goeds over Joseph, waaronder het volgende:
Vert. uit het Latijn: âDe waardering, uitgesproken na het afnemen van het examen door de medici en chirurgen die dat aangaat, zal een overtuigend bewijs leveren voor de geschiktheid van de man die Joseph Kirchhoffs heet en geboren is in âs Hertogenraede. [âŠ] Daarbij kan ik u verzekeren dat ik nooit van enige handeling gehoord heb die een terechtwijzing zou kunnen verdienen, ja, wat meer zegt, ik kan getuigen dat hij altijd nederig, kuis, ingetogen en vol eerbied naar al zijn hogeren is geweest: de krijgsdienst, die niet ver afstaat van slechtheid, heeft hem nooit van het goede pad doen afdwalen maar hem juist van het kwaad afgehouden en hem binnen de juiste perken van christelijke eerbaarheid en een echt christelijk leven gehouden, meer bezorgd voor het gevaar dat anderen, dan hemzelf dreigt.â[4]

Met al deze goede woorden over hem, is het geen verrassing dat Joseph Kirchhoffs werd benoemd tot chirurgijn in âs Hertogenraede. Op 28 februari 1753 werd hij op eigen verzoek uit het leger ontslagen en keerde hij terug naar zijn geboortestad.
Â
Leven buiten de âbendeâ
Het zal dus begin maart geweest zijn toen Joseph in âs Hertogenraede aankwam. Hij vestigde zich in een huis aan de tegenwoordige KleikstaĂe, tegenover de Burcht van Rode en op een steenworp afstand van de Beckenberg en de kerk van de stad, allen plekken die tijdens zijn proces- en dat van vele anderen- een grote rol hebben gespeeld.
In 1759 trouwde hij met de dochter van zijn buurman, Anna Elisabeth Mans. Zij kregen uiteindelijk zes kinderen:
·      Joannes Franciscus (16 februari 1760)
·      Maria Josepha (11 juni 1762)
·      Joannes Franciscus (10 januari 1765)
·      Barbara Catharina (9 juli 1767)
·      Joannes Arnoldus (21 juli 1768)
·      Matthias Josephus (13 september 1771, één maand na Josephs arrestatie)[5]

Joseph was bekend in de wijde omgeving, zo blijkt wel aan het aantal mensen dat zijn naam noemt tijdens de processen, tot ver buiten zijn woonstad. Daarbij was hij ook meer dan bekend in de Burcht van Rode. Het is immers zeer waarschijnlijk dat hij daar vaak kwam, ook vóór zijn arrestatie. Bij de ondervragingen en martelingen was Joseph niĂ©t aanwezig, daarvoor riep men licentiaat de medicijnen Zimmerman(s), maar voor âgewoneâ zaken als de verzorging van gevangenen na marteling, of in het geval van een zieke gevangene, was de chirurgijn van de stad een betere, goedkopere (!) oplossing.[6] Deze chirurgijn was dan, vanzelfsprekend, Joseph Kirchhoffs. Het kan dus heel goed zo zijn dat dat de reden is dat hij in zo veel processen voorkomt- iedereen die in âs Hertogenraede gevangenzat, kende hem.
Het ook heel goed mogelijk dat Joseph de persoon is die erbij werd geroepen om te zien wat er met zijn broer, Balthasar, aan de hand was op 6 maart 1771 en dus degene was die Balthasar dood heeft moeten verklaren.
Â
Proces tot 6 mei 1772
Hoewel van Joseph Kirchhoffs eigen processtukken slechts het doodsvonnis bewaard is gebleven, kunnen wij op basis van verschillende bronnen toch een redelijk beeld van zijn proces scheppen.
Joseph Keyser, over wie er binnenkort een blog online komt, speelde een grote rol in de arrestatie. Op 22 februari 1771 legde hij een vrijwillige verklaring af, waarin onder andere het volgende stond:
âVerders heeft verclaert dat hij noch tot Hoenghen onder de complicen heeft sien halden eenen mensch sittende op een klein swaert peerdjen, den welcken niet quaelijck het gelijck en was van den Chirurgin Kerckhoff woonende tot s'Hertogenraede, den welcken den gedetineerden evenwel niet precise gekent en heeft, maer doch denselven noch in het doorgaen van s'Hertogenraede besien heeft doens hij gedetineerden op de porte was sittende, ende vermeent dat het denselven Chirurgijn soude geweest, sonder nochtans sulx precise te connen seggen.â
Vert. âVerder heeft hij verklaard dat hij in Hoenghen onder de complicen nog een mens op een klein zwart paard had gezien, die wel heel erg leek op het paard van de chirurgijn Kerckhoff, die in âs Hertogenraede woonachtig is en de gedetineerde niet goed gekend heeft, maar wel eens bij het doorgaan van âs Hertogenraede had gezien toen hij, gedetineerde, âop de poort zat (?)' en hij meent dat het dezelfde chirurgijn geweest is, maar het niet zeker weet.â
Hierna ging het vrij snel. Meer gevangenen begonnen de naam van de chirurgijn te noemen, totdat hij uiteindelijk, op 14 augustus 1771, toen hij na de ochtendmis de kerk uitkwam, werd opgepakt en naar de Burcht van Rode werd gebracht. Joseph Keyser was toen nog in leven, maar hoe ze op elkaars aanwezigheid reageerden is helaas niet bekend.
In het Dagboek der Merkwaardige Gebeurtenissen van Kloosterraede schreef men die dag een stuk over de arrestatie van de geliefde chirurgijn (zie de afbeelding hiernaast), waaronder ook één van de meest memorabele zinnen uit de Bokkenrijders-historie:
âAuri sacra fames, quo non mortalia cogis spectora!â ofwel, âVervloekte gouddorst, waartoe verleidt u de mensen niet?â

Om zijn onschuld te bewijzen, vroeg Joseph naar twee pastoors: die van Afden en die van âs Hertogenraede. Beiden verklaarden nooit een slecht woord over hem te hebben gehoord, maar het mocht niet baten; op 10 oktober 1771 werd hij tot scherp examen veroordeeld. In het Dagboek der Merkwaardige Gebeurtenissen staat daar het volgende over:
âD D Thielen, Ernst et Limpens in castello Rodensi adsiterunt criminali quaestoni et torturae infelicis chirurgi Kirchhoffs, qui tamen per omnia genera tormentorum vexatus ante et post prandium nihil omnio professus etst.â
Vert. âDe heren Thielen, Ernst en Limpens woonden op het kasteel van Rode de ondervraging en tortuur van de ongelukkige chirurgijn Kirchhoffs bij, die vóór en na het middagmaal alle graden van tortuur onderging, maar geen enkele bekentenis aflegde.â
Op 12 en 13 november 1771 gebeurt hetzelfde, Joseph blijft zwijgen. Op 14 november wordt het hem echter te veel en valt hij flauw, zo schrijft de kroniekschrijver van Kloosterraede:
âIdem iterum usque ad animi deliquium tortus nihil tamen fateri voluit.â
Vert. âKirchhoffs werd nogmaals gefolterd totdat hij het bewustzijn verloor, maar hij bekende niets.â[7]
In de lente van 1772 zou hij nogmaals gemarteld zijn, maar daarover is weinig bekend.[8]
Â
Laatste dagen
Over de laatste dagen van Joseph Kirchhoffs is, door het boek van Sleinada, waaraan wij in een volgende blog meer tijd zullen besteden, iets meer âbekendâ dan over de rest van zijn proces. Ondanks dat wij misschien niet al te veel waarde moeten hechten aan Sleinadaâs âfeitenâ, is dit wel onze enige bron over de dood van Joseph Kirchhoffs, op het doodsvonnis na.
Dit doodsvonnis werd op 4 mei 1772 opgesteld en op 6 mei datzelfde jaar door de griffier Cox aan de chirurgijn voorgelezen, ondanks het feit dat Joseph nooit iets heeft bekend. Men vond dat er genoeg âbewijsâ was voor zijn schuld.
In dit doodsvonnis stonden maar liefst negen delicten beschreven waaraan Joseph zou hebben deelgenomen. Hij zou aan de galg worden gehangen, maar daarvóór zou hij nogmaals worden gemarteld, iets wat vrijwel nergens anders in de processen voorkomt:
âTot reparatie van alwelcke schroemelijcke misdaeden Condemneert den selven gedetineerden Joseph Kerckhoff van door den Scherpe rechter aen eene galge gehangen ende totten doodt geworgt te worden, dienvolgens met eene kete daeraen gehecht te blijven tot exempel van andere. [âŠ] ende dat hij gedetineerden eerst ende vooral sal worden geappliceert ter pijn-banck tot revelatie van sijne medegesellen ende complicen.â
Vert. âAls straf voor deze schromelijke misdaden wordt de gedetineerde ertoe veroordeeld dood de scherprechter aan een galg gehangen te worden en dood gewurgd te worden, waarna hij met een ketting daaraan dient te blijven hangen als voorbeeld voor anderen. [âŠ] en dat hij, gedetineerde, eerst en vooral op de pijnbank gebracht zal worden tot revelatie van zijn metgezellen en complicen.â
Uiteindelijk werd Joseph twee dagen lang gemarteld, 6 en 7 mei 1772.
Volgens Sleinada had de Akense JezuĂŻetenpater ZĂŒnder op één van deze dagen alle kinderen van âs Hertogenraede bijeen geroepen om met hen in de nevenkamer (d.w.z. de kamer naast de kerker waar Joseph gemarteld werd) te gaan bidden voor de ziel van de terdoodveroordeelde terwijl Joseph aan de wipgalg hing.
Joseph bekende echter nog steeds niet en werd losgelaten. Op het moment dat hij werd losgelaten, zou hij het volgende hebben gezegd:
âMyne Heeren, hebt gy nu voldoening genoeg? Anders neemt my, en kapt my van lid tot lid en werp my zoo op dit vuer, zoo zult ge zoo weynig van my weeten, als ge tot nog toe vernomen hebt.â
Vert. âHeren, heeft u nu voeldoening genoeg? Zo nee, neemt u mij en kapt u mij van lid tot lid en werpt u mij zo op dit vuur, want zo zult u zo weinig van mij horen als u tot nu toe vernomen heeft.â
Hierna is hij, door pater ZĂŒnder geassisteerd, naar de nevenkamer vertrokken. Joseph zou de pater naar zijn naam gevraagd hebben en op die naam geantwoord hebben: âDan bent u bij de juiste persoon gekomen! Ik ben namelijk een grote zondaar!â Dit is een speling op de naam van de pater. Tijd om te reageren zal pater Zunder niet gehad hebben, want al vrij snel zat Joseph bij de kinderen in de nevenkamer te bidden.
Op 11 mei 1772, om 11 uur âs middags, werd het doodsvonnis voltrokken. Na zijn laatste woorden, âJesu, dir lebe ich, Jesu, dir sterbe ichâ, uitgesproken te hebben, werd hij door de beul opgehangen op de Beckenberg te âs Hertogenraede. Volgens de kroniekschrijver van Kloosterraede had het stadje nog nooit zoân grote menigte gezien.

[1] Gierlichs, W. (1940). De Geschiedenis der Bokkerijders in ât voormalig land van âs Hertogenrode (2e ed. 1972). Schrijen b.v. Maastricht. (pag. 77)
[2] Naar: foto Gierlichs, W. (pag. 78)
[3] Gierlichs, W. (pag. 78)
[4] Gierlichs, W. (pag. 192)
[5] https://nl.wikipedia.org/wiki/Joseph_Kirchhoffs , geraadpleegd 27-11-2019
[6] Gehuchten, F. van (2014). Bokkenrijders, de schande van Limburg 2 (1ste ed.). Leon van Dorp. (pag. 43)
[7] Gierlichs, W. (pag. 178)
[8] Gehuchten, F. van (pag. 48)
0 notes
Text
Schuld en Onschuld - Drie Theorieën over de Bokkenrijders
Over de Bokkenrijders bestaan, simpel gezegd, drie theorieën. In werkelijkheid ligt dit nét wat ingewikkelder - iedereen heeft zo zijn eigen mengvorm van deze theorieën. Dat is dan ook de disclaimer die bij deze post hoort: het idee van drie theorieën is een simplificatie om de simpele reden dat iédere theorie hier benoemen, onmogelijk is.
De Eerste Theorie
âElke veroordeelde (of in ieder geval het merendeel) was daadwerkelijk schuldig aan de misdaden waarvoor hij of zij opgepakt en/of geĂ«xecuteerd is. Er was een satanische bende.â
Aanhangers: de meeste primaire bronnen uit Overmaeze.
Voorbeeld in moderne cultuur: Villa Volta - de Efteling
De oudste theorie gaat ervan uit dat vrijwel alle veroordeelden schuldig waren aan verschrikkelijke misdaden. Over de goedbedoelde misdaden die wij later leren kennen, voornamelijk vanuit de romanschrijvers, is hier nog geen sprake. Zo blijkt ook uit een brief  van Schepenen van het gerecht Valkenburg aan de Staten Generaal op 6 december 1774Âč:
 â...de complicen der berugde bende door een gruweleedt saemen verbondene knevelaers en boosdoenders, welke zedert jaeren herwaerts door rooven, steelen, ijselijke mishandelingen der mensschen, moorden en vrouwen verkragten, deeze en de naburige Landen in schrik en vreese geset hebben, ...â
â...om door eijselijke verwoestinge en moordereij een nieuwe Heerschappeij en Koningrijk op te regten, en dus deese Landen Haere Wettigen Souverain te ontweldigen, ...â
Vert.   ââŠde complicen van deze beruchte bende van boosdoeners en knevelaars, die zich met een gruwel-eed hadden verbonden en nu al enige jaren [het Land van Valkenburg] en naburige landen bang hebben gemaakt door te roven, stelen, ijselijke mishandelingen en het vermoorden van mensen en verkrachten van vrouwen, âŠâ
ââŠom door ijselijke verwoestingen en moorden een nieuwe heerschappij en koninkrijk op te richten en zo de Landen van hun wettige soeverein te ontdoen.â
Dit laatste deel lijkt echter al iets te neigen naar een deel van de tweede theorie, namelijk dat de Bokkenrijders revolutionaire en separatistische neigingen hadden. Echter, deze ideeën komen amper terug in de processen, noch in andere primaire bronnen.
Aanhangers van deze theorie geloofden (vaak) ook het welbekende verhaal dat leden daadwerkelijk op bokken door de lucht vlogen, zo ook Matthijs Smeets getuigt in zijn verhoor op 18 september 1773ÂČ:
âNae aenkomst van welk machiene of Geijtebok den Majeur als doen tot hunne complicen, sterk twee en veertig persoonen, alle hier voor opgenoemt, segde: âKom jongens laeten wij hier op gaen sitten.ââ
Vert.   âNa de aankomst van de machine of geitenbok, zei de Majeur tegen de tweeĂ«nveertig personen die hiervoor zijn genoemd: âKom jongens â laten wij hierop gaan zitten.ââ
Tegenwoordig gelooft vrijwel niemand meer in dit laatste deel, al zijn er nog wel degelijk mensen die deze theorie aanhangen en dus de processtukken letterlijk interpreteren en als waarheid zien.
Deze theorie komt ook wel eens terug in een mengvorm. Het idee van een eedaflegging en god afzweren komt in veel romans terug, zelfs als zij de tweede theorie aanhangen. Ook bestaat er een mengvorm met de eerste theorie, namelijk dat er wel kleine bendes bestonden en dat deze volgens deze theorie handelden.
De Tweede Theorie
âElke veroordeelde, of het merendeel daarvan, was daadwerkelijk schuldig aan de misdaden waarvoor hij of zij geĂ«xecuteerd en/of opgepakt is, maar de bende had een revolutionaire en/of âRobin Hood-achtigeâ ondertoon.â
Aanhangers: de meeste 20e-eeuwse onderzoekers, de meeste romanschrijvers.
Voorbeeld in moderne cultuur: De Bende/Legende van de Bokkerijders - Ton van Reen
De tweede theorie is op dit moment het bekendst. Dit komt onder andere door het feit dat het merendeel van de romans met het idee van deze theorie geschreven is, en omdat het - laten we eerlijk zijn - het meest spectaculaire verhaal is.Â
De theorie bestaat eigenlijk uit twee delen. Het eerste deel houdt in dat de Bokkenrijders een grote bende was - al geloven sommigen dat er meerdere kleine bendes waren - die leek op de Robin Hood-verhalen. Het tweede deel houdt in dat de Bende ook separatistische neigingen had.
Het laatste deel heeft echter vrijwel geen echte historische basis, naast enkele hele korte benoemingen zoals het eerdergenoemde citaat. Wilhelm Gierlichs, een van de bekendste onderzoekers op dit vlak, lijkt echter wel een aanhanger te zijn van dit tweede deel, zoals ook blijkt uit zijn boek in een stuk over Joseph Kirchhoffs, âleiderâ van een van de bendesÂł:
âIn de Oostenrijksche Nederlanden bestond toen een strooming tegen het bestaande regime, die in het geheim en volgens ân vast plan ageerde tegen de regering van Wenen [...] Aldus hoopten deze lieden, die zich patriotten noemden, ook in de zuidelijk gelegen provincies, die onder de heerschappij van den Oostenrijkschen dubbelen adelaar stonden, de onafhankelijkheid te verkrijgen. [...] In deze kring schijnt nu Joseph Kirchhoffs toen in Brussel terecht gekomen te zijn, en de gedachte zal toen wel bij hem zijn opgekomen, om ook in de landen van Overmaas en in Limburg een soortgelijke beweging op touw te zetten.â
Het eerste deel heeft, in tegenstelling tot het tweede deel, meer basis. Het is immers een feit dat er in de Landen van Overmaeze grote armoede heerste, met meerde vee-pesten en mislukte oogsten die in de Landen zijn voorgekomen in de tweede helft van de achttiende eeuw. Dat er dan bendes ontstaan met dieven die enkel stelen om zichzelf en eventuele familie in leven te houden, is dan niet gek. Een link tussen deze verhalen en het Robin Hood-idee is dan snel gelegd. Vooral tijdens de periode 1752-1776, waarin ook hoogstaande en/of gerespecteerde lieden als burgemeesters en de voorgenoemde chirurgijn zijn gearresteerd, is de theorie van een Robin Hood-idee aannemelijk.
Aanhangers van deze theorie geloven doorgaans niet dat de Bokkenrijders Ă©cht een satanische bende waren, maar enkel gebruikmaakten van de angst van het volk. Soms wordt ook gezegd dat de eed er enkel was om nieuwe leden trouw te houden aan hun kameraden en hun leider.Â
De Derde Theorie
âHet overgrote deel van de veroordeelden was onschuldig en er was géén grote bende. Hoewel er misschien kleinere criminele bendes waren, kwamen deze niet in de buurt van de grote samenwerkende bende die in de processen en verhalen geschetst wordt.â
Aanhangers: een groeiend aantal moderne onderzoekers, waaronder Louis Augustus en François van Gehuchten
Voorbeeld in moderne cultuur: nog geen.
Deze theorie is de nieuwste van de drie en gaat uit van een heel nieuw idee. Waar de vorige theorieĂ«n nog overeenkwamen in het geloof in een bende, verwerpt de derde theorie dit idee vrijwel helemaal.Â
Men gaat bij deze theorie uit van het idee dat bekentenissen die op de pijnbank (of met dreiging daarvan) gedaan zijn, niet voor waar kunnen worden aangenomen.
Bovendien kloppen een hoop bekentenissen ook niet, of zijn ze ronduit niet te geloven â zo zijn er, volgens de processen, overvallen geweest waarbij tientallen mensen op de uitkijk stonden, terwijl slechts een handvol werkelijk naar binnen ging.
Simpel gezegd: het grootste deel van de veroordeelde Bokkenrijders was onschuldig.
Dit betekent niet meteen dat geen enkele misdaad gebeurd is, velen geloven dat er wel degelijk kleine, onsamenhangende bendes waren, maar dat hier geen sprake was van een hoger doel, eedaflegging, samenwerking tussen bendes etc.
Omdat dit nog een vrij nieuwe theorie is, pas in de jaren '90 kwam dit op, is er nog vrij weinig over geschreven, zowel in onderzoek als romans.
Ikzelf ga meestal van deze laaste theorie uit en zal ook snel een blog maken over hoe ongeloofwaardig de processen zijn. Buiten de blogs over die theorie om, zal ik proberen zo veel mogelijk een balans te vinden.
-----
[1] Nat.Arch. ASG 5868
[2]Â RHCL LvO 8166
[3]Â Gierlichs, W. (1939). De geschiedenis der Bokkerijders in ât voormalig land van âs Hertogenrode (herdruk 1972), pagina 79.
0 notes
Text
Algemene Masterpost
Deze post wordt constant bijgewerkt!
Introductie
Drie theorieën
Bronnen
Leden
0 notes
Text
Introductie!
English Blog
Hey, welkom op mijn blog!
Mijn naam is Dionys, ik ben 17 jaar oud en woon in Zuid-Limburg. Naast middelbare scholier ben ik schrijver. Ooit hoop ik geschiedenis te gaan studeren om daarna les te gaan geven.Â
In 2019 heb ik mijn eerste boek, Levensdief, uitgegeven. Mijn tweede boek, Innocentia, is nu in de maak. Stuur voor meer info gerust een DM!
Deze blog gaat vooral over de Bokkenrijders, een 18e-eeuwse, Zuid-Limburgse (en een beetje Duitse/Belgische) criminele bende waarvan wordt gezegd dat ze een pact sloten met de duivel. Rondom deze bende hebben zich vele mythes en verhalen gevormd, maar de realiteit is net zo interessant als de volksverhalen: we weten immers niet wat waar is.Â
Op deze blog zal ik vooral veel informatie posten, omdat er verschrikkelijk weinig informatie op het internet te vinden is en dit een enorm interessant onderwerp is. Hopelijk komt het op deze manier iets meer in de spotlight! Naast gewone informatie zal ik ook brieven, processtukken, etc. transcriberen, vertalen en posten.Â
Mijn in- en askboxen zijn altijd open voor vragen en suggesties en ook discussies over dit onderwerp kunnen ongelofelijk interessant zijn! Hulp nodig voor een project, zeg het me gerust! Ik help graag :)
- DionysÂ
#bokkenrijders#introduction#introductie#geschiedenis#history#18th century#true crime#limburg#nederland#netherlands#dutch#nederlands
1 note
·
View note