vincentedwardcharles-blog
vincentedwardcharles-blog
Vincent Edward Charles
6 posts
Rotterdams auteur. Met verhalen en alles.
Don't wanna be here? Send us removal request.
vincentedwardcharles-blog · 7 years ago
Video
vimeo
0 notes
vincentedwardcharles-blog · 7 years ago
Text
Henk droomde niet met Sinterklaas
Henk was een dromer. Al op de basisschool, groep 5 was het, viel het op. De juf zei: “Henk. Je bent een dromer. Dat valt me op.” Henk hoorde het niet. Hij droomde. Zijn dromen waren kwantitatief hoogstaand. Er waren maar weinig momenten dat Henk niet droomde.
Met Sinterklaas was hij er wél helemaal bij. Daar had hij dan steeds maanden naartoe gedroomd. Al ruim voor de eerste klopjes van Zwarte Piet was alle aandacht van Henk in het hier en nu. Tijdens het uitpakken van de cadeautjes: volle attentie. Bij het voorlezen van de gedichtjes: helemaal erbij. En ja, ook wanneer Henk met de baard in de keel neuriënd de surprises in elkaar flanste (een groot boek voor zijn belezen zus, een papier-maché paard voor zijn moeder, die overigens weinig had met paarden en andere hoefdieren) liet hij zich niet tot nauwelijks afleiden door dromen over wat dan ook.
Sinterklaas bleef altijd een rustpunt voor Henk. Alles rond de goedheiligman bracht een stilte in zijn razende storm van dag- en nachtdromen. Op de gekste momenten kon het hem overvallen. Waar menig Nederlander bijvoorbeeld steen en been klaagt bij het voor het eerst aantreffen van een schap pepernoten bij de super, leefde Henk de hele zomer juist toe naar dat moment. Verregende moeders aan het begin van de herfst met hun uitgelopen mascara en een boodschappenmand vol noodzakelijkheden: Henk zag ze met zijn volle bewustzijn met hun ogen rollen bij het aantreffen van de vroege lekkernijen. En ook de kinderen, die direct ontstaken in een uitzinnige Sint-gekte: Henk zag ze. Hij hoorde ze. Hij beleefde ze. Het deed hem denken aan zijn eigen kindertijd. Dan was hij ook telkens zo blij bij het eerste strooigoed.
Decennialang kreeg Henk therapie. Al vanaf zijn achtste werd geprobeerd hem te laten stoppen met dromen. “Henk van Westraven, hoor je me? Hallo? Henk? Van Westraven? Joehoe? Hé ha-lo-ho! Toettoet! Hey! Meneertje! Nocnoc! Somebody there? Henkie! Henkie! Westravie! Heeee! Hallo? ... Nee. Nee, nee. Het wordt andermaal niets vandaag mevrouw. Neemt u uw zoon maar weer mee.”, zei een niet al te professionele therapeut vol charisma. Mama Van Westrave trok een teleurgesteld gezicht. “Ja, sorry madame. Ik heb met lichtjes in zijn ogen geschenen, hem gekieteld en in zijn oor geschreeuwd. U heeft het gezien, toch?”, ging de ‘specialist’ verder. “Het doet hem niks. Hij heeft zijn dag niet ofzo. Vandaag geen elektroshock. Niks ervan. Nee, ik kan hem niet helpen mevrouw. Excuseer me, ja?
De naam van de goedheiligman viel nooit tijdens de sessies. Bij geen enkele therapeut kwam ‘Hij’ ter sprake. En dus zat Henk daar maar wat voor zich uit te dromen. Ogen op halfzeven, kwijl in hele slierten op zijn kleren, in zijn broek plassend... Tja. De zindelijkheid. Het werd wel wat minder rond zijn dertiende hoor, maar het bleef een zwak punt. Zo ook bij het zien van de eerste Sint van het jaar. Of het nu ging om de versie op het jeugdjournaal, een mislukt geval in het winkelcentrum of slechts een afbeelding op inpakpapier: de eerste van het jaar werd vergezeld van een straaltje urine langs een van Henks benen. Alle aandacht voor de meneer met zijn Pietjes, geen aandacht voor de blaas. Het gebeurde hem een paar jaar terug nog. Zijn moeder heeft het gezien en gezegd. Tegen vriendinnen, leraren, dokters, pastoren en loodgieters, maar dus niet tegen een van al die zielenknijpers...
Zoals het vaak gaat met dingen die in grote getalen op je af komen: de kwaliteit laat te wensen over. En zo gold dat ook voor Henks dromen. Dit is was nachtmerrie van Henk:
Het tuinhekje van het ouderlijk huis bleef een nacht open staan, waardoor de oude fiets van zijn moeder werd gestolen. Ze vond het niet leuk dat ‘ie gejat was, maar had op zich toch al het plan om het barrel naar het milieupark te brengen, omdat ze er nauwelijks op reed. Wel jammer dat ze bestolen was... Henk schrok wakker en begon te dagdromen: ‘Die rode stoel had wel een koudere aanblik gehad als die blauw was geweest. Dat komt omdat bepaalde tinten nou eenmaal aan een lagere temperatuur doen denken dan anderen.’ De gedachte maakte hem slaperig. Henk heeft ooit één natte droom gehad. De vlek in zijn onderbroek werd door zijn moeder opgemerkt. Ze stopte even met het uitladen van de wasmand en zuchtte.
Op zijn tweeënzestigste droomde Henk nog steeds veel over weinig. In zijn straatje woonden tientallen buren met jonge kinderen. Hij woonde op dat moment op de hoek, het huisje met het nummer 59. In het najaar zat Henk lekker in de film, zoals ze dat tegenwoordig zo leuk zeggen. “Ik zit lekker in de film, man.”, klinkt het vaak. Nou, als ze dat tegen je zeggen, dan weet je het wel. Dan zitten ze lekker in hun vel. Zit er eigenlijk weleens iemand lekker in de film, maar niet lekker in zijn vel? Of andersom? Enfin. Het liep tegen december en de voorbereidingen voor Het Grote Straatwinterfeest werden getroffen. Zaterdagavond 2 december vanaf 15.00 uur zou het plaatsvinden. Locatie: bij het fonteintje in het midden van de straat. Iedereen zou dan iets te eten of te drinken meenemen. Net als in eerdere jaren.
Ria, die elke zomer met haar man Dick vier weken naar Malgrat de Mar ging, maakte jaarlijks sangria klaar voor het buurtfeest. Ze nam veel initiatief. Zo opperde Ria tijdens De Grote Straatvergadering, voorafgaand aan het gebeuren van 2016: “Zullen we dit keer een Sinterklaas laten komen? Leuk voor de kinderen!” Er werd gelachen en geknikt. “Heb je die ouwe goedzak meegenomen in de skibak vanaf de Costa Brava, van de zomer?”, grapte Leo van nummer 34. “Nee, dat heb ik niet. We hebben geen skibak”, antwoordde Ria. “Maar we kunnen toch wel gewoon die zwever van nummer 59 vragen?”, vervolgde ze terwijl ze in de richting van Henks huis knikte. De gordijnen bij de dromer waren dicht. Het was halfacht ’s avonds aan het begin van november. Henk zat lekker in zijn ding (en in de film en in zijn vel) en keek in zijn luie stoel naar een zwart televisiescherm.
Leo (nummer 34) werd opeens bloedserieus. Hij zag ‘meneer Henk’ als Sint absoluut niet zitten. “No way, man. Die vent is contactgestoord!”, riep hij. “Nou, hij droomt.”, mompelde de buurtcommissaris en tevens zeurkous van de straat. Op dat moment stond Marleen plotseling en resoluut op. Ze zette haar glas wijn op tafel en verplaatste haar montuur van haar neusvleugel naar haar ruige, krullerige haardos. De bril zat aan een touwtje, maar verder was ze een hippe moeder van net geen veertig. Met een zangerige stem zei ze: “Ik moet gaan. Bas moet morgen voetballen en Cato naar viool. Trouwens... Ze krijgen al genoeg cadeautjes hoor. En een sinterklaas huren is wel een grote hap uit Het Grote Straat- en Winterfeestbudget. Kunnen we anders niet zo’n standje met glühwein doen?”
Vincent Edward Charles, oktober 2017
0 notes
vincentedwardcharles-blog · 7 years ago
Text
Hoogtepuntje op de hei
Met een auto vol kleding, fotocamera’s en wiet rijd ik naar een huisje op de Veluwe. Ik neem een omweg via Oldenzaal. Daar bekijk ik de typemachine die ik zag op Marktplaats. Op de plek van de z zit een y en andersom. Is dat de Duitse indeling? Het ding blijft in het oosten en ik kom te laat aan in Emst. De bejaarde dame die me ongerust opwacht, kraakt: “Ik hoop dat je hier echt tot rust komt.” Lief. Ze vertrekt.
Ik sluit alle deuren, steek de open haard aan en eet een grote kapsalon. Daarna ga ik blowen, want ik ben een week alleen en dan kan ik – en ga ik – in de pubermodus. Bier drinken, laat naar bed, vette troep vreten en de hele veranda blauw zetten... Het mag! Ik weet niet of ik dit wil of dat ik dit moet, maar het gebeurt in elk geval altijd. Ik ben uitbundig onverstandig en volgens mij geniet ik daar ergens wel van.
Als de dagen verstrijken, krijgt mijn lijf ook weer wat aandacht. Er komt makreelsalade op tafel en ik loop vaker langs de fruitschaal. Op de fiets zet ik zeker 5 kilometer flink aan. Ik begin mezelf te verzorgen, lijkt het wel. En toch: de wietstok blijft. Apestoned ben ik alleen aan het zijn. Daarmee is ‘het’ gelukt. Voor dat laatste, alleen zijn, toog ik tenslotte naar het bos.
Hoe meer ik blow, hoe meer alleen ik me voel. En hoe meer alleen ik me voel, des te meer ik blow. Je hebt een mooi woord voor dit soort situaties... “Waarom wil ik dit?”, vraag ik me hardop af. Ik praat steeds meer in mezelf. “Doe ik dit voor de rust? Ben ik rustig? Niet echt...”, zeg ik ook. Ik bel een vriend die depressief wordt. Het meisje waarvan ik de warmte mis, spreek ik eveneens een uur. Daarna ben ik weer alleen.
Ik zet de vaporizer uit en de iPod aan. De portable speaker op standje tien. Er is toch niemand die er wat van zegt... Ik zing hard mee met de muziek: niemand die me hoort... Het lijkt wel of ik de muziek beter hoor en meer beleef. Kan ook komen door de kleine pupillen natuurlijk: er komt immers minder licht binnen, zodat ik meer aandacht hebt voor wat er met mijn trommelvliezen gebeurt.
Alleen zijn met de muziek is puur en intens. Ook is het confronterend. Net alsof ik helemaal alleen ben met een goede vriend. Na een tijdje houdt de andere persoon me vaak een spiegel voor, zonder dat het de bedoeling of intentie is. Het biedt een niet per se prettig, maar wel leerzaam en waardevol inzicht. Zo word ik me nu bewust van mijn onrust. Een heel nummer geconcentreerd lukt me niet zomaar.
Ik ga onder de douche in het kleine, houten boshuisje. Zo fijn: gisteren bij het lokale Sparretje kocht ik mondwater, een nieuwe tandenborstel en een volle tube Aquafresh voor mezelf. Heb het allemaal meegenomen het badkamertje in. Ik moet lief zijn voor mijn tandvlees in plaats van erop lopen... En hoe erg is het om onder de douche te poetsen en te spoelen? Hier heb ik er tenslotte alle tijd voor.
Koud afdouchen maar? Is goed voor de doorbloeding... En thuis kan het niet meer, want die verdraaide thermostaatkraan wil ‘t al een jaar niet meer. Nee joh, het is half november! Het water is ijskoud! Straks krijg ik een hartstilstand van de schrik! Dan lig ik hier dood te wezen, in de douchecabine ver het achterland in. Met een douche op het naakte lichaam dat ervan me over is... Ja: nu ben ik dus alleen met mijn angsten.
De grote iPod-speaker staat in het badkamertje. Ik bedenk me dat alleen zijn met de muziek ook één zijn met de muziek betekent. En dat is niet zo erg alleen: het is behoorlijk samen zo. Heel even vormen mijn ziel, het ritme en de melodie het universum. Dit is ons universum. De muziek en ik: Wij Zijn en dat is genoeg. Ik neurie knetterstoned mee met een nummer dat ik lang niet hoorde en voel rust in mijn lijf.
Ik denk door: Als mijn hart er nu mee stopt, gaan ze me binnen 48 uur niet vinden, laat staan missen. Tegen de tijd dat de plaatselijke bromsnor de deur van mijn retraiteverblijf intrapt, hangen de ijskoude vellen erbij en vormen ze kaarsvetachtige sliert naar het doucheputje. Een nakend lijk waar al dagen een douche op staat. Ik zie een beeld uit een koude, Zweedse detective. Water maakt echt alles kapot...
Mijn warme vriendin vertelde ik nog over mijn angsten. “Misschien dat iemand wel het huisje in komt en me afmaakt. Wat als de boer op de tractor me over het hoofd ziet en aanrijdt? Als je het haardvuur niet in gaten houdt, kan je sterven aan een koolmonixidevergiftiging.”, raaskalde ik. Ze hoorde het liefdevol lachend aan. “Niet bang zijn voor jezelf, lieverd”, appte ze me na het gesprek.
Ja. Van die koude douche ga je misschien wel dood, zeg ik tegen mezelf en in mezelf. “Ach fuck it!”, roep ik hardop en ik stap onder de ijskoude stralen. Eerst voor. Tienduizend naalden prikken in mijn buik en borst. Ik bekijk mijn lichaam dat nog steeds leeft en omarm de pijn. “Ja!”, schreeuw ik het uit. En dan achter. De koude spetters nemen bezit van mijn rug. Ik adem kalm en niemand hoort hoe ik “Yes!” gil...
Licht gedrogeerd onder een koude douche met een muziekje. Waar hebben we het in Godsnaam over?! Over mijn hoogtepunt. Ik voel hier pure levenskracht. Op deze plek staat een lichaam dat vól energie is en totaal niet wankelt. Ik gooi mijn hoofd onder de douchekop en dan draai ik rondjes in de cabine. “Aahahahahah. Aaaahahah!”, klinkt het ergens in een bos. Huil ik nu? Of lach ik? Wat is het?
Als ik in de spiegel kijk, weet ik niet of ik tranen zie, maar terwijl ik me afdroog, barst ik in huilen uit. ”Hier ga je niet dood van. Hier ga je van leven! Ik leef! Ik leef, ik leef!!!”, zeg ik tegen mezelf en iedereen die het horen wil.
... Had ik die typemachine maar gekocht. Dan had ik haar berichtje op papier gezet: “Je kunt ervaren dat je helemaal niet dood gaat als je alleen bent. En je kunt trouwens ook gewoon doodgaan als er super veel mensen om je heen yijn.”
Vincent Edward Charles, november 2017
0 notes
vincentedwardcharles-blog · 8 years ago
Text
Decoratiedump
Het zal je maar gebeuren. Ben je een compleet nutteloze houten bal die alleen maar mooi ligt te wezen op een aardewerken schaal, doe je dat ook nog eens in het meest troosteloze jankappartement van heel Zuid-Europa. En alsof dat nog niet genoeg is, komt er bovendien een twee meter lang gevaarte op je af om je helemaal vol te stoppen met chemische, brakke grotemensenstront. Wie overkomt zoiets? En hoe kon het dan zover komen? Dit is het verhaal van Henk de Decoratiebal...
““Dat jij jonge kinderen toelaat op een plek waar dit soort spullen rondslingeren! Dat je dit niet doorhebt! Dit ruik je toch wel?! Alsof je hier niet van afweet! Hoe kan je... Oh, verdommáááh!” Pedro raasde alsof zijn leven ervan afhing, terwijl hij maar vol afgrijzen naar de fruitschaal bleef wijzen. Daarop lag een setje houten decoratieballen. De grootste van het stel: dat was ik. Dora zat schokkend op schoot. Af en toe keek ze weer even naar me met steeds een regen van traantjes op haar prinsessenjurk als gevolg...
De andere man in de kamer hoorde de tirade met steeds verder gebogen schouders aan. Hij knikte instemmend; het geschreeuw (accent: Granada) ging onophoudelijk verder. De stem van Pedro sloeg telkens over. Steeds weer die vuige blik in mijn richting. Hoe boos kun je zijn op een bal van Japans eikenhout? “Hou vol”, zei ik die dag tegen mezelf. Kapot – vanbinnen en vanbuiten – was ik immers toch al...
Er was één iemand blij met het gescheld en getier van Pedro. En dat was zijn vrouw Carolina. Ze gloeide van trots en gaf haar Pepe schouderklop na schouderklop. Wat een vader is het toch... Hij vecht voor de veiligheid van zijn gezin, dacht ze.
Het was me direct duidelijk. De ervaring met mij was belachelijk smerig en daarom historisch traumatisch geweest voor familie Luis-Zafón. De Zuid-Spaanse scheldwoorden, bedoeld voor de huurbaas, knalden onophoudelijk tegen het stucwerk. En dat kon trouwens wel wat aandacht gebruiken. Net als de al maanden kapotte intercom. En ja: laten we de klemmende schuifdeur van de toiletdouchekamer niet vergeten. Maar daar hoorde je dus mooi niemand over...
Voor het eerst was juist ik het middelpunt van de onvrede. Na al die jaren van onopgemerkt een beetje liggen. Meneer Martinez had met dit vervallen hok slechte diensten geleverd in het algemeen, maar met mijn sterk riekende aanwezigheid deed hij dat blijkbaar in het bijzonder. Ik had echt nooit gedacht de aanleiding te zijn tot zoveel gekokhals en geschreeuw... Man, het ging maar door! En dat terwijl mijn doel alleen maar was om de boel op te leuken. Ik zou de aandacht wegnemen bij de kapotte gordijnrails, toch? En ik diende als afleiding voor de keramische kookplaat met kuren, was het niet?
Het begon allemaal nog wel zo veelbelovend... Na een wekenlange containerreis vanuit Taiwan lag ik op een prima plekje tussen de produitos de decoración in een gezellige bouwmarkt nabij Salamanca. Wat rustige (ronduit prettige!) maandjes later verhuisde ik naar de koopjesbak bij de kassa. “Kijk! Die houten ballenset geeft vast een leuke sfeer aan onze huurunit.”, fluisterde Maria op een dag vanachter haar kar vol wc-borstels, klapstoeltjes, budgetschilderijtjes en andere prullaria. “Nou zeg! En ze zijn nu slechts vijf euro’s”, lachte Julio Martinez toen gedwee, knikkend naar de schreeuwerige sticker precies op midden van mijn voorhoofd. 
Voor ik het wist, lag ik achterin de donkerblauwe Seat Marbella te stuiteren op de autovia. Warm! In de bouwmarkt draaide de airco altijd overuren. Dat ga je dan nog snel missen hoor...
De reis ging naar het vakantieappartement aan de Costanilla de San Andres in de hoofdstad. Het adres, waar ik Maria overigens nooit meer zag en Julio alleen maar als er weer eens gasten boos waren, bevond zich duidelijk in de goedkopere categorie. Die klandizie! Dronken Duitsers, bedwelmde Britten, neukende Noren: alles heb ik gezien. En gehoord. En geroken. Bwegh. Oh, en dan de ‘lieve’, 'gezellige' vriendinnengroepjes; laten we die vooral niet vergeten. Met hun gesis en gezeik de hele dag. “Wat een goedkope kitsch allemaal hier”, “Lekker origineel die ballen” en “Jezus, koop dan behoorlijke spulletjes om een huis op te leuken...” Het is zomaar een greep uit de vele snerende opmerkingen die weekend na weekend naar mijn houten bolletje geslingerd werden. Ik haat wijven. Ik háát ze!
En toch kon het allemaal nog vele malen erger. Negen volwassen mannen waren het. Sommige al vader. Ze noemden zich de Spijkerboys. Oh mijn God, hadden die verrekte Nederlanders maar nooit lucht gekregen van de prijstoppers op Onlyapartments.com... Vanaf het eerste moment dat ze met hun rolkoffers en blikken bier binnenkwamen strompelen, begon de ellende. Eerst keken ze totaal niet naar me om. De heren waren alleen maar bezig met dat stomme, op afstand bestuurbare helikoptertje van ze. Ik was zó happy de peppy toen het ellendige ding eindelijk kapot gedonderd was! Met zijn wieken! En zijn. Hoe noem je dat ding aan de achterkant dat ‘m zo recht houdt? Schoep? Nee?
Er was meer speelgoed meegekomen uit hun lage landje. Om de een of andere reden hadden ze een beachball-set mee. “Leuk! Lachen!”, klonk het al snel. De meest idiote van de groep had toen het lumineuze idee om met uitgerekend met mij over te gaan slaan. Nog nooit voelde ik me zo vernederd. Hello?! I’m here to shine, remember? Ik ben een opfleurbal, geen sportbal. Zo minachtend: ik brak ervan in twee. Letterlijk. En toch moest het allervreselijkste nog komen...
Een van die Hollanders had secondelijm gekocht om het helikopter-ding te fixen. Het stonk een uur in de wind, dat spul. Met veel beroepsmatig opgedane precisie, meneer was tandarts, probeerde ‘Bassie’ het speeltuig weer intact te krijgen. De rocker van het stel, die met de grootste bek het hele weekend, wees toen vastberaden naar mij. “Kunnen we die niet ook meteen repareren?”, galmde het door de ruimte.
Even, heel even voelde ik liefde voor de luidruchtige vriendengroep. Ze hebben tóch het beste met me voor! Ze gaan me helemaal maken! Totdat een stem riep: “Laten we er anders eerst iets in achter laten!”
De lange stille nam me mee naar het toilet. Mijn onderste helft vulde hij met de doornatte, ongezond stinkende brij die, vergezeld door wat giftige dampen en bijtende spetters, uit zijn bilspleet kwam zetten. Als je denkt dat lijm stinkt, moet je die kak van die slungel eens onder je neus houden! Mijn juist gebroken schedeltje smeerde de schijterd op slordige wijze vol met de plaksubstantie uit de tube. 
Met mijn delen stevig op elkaar geduwd kwam meneer vervolgens onder dronken hoongelach de living weer ingelopen. “Wat een prachtballetje!”, riep de dikzak die later de plee zou onderbraken. En ik? Ik kon wel janken.
Drie weken lag ik daar. Weliswaar was ik weer rond en ‘best wel aardig ergens, zeg maar’ om te zien, maar die helse gassen in mijn binnenste: man... En toch: de vlaai in mij werd na een dag of tien langzaam hard en, eerlijk is eerlijk, ik begon zachtjesaan te wennen aan mijn nieuwe staat van zijn. Het ging eigenlijk wel. Het leven zoals het is omarmen: ik deed het maar. Zo lag ik zelfs nog wat daagjes kalm en welhaast tevree wat te mijmeren op mijn vertrouwde schaaltje. Ja, dit mocht best nog even voortduren...
Aan de gloriedagen, weliswaar met al maar hard wordende shit in mijn holte, kwam toch een einde. De Luis-Zafonnetjes liepen op een dag binnen. Het was begin mei, een ruim kwartaal na het helikopterincident met de stoere binken. Ik begroette voor het eerst sinds lange tijd weer eens een gezinnetje in plaats van een stel fuckende Fransen, pilslikkende Polen of rukkende Russen. 
De kleine Dorita zag me meteen liggen. “Kijk, ballen! Ballen!”, riep ze kirrend van geluk. Ze huppelde gillend op me af. We speelden zó leuk! Heel even was ik in de hemel. Ik zweefde zonder bestemming. Het geluk lachte me toe, alle krachten zongen een lied met me. Het klopte! Alleen de plavuisjes kwamen zo snel naderbij... Daar ging ik. Daar gingen we! Och, schoon prinsesje... Waarom liet je me nou toch los, m’n lieve Doortje?”
De eigenaar van het goedkope appartementje (die met het blauwe oog) heeft de twee delen van bal Henk in een doos gegooid en die aan de straat gezet op de dag dat de vuilniswagen zou komen. Een kunstzinnige Madrileen zonder vaste woon- of verblijfplaats overwoog hem nog uit het karton te vissen. Dan kon hij het object op een prozamarktje mooi aan de man proberen te brengen. Hij zag er toch van af. Zo belandden de twee stukken hout al snel bij de vuilverbranding. Het schijnt dat dit nog pijnlijker was dan alles wat daarvoor gebeurde, maar dat kunnen we op dit moment dus niet meer verifiëren. Hij reageert niet, geen gehoor, niks. 
0 notes
vincentedwardcharles-blog · 8 years ago
Text
Vaarwel Paddy!
In een geplaveide wereld is de grond glad. Niet dat je constant uitglijdt, maar hij glimt wel. Geen propjes op de grond, geen modder. Niemand die met zijn stepje sporen achterliet op de vlakke vloer. Zover als je kunt kijken rijkt de spiegel die de oppervlakte van de wereld is. Voor je, achter je, naast je: alle kanten uit. 
Boven is het steeds anders. Dan weer strakblauw, dan weer grijs. De ene keer schapenwolkjes en de andere keer straaljagerstrepen. Soms een combinatie van ’t een of het ander.
Precies in het midden van de marmeren (ís het marmer?!) plavuizenwereld staat een ANWB-paddenstoel. Hij geeft leuke bestemmingen aan waar je slenterend of met de Solex jezelf heen kunt begeven. Er zijn in deze wereld geen iPhones, kaarten, wiggelroedes of metaaldetectoren. Dit plastic dingetje is het enige wat vertelt waar je heen kunt gaan en hoe ver dat is. 
Rondom de paddenstoel komen veel plavuizenaren samen. Ze bewegen zich – stiefelend, sprintend, soms steppend, skeelerend of skelterend – richting het ongeveer een halve meter hoge wegwijzertje. Dan kijken ze vlug naar wat erop staat en ze kiezen hun richting.
Voor sommigen is het paddenstoeltje meer dan een wegwijzer. Het is een raadgever. Waar moet ik heen, vragen Plavuisters zich af en ook: waar moet hét heen. Het witte, plastieken objectje geeft dan richting. 
“Och, Marmermolenweide is maar drie kiloknopen vanaf hier.”, verzucht een oud dametje op een achttienwielig staplankje, voordat ze haar ‘weg’ vervolgt. “Nee, maar! De granietengrotten zijn slechts vijftien kilominuten stickeren!”, roept een vreugdevol zwijntje in een astronautenpak met blubbervlekken. 
De blijdschap van de voorbijgangers is tekenend voor deze plek. Zo gaat dat met dit soort paddestoelen. Misschien heb je het zelf ook weleens ervaren toen je ergens in een bos voor zo’n levensecht recreatief bewegwijzerding stond

Hendrik dan. Die gaat ver hoor, navigatiepaddenstoel-technisch gezien. Bijna dagelijks begeeft hij zich met een van die rare stokjeslopers naar de plek in het midden van zover je kijken kunt. Oh, wat is het er druk. Zoveel enthousiasme. Onbegrijpelijk dat het marmer er geen sporen van slijtage vertoont, denkt Hendrik vaak. Hij weet nooit waar hij heen wil. ‘Het ding’ geeft hem dan een bestemming. Althans: dat hoopt hij steeds. Vaak kijkt hij na het lezen van alle ‘plaats’-namen waar de andere wezens heen gaan. Of waar zijn ratio hem op wijst. Soms staat er opeens een nieuwe bestemming bij in de rode ANWB-lettertjes. In een gedeelte van de gevallen besluit hij dan maar weer eventjes te kijken wat die nieuwe plek hem brengt.
Waar moet ik heen met mijn leven. Welke kant moet ik uit? Zal ik het roer omgooien? Zal ik een richting kiezen die ik nog nooit koos? Zijn mijn routebeslissingen tot dusver wel de beste voor mij? Is er geen leuker leven achter de horizon aan de andere kant? Is een leuker leven ook beter? Is een beter leven meer? Hendrik heeft al zoveel vragen gesteld. Keer op keer beweegt hij dapper naar de centrale plek in de geplaveide wereld. En elke keer vertrekt hij weer zonder echte bestemming. Hij gaat een pad op, maar beleeft het pad niet. Voor hij het weet staat hij weer oog in oog met het door de wielrijdersbond geplaatste middelpunt van alles.
De kant die ik kies, kies ik niet echt, bedenkt Hendrik op een dag. Ik laat de keuze afhangen van Paddy! 
 Tja. Het is zelfs zo ver gekomen dat Hendrik het bemoste paalding waarvan de letters soms afbladderen een koosnaampje heeft gegeven. Eigenlijk sta ik stil, denkt Hendrik, want steeds kom ik weer terug bij Paddy. Is dit dan het beste voor me? Niet meer bewegen en bij Paddy blijven? Hmm
 Er staat op de bovenkant van de paddenstoel eehm
 Niets. Dus ook niet ‘Paddenstoel: 0,0 plavuizometer’. Hier stil blijven staan is de bestemming dus niet. Okee

“Paddy, Paddy, waar moet ik heen? Paddy, Paddy, wat moet ik doen?”, vraagt Hendrik dan. Hij tikt met zijn vlakke hand op het harde, onbuigzame kunststof. Dan wil hij op het ding gaan zitten, maar een giraf op een hobbelpaard steekt daar een stokje voor. “Ben je mal! Zo kunnen wij niet zien waar we heen moeten! Straks staat heel PlavuiziĂ« stil! Straks valt alles in het graniets! Zeg, scheer je weg! Hoppa! Bewegen jij!” hinnikt de giraf. Hij heeft erg de neiging om een paard na te doen. Niemand weet of dat komt omdat hij zo vaak op een hobbelpaard zit.
Hendrik wil op Paddy kijken waarheen dan weg te scheren, maar de giraf met zijn rare, lange nek staat ervoor. “Skaten jij, skippyballen! Hup, scooteren!” Die verdomde paardenimmitatoren altijd, denkt Hendrik. Nou ja. Ik heb geen optie, want het beest komt behoorlijk agressief over en geeft me geen kans om te lezen wat Paddy allemaal voor me in petto heeft. “Dan maar bewegen.”, zegt Hendrik. Hij kijkt naar zijn voeten en voelt de neiging om
 Die kant uit te gaan. Dat doet hij maar.
Na een kilokwop of tien denkt Hendrik: Ik krijg dorst. Droge strot, alles! Okee. Daar verderop bouw ik een limonadekraam. Dan kan ik even hydrateren. En daar komt de veertiende kwokzon op: daar verkleur ik lekker, da’s goed voor me! Hendrik realiseert zich dat hij vaak droomde over het verkopen van limonade, maar nooit de stap heeft gezet. Hij wil immers een stekje langs de perfecte weg. En zit hij daar wel op? Hendrik weet het niet. Hij is in alle hectiek maar gewoon gaan bewegen dit keer.
Voordat Hendrik op de plek is waar hij een limonadekraam wil beginnen, blijken er toch opeens ribbeltjes in het plaveisel te komen. “Oh nee!”, roept Hendrik, “Oh nee!”. Kordaat draait hij zijn scubaboard om, maar achter hem staat nog steeds die verdomde giraf te schreeuwen: “SkiĂ«n! Snowboarden! HĂ© joh! Slowmotionen!” Ach. Die langnek is nu pas bij de wintersporten en filmtechnieken aanbeland, peinst Hendrik. Teruggaan naar zijn Paddy’tje is zonde van de tijd. De hobbeltjes maar nemen dan en daar verderop lekker met alle klandizie aan de limonade? Jeetje.
Hendrik vervolgt zijn weg. Hij kijkt om zich heen en ziet de leegte, de wild variërende luchten en dus wat hobbeltjes. Ook ziet hij figuren terugkeren naar de paddenstoel en hier en daar zijn er plekjes waar hij dingen kan doen. Eerder deed hij geen dingen, want voor hij ergens aan begon, ging hij terug naar Paddy. Vandaag niet.
“Vaarwel Paddy”, zegt Hendrik in zichzelf. Hij moet lachen. Paddy kan helemaal niet bewegen, dus ook niet wel varen. In tegenstelling tot de praatpalen, laat de ANWB de paddenstoeltjes namelijk gewoon op hun plek staan. Daar komt voorlopig geen beweging in. Zich afvragen waar hij heen wil: dat doet Hendrik voorlopig niet meer. Hij gaat gewoon. En nooit zal hij verdwaald raken, want hij is gewoon maar gegaan.
Als ik die giraf ooit nog tegenkom, denkt Hendrik, stop ik met bewegen. Gewoon om hem even te vragen of hij van zijn hobbelpaard wil komen. Als hij dat doet, geef ik hem een welgemeende knuffel, een glas limo en dan
 Dan ga ik verder.
0 notes
vincentedwardcharles-blog · 8 years ago
Text
Ik ben live
Dus ik leef. 
0 notes