nickst3v3ns
nickst3v3ns
naamloos
23 posts
Don't wanna be here? Send us removal request.
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht C (boek2) : getuigen (C4)
De manier waarop ze de schuifdeur openrukte, voorspelde niet veel goeds.
Ik zat op de laatste trein richting Gent. Het was al laat en ik begon net een beetje in te dommelen. Maar dat zou niet doorgaan.
Drie kerels waren ondertussen opgestapt. Stuk voor stuk tieners. Kap op, sigaret in de hand, je weet wel wat ik bedoel. Ze gingen achteraan in de wagon zitten. Een van de drie haalde iets uit zijn zak. Ik had een goed zicht op hun van waar ik zat, en ik denk dat het misschien ook beter was dat ik een beetje een oogje in het zeil hield.
Voor de rest zat er maar één andere passagier op de trein, een bloedmooie dame, eind twintig schatte ik. Ze was bezig op haar telefoon en glimlachte van tijd tot tijd naar het ding. Bezig met haar vriendje gokte ik. Het waren in ieder geval mijn zaken niet. ze was gekleed in een witte jurk die netjes aansloot op haar lichaam. Meer een outfit om aan te doen op een trouw, maar goed. Als  vijftig jaar oude man ben ik waarschijnlijk geen goed referentiepunt meer voor hedendaagse mode. Alsof ik dat ooit was geweest.
Een van de jongens stond op en liep naar de dame. Ik zag aan haar gezicht dat die zich direct veel minder op haar gemak voelde, toch had ze een zelfzekere blik in haar ogen. De jongen stelde zich voor als Tito en stond tegen de deur aangeleund. Hij had een leren jas aan, atletisch gebouwd en witte sneakers. Een macho, dacht ik bij mezelf. De vrouw antwoordde beleefd, ze heette Emma, maar schonk verder geen aandacht aan hem. Ik wist wel wat hij wilde. Ook al was hij niet lelijk, ik schatte zijn kansen tamelijk laag in. De anderen moesten niet eens proberen. De kleinste van de drie was even stevig gebouwd als ik, en dat is geen compliment. De andere was een lange bonenstaak met een gerafelde muts op zijn hoofd en leek allesbehalve te begrijpen hoe belachelijk hij er uitzag.
“Waar gaat deze mooie dame zo naartoe? Het is best gevaarlijk buiten voor zo een dame als jij om alleen rond te lopen.”
Ze stak haar telefoon weg en keek op haar horloge. Ze deed alsof ze hem niet had gehoord, maar dat lokte juist uit wat ze probeerde te vermijden dacht ik. ik legde mijn krant op het tafeltje naast mijn bank en maakte me klaar om in te grijpen, ik wist wat ze van plan waren.
“Mevrouwtje, ik praat wel tegen je!”, hij werd agressiever, “Ik wou eerst vriendelijk zijn en zo maar ja, dat wordt blijkbaar niet geapprecieerd, dus doen we het op de makkelijke manier”. Hij gebaarde de andere twee jongens om te komen. Hij hield haar ondertussen vast terwijl ze probeerde te ontkomen aan zijn greep. hij was te sterk voor haar. De jongens kwamen af en de vrouw begon te roepen, ik moest iets doen. Een wapen, dat had ik nodig. Ik rukte de brandblusser los en liep naar hun toe. Ze hadden me niet gezien. Toen Tito de jurk van de vrouw probeerde op te heffen sloeg ik met al mijn kracht op zijn achterhoofd. Het geluid van metaal tegen schedel weergalmde door het treinstel en hij viel neer. De vrouw slaakte een zucht en verkocht een mep aan de dikkerd. Hij verloor zijn evenwicht en viel op zijn rug. De bonenstaak greep de dame met een verrassende snelheid en pakte een mes uit zijn zak. Hij legde het op haar keel. Ik deed mijn handen omhoog en kreeg plotseling een raar gevoel. Wat was ik aan het doen? Ik was helemaal geen agent, ik kon dit niet. de vrouw profiteerde van de onoplettendheid van de jongen en verkocht een trap met haar hak. Maar dan recht in zijn klokkenspel, de bonenstaak zakte door zijn benen en greep naar zijn kruis. Zijn verdiende loon. ik slaakte uiteindelijk ook een zucht en wreef het zweet van mijn voorhoofd. Daarna besefte ik pas dat ik Tito een pittige slag heb gegeven en draaide me om naar waar zijn lichaam lag. Ik zei lichaam omdat ik net iets te hard had geslagen. Het bloed had zich overal over de vloer verspreidt en zijn ogen keken me recht aan. Ik had hem vermoordt.
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht C (boek2) : getuigen (C3)
Het was vroeg, en ik was vergeten koffie mee te nemen van de winkel. Ik had dus moeten ontbijten met een glas melk, rampzalig. Het was eigenlijk niet eens verantwoord om met de auto te rijden op dit moment. Misschien zou ik wasknijpers aan mijn oogleden moeten hebben hangen zodat ik kon voorkomen dat ze dichtvielen. Ik zette de radio op. Dat houdt me wel alert, dacht ik bij mezelf. Na een paar berichten over ongevallen, inbraak en zo verder was het eindelijk muziek. “Ze willen dan misschien de mensen op de hoogte houden, vrolijk word je er niet van”, zei ik luidop. Ik sloeg rechtsaf, de autosnelweg op. Er was niet veel volk op de baan, raar. Of toch alleszins voor een maandag. Erg vond ik niet, dan zou ik misschien een keertje op tijd op mijn werk zijn, en dat zou dan weer op zijn beurt betekenen dat ik heel misschien voor één keertje op een deftig uur thuis was. Maar dat was te veel van het goede. Ik merkte nu plotseling op dat er maar één andere auto op de baan was. Een chique berline die bijna twee keer langer was dan mijn kleine Peugeot. Ik had mijn vorige auto moeten verkopen bij de vechtscheiding en had deze schamele bak dan maar op de kop getikt. Uiteindelijk betaalde ik waarschijnlijk meer dan die kerel in die klasbak, deze auto zoop namelijk benzine alsof het frisdrank was.
Ik was bijna voorbij het laatste tankstation dat ik moest passeren voor mijn afslag richting Antwerpen toen de radio opeens besliste dat het gedaan was met de muziek. Er kwam alleen gekraak uit. Ik probeerde een andere post, en nog een, en nog een, maar dat hielp niet. Het was trouwens niet echt gekraak, meer een soort van gezoem dat op een neer leek te gaan. Het had bijna iets onheilspellends. De verwarming werkte al niet meer, nu is de radio ook naar de vaantjes, dacht ik. Maar toen begon de grond te beven, en besefte ik al gauw dat de radio me iets probeerde te vertellen. Het gezoem werd harder, en overstemde bijna compleet het ongezonde motorgeluid dat vanonder de motorkap kwam. Instinctief legde ik mijn handen op mijn oren maar besefte toen dat ik in een auto zat, en dat rijden zonder handen regelrechte zelfmoord was, ik klampte mijn handen terug aan het stuur en verbeet de pijn in mijn oren. Je vraagt je waarschijnlijk af waarom ik de radio niet uitzette, dat had ik al gedaan, maar het geluid kwam nu van overal. De grond begon te beven op de cadans van het gezoem, ik kreeg het moeilijk om de auto onder controle te houden. Plots spatte de grond open rondom en voor mij, gigantische stenen punten verschenen door het asfalt heen en vernietigde de weg rondom mij compleet. Wat was hier aan de hand? De berline voor mij versnelde, hij probeerde te ontsnappen, maar een van de punten greep de wagen en katapulteerde hem tientallen meters hoog. Ik keek naar boven vol ongeloof toen een stenen punt vlak voor mij omhoog rees. Ik wou de auto draaien maar was te laat, de auto botste immens hard tegen de punt, die vrijwel niet leek te bewegen. Ik lag bewusteloos op mijn stuur terwijl de airbag mij pas na de impact terug in mijn stoel duwde.
Ik was snel terug bij bewustzijn, vooral door de explosie die volgde toen de berline met een op zijn minst pittige valsnelheid op de weg belandde. Geen overlevenden, dat kon niet. Ik blies van de warmte. Hoe dat kwam wist ik niet, want de verwarming was al een paar weken ervoor kapotgegaan. Ik stapte uit. De stenen punt torende nog steeds voor me uit. Minstens twintig meter hoog moest hij geweest zijn. De warmte kwam vanuit de grond. Vreemd. Het beven was plots opgehouden en ik had ondertussen de omgeving verkent. Overal stenen punten die als kleine wolkenkrabbers uit het asfalt steken. Ik wou net de hulpdiensten bellen toen de grond openbrak. Letterlijk. De grond werd te heet om op te staan en mijn zolen begonnen te sissen. Ik zag het asfalt rood worden toen ik besliste terug in mijn auto te kruipen, daar was ik tenminste veilig. Het asfalt smolt weg op bepaalde plaatsen, mijn auto begon stilaan ook weg te smelten. Ik rook verbrand rubber. De warmte was niet te harden. Toen spleet de grond open. Het beven verergerde zodanig dat de punten af begonnen te breken. Een van die punten viel op mijn auto. De gigantische punt landde op het dak en de auto nam een rare vervormde vorm aan. Ik zat vast. Ik kon er niet meer uit. Uit de spleet begon zwarte rook te komen, daarachter, een silhouet. Een menselijke silhouet, dat wist ik zeker, maar hij was minstens even hoog als de stenen punten. Het angstzweet brak me uit. Het wezen stapte met één stap uit de eindeloos diepe spleet en keek rond. De blik waarmee het rondkeek was er één van haat, de kracht die het wezen had was er één van een god. Het wezen, dat hoorns had en voor de rest een uiterst gespierd lichaam had, voelde mijn aanwezigheid. Het brak stenen punt af en wreef er met zijn hand over, een lang scherp zwaard kwam tevoorschijn. Het wezen keek met een blik van goedkeuring naar het zwaard. Even leek er niks te gebeuren, maar toen stak hij het zwaard in de grond met een goddelijke kracht, en het asfalt kleurde algauw weer rood. Ik lag bewusteloos in mijn auto, de warmte was me te veel geworden.
Ik weet niet hoe lang ik bewusteloos heb gelegen, maar het wezen was weg. Ik had enorm veel pijn aan mijn rug en strekte me uit. Misschien was het allemaal een droom, een hallucinatie. Ik keek uit mijn raam maar wist niet goed wat ik zag, ik zag leegte. Mijn auto bengelde aan de rand van een afgrond. Het wezen had de grond nog verder opengespleten. De adrenaline begon me parten te spelen, ik moest rustig blijven. Als ik heel traag bewoog kon ik er nog uit stappen, de grond was er nog bij mijn achterdeur. Langzaam kroop ik over de bestuurdersstoel naar de passagiersstoel achter me. Het was me bijna gelukt. Maar net niet. De auto begon te kraken en ik zag hoe de auto zijn ankerpunt opgaf. ik viel naar beneden. Ik kon niks meer doen.
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht C (boek2) : getuigen (C2)
Ik was te laat. Snel liep ik de trappen op naar het perron, perron vier. Daar zou op ieder moment mijn trein kunnen aankomen. Ik moest hem absoluut halen, het was de laatste trein van vandaag. Anders zou ik nog zelf te laat komen op de volgende werkdag. Dan zou mijn baas zeker en vast begrijpen dat er iets anders aan de hand was. Mijn neus liep van de kou en ik stak mijn handen in mijn zakken, ik haalde er mijn zakdoek uit, het was eigenlijk de zakdoek van Gina. Een mooi stuk stof met prachtige patronen, hij droeg nog steeds haar geur. Er was iets uit mijn zak gevallen. Een rood stukje plastic afkomstig van een reep die ik van bij Gina had meegenomen. De wind nam het direct mee. Ik stak de zakdoek terug in mijn zak en keek aandachtig naar het bord met aankomsttijden. Eerst dacht ik dat ik niet goed aan het opletten was, uiteindelijk realiseerde ik me dat mijn trein niet op het bord stond. “Waar is die trein naar Gent nu?”, zei ik tegen mezelf. Een man draaide om, hij had een uiterst moderne en duur uitziende koptelefoon op. Verder was hij gekleed in een strak pak met blinkende schoenen en een spiegelende zonnebril. Een zakenman. Hij legde zijn hand op de een van de oorschelpen alsof hij me dan zou kunnen verstaan, maar dat leek ook zo echt te zijn. “Bedoelt u trein van vijf voor twaalf?”, vroeg hij. Ik knikte. Hij keek op zijn alweer duur uitziende horloge, “U hebt nog een minuut of tien vooraleer hij aankomt”, zei hij op  een sussende toon. “U staat wel op het foute perron, ik denk dat u daar moet zijn”, voegde hij er aan toe en wees naar de andere kant van het spoor. Ik moest waarschijnlijk heel verbaasd hebben gekeken terwijl ik naar de andere kant keek, waar inderdaad perron vier bleek te zijn, want hij lachte. “Ik hoop dat u nu uw weg vindt, ik wens u nog een prettige avond”. Zijn glimlach leek oprecht. Hij haalde zijn hand van de oorschelp en werd terug zijn muzikale wereld ingezogen.  Ik haalde mijn schouders op. “Ik denk het wel, toch bedankt”, zei ik, maar hij hoorde me al niet meer. Ik liep terug de trappen omlaag op zoek naar perron vier.
In de gangen van het treinstation was het slecht verlicht. Telkens als ik bij een uitgang kwam moest ik heel dicht bij het bijbehorende bord gaan staan om te kunnen zien op welk perron de gang uitgaf. Ik wist dat ik niet veel tijd meer had. Na een tijdje te hebben rondgedwaald kwam ik tot de conclusie dat ik oerdom was. Als perron vier aan de andere kant van het spoor was moest ik gewoon teruglopen en via de tunnel onder het spoor doorlopen, simpel. Na wat zoekwerk had ik de tunnel gevonden en was ik door de tunnel gelopen. Ik zag nu de trap die uitgaf op het juiste perron. Of dat dacht ik toch. Ik liep naar boven en keek op mijn horloge. Nog 4 minuten. Ik was boven aan de trap en ik zweette al. Wat cardio zou niet slecht zijn, dacht ik. Maar toen kreeg ik het angstaanjagende gevoel van een déjà vú. De zakenman. Hij stond op precies dezelfde plek met zijn rug naar me toe gedraaid. Ik stond perplex. Ik keek op mijn horloge, 3 minuten. Ik keek in het rond. Al die perrons leken op elkaar. Ik werd er draaierig van. Toch was ik zeker van dat ik niet dezelfde trappen had genomen. Ik haalde de zakdoek uit mijn zak, vreselijk die verkoudheid. Net toen ik weer een teug van de geur van Gina wou nemen, merkte ik iets op. Dat kon niet. Ik kwam dichterbij met de zakdoek in mijn linkerhand, ging op mijn hurken zitten en raakte toen pas echt in paniek. Onder aan de vuilbak naast me wapperde iets. Het hing vast aan een van de poten. Die reep.
Na het rare gevoel van te weten dat er iets niet klopt te hebben overwonnen, stond ik weer op en liep ik naar de zakenman. Hij leek me echter te hebben opgemerkt en draait zich om voor ik hem op de schouder kan tikken. Hij legde zijn hand weer op de oorschelp. “Ik geloof dat ik toch de weg kwijt ben”, zei ik, alhoewel ik wist dat dat niet het geval was. “Bedoelt u de trein van vijf voor twaalf?”, zei hij. Ik knikte. Toen hij op zijn horloge keek wist ik dat ik gelijk had, hier klopt iets niet. “U hebt nog een minuut of twee vooraleer hij aankomt”, vervolgde hij. De rest moest ik niet meer horen, ik wist precies wat hij ging zeggen. Terwijl ik als een kip zonder kop naar beneden raasde hoor ik hem nog iets naroepen: “…ik wens u nog een prettige avond”. Ik had geen tijd om te bedenken hoe eng dat wel degelijk klonk en haastte me naar een plattegrond van het station in het midden van de gang. Natuurlijk, dacht ik, waarom had ik daar niet eerder aan gedacht? Toen ik daar eenmaal was, boog ik me over de kaart en zette mijn bril op die aan een touwtje rond mijn nek hing. Ik bestudeerde de kaart en vond uiteindelijk waar ik was. Links beneden op de kaart. Maar waar was perron vier? Blijkbaar stond de zakenman op perron acht, normaal gezien zou perron vier dus aan de overkant moeten zijn. Maar dat was perron zes. Op heel de kaart was er geen enkel teken van perron vier, het bestond gewoon niet. De luidsprekers gingen. “Passagiers voor de trein van vijf voor twaalf richting Gent zijn geadviseerd zich te begeven naar perron vier. Maar waar was perron vier?, dacht ik bij mezelf. Ik liep terug perron acht op de man stond daar nog steeds. De trein, mijn trein. Hij stopte langs de overkant, perron zes. Het was gewoon een fout geweest. Ik had gewoon niet opgelet. Als een speer met overgewicht spurtte ik naar de overkant onder de sporen door, door de tunnel. Ik maakte mijn vervoerbewijs klaar en controleerde of alles in mijn zakken zat. Ik liep naar boven, nat van het zweet. Mijn hart sloeg over. De man, hij stond daar alweer. Mijn trein, aan de overkant, waar voor de zoveelste keer perron vier stond aangeduid. De man draaide zich om en legde zijn hand voor de derde keer op zijn oorschelp. “Bedoelt u de trein van vijf voor twaalf?”, zei hij met een griezelige lach. Ik zakte in elkaar. Mijn hoofd kon het niet meer verwerken, alle levensenergie vloeide uit mijn lichaam. Ik zat op mijn knieën met mijn hoofd in mijn handen, mijn koffer stond naast mij. “Ik denk dat u op het foute perron staat, ik denk dat u daar moet zijn”.
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht C (boek) : getuigen (C1)
“Zorg dat je hem vindt, je weet wat er op het spel staat.”, ik haakte in. In mijn ogen vloeide pure woede, in mijn aderen adrenaline. Die vetzak had ons verklikt. Ik had hem niet moeten laten gaan. Het is niet verlopen zoals voorspeld en dat jaagde me nog meer op. Ik stond nog steeds op de verlaten parking en stapte snel op mijn motor. Ik stak de sleutel in het contact en het beest ontwaakte. Het geluid van 200 pk bracht me enigszins tot kalmte. Het monster dat schreeuwde wanneer ik de gashendel naar me toe draaide gaf me een gevoel van macht. Iets waar je maar geen genoeg van kreeg. In mijn lijf gierde een ander gevoel dat ik nog niet vaak had gehad. Ik zette mijn helm op en klapte mijn vizier naar beneden. Het was een gevoel van zekerheid, van kracht. Ik zette mijn voet van de grond, trok aan de gashendel alsof ik hem er uit wou vijzen met mijn eigen hand en reed weg met een geluid dat zelfs luid doorheen mijn helm leek. De jacht is herbegonnen, dacht ik. Alleen was het deze keer de muis die de val had opgezet.
Ik nam het plan nog een paar keer door in mijn hoofd terwijl ik de hoofdweg afreed. Het was simpel, we moesten met hem afrekenen. Hij is de enige getuige. Het was ondertussen nacht en de volle maan boog zich over de stad. Ergens wou ik nu een grote stap terugnemen, verdwijnen en doen of er niks gebeurd was, maar dan zouden ze denken dat ik een lafaard was, ik ben tenslotte degene met de gifgroene motor van 30.000 euro. Ik reed het plein op waar we ons altijd verzamelde. Ik was ondertussen een fenomeen voor de jeugd van deze stad geworden. Er stond veel volk, zoals altijd. Al die ogen die op mij gericht waren, ik kreeg het warm, ik kon dit niet. Met een behendige draai parkeerde ik mijn motor en stapte af, Vanko stapte op me af, gevolgd door Jamal. Iedereen keek vol bewondering, ik was nu eenmaal de leider van deze bende. Of ik dit leiderschap waard was wist ik niet, we stonden op het punt iemand te vermoorden, de tweede.
Het was vier uur. De zon brak bijna door de nachtelijke hemel. We stonden voor het huis van Martin, want zo heette hij  blijkbaar. Rare naam, vond ik. Niemand was gewapend, alleen Jamal had een loper vast en probeerde het slot open te krijgen van de achterdeur. We stonden in zijn tuin. Ik voelde de spanning die in de lucht hing, niemand had op weg naar hier ook maar één woord gezegd.  Jamal kreeg het slot open en we stormden naar binnen met zijn drieën. Het was een klassiek en ouderwets ingericht huis, met van die hele grote deuren. Ik balde mijn vuisten en zocht rust in mezelf, nu geen fouten maken. Het was een heel groot huis en door de duistere gloed van de maan werd het bijna eng. Door het gebrek aan licht stootte ik een vaas om met mijn voet. Ik zag hoe de vaas bitter traag zijn evenwicht verloor om dan met een kletterend geluid de grond te raken. Ik raakte in  paniek en riep “Go! Go! Go!” zoals een echte paracommando. We stormden naar boven. Allemaal gesloten deuren, shit. Ik trapte de eerste in, niemand. Ik maakte me klaar om de tweede in te trappen toen Jamal me op één open deur wees. Ik stond helemaal op scherp. We gingen naar binnen en ik zag zijn bed, onbeslapen. We doorzochten de kamer grondig, geen spoor van Martin, zelf niet in zijn kast, alhoewel hij daar hoogst waarschijnlijk niet inpast met zijn overgewicht. Net toen ik me wou omdraaien en verder wou gaan met zoeken voelde ik hoe iets hards en breekbaars tegen mijn slaap werd geslagen. ik zakte in elkaar en zag hoe een grote gestalte boven me uittorenende met in zijn ene hand een restant van wat een vaas leek te zijn en in zijn andere hand een telefoon. Vooraleer ik weer recht geholpen was, was hij verdwenen. We zette de achtervolging in en stormden naar beneden. Die Martin probeerde te ontsnappen, dacht ik. Maar eenmaal beneden was hij weer weg. We haalden alles overhoop. “Je kunt je nu niet meer verstoppen, dat had je moeten doen voor je ons verklikte aan de smerissen”, riep ik. Toen hoorde ik gestommel, de kelder. Jamal vloog naar de kelderdeur, deed hem open en liep naar beneden. Twee tellen later hoorde ik een dof geluid en Jamal die kreunde, mijn instinct nam het over, ik vloog naar beneden in de stoffige kelder. overal stonden kasten met alle soorten rommel en spinnenwebben bedekten een groot deel van de begaanbare weg ertussen. Ik zag Martin staan met een brandblusser naast Jamal, hij lag bewusteloos op de grond. Ik voelde woede opkomen en sprintte naar hem toe, maar hij was snel, veel sneller dan verwacht. Hij ging door een deur die hoogstwaarschijnlijk uitgaf op zijn garage, en niet eens een tel later hoorde ik het geluid van een opstartende wagen. Zo gemakkelijk kom je er niet van af kerel, niet nadat je Jamal bijna vermoordt hebt, dacht ik. Tijd voor Jamal had ik echter niet, Martin was prioriteit. Zo snel ik kon liep ik weer naar boven en beval Vanko om voor Jamal te zorgen, hij knikte. Eerst wou ik gewoon de deur uitlopen maar in een impuls gooide ik me door zijn raam, veel sneller. Na al die jaren kickboksen had ik een kracht gekregen waarmee ik soms zelfs mezelf mee verbaasde en het raam brak alsof het ijs was. Ik gooide me over zijn haag op weg naar mijn motor. Hij was al weggereden. ik zette mijn helm op en startte de motor. Even kwam er geen geluid, alsof het beest weigerde te grommen, maar toen kwam het uit zijn schuilplaats en stroomde het zelfvertrouwen door mijn lijf. De lichten gingen aan en een geluid van vechtlust klonk doorheen de uitlaat. Met een oorverdovend geluid zette ik de achtervolging in.
Ik reed zo snel ik kon de straat uit, niemand. Hij kon niet ver zijn, dacht ik. Ik moest goed nadenken. De andere kant van de straat liep dood, dus daar kon hij niet door. Deze kant van de straat gaf uit op een andere, die er parallel aan vastlag. Dus hij kan twee kanten op zijn geweest. Maar dan bedacht ik iets. Links gaf uit op het ander deel van het dorp, dus het zou stom zijn om daar naartoe te gaan. Rechts gaf echter uit op de autosnelweg. Ik jaagde het toerental omhoog richting de autosnelweg en stuurde een sms’je naar Vanko. Zij moesten toch in het dorp gaan kijken voor de zekerheid. Ik draaide de autosnelweg op en versnelde naar tweehonderd. “Nu zou ik hem snel moeten inhalen”, zei ik tegen mezelf. Even later kwam ik hem tegen. Zijn oude Peugeot leek het alsmaar moeilijker te hebben en dat hoorde je ook. Gepiep van de wielen en een heel ongezond geluid afkomstig van onder de motorkap. Ik haalde hem in langs links en keek door de ruit. Hij had mij ook gezien. Hij was de klos, dacht ik. En ik zag ook in zijn blik dat hij dat ook dacht, maar plots veranderde die blik. Ik zag nog net mijn weerspiegeling in het chassis van de wagen; een zwart geklede kerel met een hanenkam op zijn helm en even hoopte ik dat ik nu wakker werd, dat ik de afgelopen maanden had gedroomd. Maar toen draaide hij zijn stuur bruut naar links. Ik verloor mijn evenwicht en vloog met honderdtwintig over het asfalt, zonder motor. Alles werd vaag. Ik hoorde getoeter, ik hoorde schreeuwen, ik hoorde mijn motor die op honderd meter van mij ongeduldig lag te brommen langs de kant van de weg. Alles was vaag, toen werd het zwart. Die gek had me van de weg gereden. Hij had niet eens getwijfeld. 
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht B (boek2) : getuigen (35 - 50)
Martins betrokkenheid bij de zaak Bamberger en de klacht die tegen hem is ingediend was er te veel aan voor Baguepaille, zijn werkgever. Hij wordt ontslagen. Zijn verdriet en woede zijn onmenselijk groot, maar hij is vooral boos op zichzelf. Waarom heeft hij niet getuigd? Waarom heeft hij beslist het zo aan te pakken? Hij wist het niet.
Na de zoveelste slapeloze nacht geeft hij zichzelf aan bij de politie voor het schrijven van de anonieme brief, maar kan nog steeds niet bewijzen dat deze drie kinderen in kwestie die avond wel op die trein zaten. Maar dan lijkt god zijn zoveelste gebed om hulp gehoord te hebben. De zoon van zijn buurvrouw luistert mee terwijl Martin ruzie heeft met haar. Haar naam is Leen. Dan vertelt hij, Ben genaamd, over één van zijn vrienden die vlak bij het station woont. Hij studeert film en filmt alles wat te filmen valt, dus heel misschien…het station… de drie daders? Voor één keer staat het geluk heel misschien aan zijn kant, hij krijgt een floppy disk van de vriend van Ben, de zoon van Leen, waarop de drie daders te samen met Martin te zien zijn. Voor de trein heeft hij al bewijs, nu nog die trap van Tito, de leider van het groepje van drie.
Ondertussen begint zijn leven door de zaak Bamberger verder af te brokkelen. Leen praat niet meer met hem en iedereen in het dorp walgt van hem, maar hij heeft een plan. Hij gaat proberen om Tito te laten bekennen dat hij die trap heeft gegeven, maar niet bewust. Het enige dat hij daarvoor nodig heeft is een recorder. Op een zeker avond schaduwt hij Tito, of in hoeverre dat gaat met zijn dikke lijf. Dan stapt hij op hem af, het lukt hem. Tito is voorzichtig maar dan begint hij er zelfs over uit te wijden, over hoe fantastisch die trap was als het om techniek ging. Martin stapt hiermee direct naar de politie. Langzaam aan begint het mysterie zich op te lossen, te samen met zijn reputatie als racist. Wat helaas ook oplost is zijn relatie met Gina, de vrouw die hij had ontmoet, deze blijkt echter de vrouw te zijn van Baguepaille, waar hij inmiddels geen hoge hoed van op heeft. 
Na dat de rechtszaak is afgehandeld, waar hij enkel een geldboete aan overhoudt door het achterwege laten van zijn identiteit in de anonieme brief, wat werd gezien als obstructie, verhuist hij naar Zuid-Frankrijk. Tijd voor een nieuwe start, een blanco blad.
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht B (boek2) : getuigen (26 - 34)
In dit hoofdstuk kom Martins leven in een stroomversnelling, alhoewel er niet veel gebeurd. Op een ochtend wordt het nieuws hem te veel en beslist hij zelf de touwtjes in handen te nemen. Hij klopt aan bij één van de daders Jamal Marghasja om zijn ouders te confronteren met wat hun zoon heeft gedaan. Tot zijn ongenoegen opent Jamal de deur. Hij doet alsof hij van niks weet, natuurlijk. Even later haalt Jamal zijn moeder erbij en wordt Martin uitgescholden voor racist, terwijl de deur voor zijn neus wordt dichtgeslagen.
Diezelfde dag, of eerder nacht wordt een baksteen door zijn ruit gegooid, hij kon niet zien wie het was maar hij vermoedt Jamal. Jos komt als agent de schade opmeten en Martin maakt afspraak met een glazenier, Hij liegt nog steeds over de brief alhoewel het voor hem stilaan onmogelijk wordt het omgekeerde te bewijzen. De volgende nacht wordt hij weer gewekt, niet door een baksteen deze keer maar door de federale politie, het geeft hetzelfde effect weliswaar. Ze komen hem vertellen dat er een klacht tegen hem is ingediend voor huisvredebreuk, afkomstig ten huize Marghasja.
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht B (boek) : getuigen (17 - 25)
Op dit moment van het verhaal komen we ietsje meer te weten over het verleden van Martin. Na een mislukte relatie met de dochter van zijn vorige werkgever was hij bijna alles kwijtgeraakt. Zijn geld, zijn meubelen, zijn vrouw en zijn reputatie. Het huis had hij nog net kunnen houden. Toch lijkt alles stilaan weer op de rails te komen. Hij heeft ondertussen al een andere vrouw ontmoet die eigenlijk getrouwd is, maar met wie hij af en toe afspreekt. Ik denk dat u verder wel begrijpt wat ik bedoel. Van zijn anonieme brief hoort hij echter niets. Tot de dag erna. Hij wordt wakker zoals elke dag ervoor en gaat naar zijn werk zoals elke dag ervoor. Maar dan loopt het fout. Op zijn werk ontdekt zijn werkgever dat hij heeft gelogen op een vorige sollicitatie in verband met zijn vakbond. Zijn baas kan er niet meer lachen. Wanneer hij thuis komt na een uiterst vermoeiende dag ziet hij dat er in grote zwarte letters ‘RACIST’ op zijn gevel is gespoten, en dat was nog maar het begin. De dag erna wordt hij gebeld op zijn kantoor vanwege een pamflet dat is verschenen in het dorp waarbij Martin wordt ontmaskerd als de schrijver van de anonieme brief, hij verkondigt er niks mee te maken te hebben.
Martin laat de gebeurtenissen even op zich inwerken, aangezien er zelfs een krantenartikel over hem is verschenen, en beslist uiteindelijk om zich toch te laten zien in het dorp. Hij gaat op café waar hij het aan de stok krijgt met de nieuwe vriend van zijn buurvrouw, gezellig. Uiteindelijk vertrekt de man, Frank genaamd uit het café. Dan komt Jos binnen. Jos is de wijkagent en bierfanaat van het dorp en biedt Martin een koffie aan, maar die weet wel van waar de wind waait. Na een heel spervuur aan vragen lost Martin nog steeds niks over de brief en zegt stellig dat hij er niks mee te maken heeft. Jos gaat dus verder op onderzoek.
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht B (boek2) : getuigen (1 - 16)
Martin Vandeweyngaert is een man van rond de 50, werkt bij de vakbond op een proefperiode en lijkt verder een totaal gewone man. Dat is hij ook tot mijn middelmatige teleurstelling, zo blijkt. We weten eigenlijk niet meer over hem, wel dat hij op een laatavondtrein zit richting huis en dat hij zonet een hele dag ergens is geweest waar hij niet hoorde te zijn. Hij is, op enkele haltes van zijn bestemming, getuige van een groep jongeren die een oudere aftuigen maar grijpt niet in uit schrik. Hij weet ongemerkt uit te stappen op zijn bestemming en loopt voorzichtig naar huis in de hoop door niemand van de bende gespot te worden, zonder zich druk te maken over het echte slachtoffer. Hij heeft hem per slot van de rekening niet eens gezien, alleen gehoord, en wat het oog niet ziet, wat het hart niet deert.
De volgende dagen wordt Martin zowel thuis als op het werk getreiterd door zijn verleden en gemaakte keuzes. Op het werk komen we te weten dat hij voor zijn proefperiode is ontslagen door zijn schoonvader, die het voormalige bedrijf runde waar hij vroeger voor werkte. Dat is op zich niet een probleem voor zijn baas Baguepaille. Wat hem wel stoort is dat hij is ontslagen voor racistische opmerkingen en uitingen, wat tegen het ‘moreel kompas’ van zijn baas indruist. Gelukkig zijn deze beschuldigingen louter leugens van zijn ex-schoonvader die zijn ‘slecht behandelde’ dochter wou wreken. Thuis staan de kranten vol over het incident op de trein. Er wordt uitdrukkelijk vermeld dat tijd een belangrijke rol speelden bij het overlijden van deze zekere M. Bamberger op de laatavondtrein. Over de daders wordt er niet veel vermeld, niemand weet om wie het gaat. Behalve Martin, hij voelt zich dan ook extreem schuldig.
De volgende dagen kom het incident steeds weer in het nieuws en wordt de treinbegeleidster ervan beschuldigt de dood van M. Bamberger op het geweten te hebben, ze zat namelijk de hele tijd in de bestuurderscabine. Het schuldgevoel bij Martin blijft groeien tot dat hij beslist om een anonieme brief bij het commissariaat af te leveren waarin de identiteit van de daders worden vermeld. Om te getuigen is hij te bang, wat zouden de daders hem aandoen? Weten ze eigenlijk wel dat hij daar ook op die trein zat?
0 notes
nickst3v3ns · 5 years ago
Text
Boekopdracht A  (boek2) : getuigen
Mijn tweede boek heet “Getuigen” van Rudy Soetewey. Ik weet dat dit een ander boek is dan ik eerder heb voorgesteld en mijn excuses daarvoor. door omstandigheden heb ik op het laatste moment moeten veranderen van keuze.
Het boek telt 293 bladzijdes en is te classificeren als misdaadroman oftewel als thriller. De uitgeverij is kramat. Het is voor het eerst uitgebracht in 2011 en de schrijver heeft dit verhaal opgedragen aan zijn toen recent overleden vader Pierre Soetewey.
Tumblr media
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
Boekopdracht E : Cécile
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
In dit fragment zit Djibril op de boot naar Spanje. De boot is al bij de haven maar Djibril en Abid, een jongen die hem heeft geholpen bij de oversteek, zitten met een probleem. Er is namelijk een jongetje gestorven tijdens de reis, maar de bewakers mogen in geen enkel geval het lijk zien, anders weten ze dat ze niet goed genoeg gecheckt hebben en is al hun moeite voor niks geweest, ze hebben het lijk hier dus net verstopt op het toilet en proberen nu niet gepakt te worden. Uiteindelijk merkt de kok van de boot het lijk in de toiletten op en moet Djibril kiezen, of te wel springt hij van de boot, of te wel wordt hij gepakt door de politie. Voor Abid is alles verloren, hij kan namelijk niet zwemmen.
 Mohammed, of Momo zoals de meeste hem noemen, loopt uit zijn keuken. Zijn schort zit onder de vetvlekken en zijn hoofd is nat van het zweet. Hij doet al 15 jaar hetzelfde, toch blijft hij elke keer een gevoel van voldoening ervaren als ze aanmeren in Spanje. Hij zou eigenlijk moeten beginnen met zijn spullen in te pakken maar moet nodig naar de wc. Hij wil net de knop van de deur omdraaien als twee jongens uit het toilet vliegen, op hun gezicht een blik van afgrijzen. Momo kijkt even op maar is niet onder de indruk. Hij vraagt zich af waarom ze zo gehaast naar het dek lopen, ze kunnen daar toch niet aan land. Achterdochtig draait hij de knop om en gaat naar binnen. Hij wil het middelste hokje ingaan maar die lijkt op slot te zitten, vreemd. Hij klopt op de deur, geen antwoord. Vrezend voor wat hij zou aantreffen gaat hij in het hokje ernaast en gaat op de wc-bril staan, hij kijkt over de rand en daar ligt een jongetje op de grond met zijn armen in onnatuurlijke richtingen gedraaid en zijn benen dubbelgevouwen. Verschrikt valt hij op de grond en geeft over, het jongetje heeft een immense brandwonde op één van zijn twee armen en al de fut is uit zijn ogen, het is een lijk. Hij staat snel terug op, loopt uit het toilet en begint te rennen in zijn zoektocht naar de bewakers.
Na twee politieagenten te hebben opgetrommeld vinden ze de jongens vlug aan de rand van het dek, ze praten in het Arabisch maar Momo verstaat hun niet, ondanks zijn naam spreekt hij alleen Spaans. Hij roept naar de politieagenten dat zij de twee jongeren zijn die hij uit de toiletten heeft zien lopen, de politieagenten halen hun mepstokken boven en beginnen te lopen richting de jongens. De kleinste klimt over de reling en lijkt te willen springen, Momo heeft medelijden met hen. Wie weet waar ze vandaan komen en wie weet wat ze allemaal hebben moeten opgeven met hoop op een beter leven, een hoop die nu ten gronde is gericht. Zelf krijgt hij er zelf bijna spijt van dat hij de politieagenten heeft gewaarschuwd. Het jongetje verwijdert zich steeds meer van de reling en is op weg naar de rand van de boot, de politieagenten bevelen hem te blijven staan en vooral niet te springen, de oudere van de twee lijkt het al te hebben opgegeven en gaat zitten. Discreet drukt Momo zijn middel- en wijsvinger op zijn lippen, vouwt zijn handen samen en bidt voor het jongetje. Hij heeft er al veel zien springen, maar nog maar een enkeling zien bovenkomen. Het jongetje springt, zijn armen draaien als molenwieken in het rond, met een doffe plons raakt hij het water. De oudere van de twee is al te grazen genomen door de honden, afgaande op zijn litteken in het gezicht vreest Mohammed dat het niet de eerste keer is.
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
Boekopdracht D : Cécile
Djibril gaat raad plegen bij een waarzegger in zijn dorp, veel mensen zeggen dat hij gek is, volgens Djibril echter lijkt deze man de enige die enige verduidelijking kan brengen op al de dingen die de Generaal heeft gezegd.
W = waarzegger / D = Djibril
Djibril wuift een gordijn weg en komt binnen in een donkere ruimte. Een sombere geklede man zit aan een tafel, voor hem, een gepluimde kip, in zijn mond, een sigaar. Djibril buigt uit respect, de man reageert niet en Djibril begint zich ongemakkelijk te voelen. Hij wil net weggaan wanneer de man een grote trek van zijn sigaar neemt en hem met een knik aan tafel uitnodigt.
W : “Hm… Djibril Is het niet?”
Djibril is met stomheid geslagen, hij heeft deze man nooit eerder gezien, toch weet deze zijn naam.
D : “Inderdaad meneer, mijn naam is Djibril en ik kom u om raad vragen, want er gebeuren heel rare dingen in ons dorp. De Fransen komen eraan en de oude Generaal zegt dat ze gevaarlijk zijn en toen zei ik dat mijn broer gids was voor de Fransen en toen vroeg ik of…”
W : “Rustig kind, benieuwd hoe ik je naam wist? Het staat op je voetbaltruitje, maar daarom ben je hier niet. Vertel me eerst eens een beetje over die oude Generaal”
Djibril kijkt naar zijn naam die op zijn truitje geborduurd staat en grijnst, hij mag deze man wel.
D : “Dus, zoals bijna elke ochtend ga ik water halen voor mijn vader, zodat hij zich kan wassen wanneer hij wakker wordt. Ik ga dat water dus halen bij de bron, de enige plaats waar nog water stroomt in ons dorp, en daarnaast staat een grote rots die de bron van de zon afschermt. Ik denk dat de oude man daar woont.”
De waarzegger snijdt de kip open en steekt zijn handen in de ingewanden, hij vangt bloed op mijn zijn handen en giet deze in een kom, hij kijkt ernaar, alsof het bloed hem meer zou vertellen dan Djibril zou kunnen. Djibril kijkt walgneigingen en kijkt de andere kant op, plots veren de ogen van de waarzegger terug op Djibril
W: “En die oude man zegt dus dat de Fransen eraan komen? Dat deze gevaarlijk zijn? Geloof me, deze man heeft ze misschien niet allemaal op een rij, toch spreekt hij de waarheid voor zover hij dat kan. De Fransen zijn niet zonder gevaar, ze zullen geen sporen achterlaten… ze zullen eerder waardes meenemen uit het dorp.
Djibril probeert in zijn hoofd te ordenen wat de waarzegger hem heeft gezegd, maar lijkt van zijn stuk gebracht.
D : “En hoe zit het dan met Kareem? Mijn broer, hij is gids voor de bus Franse toeristen die er aan komt.”
De waarzegger kijkt nogmaals in het kommetje bloed en wroet in de ingewanden
W : “Hm, Kareem, Let goed op hem. Zijn bestaan in jullie dorp is vluchtig, ik zou maar bij hem blijven, wat het ook kost. Hij zou wel eens ten prooi kunnen vallen aan de Fransen.
Djibril kijkt bang en kijkt snel om zich heen.
D : “ohh... Oké, ik zal proberen, maar het zal toch niet uit de hand lopen?”
De waarzegger kijkt Djibril aan alsof hij het verkeerd heeft begrepen.
W : “Ik kan je niks met zekerheid zeggen, maar wat lijkt op iets onschuldig kan uitmonden tot een heus avontuur.”
D : “En hoe zit het met mijn ouders? Ik heb het gevoel dat ze meer en meer afstand van me nemen…”
W : “Djibril toch, je wordt stilaan ouder, dat is volkomen normaal. Toch zou ik er van genieten, de geesten zeggen mij dat er iets op komst is, iets dat je weleens zou kunnen scheiden van je ouders… nu vrees ik dat je moet laten gaan, de geesten hebben veel van me gevergd, ik ben nu toe aan rust.”
Djibril knikt en staat op, zonder echt aandacht te besteden aan de waarzegger, hij beweegt op automatische piloot, zijn hoofd is te druk bezig met wat de waarzegger hem heeft toevertrouwd. Dit zou nog wel eens een vreemde tijd kunnen worden voor het dorp.
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
Boekopdracht C : Cécile
Naam :
Onbekend
Voornaam :
Djibril
Woonplaats(en) :
Dorpje in het Atlasgebergte/Sevilla/Parijs
leeftijd :
Begin : ca. 12 jaar
Einde : ca. 50 jaar
Karaktereigenschappen :
Extreem nieuwsgierig  en behulpzaam
Favoriet eten :
Onbekend 
Hobby :
Voetbal
Lichaamskenmerken :
Slank gebouwd,  gespierd en lang haar
Kleur ogen :
Bruin
Haarkleur :
Bruin
Huisdieren :
Geen
Broers en zussen :
één grotere broer
Beroep(en) :
Landbouwer/opzichter
Tumblr media
Dit zou hem kunnen zijn in het absolute begin van het verhaal
Tumblr media
Djibril als twintig-jarige. Op dit moment werkt hij als opzichter op de Haciënda van El Dictador
Tumblr media
Djibril aan het einde van het verhaal. Hij ziet er ouder uit dan hij werkelijk is, de gebeurtenissen hebben duidelijk sporen achtergelaten in zijn gezicht.
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
Boekopdracht B : Cécile
Op 10 geef ik dit boek een 8.5. Het verhaal is er één uit de duizend, prachtig geschreven.
Ten eerste vind ik het een zeer mooi verhaal. Het verhaal is geschreven met een wijsheid die van veel levenskennis getuigt. In het verhaal komt dit tot uiting wanneer het harde leven van jongeren wordt beschreven die Spanje proberen te bereiken. Bij de oversteek naar Spanje wordt dan ook maar al te duidelijk dat de schrijver weet hoe erg en bruut het er aan toe gaat en hoe hopeloos deze kinderen Spanje proberen te bereiken. Dit haalt ons uit onze bubbel om rechtstreeks de confrontatie aan te gaan met dit gruwelijke probleem dat iedere dag levens kost van kinderen die hoopte op een betere toekomst.
Ten tweede vind ik dat het verhaal helemaal niet wordt aangedikt of dat er stukken worden uitgelaten die wel hadden kunnen bijdragen aan het verhaal. Dit in tegenstelling tot andere genres. In het boek zien we dan ook dat het geen thriller is. Dit lijdt dan ook niet zo snel tot verzwakkingen in het tempo van het verhaal die het gros van de schrijvers van spannende boeken maar moeilijk te lijf kunnen. Nogmaals haal ik er de passage bij waar Djibril niet ontdekt mag worden voor het vertrek en tijdens de reis met de boot. Alles is uiterst puur en natuurlijk beschreven zonder bepaalde gebeurtenissen te dramatiseren die zouden moeten bijdragen aan de spanning. De schrijver weet dan ook goed de spanning af te bouwen zonder dat er snel verlangd wordt naar nog een spannende stuk, waarvan er niet zoveel zijn in dit verhaal.
Alhoewel het verhaal voor mij nagenoeg perfect is, stoor ik me toch aan één bepaald iets dat me er van weerhoudt een hoger cijfer te geven. Het begint uitermate traag. Djibril is in het begin van het boek nog in het dorp en er wordt kennisgemaakt met de verschillende familieleden en personages die zullen meespelen in het eerste deel van het verhaal. Ik begrijp dat een trage start met een goede inleiding tot de personages een must is, toch gaat dit te traag. Elk hoofdstuk lijkt precies hetzelfde en elke dag lijkt precies op de vorige, wat meer doet denken aan een saai dagboek dan aan het ontzagwekkende verhaal dat erop volgt. De kans dat dit wel degelijk de bedoeling van de schrijver is, is reëel. Misschien heeft de schrijver dit gebruikt om het contrast te tonen tussen zijn vorig leven en de gebeurtenissen daarna, toch is dit in mijn opzicht twijfelachtig te noemen. Hoe langer ik er over nadenkt hoe logischer het lijkt, toch stoorde dit.
Ten slotte wil ik nog iets zeggen over de sfeer in het verhaal. Het is de eerste keer dat ik een verhaal tegenkom dat in het algemeen blij en joviaal is, maar dat in elk opzicht “slecht” eindigt. Er zit veel liefde en geluk in het verhaal en veel momenten worden ook zo gelukkig en optimistisch geschreven dat je het zelf gaat geloven. Al deze momenten leiden uiteindelijk naar een piek van trieste gedachten en gebeurtenissen die een zeer raar gevoel afgeven. De hoofdpersoon heeft vrede met de gebeurtenissen, maar is alle zingeving kwijt. Djibril richt zich dan weer op zijn geloof dat hij al die jaren zo verwaarloosde, hij herstelt. Ik vind dit een prachtige passage waarbij er eens te meer wordt geprobeerd duidelijk te maken dat alle religies één belangrijk gemeenschappelijk punt hebben; ze geven hoop, een rode draad die gevolgd kan worden nadat je de jouwe bent verloren.
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
Boekopdracht A : Cécile
Djibril woont in een dorpje diep in het Atlasgebergte. Zijn grotere broer Kareem is gids, die de Europeanen wil laten kennismaken met de schoonheid van het Stille Zuiden. Kareem wordt verliefd op een Française van zijn eerste groep toeristen en, even later, beslist hij om alles op te geven en zijn ware liefde achterna te gaan. Djibril echter, gelooft dat Kareem, zoals Kareem zelf beweert, naar een markt gaat dat een dorp verder ligt. Djibril wil graag mee, en verstopt zich in de pick-up. Ze komen uiteindelijk aan bij de haven op weg naar Spanje en iets dramatisch gebeurd, Kareem offert zichzelf op voor de veiligheid van Djibril en wordt gegrepen door de politie. Na een paar bewogen maanden is Djibril al eventjes in Spanje en spreekt dan ook zo goed als vloeiend Spaans. Hij werkt voor een rijke grondbezitter van een immense Haciënda en is tevreden met zijn leven. Opeens vindt hij een foto in de achterzak van een broek die, samen met een gele T-shirt zijn enige tastbare herinnering vormen aan zijn bewogen reis. Het is een foto van Kareem en zijn eerste groep toeristen. Op de achterkant van de foto staat een adres samen met de naam “Cécile Puffard” neergepend. Allerlei vragen beginnen hem te kwellen, hoe is dit allemaal begonnen? Heeft zijn broer alles willen opgeven voor Cécile? Wie is Cécile? Hij beslist alles op te geven en vertrekt naar Frankrijk, de stad waar Cécile woont. Deze keus lijdt tot een uitzonderlijke vriendschap tussen Cécile, die in de klauwen van een loverboy is gekomen en die, zodoende, verslaafd is geraakt aan cocaïne en Djibril, die voor haar zal blijven zorgen wat er ook gebeurt en die uiteindelijk antwoord heeft gekregen op al zijn vragen. Na een tijd begint de gezondheid van Cécile achteruit te gaan en sterft ze uiteindelijk aan het afkickproces en aan aids. Djibril beslist terug naar zijn dorp te gaan maar is bang, bang voor wat zijn ouders van hem zullen vinden. Bij aankomst zijn zijn ouders al overleden, zijn broer is doorgedraaid en kent hem niet meer. Toch heeft hij er vrede mee, hij is terug van weggeweest.
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
70 - 78 : Cécile
De dood van Cécile valt Djibril zwaar. Al die zingeving die hem door al die moeilijke tijden hebben geholpen was opeens weg, zij was weg. Hij beslist om terug te gaan naar zijn dorp, diep in het Atlas-gebergte. Bij aankomst is tot zijn opluchting alles gebleven zoals het bij zijn vertrek was. Het leek alsof hij nooit was weggeweest, behalve het huis van zijn ouders. Ze zijn alle twee overleden zonder dat ze hebben kunnen zien wat er van hun zoon was geworden. Djibril vindt zijn beste vriend Omar terug, die nu leraar is in het dorp. Samen bidden ze voor zijn ouders, voor zijn verleden, voor Cécile, voor Kareem. 
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
50 - 70 : Cécile
Djibril is een sterke jongeman geworden. De zware arbeid op het land heeft hem beduidend sterker gemaakt, hij is goede vrienden met de grondbezitter geworden die ook wel “El Dictador” wordt genoemd en hij delegeert nu het werk van andere mensen in plaats van zelf de hele dag in de zon te staan puffen. Hij is tevreden met zichzelf. Opeens, vindt hij, in een broek, die samen met een t-shirt en een paar sneakers de enige tastbare herinnering vormen aan zijn bewogen reis, een foto die hij nooit eerder heeft gezien. Het is een foto van Kareem met zijn eerste groep toeristen. Op de achterkant staat een adres geschreven, samen met de naam Cécile Puffard. Ondanks zijn tevredenheid beslist hij om te vertrekken naar Parijs, hij zal het adres proberen te vinden, in de hoop antwoorden te vinden op mysteries in het verleden die hem hebben gebracht tot waar hij nu is.
Hij vindt Cécile, en al gauw krijgen ze een band met elkaar die Djibril tot nu toe met niemand eerder heeft gehad en antwoorden op vragen die hij tot nu toe nooit eerder heeft gehad, hij vraagt zich af of dat liefde is. Toch is niet alles rozengeur en maneschijn, Cécile zit vast in de klauwen van een loverboy, ze is prostituee maar kan geen afstand nemen van al haar ellende, ze is heroïneverslaafde. Het gaat al gauw bergaf met Cécile en na, voor zowel Cécile als Djibril, onvergetelijke tijden, overlijdt ze aan aids. 
0 notes
nickst3v3ns · 6 years ago
Text
30 - 50 : Cécile
Na het Spaanse vasteland te hebben bereikt staat Djibril er helemaal alleen voor. Hij spreekt geen woord Spaans en de meeste Spanjaarden geen woord Arabisch, een vervelend probleem. Na een tijd te hebben overnacht in een openbaar park en te hebben gegeten uit vuilnisbakken mikt Djibril op een iets beter bestaan. Hij stuit op een gigantische haciënda en sluipt voorzichtig en discreet binnen. Na zijn kwaliteiten te hebben getoond als landbouwer mag hij blijven, de tijd vliegt voorbij en voor we het weten zijn we 5 jaar verder.
0 notes