Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Even vrees ik dat ik mezelf heb buitengesloten. Ik sta in het fietsenhok, haal mijn fiets eruit en mis dan de sleutel van het appartement. Ik weet zeker dat ik die heb meegenomen. De meeste bagage staat al buiten, alleen mijn stuurtas met al mijn waardevolle spullen niet. De sleutel van het fietshok moet ik ook nog terugleggen. Het zweet breekt me uit. Gisteren was ik die sleutel ook al kwijt, vond ik hem na het minutieus uitpluizen van tassen terug in een zakje, waar ik mijn schoenen in bewaar. Wonderlijk. Nu is dat ding weer weg. Pfff… Iets meer geluk heb ik nu. Het groene labeltje valt op, de sleutel ligt tussen de twee achtertassen op de grond. Dat scheelt een hoop ellende. Nog steeds volg ik de Véloscenie, de voie verte naar Mont-Saint-Michel. Ik vind het wel fijn, geen autoverkeer, geen sterke hellingen. Het maakt mijn hoofd vrij, ik denk soms nergens meer aan, ben alleen maar op dat pad. Een groene gang naar de zee. Die rust wordt plotseling verstoord. Uit de berm rechts van me, vliegt een roofvogel op, bijna tegen mijn voorwiel aan. Bruin met zwart, groter dan een torenvalk, kleiner dan een buizerd. Meer weet ik er niet van. Wel mooi, hoe die vogel nog even voor me uit vliegt en dan zijn weg naar de hemel zoekt. Een herinnering aan de voormalige spoorlijn In Céaux staat mijn volgende onderkomen. Daar is verder niks, geen winkel, geen restaurant. Ik zal dus tijdig moeten eten en ergens boodschappen doen. Nabij een kruising bij Saint-Hillaire is een restaurant. Het is bijna 1 uur, het is er druk. Linksaf ligt de stad met nog meer restaurants en winkels. Daarvoor moet ik een drukke boomloze weg met een sterke helling af. De hitte knalt van die straat af. Ik hou het dichtbij. Personeel rent af en aan, het is een geoliede machine waar naar mijn schatting minstens honderd mensen in twee uur tijd bediend worden, misschien wel meer. groen is de gong, groen is de watergong, groen is de gong van de zee Daar is ie dan, de Seine die uitmondt in de baai van Mont-Saint-Michel. Het bakkershuisje met het rode hek De oven is er nog, in het voormalige bakkershuisje, waar ik mijn onderkomen heb. Klein en gezellig. De hemel trekt dicht, een onweer barst los, het regent flink. Later, als de straten nog nat zijn, de lucht weer blauw vertoont en er nog een bleke zon schijnt, maak ik wandeling. Een paar ezels staan bij elkaar in een weitje, bloeiende hortensia’s sieren veel huizen. Ik sla een zijweg in voor een ommetje door het veld. En dan onverwacht, voorbij een bocht, zie ik hem. In de verte tekent het silhouet van de Mont-Saint-Michel zich af tegen de langzaam verkleurende lucht. Ik fietste 69,8 kilometer

0 notes
Text
Even na negen uur sta ik met fiets en bagage bij Bayi Cycles. Ik zit nog steeds met een kapotte reserveband. Maar er is een ander probleem. De buitenband ligt niet precies goed om het wiel, niet exact rond. En dat voel je, zeker bij hogere snelheden wordt het een ‘bumpy road’. Ik kan er zelf aan prutsen, maar ik laat het liever aan de vakman over. Twintig minuten later is het gat gevonden, het wiel gefixt en met wat schouderophalen van de monteur van ‘tja, wat moet ik daarvoor vragen’ ben ik vijf euro kwijt. Een lange voie verte volgt. Een waarop ik, soms gedachteloos, voortga. Af en toe lijkt het op fietsen door stroop, dan weer krijg ik vaart. Ik passeer de Greenwich Meridiaan. Op enig moment ontwaar ik twee fietsen met vlaggetjes, een geel-blauwe en iets met rood. Het zijn ligfietsen, een echtpaar pauzeert staand onder een boom, bankjes zijn schaars. Ze ogen fit en zeker tachtig. Het blijken Duitsers, we babbelen even, over het liggend rijden, en voort ga ik weer, op zoek naar brood. Dat vind ik in Pré-en-Pail-Saint-Samson. Prachtige naam, maar wat een ellende. Vrachtwagens rijden met tientallen en fors hard door de hoofdstraat. Afijn, met een stokbroodje, een pain au chocolat en een verwarmd gevuld broodje met tomaat en mozzarella kan ik weer even vooruit. De kilometers rijgen zich aaneen en ik kom maar geen bankje tegen om even te pauzeren. Dat doe ik uiteindelijk ook maar staand, ergens bij een hek. Bijna twee kilometer verder kom ik de ligfietsers weer tegen, die me voorbij waren gegaan terwijl ik naar de bakker was en nu wel een zitplaats hebben. Bij een kleine stroomversnelling van de Mayenne staan nog twee picknickbanken. Zo gaat dat, alles of niks. Bagnoles-de-l’Orne is een badplaats met negentiende eeuwse faam, met thermale baden. Veel toeristenwinkels, grote huizen, een casino. Het is aan mij niet besteed. Voor eten ben ik net te laat. Bij een Italiaans restaurantje mag ik nog net buiten een flesje Orangina drinken. Domfront heeft een lange historie, waar Willem de Veroveraar zich nog heeft laten gelden. Het middeleeuwse centrum is in de avond vrijwel verlaten. Wel is er een levendig terras naast een kerk die juist vrij modern oogt met een hoge toren. Ik loop om de kerk heen en raak in gesprek met een vrouw. ‘Ach, kom mee’, zegt ze. Marie-Madeleine heeft de sleutels van de kerk Saint-Julien, die een eeuw geleden in Neo-Byzantijnse stijl is opgetrokken. Een grote vierkante ruimte, zonder pilaren, het was de oplossing van de architect om op een beperkte ruimte een kerk neer te zetten. Hoewel zowel interieur als exterieur enorm verschillen doet het me toch denken aan de Koepelkerk in Maastricht. Mijn tocht vervolg ik door de stille straatjes en ik groet een oude dame, die met haar hondje uit het raam kijkt. Ik mag een foto van ze maken. In een bibberig handschrift schrijft Anne-Marie haar adres op het briefje met informatie over de kerk, zodat ik een foto kan opsturen. Dat dat nog enkele weken kan duren vindt ze niet erg. Maar nog heb ik niks gegeten. De kastelein van het gezellige terras verwijst me naar pizzeria L’Echauguette om de hoek en nodigt me uit om nog wel terug te komen. Heerlijke pizza, overigens. Flesje lokaal bier erbij van Lonlay l’Abbeye. Even twijfel ik, maar vooruit. Het is warm, ik loop nog even langs Le Palais d’Odin. Ik krijg een handdruk van de kastelein, Christian, en even later zit ik er aan het bier. En naarmate de tijd vordert leer ik zowat alle bezoekers van het café kennen. Ook een Breton, die me vertelt dat ik toch vooral naar Le Conquet moet gaan. En zo blijft het nog lang gezellig. Ik fietste 73,97 kilometer

0 notes
Text
Waarom sleep ik toch zoveel spullen mee? Die vraag stel ik me geregeld. Nu de komende dagen de warmte terugkeert en het aantal hoogtemeters gaat toenemen, krijgt deze vraag een groter gewicht. Het plan rijpt om wat spullen terug te sturen. Ik overdenk wat weg kan, terwijl ik koffie zet in de kleine, comfortabele studio in Alençon. In ieder geval de sneldrogende bloes met lange mouwen, die me moet beschermen tegen de zon, maar die niet ventileert. Heb ik niks aan. Een T-shirt minder kan ook. Het zet niet veel zoden aan de dijk. Intussen neem ik een lekkere douche, kleed me op mijn gemak aan en raadpleeg internet. Ik vind wat ik zoek: onderdak in Domfront. De beslissing is dan gemakkelijk. Tent, stoeltje, luchtbed, lakenzak, sloop, kussen, slaapzak, pannetje, waslijn, zo kan ik doorgaan. Stoppen met kamperen. Alle overbodige kleren stuur ik mee, alles wat geen waarde meer heeft gooi ik weg. Bij het postkantoor haal ik een grote doos. Het meeste gaat erin, inclusief de twee voortassen. Alleen voor de buitentent is geen plaats meer. Ook het gasflesje reist met me mee, dan kan ik onderweg nog eens heet water maken. Als ik het postkantoor uitloop voel ik me letterlijk lichter en wandel door het aangename pretentieloze Alençon. Het kant van Alençon staat op de Unescolijst van cultureel immaterieel erfgoed. Ik heb nog geen winkel gezien waar ze het verkopen. Theresia van Lisieux is er geboren, het wordt nergens toeristisch uitgebuit. Je kunt er fijn lopen en goed eten. Zoals bij l’Indochine, een kleine eetzaal met lekker Vietnamees eten. Inmiddels krijg ik van jullie, lezers, alweer veel liever berichten, aanmoedigingen en vragen. Alvast veel dank daarvoor. In de laatste Fietsplan stond een illustratie van mijn reis vorig jaar naar Duitsland en Polen. De verwijzing naar mijn website heeft effect. Welkom nieuwe lezers.. Over de band ben ik nog niet uitgepraat. Zowel de buiten- als de binnenband heb ik afgelopen april laten vernieuwen. Van sleetsheid kan dus geen sprake zijn. En een Schwalbe Almotion Marathon Evolution moet onverharde paden echt goed aankunnen. Van de binnenband heb ik het lek dus nog niet gevonden. Mijn reserveband ligt nu om het wiel. Een belofte alvast: er komt nog een vervolg… Onmogelijke paden die ik kies? Het zou kunnen, maar ik volg toch vooral fietspaden van naam. Lange afstandsfietspaden, zoals de EV3, la Seine à Velo, een groot deel van de V40 Véloscénie Parijs – Mont-Saint-Michel en straks stukken van de EV4. Dus als het belabberde wegen zijn ligt het aan de ontwikkelaars van die routes, of heeft Frankrijk even niks beters te bieden. Ik worstel me overal doorheen. Of ik onder zeeniveau heb gefietst? In Nederland zou dat kunnen. Ik weet niet waarom mijn route ineens zo route ineens zo ondergronds werd afgebeeld. Er mist ineens 100 meter in hoogte, in vergelijking met de dag erna en de dag ervoor. Misschien dat mijn Garmin even in een dip zat.. O jee, bedenk ik ineens. Nu heb ik dat gasflesje nog steeds. Alleen het brandertje is inmiddels retour naar Nederland.

0 notes
Text
De meest onwaarschijnlijke insecten zag ik vliegen rond de tent. Deze ochtend voel ik het, een dikke bult en heftige jeuk aan mijn enkel. Zelfs de wondercrème van de apotheek, eerder in Frankrijk gekocht, helpt niet afdoende. Het is zondagochtend en onwaarschijnlijk stil. Een oude man loopt langs de weg, in zijn hand een enorme sleutel, van wel 25 centimeter. Van een heel oud slot, lijkt me. Intussen blijft de band me bezighouden. Ik vind hem net te zacht, met mijn handpompje krijg ik er niet meer lucht in. Bij een woning, met een Gîtes-bordje hoor ik een vrouwenstem. Ik rij de oprit op, twee honden springen luid blaffend tegen het hek op. Een bel is er niet, op het geblaf komt uiteindelijk een oudere vrouw naar buiten. Ik vraag om een fietspomp, ze haalt haar man erbij. Even later is de band hard en staan we nog even te praten. Hij heeft het over de haven van Brest en brengt me op het idee om vandaar met de boot naar Saint-Nazaire te gaan. Al weet hij niet zeker of die vaart. Exact om 12 uur ben ik in Bazoches-sur-Hoêne, waar een kleine supermarkt open is. Met een perzik, banaan, peer, flesje Orangina en een pakje Petit Beurre kan ik voort. De gewone weg verandert weer in een voie verte. Onverhard pad, kilometers lang, bijna geen mens te zien en toch ben ik er blij mee. Want hoewel het minder warm is dan in de afgelopen dagen rij ik veel in de schaduw. Dat scheelt heel veel zweet. In Alençon betrek ik een kleine studio. Ik blijf er twee dagen. De studio ligt aan een binnenplaatsje waar ik mijn fiets kwijt kan. Met een volle tas trek ik naar de wasserette, dan is dat maar vast gedaan. Die is tenminste open. De meeste restaurants zijn gesloten op zondag, winkels ook. Terwijl de was draait loop ik alvast een rondje door Alençon. Een aangename stad, is de eerste indruk. Ik loop voorbij een afhaalpizzeria, een kebabzaak, een café waar je niet kunt eten. Als de was is gedaan kijk ik nog even aan de overkant, bij l’Oriental. Het lijkt eveneens een afhaaltentje, met een klein terras. Verkeerde uitstraling, er gaat een Marokkaans restaurant schuil achter de schreeuwerige oranje gevel. Binnen zit het vol en staat de muziek nogal hard. Buiten krijg ik even later een bakje met olijven en gepickelde groenten voorgezet. Daarna volgt een verrukkelijke tajine met kip en gezoute citroen. Intussen heb ik uitgezocht of er een boot vaart van Brest naar Saint-Nazaire. Die is er niet. Ik fietste 63,87 kilometer

0 notes
Text
Half zes. Dominique is al druk doende zijn spullen te pakken, hij wil om zes uur vertrekken. Ik neem de fiets om naar het toiletgebouw te gaan – dat is best ver lopen anders- en hoor een vreemd geluid. Twee meter fietsen en het probleem is duidelijk: een lekke band. De fiets moet op zijn kop, de band is niet helemaal leeg. Met een bakje water probeer ik het gat te vinden, maar ik zie niks. Dominique helpt en is vooral verbaasd dat ik niet meteen het hele wiel eruit haal en de binnenband vervang. Nou ja, dat vind ik ook weer zo’n gedoe. Het gat is niet te vinden, de band gaat terug, ik pomp hem op en hoop er het beste van. Het beste blijkt de band te vervangen, want een uur later is er alweer lucht uit verdwenen. Ik heb deze fiets nu tien jaar en er bijna 26.000 kilometer mee afgelegd. Het is de vijfde keer dat ik een lekke band heb, waarvan de vierde keer in Frankrijk. De laatste keer was alweer vier jaar geleden, niet bepaald een frequentie om routine op te bouwen. Ik raadpleeg een Youtube-filmpje om mijn geheugen op te frissen. Uiteindelijk is het gemakkelijker dan ik me herinnerde. Band vervangen en opgepompt. Ik kan op pad. Een kostbaar koel uur heb ik er wel mee verspeeld. Het lukt hier wel om telkens na een uur even te pauzeren. Met de toenemende hitte is dat ook wel nodig. Door het gedoe met de band voel ik me aanvankelijk ook weer onzeker. Dat verdwijnt gelukkig. Een bruggetje in Tillière s./ Avre is afgesloten voor auto’s. Via een smalle doorgang kun je als fietser wel verder. De brug is nu in beslag genomen door enkele vissers. Een van hen heeft beet. Een forel zwiept tegen het asfalt. Pogingen van de mannen om hem vast te pakken stranden, ze krijgen geen vat op het glibberige spartelende lijf van de vis, die nog steeds met een haakje aan de lijn vastzit. Het is droevig om aan te zien. Verneuil heeft een toren die al van ver zichtbaar is. Net als in Tongeren zakt deze in de grond, naarmate je dichterbij komt. Een stad met mooie bouwwerken, een abdij. Er is feest gaande, midden op de markt, waar ik een restaurant zoek, maar het is me te lawaaiig. Beter af ben ik tegenover de kerk, in een brasserie. De fiets staat op een plek zonder schaduw. Als ik later vertrek hoor ik een vreemd schurend geluid. Ik kan niet bepalen of het van het voor- of het achterwiel komt. Ik zie niks dat het schuren veroorzaakt. Maar het houdt aan. Intussen is het loeiheet. Op een goed beschaduwde plek probeer ik te achterhalen wat gaande is. Het lijkt te komen van de remmen. Ik controleer ze en kreeg een remblokje niet meer op zijn plek. Uiteindelijk gaat de fiets weer op zijn kop. Ik denk dat ik het zie, het ventiel van de binnenband zit een beetje scheef, wat effect heeft op de buitenband. Het is een vak, hoor, fietsenmaker. En dat ben ik niet… Ik laat wat lucht weglopen en pomp de band weer op. Het terugzetten van het remblokje gaat nu wel gemakkelijk. Op weg maar weer. Het geluid is verdwenen. Intussen ben ik zelf een lopende kraan, en dansen insecten voor mijn gezicht. De hitte houdt aan, wel hebben de wolken enige clementie door de zon van tijd tot tijd af te dekken. En er is veel bos. Twee kilometer voor ik op de camping ben ga ik een van de spaarzame cafés onderweg in, mezelf verfrissen met een Schweppes Agrume. Een praatje maken met de eigenaar en de enige gast op dat moment. Die laatste werpt nog eens een blik op mijn fiets, en zegt wat ik kan doen om de band helemaal goed te krijgen. Dat ben ik van plan, op de camping, een hele stille, bij een boerderij. Maar ik heb er de puf niet meer voor. De lekke binnenband controleer ik wel nog een keer. En nog een keer. Ik kan nog steeds geen gat vinden. Toch loopt hij langzaam leeg. Net als ik. Ik fietste 57,15 kilometer (2 delen)

1 note
·
View note
Text
José had me aangeboden om op de bank te slapen. Maar goed dat ik daarvan heb afgezien. Hij is al om half vier wakker en ik zou hem de vrijheid in zijn eigen huis ontnomen hebben. Een flinke kop koffie, melkbroodjes en jam zet hij voor me klaar. Intussen laat ik hem in Google-vertaling de tekst van mijn blog lezen. Het klopt niet, zegt hij. Er staat nu dat hij vraagt of hij zich kan douchen. Die tekst zal ik later aanpassen. Ik krijg nog een pakje zakdoekjes mee. Dan is het tijd om afscheid te nemen. José brengt me naar het hek, om het met een afstandsbediening te openen. een vrolijke tuin langs de voie verte Ik kon kiezen tussen een camping op 40 kilometer afstand of een op ruim 90. Het wordt de eerste, met het oog op het weer. Want in de zon loopt de temperatuur al snel op. Gelukkig is er schaduw, soms kruipen wolken voor de zon. Ik kom weer op een voie verte terecht. Rechtlijnig, beschaduwd maar helaas bij elke kruising voorzien van een hek, waardoor ik telkens even moet afstappen. Minstens veertig keer. Groepen schoolkinderen komen me tegemoet, telkens met een of twee volwassenen vooraan en achteraan elk groepje. De kinderen worden per groepje kleiner, de fietsjes navenant. Bij het op een na laatste groepje fietst een meisje echt als laatste. Ze ziet eruit alsof ze haar roze fietsje het liefst meteen tegen het asfalt zou kwakken. Inmiddels ben ik Normandië aangekomen, wat al meteen aan de huizen te merken is. Hoewel ik net een pauze hield, zie ik een plek aan het water, de Avre, groen, beschaduwd, zo mooi, dat ik er zeker een uur doorbreng. Libellen vliegen rond en waterjuffers met blauwe lijven en zwarte vleugels. Al die tijd passeert er niemand. Als ik weer vertrek blijkt al snel waarom. Een omgevallen boom verspert het pad. Ik kan er alleen langs door de bagage van mijn fiets te halen en de fiets over de boom te tillen. Op de camping in Vert-en-Drouais vind ik een mooie plek in de schaduw. Er staan al een tentje en een fiets. De fietser, Dominique, ontmoet ik later, bij een plek om de telefoon op te laden. We raken in gesprek, delen fietservaringen, mooie momenten en de tegenslagen. Hij maakt een tocht, om zijn beste vriend die is overleden te gedenken. Van zijn woonplaats in Parijs tot zijn graf in Vannes. Om de hitte voor te zijn, wil hij al om zes uur vertrekken, afstanden van meer dan 100 kilometer. Pfff, dat trek ik niet meer. Aan de overkant van de camping is een bar, ik drink er een biertje, wandel nog wat rond de kerk. En ik maak eens een rekensommetje, ik heb nu bijna 500 kilometer afgelegd, het wordt tijd voor een rustdag. In dit tempo is het maar de vraag of ik nog op Île d’Ouessant kan komen. We zullen zien. Eerst maar de hete dag van morgen doorkomen. Ik fietste 40,1 kilometer

0 notes
Text
Het is nog fris, het is net negen uur geweest. De straten van Auvers-sur-Oise zijn nog leeg. Mijn weg golft weer verder, langs beschaduwde plekken naar steeds drukkere straten, met Pontoise als knooppunt. Parijs is vandaar niet meer ver. Ik vervolg mijn route langs de Oise. Voor mijn route naar Bretagne heb ik verschillende fietsroutes aan elkaar geknoopt. Een enkel ontbrekend stukje heb ik zelf gemaakt. Ik beland nu op een stuk weg, dat zo slecht is, dat ik me afvraag of het zo’n eigen verzinsel is. Maar nee, er staat een -nogal beklad- fietsbordje bij. Waar het normale maar erg smalle fietspad weer begint komen twee wielrenners me tegemoet. Ik geef ze de ruimte, zij draaien de onmogelijke weg in, ik hoor een knal. Beteuterd beschouwen ze de lekke band van een van hen. Intussen komen uit het pad ook nog groepen scholieren. Het wordt een onbedoeld rustpunt. Vanaf een brug zie ik de Oise opgaan in de Seine. Daarna verandert het landschap ook vrij snel. Minder lieflijk, drukkere wegen, meer gebouwen met gepleisterde muren in plaats van de gele zandsteen en vooral veel slechtere fietsaanduidingen. Dat neemt niet weg dat ik tot twee keer toe een heerlijke beschaduwde plek langs de Seine vind om er te rusten. En ik ben zowaar blij als ik weer op een voie verte kom. Deze weg is allerminst een saaie groene buis. Het is eerder een: ‘hoe maak ik het de fietser zo moeilijk mogelijk-pad’. Een smalle weg, die plots ophoudt en waarvan je het vervolg maar moet raden, een kronkelend zandpad waarbij links de braamstruiken langs mijn arm krassen en rechts de brandnetels mijn kuit prikkelen. Om uiteindelijk te eindigen bij een drukke weg. Intussen zweet ik me te pletter, de temperatuur loopt nu wel erg hoog op. Wegreparatie met dakpannen Bij een enorme Auchan, een supermarkt, voorbij Mantes-la-Ville doe ik inkopen. Ik vermoed dat er in het dorp waar de camping is niet veel te koop zal zijn. Nog wat zwaarder beladen moet ik een forse heuvel bedwingen. Nu is het eerder de hitte dan de helling die me velt. Ik vind een schaduwplek bij een kerk, in Boissy-Mauvoisin en neem er ruim de tijd om weer wat energie te verzamelen. Het is nog maar een paar kilometer tot de camping in Saint-Illiers-la-Ville. Een groot hek opent automatisch als ik daar aankom. Een auto rijdt net weg, een klein meisje zit bij de ingang in een hoekje. Ik zoek de receptie maar zie alleen een verwaarloosd gesloten gebouw. Ik klop, loop nog wat rond en vraag uiteindelijk aan het meisje of ze weet wie de chef is. Nee, zegt ze, ze komt uit Oekraïne. Ik babbel even met haar, in ‘t Russisch, dat ze half verstaat, maar weet dan dat er ook mensen uit Frankrijk logeren. Uiteindelijk besluit ik het terrein maar eens op te rijden. Hier en daar staan auto’s, bij een caravan een onnoemelijke hoeveelheid lege flessen. Dan hoor ik stemmen, ze praten Frans. Ik loop naar de stacaravan en vraag de twee mannen en een vrouw om de eigenaar. De camping blijkt geen publieke functie meer te hebben, het is inmiddels een privé-terrein waar mensen langdurig verblijven. Wat nu? José en Christine Of mijn tent groot is, vraagt de vrouw. Anders kan hij wel in haar tuin. Of nee, een man neemt me mee naar de overkant, naar zijn tuin. Daar is ook ruimte. Terwijl ik mijn fiets neerzet komt hij, José, aan met een blikje bitter lemon. Heerlijk verfrissend. Met hulp van de mannen en een hamer staat de tent uiteindelijk. Of ik wil douchen, vraagt José. De handdoek ligt klaar. Of ik wat wil eten? Of ik water wil? José legt me in de watten. We drinken een biertje, we kletsen, we eten. Er komt rosé bij. De vrouw van de overkant, Christine, schuift aan voor het dessert, met aardbeien en ijs. Zij brengt de slagroom mee. Vooruit, nog maar wat rosé. Een kop muntthee. Nog maar wat praten, over fietsen, politiek, de hitte en hoe mijn tocht verder zal gaan. Wat een hartverwarmend onthaal. Merci beaucoup José et Christine. Ik fietste 71,11 kilometer

0 notes
Text
Soms heb ik in mijn slaap een soort repeterende gedachte. Ook nu. Wat me door het hoofd speelt is dat van elke overnachting via Booking geld beschikbaar komt voor een dakloze. Dat die dan gratis ergens mag overnachten. Droom? Werkelijkheid? Een slechte gedachte is het allerminst, vind ik. In Senlis kan ik niet blijven. De accommodatie is al gereserveerd door een ander. Als ik toch mijn boeltje moet pakken kan ik net zo goed verder trekken. Het is snel warm in de zon, maar door de vele bomen en een frisse wind is het aangenaam fietsen. Via een hobbelig bospad kom ik al snel in Chantilly, waar een vrouw de doorgang blokkeert. Ze wappert met een tientje en vraagt opdringerig om wisselgeld. Ik kan met moeite mijn evenwicht bewaren en wimpel haar bruusk af. Bij het beroemde kasteel komen intussen al bussen met bezoekers voorrijden. Mensen wachten in de zon, voor het hek, om binnen te mogen. Ik bekijk het van een afstandje en fiets dan door langs villa’s die ‘t Gooi doen verbleken. Een weg blijkt opgebroken, er lijkt erop dat ik flink moet omfietsen, waar ik geen zin in heb. Aan weerszijden van de weg worden stoepen van beton gegoten. In het midden staat een flinke vrachtwagen, hekken versperren de doorgang. Attente wegwerkers zien mijn geaarzel, pakken mijn fiets beet en helpen me langs de blokkade. Zo fijn. Nog fijner is het in Gouvieux. Een kleine plaats, waar ik bij een bakker een baguette, een pain au chocolat en koffie koop, om daarvan op een beschaduwd bankje, op een stil plein voor de kerk te genieten. Goed, er rijden vrachtwagens luid ronkend langs de plek. Het is een fijne streek, dit gebied van de l’Oise. Levendig, een zuidelijke atmosfeer en veel prettiger dan de oostzijde van Frankrijk waar de verlatenheid (en destijds de kou) me tegenvielen. En helemaal nog niet ver, zo ten noorden van Parijs. Maar ideaal is niks. Er zijn wegenbouwers die geen verstand hebben van fietsen. Op een pad liggen zulke dikke kiezels, dat er bijna niet overheen te fietsen is. Dan stuit ik op een barrière, waar ik pas langs kom als ik luid vloekend (zo ben ik ook wel weer) alle bagage van de fiets heb gehaald. Een vrouw spreekt me begripvol aan. Het lijkt wel een thema deze reis. Ook zij zegt dat ze wel alleen op de fiets een tocht wil maken. Maar het niet zo goed durft. De camping in Auvers-sur-l’Oise gaat pas om 6 uur ‘s avonds open voor niet-leden. Het is net 2 uur geweest, zo lang wachten wil ik niet. Ik boek de laatste vrije kamer (non-refundable) en krijg even later een bevestiging, waaruit blijkt dat ik pas morgen wordt verwacht. Een misverstand, maar de kamer is nog niet klaar en ik kan er pas om half 6 in. Of dat erg is? Ja, maar wat is nu nog het alternatief? Ik laat mijn fiets achter, verwissel mijn schoenen, zet mijn pet op en trek het intussen hete Auvers in, dat de herinnering aan Van Gogh stevig levend houdt. In de beroemde kerk eindigt net een uitvaartdienst. Ik loop op de stoet vooruit en bezoek dan ook dan ook maar de graven van Vincent en Theo. Naast elkaar, begroeid met klimop, waar dan wat plastic zonnebloemen doorheen steken. Vanaf die hoog gelegen begraafplaats is het mooi uitkijken over het land. De studio, want dat is het, maakt uiteindelijk alles goed. Een heerlijke plek, aan een stille binnenplaats, met een terrasje, prettig ingericht. De wrevel over de vergissing is verdwenen, en als de eigenaresse dan ook nog vertelt dat ze vorig weekend in Maastricht was en het daar heel mooi vond, wat heb ik dan nog te mopperen? Ik fietste 50,3 kilometer.

0 notes
Text
In de vroege ochtendkoelte laat ik Salency achter me. Na een kort venijnig klimmetje volgt een flinke afdaling, die mooie vergezichten oplevert. Het is zo goed starten. Voorbij Noyon kom ik weer op mijn beoogde route uit. Die gaat richting kanaal en even vrees ik dat ik weer daarlangs verder moet. Gelukkig hoef ik er alleen maar overheen. Een eerste rustpunt vind ik bij de Abdij van Ourscamp. Ik werd er al op geattendeerd, dat deze mensen uit de hele wereld trekt. Eerst bezie ik even de buitenkant, en rij dan met fiets en al het terrein op. Een pater in bruin habijt -niet zijnde een Fransiscaan- leidt al iemand rond. Een deel van de abdij is gastenverblijf voor Santiago de Compostellagangers. Van enige afstand kan ik het gotisch geraamte van de kapel zijn. Er is vooral veel herstelbouwwerk gaande. Het begint warm te worden, er is weinig verkeer, wel kom ik hier meer fietsers met bepakking tegen. Voor een tweede stop, vind ik in Saint-Léger-aux-Boix een bankje in de schaduw, tegenover een schoolplein, waar kinderen zich luid amuseren. Boven hun spel uit klinkt af en toe een vrouwenstem die ze waarschuwt om niet te wild te doen. In Compiègne ben ik voor het eerst op tijd voor een menu-du-jour. Het gerecht, sauté d’agneau, klinkt lekkerder dan het is. Te vet, te veel botjes, het valt me zwaar en daar heb last van. Ook de warmte doet me geen goed. De rit langs de l’Oise met zijn schaduwrijke plekken geeft weer wat rust. Mijn einddoel is Senlis, waar ik een kamer heb gereserveerd. Om er te komen moet ik eerst een bult over, met een steil stukje. Dat steile stukje blijkt goed voor zo’n 12 procent, dat red ik. Waar ik niet op had gerekend is dat er nog zo’n stuk komt, langer en nog steiler bovendien. Aan het begin daarvan, waar de weg smal is, komt een auto achter me rijden. Ik gebaar dat hij voorbij kan. Hij zet aan en blijft dan toch achter me hangen. Ik schakel naar de eerste versnelling en gebaar nog eens dat de chauffeur voorbij kan. Opnieuw een aanzet en weer blijven hangen. Intussen is het zo steil dat ik over de weg moet zwabberen, wil ik nog vooruit komen. Opnieuw een aanzet om door te rijden. Ik moet afstappen. De auto scheurt dan aan me voorbij en ik kan alleen nog maar verder door mijn fiets te duwen. Dat put me helemaal uit, de helling is daar zeker 16 procent en misschien wel meer. Nadien blijft het een dalen en stijgen, minder heftig maar nu is elke heuvel een beproeving. Door zo kalm mogelijk te rijden kom ik telkens boven. Bij een zo’n top staan twee vrouwen, met iets lichter bepakte fietsen, te wachten. We raken aan de praat en waarempel: ze komen uit Bretagne en bevestigen de schoonheid van Île d’Ouessant. Intussen ben ik zeker een uur langer onderweg dan ik vooraf had ingeschat. Ik verrijd me een paar keer aleer ik op mijn logeeradres ben. Ik doe een wasje, laat mijn tent drogen, ga even liggen. Het is al laat eer ik weer voldoende energie heb om nog even de stad in te gaan. Ik moet wat eten, maar alles met vlees en vis staat me tegen. In bier heb ik al helemaal geen zin. Dat zegt wat. Niettemin trek ik weer wat bij. Senlis is een erg leuk, erg Frans stadje. Met Romeinse wortels, een Gotische kathedraal, keienstraten en veel huizen van zachtgele steen. Een levendige plaats, geliefd bij filmmakers, lees ik later. Ik zou wel langer willen blijven, maar ik weet niet of dat kan. Booking geeft me weinig hoop. We zullen zien. Ik fietste 73,22 kilometer.

0 notes
Text
Ik vergis me. Het eerste stukje fiets ik zonder navigatie. Ik volg de bordjes van de EV3, maar mis ik er een en rijd een klinkerstraatje omhoog. Ik heb Guise onrecht aangedaan, hier is wel een mooi hoekje, met kerk en museum en een pad naar het kasteel, enkele oude straatjes. Met de juiste route op mijn Garmin kom ik weer op de voie verte. Het rijdt er minder saai dan gisteren, de weg komt vaker door dorpen. Ooit schreef ik dat mensen de neiging hebben de natuur op stapeltjes te leggen. Ik passeer een punt waar dat zeker het geval is, met boomstammen en balen hooi. Zo groots, en half afgedekt met zwarte lappen plastic: het kon wel een plek voor theater zijn. Ik ben net geen uur onderweg als ik in Macquigny een bankje in de schaduw ontwaar. Er zit al een fietser, ik kan er nog wel bij. De fietser komt ook uit Nederland. We wisselen wat informatie uit, over onze tochten, als mijn blik op zijn fiets valt. Een matblauwe Santos. Een beeld van bijna 10 jaar geleden dringt zich aan me op. Ter voorbereiding op mijn reis naar Oekraïne moest ik eens lange tochten maken. Vanuit Amsterdam fietste ik naar Bergen en vandaar naar Alkmaar. In de overvolle trein naar Amsterdam raakte ik aan de praat met een man met zo’n Santos. Vele maanden later kreeg ik een e-mail van hem. Hij had in Fietsplan mijn verhaal over de reis naar Oekraïne gelezen, en over de tas die telkens losraakte. Een spin bood destijds uitkomst. Door dat te lezen stopte hij zelf een spin in zijn bagage en warempel, in Kiev, raakte zijn tas los en had hij er profijt van. Een beetje bedeesd vraag ik: ‘Heet jij toevallig Henrik?’ Hij is het! Henrik Kos, de man van de podcasts over fietsen, die mijn site al jaren volgt en die er zelf een mooie website op nahoudt. Een ontmoeting die bekroond wordt met een selfie en een afspraak voor de toekomst. Hij vertrekt met nog een waarschuwing: fietsen langs een kanaal is ook erg saai. Bij Thenelles gaat de route inderdaad langs het kanaal, zo’n vijftig kilometer lang fietsen langs een rechte waterbuis, dat is inderdaad heel saai. Er zijn mooie stukken, met meertjes, maar daarvan vang ik alleen nu en dan een glimp op tussen de bomen door, die als een wand het achterland afschermen. Het meest opwindende is het water zelf. Op sommige plekken is het groen als smaragd en intens helder, wat je pas ziet als er planten staan. Zo helder, dat ik een zwaan onder water naar planten zie happen. Het kanaal is nagenoeg leeg. Op een plek liggen twee oude boten afgemeerd. Midden op het pad, bij die boten staat een stoeltje, er liggen kussens, een verlengsnoer. Redelijk asociaal, ik moet me er voorzichtig langs manoeuvreren, en krijg een hond achter me aan, wat me dan weer angst aanjaagt. Vaak krijg ik de vraag of ik niet bang ben, als ik alleen fiets. Nee, is mijn antwoord, maar vandaag kan ik daaraan toevoegen: Nee, behalve voor loslopende honden. Ze keffen vanachter hekken, alsof ze je in de kuiten willen bijten, ze blaffen terwijl hun bazen ze maar ternauwernood in bedwang kunnen houden, ze rennen langs je heen waardoor je nog harder gaat trappen. Eerder langs dit saaie kanaal moest ik al een noodstop maken, omdat een vrouw met drie honden aan de lijn, die ook dwars over het pad liepen, ze niet aan de kant kon krijgen. In Fargniers, waar ik een tussenstop maak, vind ik uit dat ik Chauny moet zijn voor boodschappen. Voor wat ik ervan zie is dat wel een aardige plaats. Voor de zekerheid zorg ik voor voldoende eten en een goed gekoeld blik bier, de aanwezigheid van een restaurant in mijn beoogde overnachtingsplaats is hoogst onzeker. Om daar, in Salency, te komen, moet ik bij een bruggetje het pad verlaten. Volgens Google geschikt om te fietsen, maar de landweg is zo abominabel dat ik er alleen maar kan lopen. Een pad langs het spoor is helemaal onbegaanbaar, waardoor ik uiteindelijk mijn leven waag door een stukje te fietsen over een weg waar je 80 km mag rijden. Vrachtwagens, auto’s, ze razen langs me heen. Afijn, ik red het levend. Voor de camping moet ik nog even flink in de benen. Een restaurant is er niet, de friterie is...

0 notes
Text
Gekwetter, gefluit, gekoer, vogels wekken me al rond vijf uur in de ochtend. Ik doezel nog wat, schrijf mijn blog, ontbijt en doe er dan vreselijk lang over om de tent en al mijn spullen weer op te ruimen. Om de hoek van de camping is een winkel, waar ik nog water kan inslaan en de eerste heuvel dient zich al aan. Het is een stille zondagochtend, de wind is fris wat ik wel fijn vind. Mijn route gaat weer over een voie verte. Groen is het, een tunnel van groen. Aan weerszijden staat bomen waarvan de kruinen elkaar raken. Het fietst gemakkelijk, zo‘n groene weg, maar het is ook wat saai. Er zijn mondjesmaat wat fietsers en hardlopers. Ik gok vergeefs op een tot café omgebouwd stationnetje. Een restaurant, net voorbij Fourmies, aan de rand van een meertje is al volgeboekt, spijtig. Ik kan er naar de wc, dat is iets. Iets verderop strijk ik neer in een soort schuilhut. Een vrouw passeert met haar hondje. Ze keert om als ze mij ziet, ze wil weten waar ik naartoe ga, waar ik vandaan kom. We raken aan de praat, ze heet Ruth, de enige van heel Fourmies. Zo‘n tocht maken zou ze ook wel willen, maar als vrouw alleen durft ze dat niet. Volgende keer mag ik wel bij haar logeren. Hirson is even grijs en sfeerloos als ik me herinner van een eerdere passage. Een forse muurschildering vrolijkt een muur op en brengt een ode aan Louis Pasteur. Een band van de man met de stad kan ik niet ontdekken. Een lekker stokbrood verkopen ze er wel. Verder stap ik er een keer af om foto’s te maken van een kerk, vervuild maar met een bijzonder reliëf, Stad van art deco, zag onderweg staan, deze kerk gewijd aan Sainte-Thérèse hoort daartoe. Tegenwoordig is het een concertzaal. De zon is intussen verdwenen achter nu en dan dikke wolken, ik ben blij met mijn vestje. De meeste heuvels zijn achter de rug, wat volgt is een lange licht glooiende voornamelijk dalende weg naar Guise, waar ik op een camping neerstrijk. Groter dan de vorige, maar ook sober bezet. Voor een restaurant moet ik Guise in, een afhaalpizzeria is open en Le Palais, wat een grootse naam is voor een petieterige kebabzaak. Afijn, de kebab smaakt, de Leffe komt uit een flesje. Le Palais van binnenuit Op weg terug maak ik nog een ommetje. Guise, ook vrij saai maar met een wonderlijke hoeveelheid beelden lang de weg, van een kwaliteit die eerder op een carnavalswagen zou passen. Tsja. Ik fietste 81,86 km. De route is te volgen op https://www.komoot.com/nl-NL/tour/2327913654?ref=itd&share_token=a86mc46q6za2YPADa8T3sysNJ5jDfRmu8posqwXLo800UB9Ri4

0 notes
Text
Een uur fietsen haal ik niet eens. Om de haverklap stap ik af om de verroeste, verlaten en nog werkende industrie vast te leggen. Ik passeer een huis, zonder ramen, een lap verbergt inkijk. Het lijkt leeg te staan, maar juist wanneer ik een foto maak klinken binnen stemmen. Iets verderop fietst een vrouw me tegemoet. Of ik ook alleen fiets, vraagt ze. Die ontmoet ze onderweg maar zelden. Nadine, heet ze. Ze is al ruim een maand onderweg, van plan om daar nog een maand aan vast te knopen en onderweg plaatst ze berichten op Instagram. Of ze een foto van me mag nemen. Prima en graag ook andersom. Nadine uit Beieren Groen is gong, groen is de watergong. De Sambre kronkelt als een groene slang door het land. Het regent, niet hard, van het regenjack word ik evengoed nat van binnen. Ik passeer een schip met een opbouw als van een kerk. Aan de overkant doemt de abdij van Aulne op, de bomen groeien er doorheen. Ik logeerde al eens in het hotel ernaast. Ook de onmogelijke brug bij Thuy herken ik. Onder een afdak kan ik even rusten, de regen drijft voorbij. Thuy aan de overkant van de Sambre Acht sluizen verder passeer ik de Belgisch-Franse grens. Het is etenstijd, ik zie een restaurant aan het begin van Jeumont, aan de andere kant van een onhandig druk verkeersknooppunt en ik trap in mijn eigen beginnersfout. Ik rij door, in de hoop dat het centrum nog meer te bieden heeft, en kom vervolgens kilometers lang en heuvels op niks tegen. In Colleret zoek ik vergeefs naar een bankje. Niks bij de kerk, niks bij de overdekte marktplaats waar een paar kinderen spelen. Ik moet in het park zijn, zeggen ze. Een jongetje rijdt me ernaar toe. Het park is meer een plein vol kiezels en stenen bankjes in de inmiddels felle zon. Onder de enige boom pak ik mijn eigen stoeltje maar uit. Evengoed even eten en wat rust. De heuvels kan ik verlaten, voor een voie verte, een nieuwe groene buis, een pad waar waarschijnlijk ooit een spoorbaan liep. Het stijgt, maar zeer geleidelijk. Ik merk dat ik dit soort gemakkelijke fietsen toch wel erg waardeer. Onderweg vind ik een supermarkt, nog iets verderop in Felleries een camping op een voormalig stationsterrein. Klein, stil, een stuk of tien caravans en campers. Mijn tentje krijgt alle ruimte, midden op het veld. Een wandeling door het dorp eindigt in een tabac, Café du Moulin. Ik vraag om een biertje, raak aan de praat met de kasteleinse met een half gebit, een Waalse die ook nog wat Nederlands spreekt. Aan de bar hangen een paar vaste gasten, ook mij wordt de hand geschud. Intussen vertelt zij over haar zoon, die van Finland naar Slovenië fietste. Een tochtje naar Bretagne maakt hier geen indruk. Ik fietste 67,8 kilometer. Het lukt me niet meer de gpx in een dynamisch kaartje te plaatsen. De hele route is te zien op https://www.komoot.com/nl-NL/tour/2324456704?ref=itd&share_token=ayFlcIxtF9z9nC44opUkP4HJfwdiSR8afEQ1ejooLAKRYy4z3t

0 notes
Text
Het zal al jaren in mijn hoofd, een keer te fietsen van Brest naar Brest. Van Bretagne naar Wit-Rusland. En altijd zie ik dan het zwart-wit plaatje uit mijn middelbare schoolbloemlezing bij het gedicht En Rade van Jan Engelman: Sulina Braïla, Sulina Brest, Sulina Zanzibar, buiten is best. Nu is Brest in Bretagne te doen, maar het einddoel kon beter Sulina zijn, of Braïla, havensteden in Roemenië. Laten we maar eens starten met het meest nabije Brest. De foto uit het lesboek In de ochtend ga ik nog even langs de opticien voor mijn lenzen, die er vorige week al hadden moeten zijn. Het controlelijstje is afgevinkt, als ik tegen half drie dan eindelijk vertrek, richting Luik. De wind staat gunstig, maar het is bloedheet. Mijn voornemen om ieder uur te stoppen, los ik al na 55 minuten in, op een pad langs de Maas bij Visé, waar het rustig is en en waar ik gek genoeg nooit eerder fietste. Ik passeer een soort doodsakker van boten en een enorme wand van berkenstammen, waarvan ik me afvraag waar die vandaan komen. Berkenstammen Een goed uur later sta ik voor het station in Luik. Met hulp van een dame van de NMBS krijg ik in een mum een treinticket en fietssupplement naar Charleroi. Met hulp van een conducteur verdwijnen fiets en bagage in een afgesloten cabine. Met hulp van de machinist staan mijn spullen in Charleroi stressvrij weer op het perron. In het napraatje met hem en zijn collega-conducteur zijn ze zo enthousiast over mijn fiets en plannen, dat de trein naar Mons met vertraging vertrekt. Ik maak een korte rit door een verworden, verloederde en vernieuwde wijk. Het hotel ligt in het centrum van de stad. Een zoektocht volgt naar de juiste kamer, die ik met twee liftgenoten onderneem. Waar ik naartoe ga, vraagt de dame. Het stel blijkt Frans, zij heeft lange tijd in Brest gewoond en het is er prachtig, zegt ze. Wat ik vooral niet mag missen: Île d’Ouessant. Groen is de gong, groen is de watergong, zingt Engelman mee. Bij Brasserie La Quille drink ik een Maredsous. De kok komt aan tafel en vraagt wat ik wil eten. Licht of zwaar? Geen kaart, hij doet een suggestie: steak tartare met sla en frites. Zo simpel en zo lekker. Terwijl ik ervan geniet scheurt het testosteron van Charleroi in nieuwe, dikke, zwarte auto’s door het achterafstraatje. Bij de foto’s Ik had me voorgenomen om deze keer alleen foto’s in zwart-wit te plaatsen. Laat ik het bij de openingsfoto laten. Of nee… in Charleroi, dat door Stephan Vanfleteren zo mooi is geportretteerd in contrastrijke zwart-witfoto’s moet ik minimaal proberen dat te imiteren. Gefietst: 34,1 km

0 notes
Text
Het gewone leven is weer begonnen. Nou ja, gewoon? Ik heb een muis in huis. Ruim drie weken lang heeft ie het valletje dat Joos had klaargezet weten te vermijden. Bij thuiskomst trof ik muizenkeutels aan in een paar hoekjes, op het aanrecht, niet echt veel. Dus groeide ook in mij het geloof dat hij toch de weg naar buiten had gevonden. Totdat ik onderin de kast andere bewijzen vond en even later het beestje zag. Berlijn is weer geschiedenis. Zaterdagochtend bezocht ik Helmut Newton Foundation, met foto-exposities over Berlijn. Dat museum bevindt zich recht tegenover Bahnhof Zoo. De drugsellende uit de jaren zeventig is er niet meer. Veel daklozen wel. Bij de Caritas-instelling stond een lange rij, met tassen en supermarktkarretjes, wachtend op koffie of een douche. Voor het museum ontstond eveneens een rij, veel anderen die net als ik aan de vroege kant waren. Een wij en zij, gescheiden door een straat, levend in volkomen verschillende werelden. Michael Wesely (Berlin 1860 -2023) Auguste en Rob wonen al bijna dertig jaar in Berlijn en kennen de stad door en door. Ze gingen erheen om te dansen. Nu hebben ze een museum, het Magic Museum Berlin. Daar was ik vorig jaar al met mijn neefje Paul. Auguste en Rob zien verschillen tussen voormalig Oost- en West-Berlijn, die mij niet opvallen. Dat de trams alleen in oost rijden, waar west bussen heeft. Hoe voormalig oost in berichtgeving nog vaak een negatieve klank meekrijgt. Het was heerlijk bijpraten, ook omdat Rob nog altijd geweldig kookt. Onze vriendschap begon eind jaren tachtig met een eetclubje in Amsterdam. Vanuit Reinickendorf zigzagde ik langs parken en wijken naar Berlin Hauptbahnhof. Mijn fiets kon mee in de ICE zonder ingewikkeld inpakwerk. De ICE’s die de grens niet overgaan hebben voor fietsen een fatsoenlijke ruimte. Daar kan de NS wat van kan leren. Met een broer en zus uit Bonn kletste ik de tijd vol. Jonge mensen, middelbare scholieren nog, die voor het eerst mochten stemmen en hartstochtelijke voorstanders zijn van een verenigd Europa. Met wat vertraging en twee keer overstappen kwam de trein in Meerssen. Ver genoeg, besloot ik. De laatste kilometers konden wel op fiets. De achtertuin was flink dichtgegroeid, de voortuin een soort oerwoud. Maar toch… als eerste zag die muizenkeuteltjes. Nu staat in de kast een valletje om de muis levend te vangen. Tot nu toe is hij erlangs gelopen, zelfs even mijn woonkamer in. Daarmee is deze reis ten einde, iets meer dan 1500 kilometer trapte ik weg. Het wordt saai, omdat ik het elk jaar herhaal. Ik ben tijdens mijn reis altijd erg karig met het reageren op de vele berichtjes. Weet wel dat ik ze enorm waardeer. Daarvoor ook nu weer mijn hartelijke dank. Hoe het een volgende keer zal gaan? Dat is ook voor mij een verrassing. Op een dag ontvang je wel weer bericht. Hartelijke groeten, Barbara Schmeits Wat het ontvangen van berichten betreft: die krijg je als je bent aangemeld via ‘Blog volgen’ of als je de website volgt. Voorheen plaatste ik ook automatisch berichten op Twitter, maar dat kan niet meer. Ik probeer nu Instagram (@smissie) uit, maar daar kan ik niet zo goed mee uit de voeten. Tips daarvoor zijn welkom.

View On WordPress
0 notes
Text
Af en toe heb ik er last van. Slapeloosheid, Ook vannacht, de tweede keer tijdens deze reis. Pas tegen de ochtend val ik in slaap. Tijd voor mijn bericht heb ik niet, dat moet wachten tot vanavond. Brigitte is al de deur uit, als ik rond 11 uur vertrek. Haar man Michael komt uitgebreid afscheid nemen. Reizigers in DDR-tijd waren ze, zij als tolk Tsjechisch en hij als ingenieur. Hij verbleef een tijd in Cuba. Nu vermaakt hij zich door zijn tuingereedschap om te bouwen tot een soort tuindieren. Het is maar een kort stukje naar Reinickendorf-Berlin. Nog geen veertig kilometer. Op drie daarvan staat het angstzweet me op de rug. Brandenburg heeft uitstekende fietspaden. Alleen ontbreken ze af en toe volkomen op wegen waar je 70 of 80 kilometer per uur mag rijden. De meeste chauffeurs doen alsof het om een minimumsnelheid gaat. Even denk ik dat mijn laatste uur geslagen heeft als een motorrijder full speed een auto inhaalt en recht op me af komt rijden. Er volgt weer rustiger terrein, vrije fietspaden langs velden, door bossen. Afwisselend, het bevalt me zeer. Bij de Liebnitzsee kun je vanaf het fietspad zomaar naar de kant van het meer lopen. Een hele familie eend doet er een dutje op een boomstam. Wandelaars met honden lopen er en zoals gewoonlijk word ik aan de waterkant weer door muggen gekust. Vanuit Reinickendorf brengt de S-Bahn brengt me in 20 minuten naar het centrum van Berlijn. Ik loop door straten die namen hebben van steden, die ik pas door deze fietstocht heb leren kennen. Herkenning is er sowieso, vorig jaar bracht ik een paar dagen met mijn neefje in Berlijn door. Ik slenter wat door de stad, breng wat tijd door bij boekhandel Tucholsky. Het is vrijdag, ik heb nog het achterstallig werk in te halen van die ochtend. Zaterdag zie ik mijn vrienden. Zondag ga ik naar huis, daarna meld ik me weer. Ik fietste 35 kilometer

View On WordPress
0 notes
Text
Het is 6 juni, dag van de Europese verkiezingen, Het ontbijt is een kwestie van zelfbediening. Er ligt een vers brood op het aanrecht, met een prachtig patroon met inkepingen. Het is nog een beetje warm, Montserrat heeft het die ochtend gebakken. Kaas, jam, verse eieren, fruit, het is er allemaal. Het is gastvrij en verwarmend. En toch wil ik het eigenlijk niet, hun kasten openen voor een kopje, een bordje, bestek. Of een pannetje op het fornuis zetten om een ei te koken. Een beetje anonimiteit vind ik makkelijker. Soms denk ik dat ik trekken van een kluizenaar heb. Voorbij de Parsteinsee komen heuvels, bulten eigenlijk. Het zijn zgn. eindmorenen, ontstaan in de ijstijd. Onder gletsjers die zich terugtrokken en weer uitdijden stuwde steenmateriaal zich op. Onder de gletsjers sleet grond weg. Zo zijn de tientallen meren ontstaan, die dit landschap kenmerken. De kleien Rummelsberg van Brodowin kan ik oplopen via een trap. Het lijkt of er bij elke trede andere planten groeien. Een enorm rijke vegetatie. En het zoemt, piept en trilt er van grote en kleine beestjes. Een mug snoept van mijn arm. In Chorin doemt een klooster op. Ik ben toe aan koffie, maar zonder toegangskaartje kom je het café niet in. Het klooster werd bij toeval ontdekt, als ruïne, en is grotendeels nieuw opgebouwd. Er is een rondleiding gaande. De gids waarschuwt haar gehoor op leeftijd voor een afstapje. Maar terwijl de mensen behoedzaam, zich vasthoudend aan de muur of elkaar de twee treetjes aflopen is de gids al weer klaar met haar uitleg. Het tempo zit er goed in. De route gaat langs een water, het Finowkanaal. Kanalen zijn doorgaans rechte bakken, met strakke hellingen. Dit kanaal doet eerder denken aan een rivier, met zijn overhangende bomen, rietkragen, dotterbloemen, inhammen en sluisjes. Hier en daar een bootje, het kanaal kronkelt door het land. Soms staan er nog de verweerde restanten van voormalige industrie. Het is het mooiste kanaal dat ik ken. Maar ook weg van het kanaal is dit Brandenburg heel afwisselend. Het is een genot om er te fietsen. In Biesenthal heb ik een vakantiehuisje geboekt. Brigitte en haar man verhuren het, ze wonen zelf in het huis naast. Brigitte houdt niet van leegte. Haar vakantiehuisje staat bomvol, met meubilair, boeken, platen, schilderijen en spelletjes. In de keuken is er een overdaad aan aan serviesgoed, koffie en thee, en briefjes voor de LIebe Gäste. De tuin staat vol met speeltoestellen, een schommel, een wip, een glijbaan, een springkussen. Voor de kinderen van de gasten, zegt ze, want ja, haar eigen kleinkinderen wonen in Hamburg, Wenen en München. Telkens denk ik dat ze vertrekt en dan komt toch een nieuwe tip. Waar ik het beste kan eten, dat ze een plattegrondje heeft, waar ik het beste boodschappen kan doen. Of ze alvast koffie voor me kan maken. En dan, uiteindelijk, wenst ze me een fijn verblijf en kan ik met mijn vieze kleren aan de slag. De restauranttip volg ik op. Het restaurant ligt aan een meer, op een goed kwartier loopafstand. Aan het meer zelf kun je eigenlijk alleen komen door de portemonnee te trekken. Voor een visclub, een naturistenvereniging, en een drakenbootclub in dit geval. Of door eten te bestellen. Pizza wordt het, een glas wijn en een stuk of wat muggenbeten. Ik fietste 56 kilometer

View On WordPress
0 notes
Text
De weg Szczecin uit is druk, vrachtauto’s rijden af en aan. Er ligt wel een afzonderlijk fietspad, maar bij rotondes is het oppassen geblazen. Soms houdt zo’n fietspad ineens op. Dat gebeurt ook nu op een plek waar enkele huizen staan. De vrachtwagens rijden er niet langzamer om. Pas na een uur bereik ik weer een gemarkeerde fietsroute, over vrijliggende pad. Dat is gloednieuw, het slingert door het land, de herrie van het verkeer is meteen op afstand. En ineens sta ik op de Pools-Duitse grens en rijd ik richting de Oder. Die rivier scheidt beide landen van elkaar. Gekleurde paaltjes en een hek maken de grens duidelijk, rechts Duitsland, links Polen. Af en toe staan er uitkijkposten, nu aan de ene, dan weer aan de andere kant. Die hebben hun beste tijd overigens gehad. In feite rijd ik een lange weg naar het zuiden, langs de Oder. Het rivierbekken verbreed zich, Polen komt op grotere afstand, maar het blijft zichtbaar. Een donkere wolk ontwikkelt zich, het begint licht te regenen. Polen verdwijnt in een grijze mist. Ik heb de onderdompeling op weg naar Rügen nog niet van me afgeschud. Het regenpak gaat aan. Fietsers komen me tegemoet, geheel droog nog, die me meewarig aankijken. Ik vind het ook overdreven van mezelf. Met af en aankomende regen, nu weer harder, dan weer wat zachter, blijft het gewoon aan. Een bord spaghetti bolognese smaakt uitstekend. Glazen wijn zijn hier altijd erg vol, dat kan ik nu niet hebben. Sowieso geen alcohol nu, ik ben nog niet helemaal fit, mijn darmen zijn nog wat opstandig. Het wordt alcoholvrij bier. Maar gô, wat is dat smerig. Ik laat het half staan. Ooit eerder was me in Duitsland opgevallen, dat ze het verleden graag thematiseren. Indertijd langs de Donau, kreeg de Romeinse historie veel aandacht, met nagebouwde nederzettingen. Hier langs de Oder kom ik terecht in de IJstijd, met een nagebouwde grafheuvel onderweg, een tuin vol rotsen met uitleg over de steen, geologische uitleg. Boeiend en kitscherig tegelijkertijd. Bij Stolzenhagen verlaat ik de Oder én de vele vogels in dit gebied. Een groep kraanvogels, ik herkende ze nu wel, kwikstaarten die zo graag op het asfalt zitten, een wolk van wel duizend vogels, die zich losmaakten uit een wilg, ooievaars, geelgorzen, groenlingen, bonte kraaien om er wat te noemen. Een vogelaar kan hier zijn hart ophalen. De weg naar Parstein fietspadloos. Voor het eerst moet ik weer klimmen, niet steil, wel lang. Druk is het niet, hard gereden wordt er wel, dus achtzaamheid is geboden. Hotels zijn er niet zo in dit gebied. Onderdak vind ik bij Johannes en Montserrat, waar ik een kamer huur. Montserrat, een theatermaakster uit Barcelona, zet een heerlijke maaltijd op tafel, met groenten uit de tuin, eieren van eigen kippen. Johannes is muzikant en componist, en ik krijg even een privé-concert. En veder is het hier heerlijk stil. Ik fietste 80 kilometer

View On WordPress
0 notes