Jojo 🩸 21 jaar 🌹 Nederland 🇳🇱 Omnigirl 💕 Empath 💜 Carach Angren fangirl sinds 2023 🪓💉 Poppy fangirl sinds 2020 🌌🗝 Ik zoek een plek waar ik mijn verhalen kan delen zonder ver(voor)oordeeld te worden.
Don't wanna be here? Send us removal request.
Text
Een onvergetelijke dag
Door Jojo
As long as I'm here
No one can hurt you
Don't wanna lie here
But you can learn to
If I could change
The way that you see yourself
You wouldn't wonder why you hear
They don't deserve you
- Billie Eilish
Bubbeljungle, Leiderdorp, 2013
Wat is het hier druk. Overal gillende kinderen, rennende kinderen en uitgeputte ouders.
Mama kondigde vanochtend uit het niets aan dat we naar de Bubbeljungle gingen. Wat heet, ze reed me erheen, ik werd in de ballenbak gekwakt en ze reed weer weg.
Ze zeggen het dan wel niet, ik weet dat mijn ouders moeite met me hebben. Omdat ik anders ben. Niet normaal. Omdat ik iets heb wat “autisme” heet. Dat betekent dat mijn hersenen anders werken - wat zijn hersenen?
Ze hebben me uitgelegd wat dat is (voor zover dat kon, ik ben nog maar zes), maar ik snapte er niks van. Maar als ik mijn ouders, juffen en de andere kinderen die ik ontmoet heb mag geloven, snap ik helemaal niks. Ze vinden me raar. En ik snap maar niet waarom.
Mama probeert elke kans te benutten om mij met andere kinderen te laten spelen. Ik heb de indruk dat ze dat vooral doet om even van me af te zijn. Ik voel me vaak best alleen. Maar met anderen spelen lukt me gewoon bijna nooit. Ik heb mijn eigen aparte voorkeuren met wie ik speel en anderen vinden mij raar, gek en eng.
Papa en mama hebben sowieso al niet veel geduld met mij. Vaak schreeuwen ze binnen no time tegen me, vooral mijn mama. Het maakt niet uit wat ik doe of zeg en aanpas om haar tevreden te stellen, ze blijft geĂŻrriteerd raken en boos worden door mij. Wat ik fout doe, begrijp ik niet.
Mama is vaak aan het werk. Papa zie ik alleen één keer per week en eens in de twee weken in het weekend.
Mama heeft een nieuwe verkering. De tweede al sinds de scheiding. Hij heeft ook twee kinderen, beide jonger dan ik. Mama heeft het heel vaak over hen. Ik heb vaak de indruk dat ze meer van haar verkering en zijn kinderen houdt dan van mij. Dat merk ik aan bijna alles.
Op school zijn er problemen met mijn aandacht, thuis is er altijd ruzie om het eten omdat ik erg kieskeurig ben. Ik moet bij mama sinds ze met die man heeft gewoon eten wat de pot schaft omdat dat “gezonder” is.
Het zal wel gezonder zijn, maar ik voel me zo rot. Ik ben altijd als laatste klaar en soms moet ik huilen van vernedering.
Soms, als mijn ouders echt boos op me zijn, slaan ze me. Niet hard, hoor. Dat zei iemand tegen wie ik het vertelde. Vroeger deden ze niet anders, wordt er gezegd. “Corrigerende tikjes” worden het genoemd.
Mama zegt ook vaak dat ze me spuugzat is en ziek van me wordt, inclusief kotsgeluiden.
Vaak zeggen papa en mama een paar minuten na zo'n “corrigerend tikje” en een paar ruwe woorden weer hoeveel ze van me houden. Ik geloof het niet. Niet meer. Hoeveel zijn die woorden waard als ze het maar blijven doen?
Soms sla ik mezelf ook. Omdat het mij nooit lukt eens normaal te doen en mijn ouders niet te irriteren.
Ik zal het wel verdienen, want ik ben een last. Een blok aan ieders been.
Als mijn mama antwoord geeft als ik iets vraag, is het vaak zo: “Lientje… (diepe zucht)...", en dan net zo geïrriteerd: “Zie je niet dat ik bezig ben?”
Tja.
De tranen komen en ik kan ze niet stoppen.
Ik ren de wc's in en ga in een hoekje zitten huilen.
Niemand houdt van me. En waarom zouden ze ook? Misschien kan er gewoon niemand van mij houden…
Ik kan er maar beter niet meer zijn. Niemand zal me missen. Misschien merken ze het geeneens als ik weg ben…
De deur van één van de hokjes gaat open en er stapt een jongen naar buiten.
Ik veeg snel mijn tranen weg.
Hij kijkt naar me. Hij is niet veel ouder dan ik; ik schat hem ongeveer acht jaar.
Hij heeft donkerbruin haar en groene ogen die me vriendelijk aankijken. Hij heeft een korte olijfgroene spijkerbroek en een zwarte coltrui aan en zwarte schoenen met zwarte sokken erin. Hij heeft een ouderwetse discman in zijn hand en de dopjes daarvan in zijn oren, waar rustige muziek uit klinkt.
Hij zit onder de blauwe plekken en schrammen.
Maar wat me het meest opvalt, zijn de pleister op zijn wang en een plastic slang in zijn neus. Het soort slang waar vloeistoffen doorheen gaan in het ziekenhuis. Net geleerd op school.
Waarom zou hij die hebben?
Hij draait de kraan open en begint zijn handen te wassen. Er zitten ook pleisters op zijn handen.
Hij blijft naar me kijken terwijl hij zijn handen afdroogt.
Hij zet zijn discman uit en loopt naar me toe. Hij knielt voor me neer.
“Waarom huil je?” Vraagt hij dan.
Ik schud alleen mijn hoofd. Ik kan niet uitleggen waarom. Ik mag het niet uitleggen. Ik mag niemand vertellen wat er achter gesloten deuren gebeurt.
Hij gaat naast me zitten en slaat een arm om me heen.
Normaal zou ik zo'n arm afschudden, maar nu voelt het prettig, dus ik laat hem begaan.
“Weet je, soms is het goed om te huilen.” Zegt de jongen.
Ik begin weer te snikken. De jongen pakt me vast en ik sla mijn armen om hem heen.
Waar ik me normaal tegen verzet als mijn ouders en familie het doet, laat ik nu toe van een vreemde. Maar soms is iemand die luistert en je troost, echt troost, het beste, zelfs als het een vreemde is.
Ik begin te vertellen.
“Dat is vreselijk.” fluistert hij als ik klaar ben. “Jouw papa en mama mogen toch niet slaan?”
“Nee, dat dacht ik ook.” Snik ik. “Maar blijkbaar…”
Een tijdje zit ik te snikken. En al die tijd houdt de jongen me vast.
“Hoe heet jij?” Vraagt hij dan.
“Lientje.” Ik snuf en veeg een traan weg. “En jij?”
“Logan.” Zegt hij.
“Hé, we hebben dezelfde letter!” Ik kan alweer vrolijk zijn.
“Ja, best wel cool. Wil jij ook muziek luisteren?” Vraagt Logan.
“Ja!” Fluister ik.
Hij stopt één van de dopjes van zijn discman in mijn oor en drukt op play.
Het nummer begint met een hoop geschreeuw. Ik vind het prachtig.
Dan komt de beat, en een rustige vrouwenstem.
“Try to break one's heart, in perpetuity.” Zingt ze.
Ik vindt het prachtig. Die beats in combinatie met haar stem zijn geweldig.
“Wie is dit?” Vraag ik. Ik heb nog nooit zoiets gehoord.
“Soap&Skin. Dit nummer heet "Sugarbread".” Zegt Logan.
“Suikerbrood!” Roep ik uit. Die twee woorden Engels ken ik!
“Precies.” Logan straalt. “Ik hoor naar de radio te luisteren, maar zij is mijn favoriete zangeres.”
“Mooi.” Fluister ik.
Het volgende nummer begint. Een viool, met soortgelijke beats, en dan de stem van diezelfde vrouw.
“Zo mooi.” Fluister ik. Ik heb helemaal kippenvel.
“Ja, hé?” Vraagt Logan.
“Hoe heet dit nummer?” Vraag ik.
“Marche Funèbre," Zegt Logan. “Het betekent “dodenmars” in het Frans.”
Hij draait het nummer een paar keer opnieuw.
Hij doet zijn discman af. “We moeten teruggaan. Mijn ouders zullen me wel zoeken. En ze zijn al zo bezorgd om me… Hé, mijn ouders hebben net eten besteld. Wil je mee-eten?”
“Eh… hangt ervan af wat het is… Ik eh… ben nogal moeilijk met eten.” Fluister ik.
“Oh, maak je niet druk. Je vindt het vast lekker. Kom.”
Logan trekt me mee naar een man en vrouw met blond haar. Hij heeft zijn donkerbruine haar dus niet van hen.
“Papa, mama, dit is Lientje.” Zegt Logan. “Mag ze mee-eten?”
“Tuurlijk, we hebben genoeg!” Antwoordt zijn moeder.
Ik word enthousiast verwelkomd door zijn ouders. Ze hebben twee dienbladen met kartonnen doosjes op tafel gezet.
Ze doen de doosjes open…
Dit is een droom. Patat en kipnuggets!
“Hmm, nuggies!” Zeg ik veel te hard. Logan glimlacht alleen maar.
We eten en delen samen het bakje appelmoes. Logan vertelt over zijn school, zijn prestaties als vechtsporter (zwarte band!), zijn familie en over zijn hond, Sofie.
“Heb jij huisdieren?” Vraagt hij.
“Ja, een kat. Hij heet Sokje. Hij is zwart met witte pootjes, vandaar.” Zeg ik.
“Grappige naam. Schattig.” Zegt Logan.
“Ik… waarom… Ik vroeg me af-” begin ik.
“Waarom die slang in mijn neus zit?” Maakt Logan mijn zin af. Blijkbaar is hij gewend aan dit soort vragen…
“Eh… ja. Ik heb nog nooit zoiets gezien… is het voor je eten?” Domme vraag, hij eet gewoon normaal.
“Nee. Het is voor mijn zuurstof. Ik ben ziek.” Zegt Logan.
“Ziek? Wat heb je dan?” Vraag ik met een klein stemmetje.
“Ik heb kanker. Leukemie.” Antwoordt hij.
Oh nee, he. Dat vreselijke woord heb ik net op school geleerd en het klinkt echt doodeng.
“Leukemie? Wat is dat?” Fluister ik hees. Ik voel me echt heel klein en dom…
“Leukemie betekent dat mijn bloed ziek is. In je bloed zitten hele kleine dingen die helpen om je gezond te houden, zoals de soldaatjes. Bij mij zijn die soldaatjes bijna allemaal ziek en ze zijn met te veel. Ze houden ook de gezonde dingen tegen, zoals de taxi's, die zuurstof naar je lichaam brengen.” Zegt Logan.
“En daarom heb jij die slang.” Fluister ik.
Hij knikt. “En die zieke soldaatjes houden ook de plakkertjes tegen die zorgen dat het bloed stopt met stromen als ik wondjes heb. Vandaar die blauwe plekken en schrammen.” Fluistert Logan. En die hele uitleg heeft hij me glimlachend aangekeken.
“Kan je beter worden?” Vraag ik.
Zijn glimlach verdwijnt.
Hij schudt zijn hoofd. “Nee, ik word niet meer beter.”
Hij kijkt weg. Ik leg mijn handje op die van hem.
“Ik had medicijnen die me weer beter zouden maken, maar die werken niet meer… ze kunnen niks meer voor me doen.” Er glijdt een traan over zijn wang.
Ik huil meteen weer mee. Stomme gewoonte!
“Dus binnenkort ga je…” Fluister ik.
“Ja. Ik ga naar de hemel.” Fluistert hij.
Zijn ouders kijken ons aan. Ook zij hebben tranen in hun ogen.
“Hoe oud ben je?” Fluister ik.
“Acht.” Fluistert Logan.
Hij heeft nog maar twee maanden, vertelt zijn moeder. Dan gaat hij.
Uuthofasie, zeggen ze.
“Wat is uuthofasie?” Fluister ik.
Ze lachen even. Ik heb zo'n moeite met moeilijke woorden…
“Euthanasie.” Zegt zijn moeder. “Ze gaan Logan een prikje geven zodat hij geen pijn meer heeft. Zo kan hij rustig naar de hemel."
Naar de hemel. Wat erg. Opa is vier jaar geleden naar de hemel gegaan, maar ik weet allang niet meer hoe dat voelde…
Maar opa was tweeëntachtig. Logan is nog maar acht…
Maar dan glimlacht Logan weer. “Maar ik ga er het beste van maken nu ik nog leef.” Hij pakt mijn hand weer vast en vraagt: “Ga je mee?”
“Nee, dat durf ik niet hoor!” Zeg ik tegen Logan.
“Kom op, Lien. Het is niet eng. Je kunt het.” Zegt Logan.
We staan bovenaan zo'n grote toren met elastieken waar je je doorheen moet laten vallen en overheen kunt kruipen - een “spinnentoren” noemt Logan het - en ik vind het doodeng. Straks val ik, of breek ik iets, of raak ik gewond… wat zal mama dan zeggen? Die zal dan heus-
Logan knijpt in mijn hand. “Kom. We gaan samen. Als je valt, vang ik je op.”
“Echt waar?” Fluister ik.
“Ja, echt waar. Kom, spring maar. Eén, twee… drie!”
Ik spring, tegelijk met hem. Ik gil, maar hij houdt me stevig vast.
Na twee verdiepingen vind ik het niet eng meer en kruipen we samen over het net. Ik snap nu waarom Logan het een spinnentoren noemt; die netten lijken net spinnenwebben.
Logan doet alsof hij Spiderman is en ik probeer hem na te doen.
Ineens roept hij: “Vijand in zicht!” En hij neemt een sprong, grijpt me vast en trekt me tegen zich aan. We vallen het laatste stuk naar beneden en landen gierend op de mat.
Logan knijpt in mijn hand die hij nog steeds vasthoudt. “Nu mag jij zeggen wat we gaan doen.”
“De fietsjes! Ik wil naar de fietsjes!” Zeg ik.
We verlaten de plek via de enorme bek van een haai met enorme tanden.
Ik kijk even achterom naar de haai. De bek zit in het midden, de rest is gebouwd in stijl van een schip. Aan de linker- en rechterkant staan enorme schelpen met joekels van zeewezens erin. Gadver, wat zijn ze groot.
“Ze kijken recht in je ziel.” Fluister ik.
“Kom. Ze doen jou niks zolang ik bij je ben.” Fluistert Logan.
We hebben de hele dag de grootste lol. We rijden op de fietsjes en botsen expres tegen elkaar op, we bouwen een fort met de enorme legostenen, we springen samen op het springkussen - en gooien met de enorme rubberen ballen - tot we moe zijn, Logan rent rond en maakt oerwoudgeluiden en ik doe met hem mee. We rijden samen op een sleetje van de sleebaan af en gieren het uit als één van ons eraf valt.
Na een paar uur hebben we even een momentje samen, zonder andere kinderen.
Logan pakt mijn hand weer vast.
“Je bent een bijzonder meisje, Lientje.” Zegt hij.
Bijzonder? Ik? Ik weet niet wat ik hoor.
“Jij bent ook een bijzonder jongetje.” Fluister ik.
“Ik wil je iets geven.” Fluistert hij. Hij graait in zijn zak.
Het is een sleutelhanger in de vorm van een prachtig wit vlindertje met zwarte randjes om zijn vleugels en zwarte stipjes in de hoeken.
“Het is een koolwitje,” Zegt Logan. “Die staat voor onsterfelijkheid en wedergeboorte. Het is mijn belangrijkste bezit. En ik wil hem aan jou geven.”
“Waarom?” Fluister ik.
“Omdat jij hem verdient. Ik heb nog nooit zo'n goede vriend gehad.” Zegt Logan.
Ik voel de tranen weer komen. Maar nu hou ik ze niet tegen.
Logan trekt me in een knuffel. Ik knuffel hem terug.
Ik stop het koolwitje in mijn broekzak.
“Mag ik je nog iets geven?” Vraagt Logan.
“Wat dan?” Vraag ik.
Hij komt steeds dichterbij en dan geeft hij me een kusje.
Ik word knalrood. Ik ben nog nooit door een jongen gekust.
“Dank je.” Fluister ik.
Logan zegt niks. Maar de blik in zijn ogen zegt genoeg.
Uiteindelijk is het sluitingstijd en tijd om naar huis te gaan.
Logan geeft me een laatste knuffel en fluistert: “Dank je wel, voor deze onvergetelijke dag.”
“Jij ook bedankt.” Fluister ik.
We laten elkaar niet los.
Tot zijn moeder roept: “Logan! Kom je? Oma wacht op ons!”
“Ja, mama!” Logan laat me los, knijpt in mijn hand, zegt “tot snel” en rent achter zijn moeder aan.
En dan gaat het mis.
Ik zie dat Logan ineens stopt met rennen, voorover buigt en naar zijn borst grijpt.
Ik wil iets roepen, gillen, maar er komt geen geluid uit mijn keel.
Hij valt recht naar achteren.
Ik ren naar hem toe.
Zijn moeder houdt hem vast. “Logan! Wat heb je! LOGAN!”
“Mama… het doet… zo'n pijn.” Fluistert Logan.
“Blijf maar ademen, lieverd. Blijven ademen.” Fluistert zijn moeder, die inmiddels aan het huilen is.
“Kan niet… Ik kan het niet meer, mama.” Logan huilt nu ook.
Wat gebeurt hier? Ik vind het eng en begin ook te huilen.
Zijn moeder pakt mijn hand ook vast.
“Lientje…” Fluistert Logan.
Dan zegt hij niks meer en wordt hij slap.
Zijn ouders huilen en houden hem vast.
En dan snap ik het. Zijn hartje wil niet meer. Hij gaat naar de hemel.
“Het is goed, jongen. Ga maar. Je zult geen pijn meer hebben.” Fluistert zijn vader.
Nee, het is niet goed! Ik wil niet dat mijn beste vriend naar de hemel gaat! Niet nu! NIET. NU!
Er komen mensen binnen. Ambulancepersoneel, denk ik. Ook daar heb ik laatst les over gehad.
Ze drukken op zijn borst en luisteren naar zijn hartje.
Dan schudden ze hun hoofd.
“Is hij… is hij nu in de hemel?” Fluister ik.
Zijn moeder kijkt me aan en knikt. “Ja, schat. Hij is nu in de hemel. Hij is nu een engeltje.”
“Nee,” Snik ik. “Nee, nee, nee… koolwitje, nee! Koolwitje, kom terug!”
Zijn moeder trekt me tegen zich aan.
De mensen van de ambulance tillen hem ergens op.
Zijn ouders omhelzen elkaar en ik zie hoe ze bij elkaar huilen.
En dan zie ik mama binnenkomen.
Ik ren naar haar toe en val huilend in haar armen.
“Lientje? Meisje toch, wat is er?” Vraagt mama verschrikt.
Ik moet zo hard huilen dat ik niet kan praten.
Logans ouders komen en vertellen haar het hele verhaal.
Mama streelt mijn haren en fluistert lieve woorden. Maar het helpt niks. Ik wil mijn lieve koolwitje terug.
Als ik wat rustiger wordt, fluistert mama dat we naar huis gaan.
We lopen langs de ambulance, waar Logan nu op een soort bedje ligt. Zijn oogjes zijn dicht, alsof hij slaapt, maar het is fout. Alles hieraan is fout.
“Wil je nog iets tegen hem zeggen?” Fluistert mama.
Ik knik.
Ik geef hem een kusje en fluister: “Vaarwel, koolwitje. Ik zal je missen. Je was mijn allerbeste vriend. Bedankt voor deze onvergetelijke dag.”
Het is druk buiten. We staan met zijn allen om het graf heen.
Ik sta voor het kleine kistje met een rode roos in mijn hand.
Niet te geloven dat mijn allerbeste vriend in dat kistje ligt.
Ik frummel aan het koolwitje dat Logan me gaf. Mama heeft het heel mooi voor me aan een kettinkje gedaan, zodat ik hem altijd bij me kan dragen.
De dienst is net afgelopen.
“Mag ik nog even alleen zijn met hem?” Fluister ik.
Mama knikt en laat me even alleen.
Ik kniel voor de kist.
Mama zegt dat Logan altijd bij me zou zijn, alleen niet fysiek. En als ik om een teken vraag…
Ik leg mijn hand op de kist en fluister: “Logan, als je me hoort, geef dan een teken.”
Even gebeurt er niets.
Dan komt er een koolwitje aan gevlogen.
Hij landt even op de kist, loopt wat rond en vliegt dan weer verder.
Ik kijk het kleine witte vlindertje na.
“Dag, koolwitje.” Fluister ik. “Ik hou van je. Bedankt voor de onvergetelijke dag.”
Bij dit verhaal hoort het nummer “(This Is) Water” van Soap&Skin, afkomstig van het album “From Gas to Solid / you are my friend”.
1 note
·
View note