Tumgik
Text
Chaos
Soms schrijf ik in een korte tijd heel veel. Soms ook een hele poos niet.
Daarom vond ik dat het wel weer eens tijd werd voor een aantal nieuwe regels tekst. De aanleiding niet per se heel vrolijk, want terwijl ik dit schrijf, merk ik dat mijn hoofd 1 grote chaos is geworden. Dat het leven niet elke dag precies hetzelfde is, dat weet ik. Dat er ups en downs bestaan, weet ik ook. En dat er - na een lange periode van geluk, plezier en fijnigheid - ook een periode kan zijn waarin het wat minder tof is. Dat heet Het Leven. En dat is, denk ik, nu aan de hand. Laat ik even iets terugspoelen. De maand juni. Een topmaand. Echt. Als ik de maand juni moet omschrijven in 1 woord: Genieten. Ja, met een hoofdletter. Eigenlijk mag het hele woord wel in hoofdletters. GENIETEN. Want dat was juni. Mooi weer, mooie mensen, mooie muziek en concerten en ja. Een hele goede vibe, vooral. Mei was ook wel een beetje genieten. Vooral eind mei.  Terug naar juni. Juni was mooi. Is mooi, want we zitten nog steeds in juni. Maar eigenlijk sta ik ook al met 1 been in juli, want ik vind juni wel weer mooi geweest.   Juni begon supergoed. Maar eindigt niet al te best. Er is chaos. Verwarring. Ik weet gewoon niet wat ik nu voel. Het is vrijdagavond, 30 juni, het is 10 voor 11 ‘s avonds, naast mij een leeg glas wijn en smeulende asbak. Ja. Dat zegt toch al genoeg?  Er zitten beelden in mijn hoofd. Beelden die niks met de werkelijkheid te maken hebben. Maar toch levensecht lijken. Deze beelden spelen in een soort oneindige loop af in mijn hoofd en ik kan het ook moeilijk uitzetten.  Ik merk dat ik aan het doemdenken ben.  Mijn hoofd speelt een spelletje met mij. Player of (mind)games. Wat is nou waarheid en wat niet? Ik weet het nu even niet.  Ik probeer rustig te ademen, rustig te blijven en te denken aan morgen. Een nieuwe dag (letterlijk en figuurlijk).
0 notes
Text
Twee helften
Ik zoek iets waarvan ik niet weet dat ik het nog moet vinden.  Er is al een hele poos een gevoel, een drang, en steeds probeer ik dat weg te stoppen. Maar elke keer komt het gevoel weer terug. Het is een soort leeg gevoel, een gevoel alsof ik niet helemaal heel ben. Er mist nog een stukje. Het gevoel is vooral lichamelijk, ik voel het soms tot in mijn zenuwen.  Ik dacht altijd dat ik goed genoeg was van mezelf, als een ronde bol, met twee passende helften. Ik rol gewoon zo door het leven. Maar de laatste tijd heb ik het idee dat ik nog een stukje van een helft mis. Ik probeer het vast te grijpen, het te pakken, maar het lukt niet. Ik kan dit niet alleen vrees ik.  Alsof er tijdens een van de vele tochten een stukje van een van die helften af is gevallen.  En nu zoek ik dat ene stukje. Want ik wil dat de twee helften samen weer één worden. Nu voel ik mij toch een beetje incompleet.
0 notes
Text
Tweede huiskamer
Er is ergens in de stad een plek wat voor mij voelt als een tweede huiskamer. Ik weet de weg bijna blind te lopen, vanaf mijn huis af of vanaf het werk. Vaker vanaf het werk.  Het is geen grote huiskamer, er staat ook geen bank. En er is geen tv. Schoenen hoef je niet uit, je jas trouwens wel. Soms is de huiskamer dicht. Maar meestal kan ik er zo naar binnen lopen en ergens neerploffen.   Soms hoor ik vanaf buiten al de klanken van de muziek door de muur dreunen. Dan is het laat, is de huiskamer propvol met mensen, wordt er gedronken en luid gepraat. Maar soms is het rustig, zitten er mensen buiten kalm te kletsen en wat te drinken.  Altijd als ik over de drempel van deze huiskamer stap, valt er een last van mijn schouders. Hier kan ik mezelf zijn. Ik kijk rond. Er hangt een Europese landkaart. De vele tekeningen die achter de bar hangen zorgen voor een kleurrijk geheel samen. Achterin de ruimte is een soort podium. Daar staat de stamtafel. Deze huiskamer heeft een bar, met een hele aardige barvrouw. De barman is trouwens ook helemaal prima. Ik hoef maar een blik te werpen op de barvrouw- of man en er wordt een biertje voor mij getapt.  Als ik dan ga zitten, aan de bar of aan de stamtafel, voel ik mij thuis. De muziek staat hard en ik hoor gitaren. Met mijn voet beweeg ik mee op de muziek. Ik neem een slok van mijn bier en kijk de ruimte rond. Er stappen bekenden de huiskamer binnen. We zijn in de buurt.
0 notes
Text
Regen, wolken, koud, sneeuw, wind, regen, sneeuw, wind, grijs, ijs, koud
F*cking januari, met je koude ochtenden, grijze grauwe wolken, veel te veel regen en nauwelijks zon. F*cking januari, ik ben er nu alweer helemaal klaar mee ook.  Er lijkt geen einde te komen aan deze maand, het is dat ik veel verjaardagen heb en dat er daardoor elk weekend wel een sociaal ding in de agenda staat. Die sociale dingen houden mij echt op de been. Als dat er niet zou zijn, nou, dan had ik echt meteen mijn koffer gepakt en een enkeltje zonzeestrand geboekt. Ik ben zo niet gemaakt voor de hele dag wolken/regen/kou. Terwijl ik dit typ zit ik te bibberen in 2 truien, een deken en een kop thee op de bank. Zo koud. Nu helpt het ook niet echt mee dat ik mega verkouden ben ik me daardoor nog lamlendiger voel. Maar niet alleen lichamelijk ben ik koud, mijn mentale status bevindt zich ook ergens onder het vriespunt.  De thermometer staat op 19 graden maar het voelt als -2.  In mijn hoofd creëer ik zon, warmte, licht en energie. Ben ik lekker in de frisse ochtendzon aan het hardlopen, slenter ik met een zonnebril op mijn neus door de stad/het park/het bos en slurp ik die zonnestralen op alsof ik een plantje ben die op sterven na dood is.  Oh, wat zou ik nu graag op een festivalweide willen staan. Goede muziek, drankje in de hand, nog beter gezelschap. Komt u maar door. F*cking januari. Mijn minst favoriete maand. De langste maand van het jaar, zo voelt het.  Regen, wolken, koud, sneeuw, wind, regen, sneeuw, wind, grijs, ijs, koud. 
0 notes
Text
Tamme kastanje
Terwijl de dagen langzaam steeds korter worden, worden de dingen waarover ik veel nadenk steeds langer. Of eerder, wordt het lijstje in mijn hoofd met dingen die ik wil/moet/ga doen langer. Het najaar is voor mij typisch de tijd dat ik naar binnen keer, veel nadenk over van alles en nog wat. Zaterdag liep ik in een heerlijk herfstzonnetje, met een zonnebril op m’n neus, in een kleurig bos. Krakende bladeren onder mijn voeten. Ik zag een stekelige bol op de grond liggen, ik stapte er bijna op. Ik probeerde het prikding te pakken, maar er zaten enorm scherpe stekels aan. Alsof ik een klein, groen egeltje vastpakte. Het was een tamme kastanje. Toen ik het ding op een veilige, niet-pijnlijke manier vasthield, opende ik het bolletje en zag ik de kastanje, een slagje kleiner als de wilde kastanje. Het was net een klein diertje, een beestje wat heerlijk opgesloten zat in zijn schil. En wat ik ruw had verstoord. Soms zou ik wel als een kastanje willen zijn. Ook zo’n mooi, groen, stekelig jasje aan willen trekken. Een bescherming voor de buitenwereld. Mij willen verstoppen in zo’n veilig jasje. Want ik wil naar binnen keren, vooral op regenachtige, moeilijke dagen. Wanneer mijn gedachten de overhand nemen en ik mij even lamgeslagen voel. Dan verstop ik mezelf in zo’n veilige bolster en kom ik er pas uit als ik me weer beter voel (of als de zon weer volop schijnt).  Of als ik naar beneden ben gedonderd, dat kan natuurlijk ook nog.
0 notes
Text
Terras overdenkingen #1
Ik zat laatst alleen op een terras. Voor mij stond een koud biertje, vers getapt. De zon scheen. Mensen waren aan het rondslenteren. Het was een fijne dag. Zomer. Blauwe lucht, iedereen blij. Ik zuchtte. In de verte hoorde en zag ik een jong gezin, ouders die hun twee jonge kinderen bij zich probeerden te houden - wat lastig ging, want de twee kinderen renden, dwars over het plein, mijn kant op. Luid gillend en schreeuwend. Weg was mijn moment van rust.  Het kleine meisje keek mijn kant op. Zag mij daar zo zitten, nippend van mijn glas bier, als een oude vent. We keken elkaar even aan. Het was even alsof ik mezelf zag. Ze stond daar, stil, bevroren in het moment. Haar zusje rende vrolijk door. Ik keek in die ogen, het kinderlijke gezichtje. Haar mondhoeken die omhoog krulden. Ik voelde mijn eigen mondhoeken ook omhoog trekken. Ik kon niet gewoon stoïcijns voor mij uit blijven staren, nee, ik lachte terug. Die onbezorgdheid. Het lekker rennen en ravotten, met zuslief. Je ouders een beetje irriteren door niet naar ze te luisteren - maar uiteindelijk ook weer wel, maar nu nog even niet.  Ik zou zo graag van alles tegen dat kleine meisje willen zeggen. Dat ze vooral moet genieten, nu, en zich niet druk moet maken over de toekomst. Dat ze veel plezier moet maken. Goed haar best moet doen op school. Zich niet teveel van anderen moet aantrekken. Och, ik zou zo graag willen zeggen: het komt wel goed. Je zult door allerlei fases gaan. Vooral de puberteit zal een hel worden, maar ook dat gaat voorbij. Je zult je onzeker gaan voelen. Onbegrepen. Anders dan anderen. Je zult ‘erbij willen horen’, en daar dan enorm veel mee bezig zijn. Je zult je soms afvragen waarom je bent zoals je bent. Of, je zult misschien soms wensen dat je iemand anders was. Je zult je soms niet fijn voelen in je eigen lichaam. Al die veranderingen, je lichaam dat verandert. En er zullen kinderen gemeen tegen je zijn. Je zult gemeen tegen jezelf zijn. Maar je zult misschien ook lieve vrienden om je heen hebben. Die je steunen en je erdoor heen slepen. En je ouders, die zullen, als het goed is, altijd voor je klaarstaan. Lief meisje, je gaat er komen. Geniet nu nog maar van het rennen en ravotten.  Het meisje draaide haar hoofd om en rende weg, achter haar zusje aan. De ouders liepen er druk kletsend achteraan. En ik nam nog een slok van mijn biertje, en sloot mijn ogen. 
0 notes
Text
Boek
Ik had het in mijn vorige stukje al over een boeklancering. She did it. Ik heb gewoon geïllustreerd voor mijn eerste boek. Mijn naam staat op de kaft! Echt, hoe bizar - superbizar - is dat. Nog steeds is het een beetje onwerkelijk. Volgende week woensdag is dus de lancering, in Leiden, waar ik ook de twee schrijvers eindelijk ga ontmoeten. Want ja, we hebben elkaar alleen nog maar digitaal gezien: via Skype/meet, WhatsApp en mail. Dus dat is ook wel bijzonder. Ik noem het maar de nasleep van de lockdowns, al die digitale vergaderingen. Handig is het wel. Het scheelt mij veel reistijd. ‘Gif in het dierenrijk’. Zo heet het boek. En het staat dus vol met mijn tekeningen. 
0 notes
Text
Antwerpen
Ik ga het doen: 2 nachtjes solo naar Antwerpen! Ik speelde eigenlijk al een aantal dagen met dit idee in m’n hoofd. Een aantal steden passeerden de revue: Berlijn, Amsterdam of toch Antwerpen? Ik belde met mijn moeder. Sprak erover met een vriendin in ons favoriete koffiezaakje. En gisteren besloot ik: ik ga het gewoon doen. Ik heb niks te verliezen nu, en ik merk dat ik toch wel snak naar een andere omgeving. Gisteravond heb ik - op het terras, tijdens een goed gesprek met een vriendin - de knoop maar doorgehakt. En de boel geboekt. Dat het bijna middernacht was toen ik het hotel boekte, doet er even niet toe. Ik ben trots op mezelf. Is dat gek? Dat ik dit gewoon ga doen.  Ik ga dan echt alleen twee nachten weg, naar het buitenland. Antwerpen is gelukkig niet echt ver weg. Toch is het ook wel een tikje spannend: er is geen doel, ik ga niet voor werk ofzo. Want ik ben op zich wel eens vaker alleen ergens heen geweest, een dagje alleen op pad is voor mij echt peanuts. Ik red me vaak wel. Alleen naar een concert, alleen naar de film, alleen op een terras, alleen naar een andere stad: eigenlijk is het heerlijk om lekker te doen waar je zelf zin in hebt. En als ik terug ben, stort ik me weer volop in de sociale activiteiten. Een boeklancering, een concert, uit eten... voordat ik het weet, is de vakantie alweer voorbij vrees ik. Voor de grap riep ik gisteren op het terras: ik slinger gewoon Tinder aan, wie weet loop ik nog tegen een leuke Antwerpse man aan (met accent). Maar eerlijk? Ik heb daar juist totaal geen behoefte aan nu. Ik ga lekker met mezelf op stap.
0 notes
Text
Blues
Ik heb nu twee weken vakantie. Twee hele weken. Het is vandaag dag drie, al voelt het alsof ik net vijf minuten geleden pas de vakantie ben ingegaan.  Vorige week had ik last van pre-vakantie blues (als dat überhaupt bestaat). Ik voelde me opgejaagd, prikkelbaar en zat de dagen af te tellen tot de vakantie. Mijn brein speelde een spelletje met me, zo leek het. Nu heb ik dat gevoel wel eens vaker. Ik denk dat dat iets tussen je oren is, dat je weet: oh, ik heb over een paar dagen vrij, dus nu kan ik klus 1, opdracht 2 en ding 3 nog wel even doen. Kortom: ik prop die week dan helemaal vol met klussen en opdrachten. Terwijl ik ook wel weet dat dat niet zo handig is. Maargoed, zo werkt mijn brein een beetje.  Een vriendin van me heeft in de zomer wel eens last van een zomerdip. Niet dat ik dat nu ineens heb, maar ik voel me wel een beetje melancholisch. Alsof ik een beetje afscheid neem van de zomer die nu bijna geweest is, en ik nog niet aan de herfst toe ben.  Een zomerdip is natuurlijk veel heftiger, en ik heb zelf wel eens een winterdip gehad. Dat ik in de winter zo naar zon, licht en warmte snakte, dat ik me er knap ellendig van ging voelen. Gelukkig heb ik daar de laatste jaren wel veel minder last van. Het helpt om veel naar buiten te gaan, te sporten en om juist in de regen toch maar naar buiten te stappen. Ook al heb je geen zin. Juist als je geen zin hebt.  Een zomerdip is ingewikkelder. Ik noem de dips die ik zo nu en dan heb, blues. Omdat ik er meestal wel weer uit kom, en ze niet zo heel lang duren. Zoals vorige week. Even in die blues meegaan kan ook wel lekker zijn. Even een potje balen, op de rem trappen en weer even in jezelf keren. Dat ga ik de komende dagen maar eens even goed doen. 
0 notes
Text
Fluitende meneer
Ik was laatst weer een rondje aan het hardlopen. Op de dijk, bij de IJssel, praktisch in mijn achtertuin. Ik had eigenlijk geen zin, maar ik moest van mezelf. Dus met lichte tegenzin liep ik maar weer eens wat kilometers. Ik had dit keer geen muziek op. Ik genoot van de geluiden om mij heen: krekels, watervogels, de kerkklok van Hattem in de verte. Het geluid van hardloopschoenen op asfalt. Mijn eigen ademhaling.  Ik zat even helemaal in mijn moment. Totdat ik ineens, eerst ver weg en later steeds dichterbij, een vrolijk wijsje hoorde. Er was iemand achter mij - op de fiets, of ook hardlopend, maar ik gokte op de fiets - enorm aanstekelijk aan het fluiten. Een fluitende meneer. Ik werd er helemaal vrolijk van. Het fluiten ging ook steeds harder, totdat ik werd ingehaald. Een oudere meneer op een e-fiets zoefde mij voorbij. Ondertussen floot hij onophoudelijk door. Het was echt een liedje, iets ouderwets ofzo.  Deze fluitende meneer maakte mijn hardlooprondje helemaal goed.
0 notes
Text
Aan zee
Zand in mijn haar, zand in mijn tas, zand in mijn shirt en zand op mijn broodje. Zand in mijn sok, zand in mijn schoen. Zand en zand en nog meer zand. Zand in mijn gezicht, zand onder mijn nagels.  Zand in mijn hoofd. Gedachten die als los zand uiteen vallen, meebewegen met de wind.  Zand en wind, wind en zand. Mijn haar in de war, mijn hoofd leeg. Even lekker ‘uitwaaien’: je hoofd leegmaken, terwijl je met je blote voeten door het zand ploetert richting de branding en al het losse zand je om de oren vliegt.  Langzaam kleuren mijn schouders rood. Er zit zand achter mijn oren. Mijn ogen knijp ik tot spleetjes omdat het licht zo fel is. De zon is als een enorme, hete, gloeiende gele bal in de lucht.  Het is nooit stil. Wind, zand, water. Het ruist, het kolkt. Het golft en het klotst. Het neemt mee en het geeft terug. Een oneindig ritueel.  Uitwaaien. Uitzanden. 
0 notes
Text
Hoofdstad
Vandaag was ik in onze hoofdstad. Ik had in de ochtend een afspraak, in Amsterdam-Oost (om precies te zijn: INIT op het eiland Oostenburg).  Aangezien fietsen zo ongeveer mijn nieuwe hobby is, vertrok ik geheel in stijl op de OV-fiets richting mijn bestemming. Onderweg werd ik getrakteerd op een fraai stukje Amsterdam, een stuk waar ik niet zo heel bekend mee ben. Veel nieuwbouw, toffe architectuur en moderne gebouwen. Als ik naar Amsterdam ga, ga ik toch meestal via de bekende wegen richting het centrum: de Dam, Spui, Leidseplein en Museumplein. De weg naar Paradiso is mij bekend, evenals de weg naar de Melkweg (haha). Maar dit keer geen concert of dagje winkelen. Op naar Oost dus. Onderweg waren weinig toeristen. Misschien hier en daar een verdwaalde mede-OV-fietsster. Echt mega handig, die dingen. Vooral op een zonovergoten dag als vandaag, is het heerlijk om met de wind in de haren op het fietsje door Amsterdam te cruisen. Na de afspraak lunchten we in een oriëntaals cafeetje dat op de hoek zit van Oostenburg. En was het tijd voor het eerste biertje. Kan prima, om half 12 in de middag toch? Tenslotte was het mijn vrije dag.  Na een hele gezellige lunchafspraak stapte ik rozig op mijn bolide, nu wel richting het centrum. Het is een kunst om de toeristen en de menigte te omzeilen, zigzaggend over de fietspaden. Overal wapperden trouwens vlaggen. En nee, dit keer geen omgekeerde Nederlandse vlaggen, maar vrolijke regenboogvlaggen. Het is tenslotte Pride in Amsterdam en aangezien de stad een grote variatie aan mensen en culturen huisvest, is het niet zo gek dat die vlag op iedere straathoek wappert in de wind.  Ik fietste langs de Oude Kerk, kwam langs de Hermitage, en reed richting de zuidelijke grachtengordel. Daarna zette ik koers richting West: de 9 Straatjes. Een van mijn favoriete plekken van Amsterdam (ik had even geen zin in het Leidseplein of een ander soortig plein). Ik parkeerde de bolide, slenterde de straatjes door en genoot van het geroezemoes, de bootjes op de grachten, de terrasjes die volgepakt zaten en de kleurrijke winkels die ik voorbij liep. Het zonnetje deed haar best om mijn armen en schouders rood te kleuren. Ik dook even een Vans-winkel in, kocht wat kleine dingen, slenterde weer verder en had ineens dorst. Soepeltjes klom ik een terras op en bestelde een biertje. Het terras behoorde tot een heerlijk typisch Amsterdams kroegje, met een plat-Amsterdams-pratende barmeneer. Die mij ‘vrouwtje’ noemde. Tja. Wat kan ik daar nou van zeggen. Je bent in Amsterdam of je bent het niet. (En ‘meisje’ is het dan ook weer net-niet).  Wat heeft een mens - of vrouwtje - nog meer nodig op een vrije, zonnige dinsdagmiddag? Een koud biertje op een terrasje in Amsterdam, aan de gracht. Zalig!
0 notes
Text
Op fietse
Ik hou van variatie. Variatie in alles: in mijn werk, in de boeken die ik lees. Variatie in wat ik eet. In bewegen. De sleur van alledag is al genoeg herhaling, dus kies ik momenten uit om daar even aan te ontsnappen. Beweging hoort daar ook zeker bij. De ene dag hardloop ik, de andere dag ga ik skeeleren. Of ga ik fietsen. En daarbij spelen de zintuigen een grote rol. Daar ga ik straks verder op in. Als een rode draad loopt variatie door mijn leven. Letterlijk. Ik hou van nature niet zo van sleur, van steeds maar weer hetzelfde. Daarom sprong ik vandaag eens op de fiets. Mijn stadsfietsie, lekker licht, met een nieuwe, verse achterband - gisteren laten repareren. Sommige dingen, zoals een lekke fietsband, moet je gewoon uitbesteden. Niet zelf gaan prutsen. Binnen een klein uur was het al geregeld en fietste ik fluitend van de fietsenmaker terug naar huis. Als ik het zelf had gedaan, dan zat ik nu nog te prutsen met een versleten binnenband. Goed, terug naar de fietstocht. Ik besloot een rondje richting Herxen te fietsen, een buurtschap iets voorbij Windesheim. Daar heb ik ook al meerdere keren gewandeld, dus bekend terrein. Ik zette koers richting de Windesheimer molen. Onderweg was het rustig. Toen ik langs het dorp Windesheim fietste, werd ik begroet door een jongeman in een trekker. Hij stak even zijn hand op toen ik hem passeerde en ik glimlachte en deed hetzelfde terug, omdat ik zulke gebaren mooi vind. Juist van onbekenden. Gewoon je hand opsteken, of even ‘hoi’ zeggen. Klein geluk. Na een poosje fietste ik langs een paar boerderijen en zag ik omgekeerde vlaggen wapperen in de wind. Tja. Ik vind het er mal uitzien. Ik ga hier geen uitspraken doen over de boerenprotesten, want daar heb ik gewoon geen zin in. Ik ben Zwitserland, ik ben neutraal. Ik fietste er gauw langs. Hup het dorp in, richting de dijk bij de IJssel.  Er scheerden een paar zwaluwen voor mij langs. De kleine geluidjes die ze maakten brachten mij meteen een soort vakantiegevoel. Ik voelde mij weer even een klein meisje, in de eindeloze zomervakantie, rennend en ravottend door de velden achter de boerderij van mijn ouders. Er was zoveel tijd. Zoveel ruimte om van alles en niks te doen. Om te lanterfanten, om op je rug in het veld naar de wolken te staren en om te kijken naar de hoogvliegende zwaluwen. De geur van gemaaid gras, grazende schapen in de verte, een luchtballon boven je. Het geluid van krekels in de berm, een trekker in de verte.  Terug in het nu keek ik de zwaluwen na, die omhoog vlogen de lucht in. Ik snoof de heerlijke avondgeur op van een zomeravond in juli. En ja hoor, tussen de bomen door zag ik een luchtballon. Een zwart puntje zweefde net boven de horizon. Een blauwe reiger vloog een stukje met mij mee, toen ik het dorp uit fietste en omhoog het dijkje op klom.  Ik zag een waanzinnige zonsondergang toen ik op de dijk was. Ik stopte even, staarde naar het schouwspel en zuchtte even. Ik ben dol op zonsondergangen, de kleuren, de beweging. Elke minuut veranderen de kleuren en verschuiven de wolken. Van lichtgeel, naar feloranje, roze, paars en ten slotte diepblauw.  Ik stapte na een paar minuten weer op en fietste verder. Ik kwam langs een grappig bord: Kattenwinkelweg. Zouden ze aan die weg katten verkopen? Een paar schattige kittens? Ik zag er al een paar lopen, ver weg, in de velden. Na zonsondergang schijnen alle katten actief te worden en gaan ze er massaal op uit.  Na een uur fietsen, mijmeren, hoofd-leegmaken, genieten en vooral mijn zintuigen aan het werk gezet te hebben keerde ik terug op bekend terrein: mijn huis. 
0 notes
Text
Fietsen en rennen
Het is 17:35. Ik klap de laptop dicht, schuif hem in de blauwe hoes en stop die in mijn tas. Muismatje gaat er ook bij. Onderin mijn tas ontdek ik nog een eenzame mandarijn. Later maar opeten dan. Het raam staat op de kiepstand, een frisse bries waait over de redactie. Ik stop de rest van mijn spullen in de tas, schuif de zonnebril op mijn neus en loop richting het trappenhuis. Op naar huis. Op naar een heerlijk rondje hardlopen, de perfecte afsluiter van een werkdag op de redactie. Naar zoiets kan ik dus al uren uitkijken. Even die twee croissantjes eraf lopen. Het ijsje. En vooral: het koppie leegmaken. Ik loop naar beneden, door de ontvangsthal, dat duister en verlaten is. Nu eerst nadenken waar ik ook alweer mijn fiets heb geparkeerd: aan de voorkant van het gebouw of juist aan de achterkant, in het fietsenrek bij het winkelcentrum - wat trouwens niet echt een winkelcentrum te noemen is. Vergane glorie, oude meuk. Een Albert Heijn en Lidl tegenover elkaar. Twee drogisterijen. En een eenzame Wibra, waar ik meestal gauw voorbij loop. Ik spring op de fiets. Door de stad, langs het park. De frisse bries zorgt voor welkome afkoeling, onderweg passeer ik verschillende wandelaars en hardlopers. Iedereen lijkt vrolijk te zijn. Wat niet zo gek is met dit heerlijke weer. Dan ben ik thuis. Ik trek mijn tenue aan, de hardloopkousen, strik de veters van mijn schoenen, eet een banaan. De kat miauwt om aandacht, ik geef haar een snoepje en een aai over haar koppie. ‘Over een uurtje ben ik terug, dan zal ik je genoeg aandacht geven,’ hoor ik mezelf zeggen. Ik grinnik. Ja, ik klets tegen mijn kat. Sneu? Vind ik niet. Ik check de route die ik wil lopen, gooi de sleutel onder het bloempotje op het tafeltje onder de overkapping en druk mijn sporthorloge aan. Gaan! Het is nu 18:03. Ik wil 8 kilometer lopen, onder de 50 minuten. Dan kan ik mooi om 19:00 uur eten maken. Ik ren mijn straat uit, langs de lelijke jaren ‘80 woningen en kom uit op de Van Karnebeekstraat. De zuidkant dan. Door de tunnel, langs het water. Slof, slof slof. Het sloffen van mijn schoenen op het asfalt hoor ik door mijn koptelefoon heen. De muziek van White Lies dreunt door de speakers. Ik hoor mezelf meeneuriën, het sloffen van mijn schoenen als een soort tweede drums. Nu wat sneller. Slof, slof, slof slof. Ik passeer een oude dame achter een rollator, ik lach naar haar. Haar reactie kan ik niet zien: ik zoef haar voorbij. 5.46 minuten per kilometer nu. Ik ren. Deze route loop ik al zo lang, ik ken hem zowat uit m’n hoofd. De weg buigt omhoog. Dijkje op. Over de dijk, waar de wind hard waait. De zon zit half verscholen achter de wolken. Ik passeer nu meerdere hardlopers. Fietsers. Wandelaars. Er komt nu een steviger nummer op, dus ik draai het volume wat hoger. Heerlijk. Niks fijner om te rennen op een lekkere, harde beat. Ik ren het dijkje weer af, wil oversteken. Dan ineens voel ik een windvlaag vlak langs mijn zij. Ik hoor iemand roepen. Ho! Twee wielrenners sjeezen rakelings langs mij. Eentje daarvan draait zich om op zijn fiets, kijkt me aan, roept nog een keer iets in de trant van ‘woah!’ en ik steek mijn handen omhoog. Alsof ik me overgeef. Ja, deze twee heren had ik echt niet gezien. Of nouja, gehoord. De schuld van White Lies. Ik ga gauw naar de zijkant van de weg. De twee wielrenners remmen een beetje af. De schreeuwerd steekt nu een duim omhoog. Het is oké. Ik zucht. Ben opgelucht. Langzaam verdwijnen ze uit mijn zicht. En vervolg ik mijn route. Na 8,5 kilometer slof ik mijn straatje weer in. Het album is afgelopen, de zon is nu definitief achter de wolken gezakt en de kat zit me op te wachten bij de schuttingdeur. Nu tijd voor de mandarijn.
1 note · View note