Tumgik
#Geert van OOrschot
twafordizzy · 6 months
Text
A. F. Th. van der Heijden kondigt zich aan
bron beeld; demorgen.be Een kleinood is het: de Gevouwen woorden van schrijver A. F. Th. van der Heijden (1951), ondertitel: Brieven over de grillen van het vak. Het is midden jaren 70, vorige eeuw. Van der Heijden schrijft reeds voor het literair tijdschrift Tirade, stuurt poëzie naar uitgever Geert van Oorschot (1909-1987) en kondigt ondertussen aan dat proza wellicht een betere keus is. Val…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
Text
L.H. Wiener: 70 jaar mensch, 50 jaar schrijver
Tumblr media
Lodewijk Willem Henri Wiener is 70 dit jaar en viert bovendien 50 jaar schrijverschap. Uitgeverij Atlas Contact brengt hulde aan de ongekroonde koning van het understatement zoals het hoort: met de uitgave in één kloeke band van álle verhalen, gemakshalve De verhalen getiteld, waaronder een aantal dat in eerdere verzamelingen ontbrak alsook enkele spiksplinternieuwe. Wiener zelf doet er nog een schepje bovenop en graaft zich autobio in het smeuïge gedenkschrift In zee gaat niets verloren, een wrang-geestige memoire met de allures van een roman. Om het feest compleet te maken bedachten enkele vrienden de gouden jubilaris met een heus liber amicorum. Drie uitgaves om van te smullen.
L.H. Wiener
Twintig jaar terug concludeerde Jeroen Brouwers in een toespraak bij de boekvoorstelling van Wieners verhalenbundel Ochtendwandeling dat er ‘in de huidige Nederlandse letteren geen schrijver zo verwaarloosd is als Lodewijk Henri Wiener’. Zijn werk was toen enkel bekend bij ‘insiders en fijnproevers’, een categorie waar Brouwers zichzelf toe rekende en nog steeds rekent. Sinds begin deze eeuw is in die miskenning enigszins verandering gekomen, maar ooit was het zelf nog erger dan Brouwers zijn toehoorders wilde doen geloven.
Wiener debuteerde in 1967 met de verhalenbundel Seizoenarbeid, toen nog als ‘Lodewijk-Henri Wiener’, de auteursnaam die hij zou aanhouden tot in 1980, waarna het kortweg ‘L.H. Wiener’ werd. Het oudste verhaal uit die bundeling, ‘Uit het dagboek van een kleine jongen’, dateert van 1964 en verscheen voor het eerst in De Gids. Wiener was toen 19 jaar. Seizoenarbeid bezorgde Wiener enige naambekendheid maar enkel omdat het in het jaar van zijn publicatie werd verboden door de rechter:  de uitbater van een strandpaviljoen in Zandvoort meende zich in het verhaal ‘Jansen’ op een beledigende wijze geportretteerd te zien en stapte naar justitie. In hetzelfde jaar als Seizoenarbeid verscheen Wieners debuutroman Zwarte vrijdag, kort nadien gevolgd door 2 verhalenbundels (Duivels jagen in 1968 en Man met ervaring in 1973). Al deze publicaties werden nauwelijks of niet opgepikt door de literaire kritiek. Maar Wiener bleef (gelukkig) schrijven en publiceerde te hooi en te gras in gerespecteerde tijdschriften als Tirade en De Tweede Ronde. Die verhalen werden alle in boekvorm gebundeld, maar tot een doorbraak kwam het nimmer. Het keerpunt komt er met zijn tweede roman, Nestor (2002), die de prestigieuze Bordewijk-prijs wint. Het is de perfecte aanleiding om zijn verzamelde verhalen in twee delen te laten verschijnen en deze keer is de pers er als de kippen bij om Wiener (eindelijk) de lof te zingen en te bewieroken. Zijn derde roman De verering van Quirina T. (2006) werd genomineerd voor de Gouden Uil en de Libris Literatuurprijs.
De verhalen
L.H. Wiener schreef in een halve eeuw een ontzaglijke hoeveelheid verhalen, verspreid over elf bundels. Tussen de verhalen door verschenen enkele romans en kleinere bibliofiele uitgaves, maar het is met het korte verhaal dat Wiener zich een schare bewonderaars bijeen schrijft. Dat nu alle verhalen (inclusief de schitterende ‘novelle’ De lange adem) in één grandioze, indrukwekkende bundeling van meer dan 1.100 pagina’s zijn opgenomen is dus op zijn minst geweldig te noemen.
Wieners verhalen verrassen door hun ongelijksoortigheid, maar zijn tegelijk rechtlijnig en consequent in hun thematiek. Een aantal motieven zijn onlosmakelijk tot het Wiener-universum gaan behoren. Nagenoeg alle verhalen hebben een autobiografische toets, een ik-verteller waarin we vrij makkelijk de auteur zelf kunnen herkennen: zijn hoofdpersonages heten gewoon ‘Wiener’, wonen in Zandvoort, zijn opgebouwd rond een van zijn alter ego’s (‘Ezra Berger’ en ‘Viktor van Gigch’ zijn de meest voorkomende) of staan in het onderwijs (Wiener was tot in 2007 leraar Engels aan het gymnasium in Haarlem). Soms duiken ook plots andere historische figuren op in een voor de rest fictieve wereld (Geert van Oorschot, om er een te noemen). De combinatie van sterk autobiografische elementen met puur fictieve geeft een uitzonderlijk realisme aan de verhalen, zij het een ietwat desoriënterend realisme dat Wiener nog verder ontregelt door een aangehouden kale en ironiserende stijl. In het verhaal ‘Mijne heren’ staat een mooi staaltje van Wieners kenmerkende zelfspot (het moet gezegd, deze verhalen zijn hoe droevig ook, vaak heel erg grappig: Brouwers sprak over Wieners ‘hoekige geestigheid’): ‘Ik kan wel schrijven, maar ik maak nooit eens iets mee dat waard is om opgeschreven te worden. Het komt me voor dat ik voortdurend op het verkeerde paard wed.’ En nog verder in hetzelfde verhaal klinkt het: ‘Als een schrijver zijn wereld niet interessant genoeg vindt om erover te schrijven, dan moet hij er eenvoudig niet aan beginnen en dan moet hij niet met allerlei onzinnige kunstgrepen trachten een wereld op te roepen die onder normale omstandigheden niet zijn werkelijkheid is maar een surrogaatwerkelijkheid.’ Wiener sluit geen compromissen bij het beschrijven van ‘zijn’ werkelijkheid. Voor hem zijn er hoe dan ook meerdere werkelijkheden, de ene al fictiever dan de andere. Hij legt zijn ziel bloot, met én zonder kunstgrepen, maar verliest nooit het geliefde spel tussen fictie en werkelijkheid uit het oog. Sombere, steeds weerkerende motieven als de dood, de ouderdom, drankzucht, de Joodse problematiek, achterdocht, sociaal isolement en wreedheid kenmerken zijn verhalen. We zijn als lezer geneigd de verteller gelijk te schakelen met de auteur, terwijl die ons eigenlijk in het ootje neemt en ons een dikke lange neus maakt. De werkelijkheid van Wiener is een duister universum waar als een boze grondtoon steeds een grimlach weerklinkt, een lach die het resultaat is van een zaligmakend spelen.
Tumblr media
In zee gaat niets verloren 
Een gelijkaardig spel met  spel en fictie vinden we terug in het tegelijk met de verzamelde verhalen verschenen In zee gaat niets verloren, een originele en ontluisterende speurtocht naar de eigen familiegeschiedenis.
Aan de vooravond van zijn zeventigste verjaardag raakt de verteller tijdens een fototentoonstelling in het Amsterdamse Stadsarchief in de ban van de portretten van meerdere familieleden van zijn vader, in het bijzonder dat van tante Loes (het indringende portret van ‘Louise’ prijkt op de cover), die tijdens de oorlog onderdook in Artis en nadien om een voor Wiener onbekende reden brak met diens vader. De reden van die breuk wil hij koste wat het kost zien te achterhalen. In zee gaat niets verloren is de neerslag van die zoektocht. Tegelijkertijd beschrijft Wiener in heuse logboekstijl een zeiltocht langs de Nederlandse en Belgische kust, van Hoorn naar Oostende, met aan boord een aftakelende en dementerende poes. Tussendoor last Wiener herinneringen in aan zijn gokverslaafde vader, zijn eigen loopbaan als leraar en zijn schrijverschap. Omdat de auteur zich van lieverlede begint te verliezen in zijn eigen emoties, én een zeer ingewikkelde erfeniskwestie aangaande een pand aan de Keizersgracht dat ooit aan zijn grootvader toebehoorde, roept hij de hulp in van een Haarlemse notaris die ook een literatuurmecenas en bewonderaar van ‘L.H. Wien’ blijkt te zijn.  
Dat het woord ‘roman’ nergens te lezen staat, noch op de cover, noch op de titelpagina, is niet verbazend. Dit is geen gewone chronologische vertelling zoals Georg Lukács het begrepen had: het is de bruisende mengeling van een logboek, een roman met een hoek af, een necrologie (ook van een kat) en een familiekroniek. Kortom, gesneden koek voor de Wiener-adepten.
Tumblr media
Liber amicorum 
Nog meer voor de fans en misschien wel het mooiste verjaardagsgeschenk is LHW70 - Een liber voor een libertijn, samengesteld en prachtig uitgegeven door vier vrienden van de jarige, Flip Hammann, Annalisa Hemmes, Rob Huizinga en Theo Rabou. Zij vormen het L.H. Wienergenootschap ‘dat nieuwsbrieven uitbrengt als de auteur een nieuw boek publiceert of ongemak heeft aan de knie’ en samen met Wieners ‘huidige vriendin voor het leven’ en vormgever Theo Rabou drie jaar werkten aan het vriendenboek van maar liefst 360 pagina’s. Het resultaat mag er zijn, niet alleen door de verbluffende vormgeving (verschillende lettertypes, in rood en zwart, volledig rode tussenbladzijden om de verschillende delen te onderscheiden, vignetten, illustraties, foto’s, miniatuurcovers van alle uitgaves van Wiener op de binnenflappen). In een eerste deel zijn bijdrages van enkele bevriende schrijvers samengebracht, zoals daar zijn P.F. Thomése, Anton Dautzenberg, A.L. Snijders, Nico Keuning, Joubert Pignon, Pieter Waterdrinker en vriend van het eerste uur Geerten Meijsing. Nadien volgt de handleiding voor een fietstocht door ‘Het Haarlem van Wiener’, rijkelijk geïllustreerd met excerpten uit het werk van Haarlems glorie. Daarna krijgen we nog een ‘biografisch mozaïek’ aan de hand van citaten uit Wieners werk. Het vriendenboek rondt af met niet eerder gepubliceerde teksten van de meester zelf, gevolgd door de 16 eerste afleveringen van de ‘mededelingen’ van het Wiener-genootschap en een verdienstelijke poging tot een complete  bibliografie van publicaties van en over Wiener.
Het boek ‘LHW 70. Een liber voor een libertijn’ is niet verkrijgbaar in de boekhandel, maar is enkel te koop bij het onvolprezen antiquariaat Hinderickx & Winderickx aan de Oude Gracht in Utrecht (ook via de website).
Wie durft nu nog, met al deze huldebetuigingen, beweren dat L.H. Wiener een miskend auteur is, behalve hijzelf dan?  
Verschenen in: STAALKAART #29,  
De verhalen van L.H. Wiener, Atlas Contact 2015, ISBN 9789025444938, 1.144 pp. 
In zee gaat niets verloren van L.H. Wiener, Atlas Contact 2015, ISBN 9789025444761, 304 pp.
LHW70 - Een liber voor een libertijn, 360 pp. enkel te bestellen via www.hinderickxenwinderickx.nl
0 notes
yasminaaboutaleb · 7 years
Text
Recensie ‘Dit maak je nooit meer mee’ in NRC
Tumblr media
NRC Handelsblad | 30 december 2016
NRC-recensent Bas Blokker over ‘Dit maak je nooit meer mee’: ‘Haarfijne miniatuurtjes uit alledaags Amsterdam.’
Dit is het begeleidende artikel:
Het afgelopen jaar verschenen weer heel wat boeken over Amsterdam. Of spelend in Amsterdam. Columns,  geschiedenis, fotografie,  biografieën, fictie. Journalist Bas  Blokker struinde door de stapels en maakte een keuze. 
Door: Bas Blokker
‘Ik wilde dat ik niet in Amsterdam woonde, dan ging ik erheen met vakantie.” Zomaar een citaat (van K. Schippers) uit Leesbaar Amsterdam, een stadsplattegrond in literaire zinnen. De kaart is vorig jaar gepubliceerd en kan voor een volgende editie worden aangevuld met zinnen die 2016 in druk verschenen, zoals: „Het plein was niet veranderd. Links de Albert Heijn, rechts de Dirk. Ertussenin een rij winkels waar niemand iets te zoeken had.” Zo beschrijft Walter van den Berg in Schuld het Sierplein. Of deze zin, van Yasmina Aboutaleb in een van haar gebundelde Parool-columns: „Binnen rook het naar een mengelmoes van drank en schoonmaakmiddel, maar voor een koffie verkeerd betaalde je het bijna vooroorlogse bedrag van één euro zeventig.” (Over café ’t Monumentje, hoek Westerstraat / Tweede Boomdwarsstraat). Of deze beschrijving van Amstel 218. „Het had een deftig gezicht, dit huis. Het had wangen van steen, een hoge stoep met twee monden en zeker twaalf ogen.” Zo beschrijft Geert Mak het huis van de familie Six.
De oogst van een Amsterdams boekenjaar is wel eens minder geweest. Opvallend is dat dit jaar tal van naar aard, temperament en beroep zeer verschillende prominente Amsterdammers een biografie kregen. Burgemeester Van der Laan, zijn verre voorganger Jan Six, dirigent Willem Mengelberg, koningin Juliana (met haar Paleis toch ook een beetje stadgenote), uitgever Geert van Oorschot, crimineel Willem Holleeder en de beste Nederlandse voetballer ooit, Johan Cruijff. Ook opvallend, vooral bij die laatste, is dat Amsterdam er als decor van het leven vaak nauwelijks in voorkomt.
Dat geldt niet voor De levens van Jan Six. Het boek helt misschien wat zwaar over naar het eerste decennia van deze hoofdstedelijke dynastie, maar ja, de zestiende en zeventiende eeuw zijn nu eenmaal onze Gouden Eeuw. Het knapst is de terloopse verweving van hoofdpersonen met de stad waarin zij wonen. Geert Mak schreef het Amsterdamse boek van het jaar.
0 notes