Tumgik
#wijdemeer
jurjenkvanderhoek · 1 year
Text
BOSWERK MAAKT DUIDELIJK DAT BOMEN MEER ZIJN DAN PLANKEN
Tumblr media
De stilte dacht ik. De stilte waar je stil van wordt. Die stilte dacht ik te vinden in BOSWERK. Het boek over het verlies van bomen en bos in Nederland. Maar in geen enkel bos dat dichterlijk schrijver Jan Kleefstra en beeldend kunstenaar Christiaan Kuitwaard bezochten is de stilte te vinden. Dan bedoel ik niet het stille in de natuur, maar het gebrek aan geluiden van de mens. Want overal en alom wordt die stilte van het bos doorbroken, is er het gebruikelijke verkeerslawaai. Dan dreunt er een vliegtuig laag over of raast het verkeer langs. "Was het maar de wind in de douglaskruinen en niet het waanzinnige verkeer”, verzucht de schrijver ergens. Op een andere plek ziet hij een boomkruiper zich verheffen uit het monotone gedruis van de snelweg. Op dat geraas van de snelweg tikken de dennenappels, hameren spechten, tetteren winterkoninkjes. Het dreinende gebulder van verkeer valt als een somber kleed over het zonovergoten veld. “Het verkeer is een misdaad tegen onszelf.”
Tumblr media
En het bos, de boom, “lijdt zichtbaar onder het lawaai dat nergens wijkt. Maar ziek wordt ze er niet van, ze heeft ons al meerdere malen overleefd.” Jan Kleefstra is niet somber, hoewel er in en door dat uitdijende gedruis van het verkeer bos verloren gaat. Op de plekken waar hij is en schrijft kan hij nog genieten. Door zijn beschrijving geniet ik mee. En Christiaan Kuitwaard maakt het zichtbaar wat beeldend geschreven is. “Zonder verkeerslawaai zou het hier vrijwel stil zijn”, maar Nederland heeft de stilte allang achter zich gelaten. Ooit vond ik die stilte in het klooster van Diepenveen, verscholen en teruggetrokken tussen bomen. Complete duisternis en echte stilte voordat de monniken wegtrokken naar een Waddeneiland. Hun gestorven broeders liggen daar nog te wachten op de jongste dag. De abdij is gelaten aan een nieuwe gemeenschap. Het is een plek waar mensen dichter bij God, bij zichzelf, bij de medemens en de natuur kunnen komen door stilte en gebed. In de uitgave BOSWERK willen Kleefstra en Kuitwaard hand in hand met ‘advocaat van de bomen’ Annelies Henstra ons ook dichter bij de natuur laten komen.
Tumblr media
Bomenliefhebber en bosbewoner Henstra houdt een stevig pleidooi voor de boom, het bos. Want de boom, ouder dan de mens zelf, kan zichzelf maar amper verdedigen tegen het overweldigende geweld dat deze wordt aangedaan. In haar verhaal dat hart van het boek is laat ze het bos spreken, geeft ze een betere blik op bomen. Vanuit haar eigen dagelijkse ervaring vertelt zij hoe wij met bomen omgaan. Vanuit het perspectief waarin de boom er ten behoeve van ons is zijn landen ontbost en wouden leeg gekapt. In haar bos moeten oude bomen wijken voor jonge aanplant. Henstra beschrijft deze actie van Staatsbosbeheer als is het een misdaadverhaal, een romantische thriller.
In haar verhaal opent Henstra mij de ogen en met mij al de andere lezers van het boek BOSWERK, naar ik mag hopen. Want de boom is geen sta-in-de-weg, enkel geschapen ten faveure van de mens om er mooie planken van te kunnen zagen. De grootste vijand van de boom is de mens. Terwijl juist die boom in groten getale de aarde leefbaar maakt voor mens en dier, en menig plant. “Zonder bomen zou de aarde een onherbergzaam oord zijn”, schijft Henstra. “Zij zijn het verband tussen de zon, de lucht, het weer, het water en de aarde. Al die elementen leiden zij voor ons in goede banen.”
Tumblr media
Maar nog te weinig mensen zijn zich hiervan bewust. Want globaal wordt er driftig gekapt. Nog steeds. In BOSWERK proberen schrijver, dichter en tekenaar de lezer daarvan bewust te maken. Is het verhaal van Annelies Henstra schokkende werkelijkheid, het proza en de poëzie van Jan Kleefstra haalt het dromerige realisme naar boven. Het gevoel dat hem bekruipt, de stemming waarin hij komt, leunend tegen een boom terwijl Christiaan Kuitwaard de omgeving bekijkt vanachter zijn veldezel. Aan deze heren heeft het bos goede ambassadeurs. Zij kunnen de belangen van bomen, planten, dieren en insecten uitstekend behartigen. Dat doen zij vol verve in BOSWERK en deden dat eerder met elan in de uitgave VELDWERK.
Iedere vrijdag in de vroege ochtend, een jaar lang, reed het duo naar een plek om zich daar over te geven aan de omgeving. “We hebben de zintuigen opengezet en ons nederig gemaakt. We hebben gekeken en geluisterd.” Om de teksten in het boek te lezen en de illustraties te bekijken zet ik ook mijn zintuigen open. Ik kijk en zie de nevel in het bos optrekken, de bomen lange schaduwen maken, het licht dansen tussen de bladeren. En ik luister naar mijn eigen stem die de woorden geschreven uitspreekt. En nog eens leest omdat het proza zo lekker in het gehoor valt. Zoals beschreven door Kleefstra schijnt het bos nog vol leven en is er grote diversiteit aan insecten, vogels en dieren. Op iedere met tekst bedrukte bladzijde in het boek roeren insecten zich, tonen planten hun stemming, gedragen dieren zich als mensen. Het humeur van de natuur wordt in woorden gevangen. De schrijver verstaat de natuur, is beeldend kunstenaar die in teksten de zinnen beeldhouwt tot beschrijvende realiteit. Wanneer ik mijn ogen sluit en de woorden naklinken in gedachten waan ik mij in het Ketljker Skar of op Landgoed Lauswolt, tussen de duinen op Vlieland en onder de bomen van Oranjewoud, langs de rietkragen van de Tjongervallei of bij de stenen bouwwerken van de Mildamse eco-kathedraal.
Tumblr media
Wulpen weeklagen de dag aan. Een groene vleesvlieg vraagt zich af waar de nacht is gebleven. Een schorre zilverreiger loopt tussen zieltogende varens waar de zon zich vleit op het water. Dan krijst een gaai de wacht, want baldadig schopt wind zich door de bomen. Schotse hooglanders liggen onderwijl in diepe ernst te herkauwen in de zon. Ik hoor de kuch van een fazant. De tjiftjaf roept zijn eigennaam. Een zonnedronken hommel inspecteert een bloem. Een merel maakt zich luidkeels uit de vleugels, een gaai krast honger, een zwarte kraai lijkt te waarschuwen dat ook een stilte dodelijk kan zijn. ”Ik kan me de stilte wel inbeelden”, lees ik, “maar overwoekerd raken is misschien wel de mooiste dood. Daar waar je in de grond verdwijnt, begint het leven pas echt.”
De natuur krijgt uit de beschouwend filosofische pen van Kleefstra menselijke trekken. In gedachten lig ik dan op de grond dat dronken is van het vele licht. Tussen het hoge gras waar een groep grauwe ganzen patrouilleert. En ik beschouw de lijmerige lucht. Als nu plots al het door mensen voortgebrachte lawaai weg zou vallen, zou het leven zich dan oprichten, opgelucht diep ademhalen en een liefdevolle lach over de wereld leggen? Jan Kleefstra vraagt het zich af. “Zouden we ontluisterd om ons heen staren, een tijdlang doof voor het bestaan blind op zoek naar onze stemmen tasten?” De schrijver leunt tegen de boom, omarmt deze, legt zijn hand op de bast om het gevoel van de boom over te nemen.
Tumblr media
Waar Kuitwaard toch meer aan de oppervlakte blijft, hoewel hij stemming geeft aan de tekst, graaft Kleefstra zich dieper in de materie in. Achter de olieverven waan je de krioelende natuur. Kuitwaard geeft niet letterlijk het geschrevene weer, daarbij kan ik een eigen beleving aansluiten. Hij treft de stilte van het bos, waar de tekst dieper graaft – de achterkant van die stilte beschrijft. In het bos van Kuitwaard moet ik goed kijken om de essentie van het beeld te raken. Het bos is niet stil, het is verstild. Het bos van Kleefstra is verre van stil. Er is volop leven dat zich opzichtig roert. Maar ik hoor geen grote variatie in diverse insecten en vogels. Kleefstra probeert de veelheid aan geluiden wel in te brengen door iedere zang en elke brom gewijzigd te benoemen. Was het boek pakweg een halve eeuw eerder geschreven konden er vast meer diversiteiten worden benoemd. In de tekst is ook de kaalslag te horen, die door de kettingzagen en bulldozers van het bosbeheer het boslandschap wordt aangedaan.
Er is werk aan de winkel in het bos en op het veld. Willen we het slopen van de natuur een halt toeroepen. Dat maakt dit boek luid en duidelijk helder. Daar schrijft Kleefstra over en dat beeldt Kuitwaard af. Zet de verwoesting door dan kunnen we het enkel nog doen met deze weelderige beschrijving van wat eens was. Met deze simpele detaillering in verf op doek, de stemming van het bos, het gevoel van de bomen. De bomen zullen we niet langer moeten zien als gebruiksvoorwerp, maar als de longen van de aarde. We kunnen er niet zonder.
BOSWERK, over het verlies van bomen en bos in Nederland. Jan Kleefstra (proza), Christiaan Kuitwaard (beeld),  Annelies Henstra (tekst). Uitgave Wijdemeer, 2023.
0 notes
jurjenkvanderhoek · 3 years
Text
JAN KLEEFSTRA LAAT ME MOEITELOOS INLEVEN IN ZIJN DICHTERLIJK ERVAREN
Tumblr media Tumblr media
Dichter Jan Kleefstra eindigt zijn nieuwe poëtische bundel ‘Laat het bos maar uithuilen’ in een prozaïsche epiloog met de woorden "een sfeer te schetsen van het gebied waarin de verzen zijn verkregen". Dat maakt indruk, op mij. Want de gedichten zijn dus niet uit zijn gedachten ontsproten, zo leest het. Maar de omgeving, de streek, het landschap waar hij in ­­Kleefstra proeft figuurlijk de stemming. Tussen de bergen, in de dalen. Langs de beken, over de paden. De vogels in hun zang, de wind in de zachte bries. Ze zetten hem alle aan om de geest te laten dwalen. Weg te dromen in het licht dat strijkt langs rotsen en de schaduw die valt door gebladerde bomen op de spiegel van het water. In woorden dwaalt Jan Kleefstra beeldend door dat gebied. Wanneer ik niet oppas verdwaal ik in zijn gedachten die tot verzen werden.
In de omgeving die Jan Kleefstra beschrijft ben ik nooit geweest. Zuid-Frankrijk, het Unesco Werelderfgoed Causses et Cevennes. Een prachtig gebied lees ik tussen de regels door. Eigenlijk kom ik zelf nauwelijks over de landsgrenzen. Soms voel ik me als die boerenzoon in de Peelcyclus van Toon Kortooms. De jongen die nooit van het erf komt, hoogstens in het achterland van de boerderij kikkervisjes vangt in de sloot en languit liggend in het hoge gras de vogels ziet vliegen. Mijn vrouw zegt dan weleens gekscherend wanneer we een vakantie gaan bespreken: zullen we een rondje Akkrum doen? Alsof we nooit verder komen dan dat. Ooit in een verleden heb ik tijdens een hete zomervakantie een beperkte streek in Zuid-Frankrijk mogen doorkruisen. Verder moet ik het doen met me inleven in de gedichten van Kleefstra. En dat gaat wonderwel goed. Hij leidt mij door bergen en langs dalen, de paden op de laden in. “Een bevlieging is wat anders dan een storm.”
Tumblr media
Ik kan me moeiteloos inleven in zijn ervaren in de natuur. Me voorstellen hoe imposant de omgeving daar is. Zonder het met open blik te zien, maar me naar binnen te keren en de ogen te sluiten. Meegaan in zijn cadans van schrijven. Ongewone woorden zijn gebruikt om het gewone te omschrijven. Mijn gedachten zweven. Dan moet ik wel zijn mijmeringen nog wel eens weer lezen, aandachtig in me opnemen - de zinnen natrekken, de woorden wegen, de letters overwegen. Voordat ik mee kan op zijn reis. En wanneer ik dan eenmaal plaats neem in het rijtuig en op stoom kom, vlieg ik over boomtoppen, scheer ik langs bergflanken. Het is een heerlijk lezen. Een dromend genieten. Over zijn schouder kijkend geniet ik mee. Maar laat ik niet al te euforisch zijn, want dat natuurlijke erfgoed brokkelt af en het erodeert. Juist door die invloed van de mens die er zo graag in wil recreëren. Gebruik maken, misbruik maken. De bundel heet niet voor niets ‘Laat het bos maar uithuilen’, want wat kan het bos anders? De eeuwenoude natuur moet het hart luchten, de emotie uiten om opnieuw te beginnen in een volgend jaar.
Ik zit op de drukknop van Kleefstra’s pen, want ik haal het nog niet tot de schrijvende punt. Daarvoor moet ik meer lichtvoetig zweven over het toetsenbord. De verzen hebben mijn verbeeldingskracht nodig. In gedachten moet ik anders kijken. Om de woorden heen zien, om de sfeer te herkennen. En doorzie ik, dan kijk ik beter. Lees meer aandachtig, dan reiken de woorden dieper. Zie ik de zin. Herken ik de stemming door de regels. Merk ik ook de illustraties op, de tekeningen van Lucien Tinga. Die prachtig eenvoudig zijn, maar toch zo veelzeggend overvloedig. Met vlakken in ongemengde tinten bouwt het beeld zich op. Overlappen elkaar wel, maar zijn niet transparant. Een veredelt soort schets, een snelle vertaling van het geziene in de omgeving. Het heeft niet meer lijn en vlak nodig, het kan met deze eenvoud toe. In tegenstelling tot de verzen, die rijk zijn aan geestelijke lijnen en vlakken en voor een veld aan interpretatie openstaan. De tekeningen zijn duidelijk in een enkele oogopslag, de verzen hebben meer diepgang nodig.
Tumblr media
Dus laat ik me zweven door de regels, weeg de woorden om zinnen te vinden. Mijn ingang. Zijn synoniemen, andere woorden voor eenzelfde uitleg. Op pagina 42 drukt Kleefstra mij op het hart vooral het dromen niet te vergeten. Maar dat kan ik ook helemaal niet in de gedichten in deze bundel, het dromen vergeten. Ze laten me als vanzelf bij het lezen wegdromen tussen de bomen die de eeuwen doorstonden. Het lest mijn dorst, stilt mijn honger. Want ik zie het zo duidelijk voor me wanneer ik lees “Een open plek / met een beuk in het midden / me links daarvan neergelegd / om alvast het zwijgen / uit mijn hoofd te leren / de dans komt later wel / wat ik van de wolken zie / het toegeknepen duister / net genoeg om nacht te heten”. Dan vergeet ik nog de vele lege regels te noteren, de ruimte waarin het zwijgen ertoe doet. Ik de gelezen woorden kan overdenken en me voorbereiden op de volgende uitgeschreven beelden. De verzen dwingen langzaam te lezen, overdacht zoals ze zijn geschreven. “Nooit eerder hoorde ik mist / tussen het riet kruipen /   /   / zich als wezen vastklampen / aan het verlangen naar een trager leven /   /   / omdat verwantschap met de boom / naar oneindigheid neigt /   /   / de onbewoonde plekken / waar het om de stilte draait”. Ik trek een koningsmantel aan en heers over mijn dwalen, of beter trek ik een rouwmantel aan en fladder alsof ik honderden meters boven de prooi al wist dat het licht me zou verraden, maar liever trek ik een meeuwenmantel aan en waan me sterker dan de wind die spoorslags het strand op draaft. De woorden van Jan Kleefstra maak ik me de mijne, ik eigen ze me toe om de stemming te proeven, de sfeer  aan te voelen.
De foto’s in het slot van de bundel, aan het eind van de verzen en na de epiloog, daarin kan ik vluchten maar minder dromerig als in de tekeningen. In de rotspartijen, het heuvellandschap en de bossen zie ik de gelezen woorden terug. Volgens Kleefstra niet meer of minder de weerslag van de dagelijkse wandelingen om als anekdotisch reisverhaal te dienen voor de thuisblijvers. Zodat ook zij kunnen meevoelen in de overweldigende schoonheid. Zich mee te laten voeren op de tinten van de natuur. De sfeer te schetsen van het gebied waarin de verzen zijn verkregen.
Gedichtenbundel “Laat het bos maar uithuilen”. Poëzie van Jan Kleefstra met illustraties door LucienTinga. Uitgeverij Wijdemeer, 2021.
0 notes