grammatica-oefeningen-docnl - Tumblr blog

[grammatica-oefeningen-docnl]

🙂 Leer Nederlands ! / Learn Dutch ! / Apprenez le néerlandais ! / Lernen Sie Niederländisch ! / Imparate l’olandese !

🙂 De o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens : present; present tense / exercice : présent, indicatif présent / Präsens; Gegenwart; Indikativ Präsens / presente; indicativo presente

🄾 🄴 🄵 🄴 🄽 🄸 🄽 🄶

Er is … / Er zijn …

► Er is + enkelvoud (singularis) [… + singular / singulier / Singular, Einzahl / singolare] : il y a / there is / es gibt / c’è

► Er zijn + meervoud (pluralis) [ … + plural / pluriel / Plural, Mehrzahl / plurale] : il y a / there are / es gibt / ci sono

Woordenschat : vocabulary / vocabulaire / Wortschatz, Vokabular / vocabolario

naast elkaar : l’un(e) à côté de l’autre / next to each other / nebeneinander / vicini; fianco a fianco

om het halfuur : toutes les demi-heures; chaque demi-heure / every half-hour / jede halbe Stunde / ogni mezz’ora

weinig : peu de / not much, little; not many, few / wenig / poco, pochi, poche

de aarde : la terre / the earth / die Erde / la terra

de luchthaven : l’aéroport / the airport / der Flughafen / l’aeroporto

het liefst : de préférence / preferably / lieber, vorzugsweise / di preferenza

het lawaai : le bruit / the noise / der Lärm / il rumore

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

Er is

Er zijn

Er is

Er is

Er is

Er zijn

Er zijn

Er zijn

Er is

Er is

Er is

Er is

Er zijn

Er zijn

Er is

Er is

Er zijn

Er zijn

Er is

Is er

👉 Blog profnederlands : er is / er zijn

22-04-2022

[grammatica-oefeningen-docnl]

𝚅𝚘𝚘𝚛𝚣𝚎𝚝𝚜𝚎𝚕𝚜 (𝚙𝚛𝚎𝚙𝚘𝚜𝚒𝚝𝚒𝚎𝚜) / prepositions / prépositions / Präpositionen / preposizioni

🔹 Leer Nederlands ! / Learn Dutch ! / Apprenez le néerlandais ! / Lernen Sie Niederländisch ! / Imparate l’olandese !

🔹 OEFENING / EXERCISE / EXERCICE / ÜBUNG / ESERCIZIO

Antwooord op de vragen : Waar staan / liggen / hangen de dingen? Waar zitten ze in?. Situeer met een voorzetsel (prepositie)!

🔹 Woordenschat / vocabulary / vocabulaire / Wortschatz, Vokabular / vocabolario

de appel : the apple / la pomme / der Apfel / la mela

het gordijn : the curtain / le rideau / der Vorhang / la tenda

de plant : the plant / la plante / die Pflanze / la pianta

de pot : the pot / le pot / der Topf / il vaso

de bloem : the flower / la fleur / die Blume / il fiore

de vaas : the vase / le vase / die Vase / il vaso

het raam (= het venster) : the window / la fenêtre / das Fenster / la finestra

de asbak : the ashtray / le cendrier / der Aschenbecher / il portacenere

de sigaret : the cigarette / la cigarette / die Zigarette / la sigaretta

de vensterbank : the window-sill / l’appui de fenêtre / die Fensterbank, das Fensterbrett / il davanzale

de klok : the clock / l’horloge / die Uhr / l’orologio

de spijker : the nail / le clou / der Nagel / il chiodo

het schilderij : the painting, the picture / la peinture, le tableau / das Gemälde / il dipinto, il quadro, la pittura

de lamp : the lamp / la lampe / die Lampe / la lampada, il lume

de klink : the (door) handle / la poignée (de porte) / die (Tür)klinke / la maniglia (della porta)

de deur : the door / la porte / die Tür / la porta

de kaars : the candle / la bougie, la chandelle / die Kerze / la candela

de schouw : the mantelpiece, the chimneypiece / le dessus de cheminée, la tablette de cheminée / der, das Kaminsims, der Kamin / la mensola (del camino)

de haard : the fireplace / la cheminée, le foyer, l’âtre / der (offene) Kamin / il caminetto, il focolare

het vuur : the fire / le feu / das Feuer / il fuoco

het tafeltje : the small table / la petite table / das Tischchen / la piccola tavola

de telefoon : the telephone / le téléphone / das Telefon / il telefono

de bank : the sofa, the settee, the couch / le divan, le sofa, le canapé / die Couch, das (Liege)sofa / il sofà, il divano

de krant : the (news)paper / le journal / die Zeitung / il giornale

het kussen : the cushion / le coussin / das Kissen / il cuscino

de hond : the dog / le chien / der Hund / il cane

het boek : the book / le livre / das Buch / il libro

de tafel : the table / la table / der Tisch / il tavolo, la tavola

het tapijt (= het vloerkleed) : the carpet / le tapis / der Teppich / il tappeto

de muis : the mouse / la souris / die Maus / il topo

de stofzuiger : the vacuum cleaner, the hoover / l’aspirateur / der Staubsauger / l’aspirapolvere

de stoel : the chair / la chaise / der Stuhl / la sedia

de sla : the slad / la salade / der Salat / l’insalata

de kom : the bowl / le saladier, le récipient, le grand bol / die Schale, die Schüssel / l’insalatiera, la ciotola

de vork : the fork / la fourchette / die Gabel / la forchetta

de lepel : the spoon / la cuillière, la cuiller / der Löffel / il cucchiaio

het bord : the plate / l’assiette / der Teller / il piatto

het mes : the knife / le couteau / das Messer / il coltello

het glas : the glass / le verre / das Glas / il bicchiere

het ei [meervoud/pluralis : de eieren] : the egg / l’oeuf / das Ei / l’uovo

de eettafel : the dining table / la table à manger / der Esstisch / la tavola da pranzo, il tavolo da pranzo

de spin : the spider / l’araignée / die Spinne / il ragno

de robot : the robot / le robot / der Roboter / il robot

de auto : the car / l’auto, la voiture / das Auto, der Wagen / l’auto, la macchina

de mat : the mat / le (petit) tapis, la carpette / die Matte / il tappetino

🔹 OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

👉 Blog profnederlands : voorzetsels (preposities)

📘

👉 Diaspora : voorzetsels (preposities)

👉 Pinterest : voorzetsels (preposities)

👉 Doctissimo : voorzetsels (preposities)

21-04-2022

[grammatica-oefeningen-docnl]

🄾 🄴 🄵 🄴 🄽 🄸 🄽 🄶

EXERCISE / EXERCICE / ÜBUNG / ESERCIZIO

🙂 Leer Nederlands ! / Learn Dutch ! / Apprenez le néerlandais ! / Lernen Sie Niederländisch ! / Imparate l’olandese !

🙂 Intermediate level / niveau intermédiare / Mittelstufe / livello intermedio

📝 Bijzondere werkwoorden / special verbs / verbes particuliers / besondere Verben / verbi particolari → hulpwerkwoorden, modale (hulp)werkwoorden, modale verba / auxiliary verbs, modal verbs / verbes auxiliaires, verbes modaux, auxiliaires de mode, auxiliaires de modalité / Hilfsverben, Hilfszeitwörter, Modalverben / verbi ausiliari, verbi modali, verbi servili

📝 Kan je … ? & Kun je … ? / Can you … ? → Stel vragen ! Gebruik ‘Kan je …?’ of ‘Kun je … ?’

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

⬇

Bijvoorbeeld / for example / par exemple / zum Beispiel / per esempio :

Nee, ik kan geen vijf kilometer hard lopen.

Nee, ik kan niet naar een griezelfilm op de tv kijken.

Ja, ik kan een chocoladegebakje maken.

Nee, ik kan geen bier drinken.

Ja, ik kan handbal spelen.

Nee, ik kan geen Engels spreken.

Ja, ik kan een liedje zingen.

Ja, ik kan goed tennissen. / … goed tennis spelen.

Ja, ik kan pingpong spelen. / Ja, ik kan pingpongen.

Nee, ik kan niet in een bus slapen.

Nee, ik kan geen gitaar spelen.

Ja, ik kan om 5 uur 's morgens opstaan.

Ja, ik kan een computer gebruiken.

Nee, ik kan geen vis eten.

Ja, ik kan een wasmachine gebruiken.

Ja, ik kan voetbal spelen. / Ja, ik kan voetballen.

👉 Pinterest : Kan je … ? & Kun je … ?

👉 Diaspora : Kan je … ? & Kun je … ?

👉 Doctissimo : Kan je … ? & Kun je … ?

09-12-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

🄾 🄴 🄵 🄴 🄽 🄸 🄽 🄶

EXERCISE / EXERCICE / ÜBUNG / ESERCIZIO

🙂 Leer Nederlands ! / Learn Dutch ! / Apprenez le néerlandais ! / Lernen Sie Niederländisch ! / Imparate l’olandese !

🙂 Beginner level / beginner level / niveau débutant / Anfängerstufe / livello principiante

📝 Bijzondere werkwoorden / special verbs / verbes particuliers / besondere Verben / verbi particolari [zijn, kunnen, mogen, willen]

📝 Onvoltooid tegenwoordige tijd (= o.t.t. / tegenwoordige tijd / presens) / present; present tense / présent, indicatif présent / Präsens; Gegenwart; Indikativ Präsens / presente; indicativo presente

📝 Hulpwerkwoorden, modale (hulp)werkwoorden, modale verba / auxiliary verbs, modal verbs / verbes auxiliaires, verbes modaux, auxiliaires de mode, auxiliaires de modalité / Hilfsverben, Hilfszeitwörter, Modalverben / verbi ausiliari, verbi modali, verbi servili

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

⬇

Wij kunnen lekkere taartjes maken.

Jij bent het meisje van mijn dromen.

Wij mogen dit weekend naar het strand.

Ben jij verliefd op Martijn?

Wij zijn erg blij met het mooie cadeau.

Ik mag die hoge bomen omzagen.

Jan mag zijn fiets wel eens laten repareren.

Hij kan goed piano spelen.

--------

Kan ik dat allemaal wel tillen?

Milou is al weer een nieuwe telefoon aan het kopen.

Zou je ermee willen stoppen?

Linde wil graag met Niek naar de bioscoop.

👉 Pinterest : bijzondere werkwoorden (o.t.t.)

👉 Diaspora : bijzondere werkwoorden (o.t.t.)

👉 Doctissimo : bijzondere werkwoorden (o.t.t.)

08-12-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

🄾 🄴 🄵 🄴 🄽 🄸 🄽 🄶

EXERCISE / EXERCICE / ÜBUNG / ESERCIZIO

🙂 Intermediate level / niveau intermédiare / Mittelstufe / livello intermedio

🙂 Leer Nederlands ! / Learn Dutch ! / Apprenez le néerlandais ! / Lernen Sie Niederländisch ! / Imparate l’olandese !

📝 Regelmatige werkwoorden (verba) op -VEN of -ZEN

📝 Onvoltooid tegenwoordige tijd (= o.t.t. / tegenwoordige tijd / presens) / present; present tense / présent, indicatif présent / Präsens; Gegenwart; Indikativ Präsens / presente; indicativo presente

📝 Woordenschat / vocabulary / vocabulaire / Wortschatz, Vokabular / vocabolario

proeven : to taste / goûter / schmecken / assaggiare

reizen : to travel / voyager / reisen / viaggiare

verliezen : to lose / perdre / verlieren / perdere

graven : to dig / creuser / graben / scavare

bederven : to spoil, to ruin, to pollute / gâcher, abîmer, vicier / verderben, beschädigen / guastare, rovinare, sciupare, viziare

drijven : to float / flotter / treiben, schwimmen / galleggiare

genezen : to recover, to heal / guérir / gesund werden, genesen, heilen / guarire

lezen : to read / lire / lesen / leggere

prijzen : to praise, to commend / louer, faire l’éloge de / loben / lodare, tessere l’elogio di

niezen : to sneeze / éternuer / niesen / starnutire

verven : to paint / peindre / (an)streichen, malen / pitturare, dipingere

⬇

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

👉 Diaspora : Regelmatige werkwoorden (verba) op -VEN of -ZEN

👉 Pinterest : Regelmatige werkwoorden (verba) op -VEN of -ZEN

👉 Pinterest : Regelmatige werkwoorden (verba) op -VEN of -ZEN (oplossingen)

07-12-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

Leer Nederlands! / Learn Dutch! / Apprenez le néerlandais! / Lernen Sie Niederländisch! / Imparate l’olandese!

OEFENING : de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens / exercise : present; present tense / exercice : présent, indicatif présent / Präsens; Gegenwart; Indikativ Präsens / presente; indicativo presente

Zet de werkwoorden (verba) in de o.t.t. (het presens). Put the verbs in the simple present. / Mets les verbes au présent. / Setzen sie die Verben ins Präsens / Mettere i verbi al presente.

🔸 OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

01. Ga je … 

02. Misschien komt Jan … 

03. Annie drinkt … 

04. Wanneer rijdt u … 

05. Zijn Jan en Piet … 

06. Hij wacht … 

07. Heb je … 

08. Mijn zus woont … 

09. Ik werk … 

10. Hij blijft … 

11. Ze leest / Ze lezen … 

12. Ik eet … 

13. Onze school ligt … 

14. Je reist … 

15. Het regent … 

16. Kijk! Hugo zit … 

17. Waar speelt Els? 

18. Wat vertel je? 

19. Hoe schrijf je … 

20. Moeder luistert … 

21. Opa belt … 

22. We huren … 

23. Hoe heet zij? 

24. Ze neemt / Ze nemen … 

25. Wat vraagt u? 

🔸 WOORDENSCHAT / VOCABULARY / VOCABULAIRE / WORTSCHATZ / VOCABOLARIO

01. gaan : to go / aller / gehen / andare 

02. komen : to come / venir / kommen / venire 

03. drinken : to drink / boire / trinken / bere 

04. rijden : to drive; to ride / rouler; conduire / fahren / andare, correre; guidare 

05. zijn : to be / être / sein / essere 

06. wachten (op) : to wait (for) / attendre / warten (auf) / aspettare 

07. hebben : to have / avoir / haben / avere 

08. wonen : to live / habiter / wohnen / abitare 

09. werken : to work / travailler / arbeiten / lavorare 

10. blijven : to remain / rester, demeurer / bleiben / rimanere, restare 

11. lezen : to read / lire / lesen / leggere 

12. eten : to eat / manger / essen / mangiare 

13. liggen : to lie / être couché / liegen / essere disteso 

14. reizen : to travel, to journey / voyager / reisen / viaggiare 

15. regenen : to rain / pleuvoir / regnen / piovere 

16. zitten : to sit / être assis / sitzen / sedere, essere seduto 

17. spelen : to play / jouer / spielen / giocare 

18. vertellen : to tell / raconter, narrer / erzählen / raccontare, narrare 

19. schrijven : to write / écrire / schreiben / scrivere 

20. luisteren (naar) : to listen (to) / écouter / (zu)hören / ascoltare 

21. bellen (= opbellen, telefoneren) : to ring; to call / téléphoner / anrufen / telefonare 

22. huren : to rent / louer (= prendre en location) / mieten / affittare, prendere in affitto 

23. heten : to be called, to be named / s’appeler / heißen / chiamarsi 

24. nemen : to take / prendre / nehmen / prendere 

25. vragen : to ask / demander / fragen / chiedere, domandare 

👉 profnederlands : de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens

👉 Pinterest : de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens

16-11-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

🔹 Beginnersniveau / beginner level / niveau débutant / Anfängerstufe / livello principiante

🔹 Leer Nederlands! / Learn Dutch! / Apprenez le néerlandais! / Lernen Sie Niederländisch! / Imparate l’olandese!

Oefening : o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens present tense /  exercise : present; present tense / exercice : présent, indicatif présent / Präsens; Gegenwart; Indikativ Präsens / presente; indicativo presente

🔹  Woordenschat / vocabulary / vocabulaire / Wortschatz, Vokabular / vocabolario

komen : to come / venir / kommen / venire roken : to smoke / fumer / rauchen / fumare gaan : to go / aller / gehen / andare zitten : to sit / être assis / sitzen / sedere, essere seduto wachten (op) : to wait (for) / attendre / warten (auf) / aspettare rijden : to ride; to drive / aller, rouler; conduire / fahren / andare, correre; guidare liggen : to lie / être couché / liegen / essere disteso drinken : to drink / boire / trinken / bere

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

KOMEN

1) Ik kom

2) Jan komt

3) We komen

4) Kom je

ROKEN

1) Hij rookt

2) Ik rook

3) Rookt u

4) Ze rookt / Ze roken

GAAN

1) Hij gaat

2) Ik ga

3) Je gaat

4) Ga je

5) Gaat u

ZITTEN

1) Ze zit / Ze zitten

2) Ik zit

3) Zit je

4) We zitten

WACHTEN

1) Ik wacht

2) Hij wacht

3) Ze wacht / Ze wachten

4) Wacht je

5) Wacht  hij

6) Wachten jullie

RIJDEN

1) Ik rijd ( Ik rij)

2) Ze rijdt / Ze rijden

3) Rijdt hij

4) Rijd je (rij je)

5) Rijden jullie

6) We rijden

7) Rijdt u

LIGGEN

1) Mijn kantoor ligt

2) Brussel ligt

3) Amsterdam en Rotterdam liggen

4) Lig je

5) Ligt u

DRINKEN

1) Drinkt hij

2) Ik drink

3) Drink je

4) Ze drinkt / Ze drinken

👉 Blog profnederlands : de o.t.t. (presens)

👉 Diaspora : de o.t.t. (presens)

👉 Doctissimo : de o.t.t. (presens)

20-10-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

🔹 Beginnersniveau / beginner level / niveau débutant / Anfängerstufe /   livello principiante

🔹 Leer Nederlands! / Learn Dutch! / Apprenez le néerlandais! / Lernen Sie Niederländisch! / Imparate l’olandese!

o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens present tense / indicatif présent / Indikativ Präsens / indicativo presente

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI 

OEFENING 6

1) Drinkt u ...  2) Ik neem ...  3) Reserveer jij ...  4) Geeft u ...  5) ... zeg je?  6) Jij wijst ... 7) U moet ...  8) De pen zit ...  9) Wat vind jij ...?  10) Hou(d) jij ...?  11) Hij houdt ...  12) Hij heeft ...  13) Jij reist ...  14) Mijn smaak verschilt ...  15) Carl Lewis loopt ...  16) De citroen smaakt ...

OEFENING 7

1) Ga jij ...  2) Nee, ik ga ...  3) Mijn ouders gaan ...  4) Gaat u ...?  5) Je gaat ...  6) Wij komen ...  7) Kom jij ...?  8) U komt ...  9) Ik kom ...

👉 Pinterest : o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens

19-10-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

🔹 Beginnersniveau / beginner level / niveau débutant / Anfängerstufe /   livello principiante

🔹 Leer Nederlands! / Learn Dutch! / Apprenez le néerlandais! / Lernen Sie Niederländisch! / Imparate l’olandese!

o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens present tense / indicatif présent / Indikativ Präsens / indicativo presente

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

OEFENING 3

1) Hoe spel je ...  2) wij spellen ...  3) Je spelt n ...  4) Spelt u ...  5) Jullie spellen ...

OEFENING 4

1) Jij heet ...  2) Heet u ...  3) Jullie heten ...  4) ... heet je?

OEFENING 5

1) Jij vraagt ...  2) De student drinkt ... 3) Hij koopt ... 4) Jullie blijven ...  5) Hij weet ...  6) Jij werkt ...  7) grootmoeder blijft ...  8) kom je ...  9) weet jij ... ik heet?

👉 Pinterest : o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd / presens

18-10-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

Leer Nederlands! / Learn Dutch! / Apprenez le néerlandais! / Lernen Sie Niederländisch! / Imparate l’olandese

🔹 Beginnersniveau / beginner level / niveau débutant / Anfängerniveau /   livello principiante 🔹

o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens present tense / indicatif présent / Indikativ Präsens / indicativo presente 🔹 ik werk : I work / je travaille / ich arbeite / (io) lavoro je/jij werkt : you work / tu travailles / du arbeitest / (tu) lavori [werk je/jij?] hij, ze/zij werkt : he, she works / il, elle travaille / er, sie arbeitet / (lei, lui) lavora we/wij werken : we work / nous travaillons / wir arbeiten / (noi) lavoriamo jullie werken : you work / vous ttavaillez / ihr arbeitet / (voi) lavorate ze/zij werken : they work / ils, elles travaillent / sie arbeiten / (loro) lavorano u werkt : you work / vous travaillez / Sie arbeiten / (lei) lavora 🔹 ik zoek : I search / je cherche / ich suche / (io) cerco je/jij zoekt : you search / tu cherches / du suchst / (tu) cerchi [zoek je/jij?] hij, ze/zij zoekt : he, she searches / il, elle cherche / er, sie sucht / (lei, lui) cerca we/wij zoeken : we search / nous  cherchons / wir suchen / (noi) cerchiamo jullie zoeken : you search / vous cherchez / ihr sucht / (voi) cercate ze/zij zoeken : they search / ils, elles cherchent / sie suchen / (loro) cercano u zoekt : you search / vous cherchez / Sie suchen / (lei) cerca 🔹 ik kijk : I look / je regarde / ich schaue / (io) guardo je/jij kijkt : you look / tu  regardes / du schaust / (tu) guardi [kijk je/jij?] hij, ze/zij kijkt : he, she looks / il, elle regarde / er, sie schaut / (lei, lui) guarda we/wij kijken : we look / nous  regardons / wir schauen / (noi) guardiamo jullie kijken : you look / vous regardez / ihr schaut / (voi) guardate ze/zij kijken : they look / ils, elles regardent / sie schauen / (loro) guardano u kijkt : you look / vous regardez / Sie schauen / (lei) guarda 🔹 ik luister : I listen / j’écoute / ich höre … zu / (io) ascolto je/jij luistert : you listen / tu  écoutes / du hörst … zu / (tu) ascolti [luister je/jij?] hij, ze/zij luistert : he, she listens / il, elle écoute / er, sie hört … zu / (lei, lui) ascolta we/wij luisteren : we listen / nous  écoutons / wir hören … zu / (noi) ascoltiamo jullie luisteren : you listen / vous écoutez / ihr hört … zu / (voi) ascoltate ze/zij luisteren : they listen / ils, elles écoutent / sie hören … zu / (loro) ascoltano u luistert : you listen / vous écoutez / Sie hören … zu / (lei) ascolta 🔹 ik woon : I live / j’habite / ich wohne / (io) abito je/jij woont : you live / tu  habites / du wohnst / (tu) abiti [woon je/jij?] hij, ze/zij woont : he, she lives / il, elle habite / er, sie wohnt / (lei, lui) abita we/wij wonen : we live / nous  habitons / wir wohnen / (noi) abitiamo jullie wonen : you live / vous habitez / ihr wohnt / (voi) abitate ze/zij wonen : they live / ils, elles habitent / sie wohnen / (loro) abitano u woont : you live / vous habitez / Sie wohnen / (lei) abita 🔹 ik loop : I walk / je marche/ ich gehe & ich laufe / (io) cammino je/jij loopt : you walk / tu  marches / du gehst & du läufst / (tu) cammini [loop je/jij?] hij, ze/zij loopt : he, she walks / il, elle marche / er, sie geht & er, sie läuft / (lei, lui) cammina we/wij lopen : we walk / nous  marchons / wir gehen & wir laufen / (noi) camminiamo jullie lopen : you walk / vous marchez / ihr geht  & ihr lauft / (voi) camminate ze/zij lopen : they walk / ils, elles marchent / sie gehen & sie laufen / (loro) camminano u loopt : you walk / vous marchez / Sie gehen & Sie laufen / (lei) cammina 🔹 ik studeer : I study / j’étudie / ich studiere / (io) studio je/jij studeert : you study / tu étudies / du studierst / (tu) studi [studeer je/jij?] hij, ze/zij studeert : he, she studies / il, elle étudie / er, sie studiert / (lei, lui) studia we/wij studeren : we study / nous  étudions / wir studieren / (noi) studiamo jullie studeren : you study / vous étudiez / ihr studiert / (voi) studiate ze/zij studeren : they study / ils, elles étudient / sie studieren / (loro) studiano u studeert : you study / vous étudiez / Sie studieren / (lei) studia 🔹 ik hoor : I hear / j’entends / ich höre / (io) sento & (io) odo je/jij hoort : you hear / tu entends / du hörst / (tu) senti & (tu) odi [hoor je/jij?] hij, ze/zij hoort : he, she hears / il, elle entend / er, sie hört / (lei, lui) sente & (lei, lui) ode we/wij horen : we hear / nous  entendons / wir hören / (noi) sentiamo & (noi) udiamo jullie horen : you  hear / vous entendez / ihr hört / (voi) sentite & (voi) udite ze/zij horen : they hear / ils, elles entendent / sie hören / (loro) sentono & (loro) odono u hoort : you hear / vous entendez / Sie hören / (lei) sente & (lei) ode

🔹

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS / LÖSUNGEN / SOLUZIONI

1 / Jan werkt … 2 / Wij werken … 3 / Werkt hij … ? 4 / Zij werkt / werken … 5 / Werk je … ? 6 / U werkt … 7 / Jij werkt … 8 / Ik werk … ~ 1 / Wij wonen … 2 / Woon jij … ? 3 / Charles woont … 4 / Mijn vader en moeder wonen … 5 / U woont … 6 / Jullie wonen … 7 / Ik woon … 8 / Jij woont …

👉 Diaspora : o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens

👉 Pinterest : o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens

👉Doctissimo : o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens

[grammatica-oefeningen-docnl]

🔹 Beginnersniveau / beginner level / niveau débutant / Anfängerniveau / livello principiante 🔹

ZIJN / HEBBEN

o.t.t. (onvoltooid tegenwoordige tijd) = presens / present tense / indicatif présent / Indikativ Präsens / indicativo presente

OPLOSSINGEN / SOLUTIONS

🔹 Oefening 1

Ik ben student.

Zijn jullie Fransen?

Nee, wij zijn Nederlanders.

Bent u ook Nederlander?

Hij is Belg.

U bent Duitser.

Ben jij Engelsman?

Ze is/zijn in Den Haag.

🔹 Oefening 2

Ik heb een auto.

Heb jij een auto?

Géodis heeft duizend vrachtwagens.

Géodis en Harry Vos hebben drieduizend vrachtwagens.

Hebt u een boot?

Jij hebt een schip.

🔹 Oefening 3

Hoe heet u ?

Waar woon je ?

Op welk nummer woont u ?

Ben jij Fransman ?

Komt hij uit Nederland ?

Woon jij ook in België ?

🔹 Oefening 4

U bent Nederlander.

Hij woont in België.

Zij komen uit Frankrijk.

Wij hebben Suske en Wiske [= stripverhaal].

Jullie hebben honger.

Jij bent Nederlander.

📚 ZIJN : to be / être / sein / essere

ik ben : I am / je suis / ich bin / (io) sono je/jij bent : you are / tu es / du bist / (tu) sei [Ben je? / ben jij?] hij, ze/zij, het is : he, she, it is / il, elle est / er, sie, es ist / (lei, lui) è we/wij zijn : we are / nous sommes / wir sind / (noi) siamo jullie zijn : you are / vous êtes / ihr seid / (voi) siete ze/zij zijn : they are / ils, elles sont / sie sind / (loro) sono u bent : you are / vous êtes / Sie sind / (lei) è

📚 HEBBEN : to have / avoir / haben / avere

Ik heb : I have / j’ai / ich habe / (io) ho je/jij hebt : you have / tu as / du hast / (tu) hai [Heb je? / Heb jij?] hij, ze/zij, het heeft : he, she, it has / il, elle a / er, sie, es hat / (lei, lui) ha we/wij hebben : we have / nous avons / wir haben / (noi) abbiamo jullie hebben : you have / vous avez / ihr habt / (voi) avete ze/zij hebben : they have / ils, elles ont / sie haben / (loro) hanno u hebt / u heeft : you have / vous avez / Sie haben / (lei) ha

👉 Diaspora : ZIJN / HEBBEN

👉 Pinterest : ZIJN / HEBBEN

👉 Doctissimo : ZIJN / HEBBEN

13-10-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

🔹 Beginnersniveau / beginner level / niveau débutant / Anfängerniveau / livello principiante 🔹

🔹 OEFENING : de o.t.t. (de onvoltooid tegenwoordige tijd), het presens / exercise : present; present tense / exercice : présent, indicatif présent / Präsens; Gegenwart; Indikativ Präsens / presente; indicativo presente

🔹 Zet de werkwoorden (verba) in de o.t.t. (het presens). / Put the verbs in the simple present. / Mets les verbes au présent. / Setzen sie die Verben ins Präsens / Mettere i verbi al presente.

🔹 OPLOSSINGEN / SOLUTIONS 

1) De bij zoekt honing.

2) De tafel heeft een gebroken poot.

3) Vanmiddag gaan wij koekjes bakken.

4) Zet de computer maar uit.

5) Ik ga drie weken op vakantie.

6) De juffrouw  vertelt een verhaal.

7) Opa en oma fietsen het hele bos rond.

8) Hij slaapt al 10 uur lang.

9) Ik koop een mooi cadeau voor papa.

10) Wij spelen in de golven.

👉 Pinterest : werkwoorden (tegenwoordige tijd)

12-10-2021

[grammatica-oefeningen-docnl]

Quiz : Test je Nederlands / Teste ton néerlandais (3)

👉  Blog docnederlands (oplossingen / solutions / Lösungen / soluzioni) : Test je Nederlands

👉 Pinterest : Test je Nederlands

👉 Doctissimo : Test je Nederlands

01-10-2020

[grammatica-oefeningen-docnl]

Quiz : Test je Nederlands / Teste ton néerlandais (2)

👉  Blog docnederlands (oplossingen / solutions / Lösungen / soluzioni) : Test je Nederlands !

👉 Pinterest : Test je Nederlands !

👉 Doctissimo : Test je Nederlands !

01-10-2020

[grammatica-oefeningen-docnl]

Quiz : Test je Nederlands / Teste ton néerlandais (1)

het bedrijf : the enterprise / l’entreprise / der Betrieb / l’impresa, l’azienda

de richting : the direction / la direction / die Richtung / la direzione

👉 Blog docnederlands (oplossingen / solutions / Lösungen / soluzioni)  : Test je Nederlands !

👉 Pinterest : Test je Nederlands !

👉 Doctissimo : Test je Nederlands !

28-09-2020

[grammatica-oefeningen-docnl]

Werkblad : t.t. (tegenwoordige tijd) / v.t. (verleden tijd) / voltooid deelwoord

werkwoorden vervoegen (verba conjugeren)

👉 Pinterest : werkblad (t.t., v.t., voltooid deelwoord)

24-09-2020

[grammatica-oefeningen-docnl]

Oefening (vervoeging, conjugatie)

De o.t.t. (onboltooid tegenwoordige tijd) / het presens

👉 Pinterest : werkwoorden (o.t.t.)

24-09-2020