Kunst | Natuur | Digitale cultuur | MA Museum Curating BA (Hons) Art & Philosophy BA Cultural Studies Contact: smeets.merle [at] gmail.com
Don't wanna be here? Send us removal request.
Photo

Review De Hollandse Savanne in De Domijnen Voor Metropolis M
DE HOLLANDSE SAVANNE - TUSSEN DATASTROOM EN DROOGTE
Waar we in de beginjaren van het internet vrolijk over het web surften, worden we nu overspoeld door een stortvloed aan informatie. Datastromen zijn sterker dan ooit, we zijn op onze hoede voor informatielekken en de cloud hangt als een ongrijpbare mist om ons heen. Deze metaforen voor het internet komen niet zomaar uit de lucht vallen. De infrastructuur voor al deze data, zoals servertorens en computerparken, heeft enorm veel water en elektriciteit nodig voor koeling en energie. Dit legt een flink beslag op onze grondstoffen en heeft grote impact op het klimaat. De Hollandse Savanne, de nieuwste tentoonstelling in De Domijnen in Sittard, onderzoekt hoe we hiermee om kunnen gaan.
De Hollandse Savanne klinkt als een contradictie en dat is precies wat curatoren Barbara Cueto en Bas Hendrikx voor ogen hebben: de Lage Landen en onze eeuwige strijd tegen de zee, plotseling geconfronteerd met droogte. Met deze tegenstelling verwijzen ze naar Nederland als een van de grootste wereldwijde knooppunten voor dataverkeer en stellen daarbij de vraag hoe we onze natuurlijke bronnen het beste kunnen benutten. Zo verdiepen zij zich in de ecologische gevolgen van de groeiende datastroom en belichten de impact van ons technologisch consumentisme op het milieu. Zij sluiten hiermee aan op een steeds meer gehoorde kritiek die de invloed van het fysieke internet op de wereld om ons heen bevraagt.
De Hollandse Savanne presenteert nieuw werk van Sara Sejin Chang (Sara van der Heide) naast werk uit de eigen collectie van De Domijnen zoals de video Amphibious (login-logout) (2005). In deze zwart-wit film door Allora & Calzadilla zit een viertal schildpadden gebroederlijk naast elkaar op een stuk drijfhout dat rustig dobbert op de stroming van de Parelrivier in China. Op de oevers trekken schoorstenen en fabrieken langzaam voorbij. Met een haast aandoenlijk naïeve eenvoud plaatst het werk de snelheid van kapitaal en arbeid in de industrie tegenover de traagheid van de schildpadden. Het maakt echter ook snel duidelijk dat de wereld bijna vijftien jaar later een stuk complexer is geworden.
De meeste werken in de tentoonstelling zijn meer recent en spelen in op actuele ontwikkelingen, zoals de opkomst van cryptomunten als Bitcoin en Ethereum. S.K. Ruud &AE presenteren in Sittard Ludological (2016), een vervreemdende installatie waarin een boomstam langzaam wordt vernietigd door een ongrijpbaar spel van algoritmen verbonden met de cryptogeld-markt. Deze relatie tussen de economische kracht van online valuta en ecologie wordt verder uitgewerkt in het werk van Yuri Pattison. In zijn installatie The Ideal V.02 (2015) onderzoekt hij door middel van video en technische apparatuur het mijnen van Bitcoin en de grote hoeveelheden water en elektriciteit die nodig zijn om de zogenoemde datafarms draaiende te houden. Beide werken maken zo de invloed van online systemen op de fysieke wereld inzichtelijk en het zijn deze momenten waarop De Hollandse Savanne op zijn sterkst is.
Toch raakt in het concretiseren van datastromen soms ook een zekere gelaagdheid verloren, zoals gebeurt bij de twee spiegelende aluminiumplaten van Jura Shust. In het oppervlak van Absorption (2016) graveerde hij waterspetters en voegde daarnaast kleine tabletten actieve houtskool toe, een natuurlijke substantie die wordt gebruikt om water te zuiveren. Shust presenteert zo een wel erg letterlijke manifestatie van water als metafoor voor data en laat weinig aan de verbeelding over. Desondanks weten de verschillende werken die in De Hollandse Savanne zijn samengebracht ons, om met het cliché te spreken, een spiegel voor te houden. Want wat betekent het als water, dat eerder een hoofdbron en fundamenteel mensenrecht was, steeds meer wordt gebruikt ter ondersteuning van ons digitale zelf in plaats van ons fysieke zelf? Wat zijn de gevolgen, risico’s en alternatieven van deze ontwikkeling?
Onze digitale identiteit is net zo vloeibaar als de datastromen waaruit ze is opgebouwd en versnipperd over de diverse platforms van grote internetbedrijven als Facebook, Amazon en Google. Deze bedrijven hebben niet alleen een steeds groter wordende macht over de privacy van ons digitale zelf, door natuurlijke bronnen te gebruiken, leggen zij, zoals De Hollandse Savanne laat zien, ook beslag op belangrijke rechten van ons fysieke zelf. In hun indrukwekkende film All That is Solid Melts into Data (2015) gaan Ryan S. Jeffery en Boaz Levin op zoek naar de fysieke locaties en de ecologische impact van deze bedrijven. Welke macht in de fysieke wereld geven we hen door ons digitale zelf aan hen toe te vertrouwen? Wat verwachten we daarvoor terug, en is hun verantwoordelijkheid daarmee ook niet de onze?
Hoewel de kwestie rondom gedeelde verantwoordelijk met de opkomst van online grootmachten een nieuwe vorm heeft gekregen, is zij in essentie niet nieuw. Met haar werk Malleable Regress – Baltic Sea (2018) laat Femke Herregraven zien dat oude koloniale handelsroutes nu in de vorm van internetkabels onder zee nog steeds een cruciale rol spelen in wereldwijde financiële systemen. Haar rubberen ‘Tjipetir’ tegels zorgen zo voor een belangrijke historische inbedding van hedendaagse ontwikkelingen en worden ondersteund door historische objecten en documenten die verspreid door de tentoonstelling te vinden zijn; van monsters van de eerste transoceanische kabels uit het Teylers Museum tot de Atlas zum Kosmos van wetenschapper Alexander von Humboldt.
Met de combinatie van kunstwerken, documentatiemateriaal en historische objecten neemt De Hollandse Savanne je mee in een stroomversnelling van zorgvuldig bij elkaar gebrachte werken die elkaar thematisch versterken. Wat daarbij tenslotte opvalt, is dat het geheel bijzonder ontmenselijkt overkomt, zoals de infrastructuur voor onze digitale identiteit immers ook slechts uit kille hardware bestaat. Wanneer de mens dan toch in beeld komt, wordt maar al te duidelijk welke proporties de constante stroom van dataverkeer inmiddels heeft aangenomen. Op de schaal van het internet blijkt de digitale mens slechts een verzameling enen en nullen, terwijl zijn rol als fysiek wezen lijkt gereduceerd tot de repetitieve handeling van het rollen van eindeloos lange datakabels in immense betonnen tanks. De toon van De Hollandse Savanne is dan ook niet zozeer positief of gericht op duurzame oplossingen. Daarentegen wordt de vervreemding die voortkomt uit het grote contrast tussen onze digitale en fysieke realiteit, tussen datastroom en droogte, akelig duidelijk voelbaar.
Foto: Yuri Pattison - The Ideal v2.0
0 notes
Photo

Review Avant Tout, Discipline door Revital Cohen & Tuur van Balen bij MU artspace in Eindhoven Voor Tubelight #104
Sinds kledingfabriek Rana Plaza in Bangladesh in 2013 instortte, groeit in het Westen langzaam de bewustwording van de slechte arbeidsomstandigheden in de kledingindustrie. En niet alleen wat betreft kleding zijn we steeds kritischer, ook ons voedsel is bij voorkeur dier- en milieuvriendelijk geproduceerd. We willen pure, ambachtelijke producten, én we willen precies weten waar ze vandaan komen. Het is daarom opmerkelijk dat zulke eisen op het gebied van de elektronica die we dagelijks gebruiken grotendeels afwezig zijn. Terwijl de grote spelers in de markt in hoog tempo nieuwe smartphones en laptops ontwikkelen, blijft onduidelijk waar de grondstoffen voor de droom van innovatie eigenlijk gewonnen worden. Welke materialen stillen onze honger naar gigabytes? En hoe verhoudt de cloud zich tot de aarde?
Met Avant Tout, Discipline bij MU in Eindhoven verkennen kunstenaars Revital Cohen en Tuur van Balen de route waarlangs kostbare mineralen, afkomstig uit mijnen in onder meer het door conflict getergde Congo, zijn verbonden met de technologische massa-industrie in China en miljoenen consumenten over de hele wereld. De distributie van grondstoffen, materialen en producten kent een gedisciplineerd ritme van delven, produceren en consumeren. ‘Discipline Voor Alles’, een slogan die de kunstenaars vonden op de wand van een kantoor van Congo’s geheime dienst.
Cohen en Van Balens nieuwste film Trapped in the Dream of the Other (2017) vormt de registratie van een performance waarvoor het duo in een Chinese fabriek speciaal vuurwerk liet maken. Zij verscheepten dit vervolgens naar Congo om het op afstand af te steken in een van de vele mijnen in het land. De wijze waarop de video is gefilmd geeft de toeschouwer het gevoel als schutter door het virtuele landschap van een schietspel te lopen. Hier en daar werken mannen hard om het gewilde mineraal coltan uit de rotsen te hakken. Op de achtergrond klinkt de echo van een mekkerende geit en dan het blikkerige geratel van een mobiele telefoon die storing veroorzaakt in de buurt van geluidsapparatuur. Het geheel is onheilspellend en verwarrend; een al te realistische game in een gebied waar conflict en geweld altijd dreigen.
Het vuurwerk dat Cohen en Van Balen afsteken, geeft het monotone rotsachtige landschap van de Congolese mijnen echter ook onverwacht iets dromerigs. Oorlogsgebied en droomlandschap mengen zich tot een plek waar knetterende gouden glitterbommen zachte pasteltinten verspreiden. Lichtroze en blauwe wolken trekken op tussen de harde bruine stenen. Het is alsof er een rookgordijn voor de werkelijkheid wordt opgetrokken, symbolisch voor de wijze waarop populaire elektronica moeiteloos de bloederige arbeid verhullen die in hun binnenste verborgen ligt.
Het is opvallend hoe ver dit landschap van ruwe metalen en zware arbeid af lijkt te staan van de gelikte elektronica die worden gemaakt met de zwaar bevochten grondstoffen. In Dissolution (I know nothing) (2016), de tweede film in de tentoonstelling, werken de kunstenaars deze tegenstelling op intrigerende wijze verder uit. Door middel van twee schermen worden in een collage van beeldmateriaal gefragmenteerde verbindingen gelegd: tussen de mineralen uit Congo en de Chinese fabriek waar ze verwerkt worden in game consoles; tussen productie en consumptie; tussen persoonlijke verhalen en een koloniaal verleden. Met deze beelden, die even mysterieus als confronterend zijn, spinnen Cohen en Van Balen een geraffineerd web van realiteit en fictie dat steeds complexer en verstikkender wordt.
De zorgvuldigheid waarmee de verschillende werken in dit web met elkaar verweven zijn komt verder tot uiting in D/AlCuNdAu (2015), waarin de Congolese mineralen op bijzondere wijze tastbaar worden in de tentoonstellingsruimte. Verspreid over de grond liggen kleine brokken metaalerts omringd door de voorwerpen waaruit zij zijn verkregen: printplaat, metalen ringen en plaatjes. Het zijn onderdelen van harde schijven afkomstig uit een datacentrum in IJsland. Door het koude klimaat, dat de kosten van het koelen van de benodigde hardware zeer laag houdt, is het land steeds meer in trek als fysieke standplaats van de cloud. Als moderne alchemisten wonnen Cohen en Van Balen de metalen uit deze schijven en brachten ze terug in hun minerale vorm. Het resultaat is een merkwaardig kunstmatig erts bestaande uit Aluminium (Al), Koper (Cu), Neodymium (Nd), Goud (Au) en IJslandse lavasteen, tevoorschijn gekomen uit een complex geopolitiek landschap.
Met deze strategie van omkering weten Cohen en Van Balen in Avant Tout, Discipline op verrassende wijze de relaties bloot te leggen die schuilgaan achter de elektronica die zo bepalend is in ons dagelijks leven. Het contrast tussen de abstracte uitvoering en de ruwe werkelijkheid is daarbij soms zo scherp dat het vervreemdend werkt. Maar juist daar waar de realiteit zich mengt met het virtuele en de technologische droom plots een nachtmerrie blijkt, worden op indrukwekkende wijze de vele manieren zichtbaar waarop onze elektronica ons zowel online als offline met elkaar verbindt.
Coltan is een metaalerts waaruit de elementen niobium en tantalum worden geëxtraheerd. Tantalum wordt gebruikt in vrijwel elk elektronisch product en het grootste deel van de wereldvoorziening komt uit Oost-Congo – een regio gevangen in een spiraal van conflict en geweld. Hoewel het mineraal niet de oorzaak van het conflict is, speelt de mijnbouw en handel een centrale rol in de financiering van de strijdende partijen.
Foto: Boudewijn Bollmann
0 notes
Photo

Inleiding voor de catalogus van Reis naar je dromen, een kunstproject voor zwerfjongeren in Utrecht door kunstenaarscollectief Zwart Zand i.s.m. het Ervarings(t)huis Utrecht.
Reis naar je dromen
Welke mogelijkheden heb ik? Wat is mijn rol in de maatschappij? Wat is de zin van mijn leven? Dat zijn geen gemakkelijke vragen, zeker wanneer je geen veilige en stabiele thuissituatie hebt. Voor de ruim 9000 zwerfjongeren in Nederland is dat de realiteit. Zij hebben geen makkelijke start gehad in hun leven en vinden daardoor moeilijk hun plek in de maatschappij. Ze missen ondersteuning bij het maken van belangrijke keuzes voor de toekomst. Hulp voor deze groep is in Nederland bovendien beperkt, waardoor de jongeren veelal op zichzelf zijn aangewezen.
Kunstenaars Adine Otten en Hiu Jen Lai besloten zich juist voor deze vaak vergeten groep jongeren in te zetten. Als kunstenaarscollectief Zwart Zand organiseren zij kunstprojecten waarin het zoeken naar een persoonlijke rol in de maatschappij centraal staat. Zij sloegen de handen ineen met het door BE4YOU2 en Youké opgerichte Ervarings(t)huis in Utrecht, een plek waar ex-zwerfjongeren tijdelijk kunnen verblijven.
Het Ervarings(t)huis is tevens een ontmoetingsplek waar de jongeren van elkaar leren en samen activiteiten ondernemen. Acceptatie en (h)erkenning van elkaars verhalen vormen de basis voor het herontdekken van talenten en het bouwen aan een toekomstperspectief. Het project Reis naar je dromen sluit hierop aan door de jongeren een uitdagend programma te bieden waarbij creativiteit, experiment en plezier in het maken van kunst het uitgangspunt vormen.
Ruim drie maanden lang leerden acht jongeren in wekelijkse workshops verschillende creatieve technieken. Op die manier kregen zij de kans hun creatieve vermogen en verbeeldingskracht te verkennen, maar ook te werken aan hun persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden. Zowel gezamenlijk als individueel werd aan uiteenlopende opdrachten gewerkt, waarvan het bijzondere resultaat in deze publicatie is samengebracht.
Reis naar je dromen is mede mogelijk gemaakt door de giften van donateurs en sponsoren die geloven in de kracht en potentie van deze groep jongeren. Zwart Zand hoopt met dit project een inspiratie te zijn voor nieuwe initiatieven die hulp bieden aan jonge daklozen. Door hen een podium te bieden om hun creativiteit te tonen, wil Zwart Zand de zichtbaarheid van de jongeren vergroten en hen het vertrouwen geven een eigen plek middenin de maatschappij op te eisen.
0 notes
Photo

Review Survival Guides for Ballroom Dancers, Renovators, Softball Moms, Working Parents and Troubled Folk in General in Vleeshal Middelburg Voor Tubelight #100
Autobiografische fictie
Het is 2006 wanneer de Canadese kunstenaar Moyra Davey haar videowerk Fifty Minutes maakt, lopend door haar rommelige woning met een camera op zichzelf gericht. De vijftig minuten in de titel verwijzen naar de standaardduur van een psychoanalytische sessie, en al pratend deelt Davey haar gedachten en leest ze voor uit boeken en kranten die hier en daar door het huis verspreid liggen. Uit haar boekenkast trekt ze een boek met dikke lagen stof, dat ze er als in een rituele handeling voorzichtig vanaf blaast om zo een schijnbaar vergeten object weer tot leven te wekken. Een van de boeken die ze vasthoudt is The Past Recaptured, het laatste deel van Marcel Prousts befaamde In Search of Lost Time, een ander To the Lighthouse van Virginia Woolf. Ze zijn symbolisch voor de manier waarop Davey zelf in een stream of consciousness persoonlijke ervaringen en herinneringen, gedachten en associaties met elkaar verweeft.
Daveys Fifty Minutes maakt deze zomer deel uit van de groepstentoonstelling Survival Guides for Ballroom Dancers, Renovators, Softball Moms, Working Parents and Troubled Folk in General, die de Vleeshal in Middelburg presenteert als een verkenning van de dunne scheidslijn tussen werkelijkheid en fictie, publiek en privé in een op het beeldscherm gefocuste cultuur. Davey maakte haar werk in de tijd dat sociale media nog niet de vlucht hadden genomen als in de tien daarop volgende jaren, waarin populaire YouTubers de alledaagse details van hun levens begonnen vast te leggen en kunstenaar Amalia Ulman de allereerste Instagram-performance opvoerde. Met Excellences & Perfections (2014) zette Ulman duizenden volgers op het verkeerde been door zichzelf maandenlang te presenteren als een stereotype Instagram Girl, compleet met designerkleding, luxe hotelkamers, een borstvergroting en dramatische break-up.
Net als Ulman begeeft Davey zich met haar autobiografische fictie op de grens tussen kunstenaar en onderwerp, waarbij de trage beelden van stoffige hoekjes, vergeten boeken en in dagboekvorm vastgelegde ontboezemingen anno 2016 een filosofische reflectie vormen op de constructie van identiteit in een wereld waarin deze over verschillende platforms is verspreid. De intrigerende gelaagdheid waarvan Davey haar werk voorziet, maakt Fifty Minutes tot een van de sleutelwerken in de tentoonstelling.
Het meanderen tussen gedachten, herinneringen, feit en fictie wordt ook door de Franse Laure Prouvost aangewend als strategie. Middenin de historische Vleeshal plaatste zij haar met zoet roze behang en dito vloerbedekking beklede installatie Grandma’s Dream (2013). Dit videowerk verhaalt over de zorgen en dromen van haar (al dan niet fictieve) grootmoeder, die door Prouvosts grootvader werd verlaten. Met een snelle montage schetst Prouvost een zowel humoristische als verontrustende droomwereld waarin vliegtuigen die half theepot zijn thee schenken vanuit de lucht, vingers worden afgehakt, blote billen worden gestreeld en de hypnotiserende, fluisterende stem van de kunstenaar een verhaal vertelt dat steeds verder ontspoort. Op speelse maar trefzekere wijze construeert Prouvost zo een indringend verhaal dat het midden houdt tussen droom, fantasie, nachtmerrie en werkelijkheid, waarbij ze de vrije interpretatie en misinterpretatie van haar beelden actief lijkt te stimuleren.
Na het zien van Grandma’s Dream en het verlaten van de roze kamer, lijken de overige werken die zich verspreid door de Vleeshal bevinden direct uit Prouvosts fantasiewereld te zijn ontsnapt. Jay Tans Oh Tom! (2014), een kast met gevouwen kleding, intieme objecten en een videofragment van een gewichtheffende Tom Cruise roept dezelfde mengeling van humor en perverse intimiteit op als het werk van Prouvost. Tans aandacht voor de vorm en het materiaal van alledaagse objecten en de betekenissen en verhalen die hieraan verbonden zijn, resoneert bovendien sterk met de gevoelige opmerkzaamheid die het werk van Moyra Davey kenmerkt.
Net zo vervreemdend als Grandma’s Dream zijn daarnaast de manshoge cut-outs van een dolfijn en slak, die door Katja Novitskova van het internet zijn gehaald en als sculpturale rekwisieten in de tentoonstellingsruimte zijn neergezet, wachtend tot zij via de selfies van bezoekers weer in de digitale ruimte worden teruggeplaatst. Hoewel hun aanwezigheid bij wijze van absurdistisch decorstuk bijdraagt aan de wonderlijke ervaring van de tentoonstelling als geheel, missen ze de gedurfde persoonlijke gelaagdheid die zo sterk aanwezig is in het werk van Davey en Prouvost. Waar Amalia Ulman met haar online performance wist door te dringen tot het sterk geconstrueerde karakter van de verhalen die we over onszelf vertellen en de façades die we daarbij opwerpen rondom onze online en offline identiteit, richten de werken in Survival Guides zich voornamelijk op de intieme en persoonlijke ruimte die daarachter schuilgaat. Een meer expliciete verbinding met de online wereld had daarbij een bredere context kunnen verschaffen en bovendien een actuele ingang kunnen bieden tot kunstwerken die niet allemaal even toegankelijk zijn. Absurde humor en ontroerende intimiteit maakt echter veel goed, zodat op verrassende en indringende wijze inzicht wordt geboden in de eigenaardige manieren waarop we ieder onze eigen kleine privérituelen, semiotische systemen en persoonlijke vormen van communicatie creëren.
Foto: Leo van Kampen
0 notes
Photo

Review Sonsbeek ‘16 Voor Tubelight #Web
Een vriendschappelijke wedstrijd
Laten we een balletje opgooien over interactie. Gedachten uitwisselen, ideeën heen en weer over de tafel. Ping pong. Met ‘transACTION’ als het thema van de nieuwste Sonsbeek tentoonstelling in Arnhem, lijkt de pingpongtafel een passende metafoor. De Filipijnse kunstenaar Louie Cordero zette er zelfs een aantal neer in park Sonsbeek, waar de tentoonstelling sinds 1949 op onregelmatige basis plaatsvindt. Cordero’s pingpongtafels zijn geïnspireerd op het levendige straatbeeld van Manilla en hebben dezelfde felle kleuren en bijzondere vormen als de tekeningen die daar de vele stadsbussen sieren. Hier tussen het kalme groen van het park, vormen ze een opvallende uitnodiging voor bezoekers om elkaar op een speelse manier te ontmoeten. Dat is in ieder geval de inzet van het Indonesische curatorencollectief Ruangrupa met deze editie van Sonsbeek: het creëren van een minisamenleving waarin ontmoetingen tussen mensen en hun verhalen centraal staan.
Cordero’s werk kent een opmerkelijke overeenkomst met de serie chromen pingpongtafels die de Thaise kunstenaar Rirkrit Tiravanija en het Stedelijk Museum deze maand op het Museumplein in Amsterdam installeerde onder de noemer Tomorrow is the Question. Tiravanija maakte in de jaren negentig furore met zijn installatie-performances waarin hij curry kookte voor zijn publiek. Gezamenlijk eten werd door hem ingezet als middel om mensen met elkaar te verbinden. Zijn werken richten zich op sociale interactie en zijn door criticus Nicolas Bourriaud vaak genoemd als exemplarisch voor wat hij aanduidt als ‘relational aesthetics’.
De jaren negentig lijken niet ver weg in het Sonsbeek van nu. Eten als middel om mensen te verbinden inspireerde ook de Arnhemse kunstenaar Alphons ter Avest voor het Bakehouse dat hij aan de rand van het park plaatste: een zorgvuldig vormgegeven open structuur van hout met daarin een bakkersoven. Iedere zaterdag wordt hier samen brood gebakken, waarbij er afwisselend Turkse broden, Nederlandse bolletjes of Italiaanse pizza’s uit de oven komen. Op deze manier hoopt Ter Avest verschillende culturen in Arnhem samen te brengen. De haast kinderlijke eenvoud van zijn concept maakt het Bakehouse erg toegankelijk, maar het werk neigt daardoor ook naar een al te sterke simplificering van culturele verschillen en overeenkomsten.
De Indonesische Eko Prawoto geeft het publiek meer de vrije hand. Hij voorziet slechts in een locatie waar activiteiten kunnen worden georganiseerd. Zijn Bamburst bouwde hij volledig uit bamboe en vormt een haast levensgrote open en geabstraheerde replica van de gesloten stenen Sonsbeek Stadsvilla. Bamboe is in Indonesië een veelgebruikt bouwmateriaal: net zo hard als beton en even sterk als staal, maar zeer duurzaam. Met zijn keuze voor dit materiaal initieert Prawoto een voorzichtige dialoog tussen het landschap in Arnhem en dat in Indonesië, tussen de Nederlandse en Indonesische cultuur. Belangrijker is echter de rol van Bamburst als experimentele ontmoetingsplaats, waarvan het succes volledig afhankelijk is van het initiatief van bezoekers zelf.
Wellicht kan het initiëren van ontmoetingen en gesprekken tussen mensen als een doel op zich worden beschouwd; het creëren van een minisamenleving zoals Ruangrupa dat voor ogen heeft. Het is een benadering die zijn wortels niet alleen heeft in de Indonesische cultuur, maar ook in werken zoals die van Rirkrit Tiravanija. Maar hoewel Tiravanija wordt geroemd om zijn sociale interactieve performances, is een veel gehoorde kritiek op zijn werk ook dat de nadruk teveel is gericht op het harmonieus samenkomen van gelijkgestemden. Onderlinge verhoudingen en kwesties rondom identiteit worden daarbij niet op kritische wijze onder de loep genomen. Tiravanija’s werken lijken vooral gericht op plezier en vrijetijdsbesteding. Het samenbrengen van mensen, de letterlijke ‘transACTION’ is voor hem genoeg, iets waar een groot deel van de kunstenaars in Sonsbeek ’16 zich bij aan lijkt te willen sluiten.
Hoewel de vrijblijvendheid van Sonsbeek ’16 deze editie van de tentoonstelling misschien wel tot de meest toegankelijke tot nu toe maakt, klinkt op sommige plekken gelukkig ook nog een kritischer geluid. Zoals in VVest Life van het Berlijnse collectief KUNSTrePUBLIK, dat de vurige retoriek en gescandeerde leuzen van voetbalsupporters inzet om vragen op te roepen over integratie en solidariteitsvraagstukken in Europa. Of in de reizende Aboriginal Embassy van Richard Bell, waar het publiek wordt uitgenodigd deel te nemen aan discussies over verdeeldheid en ongelijkheid, kolonisatie en racisme; vragen die niet alleen betrekking hebben op de positie van Aboriginals in Australië, maar ook onontkoombaar zijn wanneer een curatorencollectief uit Indonesië een tentoonstelling als Sonsbeek maakt in Nederland. Dankzij de kritische posities die enkele van de kunstenaars in Park Sonsbeek innemen, wordt duidelijk dat waar mensen samenkomen en zich met elkaar verbinden ook altijd buitenstaanders zijn. Dat soms de uitwisseling over de pingpongtafel een wedstrijd is, en de deelnemers niet altijd gelijk.
0 notes
Photo




Artikel naar aanleiding van de tentoonstelling Barbara Hepworth. Sculpture for a Modern World in Kröller-Müller Museum Voor COLLECT | Kunst Antiek Design (winter 2015/2016)
0 notes
Photo

Review Lara Almarcegui Mineral Rights bij Ellen de Bruijne Projects / Ursula Biemann & Paulo Tavares Forest Law bij BAK-basis voor actuele kunst Voor Tubelight #Web
Wet van de natuur
De aarde, van wie is die eigenlijk? Mogen wij ons de grondstoffen die zich in de aarde bevinden zomaar toe-eigenen? En welke rechten heeft de natuur zelf? Antwoorden op deze vragen zijn van grote invloed op onze relatie tot de natuur, maar worden veelal door politieke en economische motieven ingegeven. De kunst biedt een kritisch tegengeluid en vraagt ons bestaande verhoudingen opnieuw te overwegen. Kunstenaar Lara Almarcegui deed onderzoek in een afgelegen deel van Noorwegen en presenteert haar bevindingen in het werk Mineral Rights, te zien bij Ellen de Bruijne Projects in Amsterdam. Gelijktijdig tonen kunstenaar-onderzoeker Ursula Biemann, en architect en stedenbouwkundige Paulo Tavares bij BAK in Utrecht hun gezamenlijke video-installatie Forest Law, waarvoor zij diep de wouden van Ecuador in trokken. Beide tentoonstellingen openen de discussie over het eigendomsrecht op natuurlijke bronnen. In eerdere werken vulde Lara Almarcegui tentoonstellingsruimten met dezelfde hoeveelheid ruwe materialen als waar ze ooit uit vervaardigd werden. Hiermee riep zij vragen op over de hoeveelheden grondstoffen als koper, ijzer en beton die nodig zijn om onze steden te vormen en waar deze materialen vandaan komen. Ook voor haar recente project Mineral Rights zoekt ze naar de kenmerken van onze verbondenheid met de aarde. Hoewel voor een particulier doorgaans vrijwel onmogelijk, wist Almarcegui in de Noorse regio Tveitvangen de rechten te verkrijgen over de grondstoffen binnen een gebied van één vierkante kilometer. Negen jaar lang heeft zij het recht om in dit gebied onderzoek te doen naar de eigenschappen van de bodem en de mineralen die daarin aanwezig zijn. Zij heeft echter geen toestemming deze grondstoffen te delven: de staat blijft eigenaar.
In haar installatie neemt Almarcegui ons mee naar dit afgelegen gebied waar zij verkent, verzamelt en documenteert. De foto’s die zij projecteert tonen details van het Noorse landschap vol ruwe rotsen bedekt met mos, hier en daar nog bedolven onder een laag hagelwitte sneeuw. Zo vormt zich het beeld van een ruig gebied waar de mens vrijwel geen toegang tot heeft en waar de natuur haar eigen gang lijkt te gaan. Deze beelden worden afgewisseld met korte feitelijke teksten die vertellen over de voormalige mijnen in het gebied waar ijzer en koper werd gewonnen, mineralen die zich miljoenen jaren geleden vormden. De nauwkeurige terughoudendheid waarmee Almarcegui haar werk presenteert, lijkt haar ontzag voor de natuur te weerspiegelen. De aanwezigheid van de mens verdwijnt naar de achtergrond, terwijl de hoofdrol wordt vervuld door het landschap zelf. Hiermee slaagt de kunstenaar er op verassende wijze in een abstract onderwerp als het eigendomsrecht op grondstoffen tot de verbeelding te laten spreken.
Dwingender is de toon van Ursula Biemann en Paulo Tavares. We worden meegenomen naar Ecuador, waar inheemse volkeren het opnemen tegen oliegiganten als Chevron/Texaco. De intensieve gaswinning en mijnbouw brengt daar grote schade toe aan de regenwouden en de mensen die er wonen. De leidraad voor Forest Law wordt gevormd door het onderzoek dat Biemann en Tavares deden naar een reeks spraakmakende rechtszaken aan het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens. Hier werd de afgelopen jaren in een serie rechtszaken gepleit voor het vastleggen van basisrechten van natuurlijke ecosystemen en de natuur te erkennen als rechtspersoon. Op grond hiervan kunnen in Ecuador sinds 2008 overheden en bedrijven juridisch ter verantwoording worden geroepen wanneer zij zich natuurlijke grondstoffen met geweld toe-eigenen.
Biemann en Tavares leiden ons diep het regenwoud in, waar onderzoekers grondmonsters verzamelen en lokale bewoners pleiten voor een meer harmonieuze relatie met de natuur. Een relatie waarin de natuur niet alleen wordt beschouwd als een schijnbaar onuitputtelijke bron van grondstoffen, maar als een levend organisme waarmee wordt samengeleefd en waarvoor wordt gezorgd. Beelden van dichtbegroeide stukken woud, waarin het getjilp van vogels en insecten levendig klinkt, worden afgewisseld met flinke stukken tekst. Anders dan de zakelijkheid van Almarcegui, zijn deze teksten van Biemann en Tavares emotioneler van aard. Voor hen geen vrijblijvende observaties, maar gedreven activisme gevoed door een sterke overtuiging. Het is verfrissend een project te zien dat zich zonder omzichtigheid ergens sterk voor maakt, en op gepassioneerde wijze kunst en activisme samenbrengt. Door de natuur te presenteren als een subject met eigen rechten geven Biemann en Tavares een niet te ontkomen aanzet om onze denkwijze ten aanzien van de natuur radicaal te veranderen.
Toch vormt zich zo een paradox: door de natuur met zo luide stem te verdedigen, wordt haar weinig ruimte gelaten zelf te spreken. Hoewel inhoudelijk nauw verwant, mist Forest Law dan ook de subtiele gelaagdheid die Mineral Rights zo krachtig maakt. Wellicht ligt dit ook in de locatie die de kunstenaars respectievelijk kozen voor hun werk. Het koele Noorwegen met zijn uitgestrekte landschappen ademt openheid en laat daarmee veel ruimte voor eigen inzichten en een open einde. Het tropisch regenwoud daarentegen is drukkend, rommelig en zit je veel dichter op de huid.
Foto: Lara Almarcegui, Mineral Rights (2015), Courtesy Ellen de Bruijne Projects
0 notes
Photo

Review Gareth Moore. A Burning bag as a Moke-Grey Lotus Bij Stroom Den Haag Voor Tubelight #96
Luisteren naar materialen
Een haast serene stilte overheerst in A Burning Bag as a Smoke-Grey Lotus, een ruimtevullende installatie van de Canadese kunstenaar Gareth Moore (1975). Moore toonde dit werk eerder bij La Loge in Brussel en nu in aangepaste versie bij Stroom in Den Haag. Tientallen sculpturale objecten lijken als levenloze acteurs te wachten tot hun performance begint. Op het eerste oog is het dan ook moeilijk voor te stellen dat het in deze installatie allemaal draait om geluid.
De enscenering voor het stuk dat hier wordt opgevoerd bestaat uit zes grote vitrines van hout en kippengaas die naadloos in de ruimte passen. Sommige hebben een vloer van aarde of tapijt, andere van water of cement. Hun achterwanden bestaan uit grote canvas doeken die zijn beschilderd met onder andere bladeren, visvoer, rattengif of motorolie. Met deze combinatie van natuurlijke en synthetische materialen vormen de vitrines het theatrale decor voor de verzameling wonderlijke objecten samengesteld uit lampen, dozen ontbijtgranen, een jerrycan of een plastic zak. Deze sculpturen fungeren als de onwaarschijnlijke instrumenten in een door Moore geschreven compositie.
De compositie beschrijft het verloop van een dag van zonsopgang (het geluid van een lepel in een ontbijtkom) tot zonsondergang (een enkele zucht). Op de partituur die Moore bij de installatie maakte, is aangegeven welke instrumenten op welk moment van de dag bespeeld mogen worden door performers die op onaangekondigde momenten de vitrines betreden. Hun aanwezigheid transformeert de statische opstelling tot een levendig samenspel van onverwachte geluiden. Wanneer deze performers niet aanwezig zijn, overheerst de stilte en is het vooral de verbeeldingskracht die de objecten tot leven brengt. Hoe klinkt een tuinslang? Welk geluid maakt een snaarinstrument vol fruit? Met zijn zorgvuldig samengestelde presentatie weet Moore een geheel te creëren dat zowel uitblinkt in poëtische helderheid als subtiele dubbelzinnigheid. De installatie roept het gevoel op van een hete zomerdag waarin stilte en kalmte overheersen, maar waar de lucht zwanger is van potentiële activiteit.
In Stroom neemt Moore ons mee naar een erf waar een schop knarst in het zand, een schuur waar het zoemen van een lamp hoorbaar wordt, naar een keuken waar het ontbijt wordt klaargemaakt. Verderop zien we de zee, waar wind en water ruisen en in de verte een zeeschelp klinkt die werd uitgerust met het mondstuk van een fluit. Denkend aan alle mogelijke geluiden die deze instrumenten tezamen zouden kunnen maken, wordt een overweldigende kakofonie van geluiden hoorbaar. Deze verschillende tonen en klanken lijken zich bovendien op een niveau te bevinden waar we doorgaans maar moeilijk toegang tot vinden.
Het is dit niveau dat Moore in zijn installatie op fascinerende wijze openbaart. Door middel van zijn zelfbedachte instrumenten opent hij een wereld die reikt voorbij de gebruiksdoelen die we doorgaans toekennen aan alledaagse objecten. Moore onthult op speelse wijze een levendigheid die schuilt in schijnbaar levenloze materialen. Hij bevraagt hoe wij ons tot deze dingen om ons heen verhouden. Zijn fantasievolle benadering maakt invoelbaar dat deze relaties niet eenduidig zijn en impliceert bovendien een gelijkwaardigheid tussen mensen, dieren, dingen en natuur. Met geluid als uitgangspunt zoekt hij naar de grenzen en spanningen die zulke relaties kenmerken, en geeft op die manier een voorzichtige aanzet om deze opnieuw te definiëren binnen een meer vloeibare betekenisstructuur.
Moores oog voor detail en uitstekend gevoel voor esthetiek zijn kwaliteiten die A Burning Bag as a Smoke-Grey Lotus tot een overtuigende installatie maken. De enige kanttekening die hierbij geplaatst kan worden, is dat het geheel ernaar neigt in de schoonheid zijn eindpunt te vinden. De stillevens die Moore creëert zijn stuk voor stuk uitdagend, maar blijven door de vitrines waarin zij zich bevinden tegelijkertijd altijd op een afstand. Dat staat een werkelijke relatie met de objecten in de weg. Pas wanneer de performers de instrumenten bespelen, openbaart zich een levendigheid die we ons nooit hadden kunnen voorstellen. Slechts dan ontvouwt zich in de trillingen en ritmes een lichamelijke ervaring die ons verbindt met de dingen om ons heen. Ondanks zijn haast te subtiele benadering weet Moore deze schijnbaar levenloze acteurs in een nieuw licht te tonen, en zo de eerste muzikale woorden van een vocabulaire af te tasten dat ons helpt hen op een andere manier te kunnen begrijpen.
Gareth Moore, A Burning bag as a Moke-Grey Lotus, tentoonstellingsoverzicht, (2015), Foto: Gerrit Schreurs, Courtesy Stroom Den Haag
0 notes
Photo

Review Esko Männikkö. Time Flies in Huis Marseille Voor Tubelight #97
De schoonheid van verval
Wie vanaf de straat een vluchtige blik naar binnen werpt bij Huis Marseille, museum voor fotografie, verbaast zich wellicht over de daar aanwezige werken in grote robuuste lijsten die als in een negentiende-eeuwse Salon dicht op elkaar hangen. Zij wekken de indruk van een schilderijententoonstelling, maar in werkelijkheid gaat het hier om het eerste retrospectief van de Finse fotograaf Esko Männikkö (1959), dat eerder te zien was bij de Taidehalli Kunsthal in Helsinki. Referenties aan de klassieke schilderkunst zijn daarbij echter niet ver weg.
Voor zijn fotografie begeeft Männikkö zich veelal in de afgelegen gebieden van het Finse platteland, waar hij zich richt op de marges van de samenleving. Voor een van zijn eerste series, The Female Pike (1990-1995), maakte de fotograaf intieme portretten van eenzame mannen in hun schaars ingerichte interieurs. Deze tragikomische werken vormden de opmaat voor een oeuvre waarin Männikkö de ervaring van tijd en vergankelijkheid tot uitdrukking brengt. Hij heeft een grote fascinatie voor het verval dat daarmee gepaard gaat: al sinds 1999 fotografeert hij in het kader van zijn serie Organized Freedom vervallen huizen die door de bewoners zijn verlaten en waarin de natuur het geleidelijk overneemt. Zwartgeblakerd door brand of aangetast door de wind, regen en sneeuw, verschuilt zich in iedere scheur in het behang, iedere barst in het hout van een kast of stoel een rijke geschiedenis. Door dikke stoflagen breekt voorzichtig het waterige zonlicht van het koude noorden, terwijl vocht en schimmel zich langzaam uitbreiden op de muren en daarmee nieuwe sporen achterlaten. Met een scherp oog voor detail en een uitstekend gevoel voor kleur en compositie vangt Männikkö oude lagen verf en behang die stukje bij beetje loslaten, zodat niet alleen verborgen kleuren, maar ook het verleden wordt onthuld.
In Männikkö’s ruïnes huist de spanning tussen leven en dood, tussen heden en verleden, aanwezigheid en afwezigheid. Vervallen interieurs wisselt hij af met een vervreemdende verzameling van voorwerpen, dieren en mensen: een Siamese tweeling op sterk water, een etalagepop met gehavend gezicht, een vaas met plastic bloemen. Overal ontdekt hij onderwerpen die als stillevens getuigen van wat is geweest, maar tevens optreden als voorbodes voor wat nog komen gaat. Op begraafplaatsen die hij bezocht, vond Männikkö verweerde en met mos begroeide beelden van menselijke figuren. Door deze beelden te isoleren in hun omgeving en de nadruk te leggen op zowel hun veranderlijke materialiteit als hun symbolische expressie, toont Männikkö op indringende wijze de schoonheid van verval. Met de realistische schilderachtigheid die zijn werk kenmerkt, weet hij zo een krachtig hedendaags vanitas te creëren.
Barsten, scheuren en afgebladderde verf zijn bovendien elementen die Männikkö niet alleen afbeeldt, maar ook een fysieke aanwezigheid geeft in de lijsten waarin hij zijn foto’s presenteert. Soms levert die samenkomst van lijst en foto werkelijk poëtische momenten op, zoals wanneer hij een herenjasje fotografeert dat, nog half ingepakt in bruin pakpapier, half bedekt onder een dikke laag stof, aan een scheve haak in een muur met vergeeld behang bungelt. De lijst om het werk mist flink wat stukken en is licht vergeeld, met hier en daar een zweem oudroze; dezelfde kleuren als in de foto. De lijst zou zo uit het gefotografeerde interieur afkomstig kunnen zijn, en dat is een bijzondere gewaarwording. Met details als deze brengt Männikkö het tafereel tot leven: niet alleen de afgebeelde voorwerpen worden tastbaar, ook de foto zelf gaat als object meer spreken. Wanneer echter een foto van een met blaadjes en mos bedekt oppervlak wordt gepresenteerd in een lijst waarop diezelfde blaadjes en een keurig randje mos zijn aangebracht, balanceert Männikkö op de grens van dichterlijke poëzie en gekunsteld melodrama.
Dit melodrama wreekt zich voornamelijk in de hoeveelheid werken die in Huis Marseille is tentoongesteld. Hoewel het principe van de negentiende-eeuwse Salon Männikkö in staat stelt interessante ensembles te vormen met werken uit zijn verschillende series, is de hoeveelheid in de tentoonstelling tezamen overweldigend. De beelden zijn stuk voor stuk bijzonder, maar het geheel overschaduwt de zorgvuldigheid waarmee de fotograaf zijn onderwerpen selecteert en benadert. De kwetsbare beelden die Männikkö in de donkere uithoeken van de wereld weet te ontwaren, worden slechts het zoveelste element in een omvangrijk archief vol met sporen en herinneringen waarbij het gevoel van verval en voorbijgaande tijd ontroerend, maar drukkend is. Het voelt daarom tenslotte als een opluchting Männikkö’s wereld weer te kunnen verlaten en de vergankelijkheid die ons allemaal in zijn greep houdt voor even te vergeten.
Foto: Esko Männikkö, Selma q, Organized Freedom series, 2001
0 notes
Text
“Tussen leven en dood. Tijd en materialiteit in vergankelijke kunst”
Lees mijn MA Scriptie hier
0 notes
Photo

Introductietekst voor de tentoonstelling A One Day Walk in het Kröller-Müller Museum. Geschreven met Lisette Pelser. Meer teksten van mij in de online tentoonstellingsgids voor A One Day Walk. A One Day Walk
Anthony Caro, Phillip King, Richard Long, Hamish Fulton Nicholas Pope, Barry Flanagan, Tony Cragg, Bill Woodrow
Saint Martin’s School of Art In het bruisende Londen van de jaren zestig vormt de toonaangevende Saint Martin’s School of Art een broedplaats voor jong talent, vernieuwing en experiment in de kunst. Vooral de afdeling sculptuur van de school is zowel beroemd als berucht om zijn onconventionele benadering van de beeldhouwkunst. Anthony Caro (1924 - 2013) geldt als een van de meest invloedrijke docenten en verzamelt een grote groep kunstenaars om zich heen, waartoe ook Phillip King (1924) behoort. Begonnen als assistenten van de belangrijke beeldhouwer Henry Moore (1898 - 1986), gaan Caro en King in de jaren zestig hun eigen weg. Zij laten de figuratie en de symboliek van de traditionele sculptuur achter zich en beginnen abstracte beelden te maken, waarbij het vooral gaat om kleur, vorm en de relatie tot de ruimte. Bovendien kiezen zij voor ongebruikelijke materialen als staal, fiberglas, plastic en hout.
Een nieuwe generatie De studenten aan wie Caro en King lesgeven, reageren op hun beurt op het formalisme van hun docenten. De nieuwe generatie kunstenaars legt meer de nadruk op het concept, het proces en de omgeving. Richard Long (1945) en Hamish Fulton (1946) keren de stad de rug toe en nemen de lange wandelingen die zij in de natuur maken tot uitgangspunt van hun werk. Barry Flanagan (1941 - 2009) raakt gefascineerd door oude ambachten en eenvoudige materialen. Hun medestudent Bill Woodrow (1948) gaat werken met alledaagse voorwerpen die hij vindt in de straten van Londen.
Londen en daarbuiten De energie van vernieuwing beperkt zich niet tot de Saint Martin’s School of Art, maar reikt tot ver in Londen en daarbuiten. Zo raakt ook Tony Cragg (1949), die studeert aan de Royal College of Art, geïnteresseerd in gevonden materialen en richt zich op de subjectieve associaties die zij oproepen. Nicholas Pope (1949), die is blijven wonen op het platteland van Engeland, komt in contact met Barry Flanagan en laat zich net als hij inspireren door de puurheid van materiaal en een ambachtelijke bewerking hiervan.
A One Day Walk De tentoonstelling A One Day Walk toont het werk van twee bijzondere generaties Britse kunstenaars die vanaf de jaren zestig en zeventig grote invloed hebben op de ontwikkeling van de kunst. De tentoonstelling is samengesteld uit de schenking van de collectie Art & Project / Depot VBVR en de collectie van het Kröller-Müller Museum.
Foto: Marjon Gemmeke
0 notes