Don't wanna be here? Send us removal request.
Text










Mijn verblijf in Phnom Penn was kort (2 dagen) maar in die korte tijd heb ik alles gedaan wat ik wilde. Zo ben ik direct de eerste ochtend naar het genocide museum S21 (een voormalig gevangenis, foto 3 is een gedenkteken aldaar) en de killing fields geweest. De excursie besloeg de inktzwarte periode in Cambodja onder de Rode Khmer (Khmer Rouge), een wreed communistisch regime dat bij wijze van experiment alle Cambodjanen gelijk wilde maken door alleen nog een klasse van boeren toe te staan. Stadsmensen werden uit de steden gedeporteerd om op het platteland te werken en alle medewerkers van het vorige regime of zij die met de Amerikanen hadden samengewerkt in de Vietnamoorlog werden gevangen genomen. Tijdens hun gevangenschap werden ze op gruwelijke, onmenselijke wijze gemarteld om zo al hun familieleden op te geven, die vervolgens ook gevangen gezet en gemarteld werden. Ze hanteerden daarbij de filosofie dat het gras met wortel en al uitgeroeid moest worden om te voorkomen dat het terug groeit. Zodoende werden complete families weggevaagd, waarbij kinderen niet gespaard werden. Onze gids was zelf een jaar of 3 toen zijn moeder gearresteerd werd omdat zijn vader met de Amerikanen had samengewerkt. De Amerikanen die kort daarvoor Cambodja volledig aan haar lot hadden overgelaten na de terugtrekking uit Vietnam. De gids zag zijn moeder voor zijn ogen vermoord worden en werd zelf ook bijna doodgeslagen maar wist het ternauwernood te overleven. De gruwelen van het Rode Khmer regime zijn met geen pen te beschrijven. In totaal hebben ze 2 tot 3 miljoen Cambodjanen over de kling gejaagd, oftewel een derde tot bijna de helft van de bevolking. Veel executies vonden plaats op de zogenaamde killing fields, waarvan wij er slechts 1 bezocht hebben. Hier stond ook het monument waarin de schedels en botten van vele slachtoffers zijn opgenomen, zoals op de eerste twee foto's te zien is. Ik zal de lezer de gruwelijkste details besparen, maar ik dacht het ergste van de mensheid gezien te hebben, maar dit is erger. Temeer omdat ze niet vergast, doodgeschoten of gebombardeerd zijn, maar neergeknuppeld of dood gestoken. Ook zijn veel Cambodjanen omgekomen door honger of uitputting omdat iedereen op het land moest werken, maar het regime het voedsel dat verbouwd werd doodleuk verkocht aan China. De tour duurde 4 uur en daarna was ik leeg. Menigmaal stonden de tranen in mijn ogen, ook door de persoonlijke getuigenissen van onze gids en de letterlijke stapels aan schedels, vooral de kleine. Onze groep bestond uit 4 personen, een Brit, Fransman, Amerikaan en ik, maar we hebben pas met elkaar gesproken op de terugweg. Even koetjes en kalfjes om de ellende te vergeten.
De rest van mijn tijd in Phnom Penh was gelukkig een stuk luchtiger. Het nationaal museum (foto 5) met op meerdere plekken totaal ongerelateerde kanonnen tussen de Hindoestische en Boeddhistische kunstvoorwerpen, het koninklijk paleis (foto's 6 en 7) en een achteraf cafeetje dat ik bij toeval ontdekte - ik zocht koffie - waar men Warhammer oid aan het spelen was. In dat café werd ik overigens geconfronteerd met een raar fenomeen in Cambodja waar men naast de lokale Riel ook Dollars gebruikt. Hoewel de meeste prijzen in dollars worden weergegeven en je overal dollars kan pinnen, zijn Cambodjanen heel kritisch op de conditie van de dollars. Zelfs het kleinste scheurtje, dat nauwelijks opvalt is genoeg om het dollarbiljet te weigeren. Wat mij nog een nagenoeg perfect biljet lijkt wordt glashard geweigerd. Helaas had ik niets anders dan een 10 dollar biljet om $6,50 te betalen. Dat ging dus niet door. Iemand ia vervolgens met de scooter naar een geldwisselaar gegaan om het biljet te wisselen. Kost wel $2,50 blijkbaar, maar goed, ik heb het ze allemaal maar laten houden, voor $ 3,50 'opgelicht' worden is niet zo boeiend. Al heb ik daarna alleen nog maar de lokale munteenheid gebruikt, die briefjes mochten compleet verrot zijn.
Tenslotte heb ik mijn trip naar Phnom Penh afgesloten met een riviercruise met onbeperkt bier om de zonsondergang te zien (foto 9). Ik ben me niet te buiten gegaan, want ik wilde niet om 18.30 al starnakel zijn en ik kwam juist voor de cruise. Tijdens de cruise was ook het verschil tussen arm en rijk zeer duidelijk. Moderne torenflats en dure hotels versus een lokale (Vietnamese) gemeenschap die nog in hutten op palen wonen (foto 10). Daarna de avond afgesloten met heerlijk eten tot ik bommetje vol zat met twee hele maaltijden en drie bier voor 10 euro. Je kan dan ook als een koning leven in Cambodja mits je de relatief hoge criminaliteit en gierende corruptie voor lief neemt.
De reis zit er al weer zo goed als op. Ik zit nu in Singapore en het contrast kon niet groter zijn. Vrijwel geen scooters en nul tuktuks, maar Mercedessen en Audi's. Morgennacht om 1.40 vliegen en daarna het einde van dit saga.
0 notes
Text










Siem Reap, mijn eerste stop in Cambodja, was eigenlijk best wel saai. Niet dat het niet leuk of interessant was, maar ik heb gewoon niet zoveel meegemaakt. Natuurlijk heb ik uitgebreid Ankor Wat (foto 1, 2 en 3) bezocht, of eigenlijk het Ankor complex, want Ankor Wat is maar 1 tempel van velen op een zeer uitgestrekt stuk land. Naast Ankor Wat ben ik naar Ankor Thom (foto 5) Pre Rub, Ta Prom (foto 6) en nog wat andere tempels geweest waar ik de naam niet meer van kan herinneren. Het was allemaal interessant, boeiend en vaak ook mooi, maar omdat het vrijwel allemaal uit zandsteen is opgetrokken, honderden jaren is vergeten en er meerdere oorlogen hebben plaatsgevonden waarvan de laatste in 1998 afgelopen was, is er heel veel kapot en afgesleten. De kogelgaten zitten letterlijk in Ankor Wat en het heeft vol mijnen gelegen. Eigenlijk dus nog een wonder dat er nog zoveel overeind staat. Wat in veel gevallen nog wel redelijk de tand des tijds heeft door staan zijn de vele reliëfs (foto 5) op de muren van de tempels. Deze eren de overwinningen van diverse koningen of laten topless apsara danseressens (foto 2) zien. Het weerhield me in ieder geval niet om uren door de tempels te dwalen, zonder gids, want die vond ik maar opdringerig irritant. Grappig was wel toen een gids aan anderen uitlegde dat ze in feite in een echokamer stonden en ze aanmoedigde om zichzelf op de borst te kloppen om een echo te creeren. Dat ging maar matig, dus deed ik het even voor. Het klonk net alsof ik op een grote trom sloeg. Een gorilla zou onder de indruk zijn en de tourgroep was dat ook😁. Wat ik overigens wel bijzonder aan de gidsen vond is de hoeveelheid talen die beschikbaar waren. Ik heb gidsen gehoord in het Engels, Duits, Frans, Russisch, Chinees, Japans en zelfs Italiaans en hoewel ik het zeker niet goed kan beoordelen, klonken ze nog redelijk vloeiend ook.
Naast het Ankor complex heb ik ook nog het Ankor museum bezocht. Het was een mooi opgezet museum, die ook de perioden voor Ankor besloeg. Beschavingen die dit soort monumenten bouwen komen immers niet zomaar uit het niets. Veel hindoestische beelden en natuurlijk ook weer honderden Boeddha's. Maar deze Boeddha's waren wel anders dan de meeste die ik gezien heb, er zaten veel meer Indiaase invloeden in, wat tot andere gezichten en details leidden. Kunnen Boeddha's me dus toch nog verrassen. Helaas waren foto's in die zaal niet toegestaan, maar foto 4 geeft een indruk. Daarnaast ook nog op pubstreet (foto 8) geweest, een straat die zijn naam eer aandoet met vele kroegen en restaurants. Helaas tref je daar ook vele opdringerige tuktuk chauffeurs, verminkte bedelaars, kinderen die allerlei meuk proberen te slijten, drugsdealers en sekswerkers. Best irritant, maar als je ze negeert gaan ze het snelste weer weg. De Cambodiaanse overheid waarschuwt overigens ook om zeker niks van kinderen te kopen, ze worden uitgebuit en uit school gehouden om zo geld te verdienen voor anderen.
Tevens had ik weer een metal bar gevonden, de enige in Siem Reap, om de hoek bij het hotel. De eerste avond daar was ik samen met een Australiër de enige klant, maar ik mocht zelf de muziek bepalen en de eigenaresse kwam uit Japan, dus dat was wel even gezellig. De avond daarna teruggegaan omdat er een Chinese hardcore band speelde. Wat een takke herrie en dan heb ik het niet eens over de muziek. Het geluid stond gewoon veel en veels te hard zodat je oren pijn deden en alle nuance uit de muziek verdween. Ik heb letterlijk 1 oor dichtgehouden, want dan was het nog te doen en kon je in ieder geval meer horen dan alleen de drummer.
Helaas had al die activiteit ook een keer zijde. Of ik nu door mijn enkel gegaan ben of dat het een gevolg was van een afstap die ik in Bangkok over het hoofd gezien had (ik landde 30 cm lager vol op mijn rechter voorvoet) weet ik niet, maar de laaste dag was mijn enkel blauw en dik. Het personeel van het hotel, dat simpelweg fantastisch was, was bezorgder dan ik en bracht meteen ijs om te koelen. Ik kon ook niet echt meer lopen, maar koelen hielp gelukkig. Biertje en pinda's erbij en het was zo erg nog niet, zeker toen een oudere Amerikaanse man op iets wat vreemde wijze vroeg wat er gebeurd was. Hij bleek een beroerte gehad te hebben en moest opnieuw leren praten. Dat vertelde zijn vrouw, een bezorgde Californische die ronduit heeft lopen vertellen over hoe erg ze de verkiezing van Trump vond en hoe het nu verder moest met het land. Ik op mijn beurt probeerde de hoop erin te houden, maar voor haar was het alsof de apocalypis was aangebroken. Ze waren ook goed rijk, want ik kreeg ook allemaal tips over peperdure hotels en onbetaalbare restaurants in Singapore. Ik neem aan dat ze dacht dat ik ook geld had, vanwege ons verblijf in een zeer luxe 5 sterren hotel, dat ik echter in een ander land waarschijnlijk niet kan betalen.
Het hotel was wel echt fantastisch met een grote, fijne kamer (video) en personeel dat je op je wenken bediende. Het niveau van de service was bijna overweldigend, je hoefde niet eens je eigen bier bij te schenken. Ook vroegen ze constant hoe je dag was en wat je gjng doen en stonden ze bij 'thuiskomst' aar met een koel handdoekje en water. Heb me ook flink laten gaan in het restaurant (3×), twee keer de was laten doen, 3 keer een tuktuk ( eigenlijk een remarque, een soort koetsje met motor voorop) voor een middag gehuurd en lustig uit de minibar gedronken, voor de grand total van 150 euro (bovenop de huur van de kamer). Zoals gezegd, dat Cambodja goedkoop is, maakt veel mogelijk. Daarnaast relatief veel fooi gegeven, wat er grappig genoeg toe leidde dat ze me nog meer service wilde geven. Voor mij was het weinig (paar keer 5 dollar), maar als je 250 euro per maand verdient, is het vrij veel. Toch voel ik me dan een beetje lullig omdat ze erg blij zijn met zo'n klein bedrag. Maar goed ik kan de wereld niet veranderen, maar misschien af en toe een beetje helpen.
Nu in Phnom Penn, ik weet nog niet wat ik van de stad vindt. Ben hier maar 3 nachten en dan al weer de laatste bestemming, Singapore.
0 notes
Text










Chang Mai, mijn 2e bestemming in Thailand, is de oude hoofdstad van het koninkrijk Lan Na, bekend bij diegenen die wel eens Europa Universalis IV hebben gespeeld. Ook dit koninkrijk is een van de voorlopers van Thailand dat op hield te bestaan toen de koningin van Lan Na trouwde met Rama V, de koning van Thailand. De stad heeft heel, heel veel tempels en hoewel ik mijn best gedaan heb, heb ik met zo'n 15 bezochtte tempels misschien net een deuk in een pakje boter geslagen. Ik kan ook echt niet alle namen meer reproduceren, ik weet alleen dat ze allemaal beginnen met 'Wat' want dat is het Thaise woord voor tempel. Ik heb het aantal foto's van tempels ook maar beperkt gehouden, want er staan er al zoveel op mijn blog. Foto 1 is een mooi plafond in een tempel, foto 2 een imposante tempel uit de 14e eeuw, foto 3 van een modernere tempel geheel gemaakt van zilver en aluminium en foto 4 laat een van de belangrijkste tempels van Thailand zien. Toen de top van de pagode afbrak werd er zoveel geld ingezameld dat ze er 1 grote en 99 kleinere diamantén opgezet hebben. Dat laatste getal is niet toevallig, 9 is het Thaise (Boeddhistische) geluksgetal en tevens het getal van een van de meest geliefde koningen ooit, Rama IX oftewel Humibol. Deze tempel lag hoog op een berg, die ik met een excursie bezocht heb en vanaf waar het uitzicht op de stad zeer mooi was (foto 5).
Na twee dagen vol tempels, tempels en nog meer tempels, was het duidelijk tijd voor iets compleet anders: olifanten! In Thailand leven heel veel olifanten, zowel in het wild als in gevangenschap. Werden tamme olifanten vroeger vooral in de houthakkerij gebruikt om bomen weg te slepen, zijn ze nu een belangrijke toeristische trekpleister. Helaas heeft dat de positie van de olifant nauwelijks veranderd. Ze worden nog steeds grof uitgebuit en mishandeld om toeristen op olifanten te laten rijden. Gelukkig begonnen steeds meer Thai dat onacceptabel te vinden. Dat leidde tot zogenaamde etnische olifanten reservaten, maar ook daar gaat het nog op grote schaal mis. Olifanten worden nog steeds op wrede wijze getraind om het mogelijk te maken dat toeristen ze kunnen aanraken, wassen en soms zelfs op ze liggen. Ook doen ze soms kunstjes, zoals schilderen en zijn ze veelal niet vrij om zelf te bepalen wat ze willen doen. Als je dus zo'n activiteit ziet, moet je daar dus niet heen gaan. Tegelijkertijd zie ik ook wel het dilemma, een olifant eet zo'n 300 kilo per dag en het kost vaak enkele tonnen om een olifant vrij te kopen. Dat het desalniettemin beter kan, al soms niet perfect heb ik echter zelf mee mogen maken.
De eerste dag van de olifant, bracht me bij een familie diep in het achterland met twee olifanten, een ouder en jonger vrouwtje. Ze hadden een routine die weliswaar duidelijk op toeristen gericht was, maar ze leken tegelijkertijd erg tevreden. Eerst mocht je de olifanten voeren met suikerriet, bananen en meloenen (foto 6) waar ze gretig gebruik van maakten. Wie ze voerden leek ze niet uit te maken, gulzig slokten ze ieder twee volle emmers weg. Ze waren uitermate vriendelijk en nieuwsgierig of je nog meer eten verstopt had. Mijn excursie genoten (4 Amerikanen en 2 Canadezen) namen steeds een pauze na wat gegeven te hebben, maar ik bleef ze constant voeren, want het was bijna niet bij te houden. Vervolgens gingen we het bos in alwaar de twee gulzig takken afbraken om zich te goed te doen aan de bladeren. Dat was flink oppassen want de olifanten hadden vooral oog voor eten en minder voor de mensen om hen heen. Alhoewel, zoals op foto 8 te zien is, duwde de oudste van de twee op een gegeven moment zachtjes haar hoofd tegen mij aan. Ik vermoed omdat ze wilde dat ik aan de kant ging, maar het voelde even magisch om vol (en volledig vrijwillig) contact met een olifant te hebben. Daarna baden beiden in de rivier om af te koelen terwijl hun begeleiders water over ze heen gooiden. Dat mochten wij, vanaf een afstandje ook doen. Ze leken het prettig te vinden en de jongste ging zelfs op haar zij liggen, met de alleen de slurf boven water. Ook dat was oppassen want als je achter haar kwam, was de kans op een schop groot en dan kan je met een gebroken been naar huis. Daarna namen ze een modderbad en kregen ze nog een flinke maaltijd waardoor je tussen ze in kon staan (foto 7). Ik raak ze overigens niet aan, ik heb alleen mijn armen een beetje gespreid.
Nu denk je misschien dat dat genoeg olifant voor 1 vakantie is, maar op de tweede dag van de olifant, ben ik naar het Elephant Nature Park geweest. Een 100% etisch park, waar we de olifanten niet hebben gevoerd en ze de volledige vrijheid hadden om te bepalen wat ze zelf wilden. 1 olifant vond bijv het water te koud (gok ik) en ging dus ook niet de rivier in ondanks de subtiele aanmoediging van haar begeleider. De begeleiders al daar moeten het dan ook volledig hebben van medewerking van de olifant, maar voedsel - m.n. bananen - zijn een goede motivator. Wel konden we dichtbij komen en liepen we gewoon tussen de olifanten. Dat was wederom opletten want ze konden van alle kanten komen. 1 olifant in het bijzonder was overigens erg teleurgesteld dat we ze niet voerden (foto 9), want ze kon de meloenen die achter ons lagen ruiken. Het filmpje tenslotte is van een wat jongere (5 jaar) olifant die speelt in de modder. Toch was niet alles leuk aan het Elephant Nature Park, de verhalen van de geredde olifanten waren ronduit hartverscheurend en bovendien was het park hard geraakt door de overstromingen van vorig jaar. Vandaar dat het belangrijk is fat toeristen het park bezoeken, zo financieren ze de zorg voor de olifanten en het redden van nieuwe olifanten, al loopt het park tegen zijn grenzen aan.
Foto 10 voor de volledigheid, is van de Soldiers bar. Een dive bar van een veteraan uit het Thaise leger die het leuk vond een vage kroeg te bouwen in zijn garage. Helemaal een plek voor mij. Punk, rock en metal muziek, goedkoop bier en je mocht roken. De beste man verkocht ook wiet en day vond gretig aftrek onder de clientèle van zowel toeristen als locals. Vele leuke mensen ontmoet, metname een Canadees met een Guatamaleese vriendin die er net als ik bijna elke avond te vinden was en een andere Canadees die sprekend op Jack Black leek. Gelukkig sloot de oude man dagelijks rond 11 uur anders had ik mijn excursies nooit gehaald (7.30/8.00 pick up). Super gezellig en de oud soldaat zat dan in zijn stoel, een flinke waterpijp te roken terwijl hij tevreden zijn kroeg observeerde als een baas. Of hij overigens alcohol mocht verkopen was dubieus want dat mag dichtbij een school of tempel niet (de 7-eleven 50m verderop verkocht geen alcohol) maar dat iets niet mag in Thailand betekent nog niet dat het niet kan.
Nu in Cambodja in een poep chique hotel om Ankor Wat te bezoeken, een hele oude en grote.....tempel.
0 notes
Text










Misschien moet het gewoon niet zo zijn, maar twee keer zou ik op Maleisië vliegen en twee keer (2018 & 2025) ging dat op het allerlaatste moment niet door. Was het de eerste keer een lichte hersenschudding, nu migraine. Net voordat ik naar Schiphol zou vertrekken, kwam de migraine opzetten en toen wist ik wel hoe laat het was. Al heb ik nog even overwogen te gaan, maar het kon simpelweg niet. Nu heeft migraine wel vaker roet in het eten gegooid, maar dit was echt de slechtste timing ever. Dus moest ik de vlucht laten omboeken. Geluk bij een ongeluk is dat je bij business class geen wijzigingskosten hoeft te betalen, alleen het verschil met de oorspronkelijke ticketprijs. Dat en het feit dat het oorspronkelijke plan niet meer paste, heeft er uiteindelijk toe geleid dat ik niet in Maleisië zit, maar - een week later dan gepland- in Thailand. Ook leuk.
En dat is eigenlijk geen cynische grap, tot nu bevalt Thailand (Bangkok) prima. Aardige mensen, heerlijk eten en mooie dingen om te bekijken. Op de dag van aankomst was het meteen raak, ik vond een bar niet ver van mijn hotel 'proper job' waar ik meteen een gezellige avond had. Eerst vier op een rij gespeeld met de eigenaresse en haar zoon (foto 1) en daarna een beetje geouwehoerd met twee Britten die alle twee een nogal heftig drugsverleden hadden, waaronder een van de barmannen die eigenlijk nog steeds nooit nuchter was, al was het dan door wiet, wat ook in Thailand gedecriminaliseerd is. Het stik dan ook de moord van de coffeeshops (al noemen ze het hier niet zo) en heel veel buitenlanders maken daar gebruik van. Uiteraard wordt ik als Nederlander gevraagd wat ik van de Thaise wiet vindt, maar ik heb geen idee, blowen op vakantie lijkt me juist tegenstrijdig aan mijn idee van vakantie. Je wil dingen doen en niet voor pampus op je hotelkamer liggen.
Na een lichte kater verwerkt te hebben, ben ik naar de Boeddhistische tempel Wat Pho geweest (foto 2 en 5). De Thai nemen Boeddha zeer serieus, de Boeddha is dus niet voor versiering bijv. Je mag dus ook geen kleding met religieuze afbeeldingen mee nemen en Boeddhistische tatoeages kan je beter bedekken. In de tempel werden mensen dan ook regelmatig "aangespoord' om op de grond te gaan zitten als je een Boeddha van dichtbij wilde bekijken. Je hoofd mag niet boven dat van Boeddha uitsteken. Overigens ook niet bij Boeddhistische monniken, maar dar is onbegonnen werk, daarvoor zijn ze mij te klein. Het hoogtepunt van de temple was de liggende Boeddha, met 46 meter lengte een van de grootste beelden van Boeddha ter wereld. Daarnaast zijn in de diverse stupas de resten van voormalige koningen (daar mag je ook geen grappen over maken) en enkele Boeddha's begraven.
De tweede avond ben ik vervolgens nog naar een metal bar met vampieren thema gegaan, maar hoewel dat mogelijk interessant leek, was het -die avond- niet meer dan vijf man die alleen maar op hun telefoon zaten. Daarvoor had ik overigens gele curry met peteh c.q. stinkbonen gegeten. Een interessante groente waarvan je urine gaat ruiken (net als asperges) en je extra ranzige scheten laat.
De derde dag wilde ik eigenlijk naar het koninklijk paleis, maar ik zat zo vast in het verkeer met mijn Grab (Aziatische Uber) dat ik er bij het nationaal museum uitgesprongen ben. Het was een mooi museum met heel, heel veel Boeddha's. Het nadeel van veel reizen in Azië is dat ik inmiddels letterlijk tienduizenden Boeddha's heb gezien, dus daar liep ik wat sneller langs aangezien er maar zoveel variatie is. Maar ik hou altijd oog voor bijzondere Boeddha's zoals de realistische Boeddha op foto 3. Die meer is vormgegeven op de beschrijving van de eerste Boeddha dan de mytische figuur die vaak wordt afgebeeld (met hele lange oorlellen bijv.). Foto 4 tenslotte is, voor de verandering de Hindu god Ganesh, altijd afgebeeld als een menselijke olifant.
De 3e avond was rustig, de volgende dag moest ik immers om 6 uur op (waarom wel op vakantie Dave?) om op excursie te gaan naar Ayutthaya, een oud Koninkrijk dat een van de voorlopers van Thailand was. Een excursie die ik bijna gemist had omdat mijn Grab muur vast in het verkeer zat. Gelukkig net gehaald, maar daarna was Grab niet echt een optie meer. Een reis die op papier korter met de auto was, bleek toch sneller met het openbaar vervoer en motoren doe ik niet aan, veel te link hier. Thais verkeer is nog al chaotisch en zelfs op het zebrapad rijden ze je zo van de sokken. De excursie was bijzonder boeiend. Ik hou van oude beschavingen. Ayutthaya is uiteindelijk compleet verwoest door het naburige Koninkrijk van Burma. Ze hebben simpelweg alles in de fik gestoken, al hebben sommige gebouwen het redelijk overleefd (foto 7), maar slechts een enkel Boeddha standbeeld heeft het overleeft. Zo kon het hoofd van Boeddha eindigen in een boom (foto 8). Voor deze foto moest ik wel zitten, want in een boom of niet, Boeddha is Boeddha. Overigens waren we eerst naar het zomerpaleis geweest (foto 6). Leuk feitje, de huidige koning is er nog nooit op vakantie geweest in tegenstelling tot zijn vader (Humibol, de langst heersende vorst ooit).
De avond c.q. die daar op volgde was apart. Ik ging weer terug naar de bar van de eerste avond alwaar 2 Russen hun uiterste best deden om ruzie te zoeken. Keihard schreeuwen, denigrerende doen tegenover de eigenaresse (die dit accepteerde, want geld) en allerlei dingen in het Russisch roepend naar langstlopende vrouwen. Ik negeerde ze volkomen, maar de zwaar benevelde barman liet zich uit de tent lokken. Toen werd het wel even spannend en moesten de eigenaresse en ik hem tegenhouden om niet op de vuist te gaan. Het is een goede gozer, hij wilde kwam juist op voor haar en de vrouwen op straat, maar dan moet je ook de wijsheid hebben niet te escaleren. Gelukkig liep het met een sisser af. Veel geschreeuw, veel opscheppen over geld, maar daar bleef het bij. Later begrepen van andere gasten dat ze vervolgens maar met elkaar zijn gaan vechten. Daarna werd het echter super gezellig en heb ik lopen kletsen met een Schot, Fin, Spanjaard, Canadees, Duitser en Engelsman (de barman) waardoor het uiteindelijk een behoorlijk dronken half drie werd.
Desalniettemin de volgende dag betijds opgestaan, zodat ik wat kleren kon wassen en het koninklijk paleis bezoeken (foto 9 & 10). Dat was mooi, maar ook belachelijk opulent. Overal bladgoud en alles tot de nok toe versierd. Het hoogtepunt zou de smaragden Boeddha moeten zijn, alleen stond die zo hoog en op afstand dat er niet heel veel van te zien was. En weer die verdomde schoenen uit. Ook mocht je helaas geen foto's maken.
Dat brengt me tot vanavond. Ik zit weer in dezelfde bar. Eigenlijk had ik het al verwacht maar dat is hun rustigste avond. Op zaterdag zullen de hotspots wel meer trekken dan een bar die relatief geïsoleerd (maar wel dichtbij het hotel) ligt. Dus zijn ook eigenaresse en barman (Ning en Andrew) er niet. Jammer, maar ook prima, het geeft me de tijd dit blog te schrijven. Ik zou morgen gegaan zijn, ware het niet dat ik op maandag vroeg naar Chang Mai vlieg en gezien de eerdere avonden moet ik mezelf een beetje in bescherming nemen, als het gezellig is, ga ik niet vroeg weg. Al met al is dit een erg lange post geworden, maar ik wilde 1 post per stad doen en dan maak je een hoop mee. Zodoende is het geen straf om in Thailand te zijn en zoals de Japanners zeggen: Shoganai, het is wat het is. Nog 1 dag Bangkok en dan dus Chang Mai, olifanten kijken!
0 notes
Text










Okinawa was zonnig, mooi en niet helemaal mijn bestemming. Hoewel veel mensen jaloers zouden zijn dat ik op zo'n prachtig eiland zat, was ik blij toen het vliegtuig naar Tokyo vertrok. Het helpt uiteraard niet dat ik weinig om zon, zee en strand geef, maar Okinawa was erg lastig te navigeren zonder auto en niet bijzonder geschikt voor soloreizigers. Daarbij had ik Okinawa onderschat en onvoldoende gepland.
De eerste dag was zodoende vooral erg rustig. Ik heb flink uitgeslapen, een wasje gedaan en een museum bezocht (foto 1). Het museum behandelde de geschiedenis van Okinawa, maar de foute rol van Japan dat het onafhankelijke koninkrijk Ryuku simpelweg heeft ingelijfd, was volkomen onderbelicht. Japan heeft daar wel vaker last van, zoals ten aanzien van de tweede wereld oorlog. Slecht 1/3 van alle mensen van Okinawa heeft de oorlog overleefd, door de Amerikanen maar vooral ook door de Japanners zelf die de bevolking in hun val meenamen. Na de oorlog wilde Japan eigenlijk Okinawa ook niet terug hebben van de Amerikanen maar dat wordt gewoon niet verteld. De bel op de foto is trouwens even lang als ik.
De tweede dag, ben ik spontaan omdat ik het niet rond kreeg op het hoofdeiland naar een ander eiland, Ishigaki, gevlogen. Daar zeker mooie dingen gezien en zelfs gesnorkeld (foto 4 en 5) maar daar ook flink voor betaald. Zo heb ik een taxi mij vrijwel het hele eiland over laten rijden om onder meer palmbomen en een druipsteengrot te zien (foto 2 en 4). Gelukkig was de taxichauffeur wel zo aardig om ook nog een foto van mij te nemen (foto 3). Ook heb ik nog op een boot met glazen bodem gevaren (foto 7) wat een stuk mooier was dan de foto's konden vastleggen. Schildpadden, anemoonvissen en vele andere vissen gezien. Helaas zag ik tijdens het snorkelen en de glazen boot tour wel veel dood koraal. Waarschijnlijk veroorzaakt door warmer water door klimaatverandering.
Over de dag daarna, toen ik terug op het hoofdeiland was, kan ik kort zijn. Ik ging een uniek kasteel bekijken, maar het is in 2019 afgebrand. Helaas was dus alleen het begin van de herbouw te zien (foto 8). Het was uiteindelijk de slechtste dag van de vakantie, maar dat moet er altijd een zijn.
De laaste dag nog op een bustour geweest. Onder andere het aquarium gezien waar ze een heuse walvishaai hadden (foto 9). Supergaaf, al was de rest van het aquarium maar matig. Wel veel van het eiland gezien zoals de prachtig gekleurde wateren en mooie natuurlandschappen (foto 10 en 11). Het einde was echter vrij ruk, een bezoek aan de American Village, een aftandse tourist trap. Zodoende na 5 minuten daar maar weggegaan zonder het de gids te vertellen, dus toen zij zich afvroeg waar ik was, loog ik maar dat ik de tijd vergeten was en nog aan het eten was. Weet zij veel en ze sprak geen Engels ondanks dat het een Japans/Engelse tour was. Al met al was Okinawa enigszins teleurstellend, maar....
Er was ook Rock bar freaks a gogo. Een zwaar alternatieve bar gebaseerd op het freak jaren 60/70 thema. De bar was met zeer veel zorg ontworpen door de eigenaar die tevens achter de bar stond. Super veel filmposters, design meubels uit de jaren 60/70, heel veel blote vrouwen en het penisbeeld uit A Clockwork Orange. Helaas door het bier en de geanimeerde gesprekken met een New Yorks stel vergeten foto's te maken. Ze waren vrij jaloers op mij, want ze hadden 11 dagen waar ik er 35 had. Ze deden wel een stuk interessanter werk want ze waren set designers voor films, series en Sesamstraat. Op de laatste avond ben ik nog even terug geweest en toen vrijwel de hele avond met de barman gesproken. Dat was lastig want zijn Engels was beperkt, maar met Google translate kwamen we een eind. Zo kwam ik er wel achter dat het een hele vreemde vogel was, want klanten mochten niet eens een stoel verplaatsen (de esthetiek moest in stand blijven) en grote groepen wees hij de deur, dat was te veel werk. Enerzijds klaagde hij over het gebrek aan geld, maar adverteren was niks, want dat trok saaie klanten. Maar ach, ieder zijn ding.
Nu laatste stop Tokyo 🥳
.
0 notes
Text









De laatste stop in Taiwan was de hoofdstad Taipei. Tegen de tijd dat ik daar aankwam, was ik al behoorlijk uitgeput. Met name mijn rechterbeen, waar ik al langer last van had, begon op te spelen. De eerste dagen dus maar zeer rustig aan gedaan en op dag 1 alleen het paleismuseum bezocht, waar het erg druk was. Ze hebben een prachtige collectie van onder meer Keizerlijke sieraden, meubilair, brons en jade, zoals op foto 1, een kool met sprinkhaan van jade. 'S-avonds kon ik het echter niet laten om toch een biertje te gaan doen. Zodoende in een karaokebar beland (de video). Soms meegezongen, maar ook de hele tijd zitten praten met een Canadese Chinees die in Shanghai woont (in de video zichtbaar met bril en paardenstaart). Hij was in een Taiwan voor een congres en andere zaken voor de universiteit waar hij werkte en bleek nagenoeg dezelfde reis als ik gemaakt te hebben. Zodoende foto's vergeleken en het over 'Mainland China' gehad. Een onderwerp dat telkens naar boven kwam als je langer met een Taiwanees (of Chinees) sprak. Het feest was ondertussen flink losgebarsten, want de volgende dag, was het dubbel tien-dag(10/10) een nationale feestdag om de omverwerping van de Qing dynastie te vieren. Ik was laat terug in het hotel.
De volgende dag geleerd dat Shiang Kai Shek, een klootzak was, die persoonlijk minstens 300 keer de doodstraf heeft bevolen. Ik stond er ook niet zo bij stil, maar tot 1987 was Taiwan een autocratische staat, een periode die bekend staat als de witte terreur. Hij heeft wel een enorm monument (foto 2) en dito beeld gekregen plus een extreem lange wisseling van de wacht ceremonie, die te lang is om hier te posten. Laten we het er op houden dat het een hoop zinloos gezwaai met geweren is.
Ondertussen had ik een collega die goed bekend is met Taiwan, gevraagd wat ik niet moest missen. Zij raadde onder andere Jiufen aan. Niet ingelezen optimistisch in een uber gesprongen totdat de chauffeur me vertelde dat de hele stad tegen een berg op lag. Auw. Desalniettemin wat rondgelopen naar onder meer het gebouw dat afgebeeld is in de bekende Japanse tekenfilm Spirited away (foto 3). De populariteit onder (binnenlandse) toeristen wordt overigens goed uitgemolken in Jiufen. 6 piek voor een bakje koffie bijv. Nadat ik halverwege de berg ook niet meer door kon, ben ik maar poesjes gaan bekijken in Houtong Cat Village. Althans ze hadden 8-9 katten (foto 4) en een verrassend interessant steenkool museum, waarin ook alles in het Engels werd uitgelegd, in tegenstelling tot vele andere musea in Taiwan.
De tijd ging hard, dus inmiddels was het al mijn laatste dag in Taiwan. Tijd dus om de laatste dingen te gaan bekijken. Dihua Old Street en Huashan creative park vielen tegen. Ik wilde nog graag een souvenir voor mijn zusje en neefje kopen, maar ik kon niks goeds vinden. Aan veel te dure theesets, suffe beeldjes of eetstokjeshouders worden ze niet blij. Het "creative park' was vrij doods, covid heeft daar misschien aan bijgedragen, Taiwanezen konden heel lang ook niet in hun eigen land reizen, in tegenstelling bijvoorbeeld tot Vietnam waar binnenlands toerisme het wegvallen van buitenlands toerisme heeft overbrugt. Sowieso heb ik het idee dat buitenlands toerisme in Taiwan nog niet heel groot is. Jammer, want het is een heel interessant land en niet jammer, want het is toch wel leuk om de enige westerling te zijn tussen alle Taiwanezen. De herdenkingshal van Sun Yat Sen (Foto 5 & 6), de eerste president van de republiek China was net als die van Shiang Kai Shek indrukwekkend. Sun Yat Sen wordt zowel in Mainland China (zoals je China in Taiwan 'moet' noemen) als Taiwan vereerd. Ik kan zijn verhaal niet kort samenvatten, maar zie Extracredits op YouTube voor zijn levensverhaal. Ook hier een zeer uitgebreide wisseling van de wacht, maar een stuk minder druk. Er was ook nog een beelden expositie, waarvan ik Yoda Boeddha (foto 7) het grappigst vond.
Als laatste activiteit heb ik, omdat ik nog niet genoeg gelopen had, Elephant Mountain beklommen. 1,2 km heuvel opwaarts via een lange, lange trap (foto 8). Het was zwaar en ik moest vaak pauzeren, maar de aanhouder wint. Normale mensen doen er blijkbaar tussen de 20 en 30 minuten over, dus mijn 40 minuten vond ik nog niet eens zo slecht. Het uitzicht was mooi, vooral toen het donker werd en de lichten van de stad aangingen. Al heb ik niet helemaal gewacht tot het pikkedonker was, wat een slimme keus was, want toen ik bijna beneden was, begon het te regenen.
Laatste avonden van een reis zijn notoir saai heb ik gemerkt. Misschien ligt het aan mij of aan het feit dat ze vaak op maandag of dinsdag vielen. Deze keer dreeg het daar ook op uit te draaien, maar toen ging ik terug naar dezelfde kroeg uit de video. Er waren niet veel mensen, maar wel Ryan en Stephenie, twee locals, die een gesprek aanknoopten. Stephenie tenminste, want Ryan zijn Engels was niet zo best. Ondertussen was er nog maar 1 barman overgebleven en hadden we met zijn drieën het rijk alleen. We vroegen dus het ene na het andere nummer aan en de barman bleek een groot fan van Bring Me The Horizon, wat ik ook goede muziek vond. Uiteindelijk overigens zelfs Kind van de Duivel van Je Broer laten draaien, wat erg grappig was want zelfs de tekst was beschikbaar. Ondertussen zaten Stephenie en ik flink te flirten, tot zichtbare irritatie van Ryan, maar dat was slechts haar beste vriend verzekerde ze me. De gesprekken gingen onder meer over haar overleden moeder en de cultuur in Taiwan. Dat zij als vrouw haar rijbewijs had, was blijkbaar bijzonder. Serieuzer dan fat werd het overigens niet en toen ze aardig dronken begon te worden, viel ze ook in herhaling en waren er inconsistenties te bespeuren. Anyway, ik denk dat het vooral bedoeld was om een punt bij Ryan duidelijk te maken. Wel werd het laat (3.00) en dat was de volgende ochtend even slikken.
Tenslotte nog wat random observaties: * ze doen ijs in bier, ik heb het vaak geweigerd. * Taiwan is een beetje een Nanny State, heel veel veiligheidswaarschuwingen, zoals bij elke roltrap dat je stevig moet staan en de reling moet vasthouden * ze denken dat we niet kunnen pinnen, het werd me keer op keer uitgelegd * ze praten inderdaad beter Engels dan Japanners, knopen makkelijker een gesprek aan en zijn erg geïnteresseerd in je * er is toerisme, maar nog niet zoveel; wel veel binnenlands toerisme * als de vuilniswagen langs komt, speelt die een jingle af en dan komt iedereen zijn vuilnis weg gooien * alleen reizen is vreemd (net als in Korea) * iedereen is aan zijn smartphone scherm geplak. Het is nog erger dan elders. Sommige mensen liepen zelfs tegen me aan omdat ze me niet zagen en op je scooter kan je voor het stoplicht natuurlijk ook nog even kijken. Overigens hebben ze ook geen situational awareness, tegen je aan lopen, is vrij standaard.
Nu door naar Okinawa (spoiler, het is niet mijn bestemming)
1 note
·
View note
Text










De volgende stop op de agenda was Tainan, een stad waarvan Nederlanders (VOC) de basis gelegd hebben. Wij bouwden fort Zeelandia om handel te kunnen drijven met China en Japan en natuurlijk om de lokale bevolking en grondstoffen uit te buiten. De Chinese generaal Koxinga trapte de Nederlanders er vervolgens na zo'n 40 jaar weer uit en stichte op de plek van Fort Zeelandia (foto 3), de stad Tainan, de eerste hoofdstad van Taiwan. Van fort Zeelandia is weinig over, er rest slechts een muur (foto 1). Grappig was dat er veel nadruk werd gelegd op het muuranker (foto 2), zowel door een gids in het fort als in het museum. Hebben we toch nog iets positiefs bijgedragen.
Na het fort ben ik naar het Chimei museum geweest. Een gigantisch museum en (beelden)park. Op foto 4 kan je het hoofdgebouw nog net door de kitscherige fontein zien liggen. Het is een privé collectie die als los zand aan elkaar hangt. Wapens, muziekinstrumenten, opgezette dieren, beelden, schilderijen en meubilair vormen de collectie. Daarnaast hadden ze een tijdelijke tentoonstelling over de invloed van machines op kunst. Kunst gemaakt door typemachines en muziek door naaimachines vormde daarvan het hoogtepunt. Ook nog een goed gesprek gehad met een suppoost. Zij was onder de indruk dat ik a) alleen op reis was en b) het museum gevonden had. Toen ik vertelde dat ik ook nog naar Japan ging, merkte ze op dat ze daar niet zoveel Engels praten. De humor is dat al die Aziatische landen dat van elkaar zeggen, maar het geldt voor allemaal. Ook de mate van Engels in Taiwan valt tegen en ligt eigenlijk lager dan in Japan. Het mooiste beeld vond ik het beeld van de godin Diana (foto 5), met name om de arrogante manier waarop ze op ons lijkt neer te kijken.
De laaste dag in Tainan nog snel een museum, tempel en toren gezien, maar die dag stond vooral in het teken van typhoon Koinu (puppie). De categorie 3-4 typhoon naderde Taiwan en hoewel hij het eiland waarschijnlijk grotendeels zou missen, bleef het toch even spannend. De overheid sloot alle scholen en overheidsgebouwen en het begon steeds harder te waaien. Sommige restaurants, winkels en kroegen sloten ook en het hotel waarschuwde voor de harde wind. Ze hadden instant noodles voor het geval dat. Dat was allemaal wat overdreven, want ik ben gewoon naar een restaurant gegaan en harder dan windkracht 7 met windstoten van 8 waaide het niet. Ik snapte dan ook niet helemaal dat de treinen de volgende dag niet reden. Zelfs de NS rijdt bij windkracht 7. Gelukkig en vreemd genoeg reed de hogesnelheidstrein wel. Kaartje dus maar omgeboekt en iets later vertrokken, maar eerder aangekomen in Taichung.
P.s. de typhoon heeft alleen het uiterste zuiden geraakt, maar had de 3de hardste windstoot ooit gemeten en er vielen 190 gewonden.
Taichung is eigenlijk niet een heel erg boeiende stad. De eerste dag alleen naar het kunstmuseum geweest en de rest van de dag regende het pijpenstelen. De avond daarvoor echter (reisdagen zijn dag 0), naar een hele gave whiskybar geweest. Het was een soort speakeasy waarbij de façade van de kroeg een kledingzaak was en je met een code binnen moest komen. De eigenlijke bar zit achter de spiegel (foto 10). Ze hadden speciaal bier en heel veel whisky (300+). Beiden gedronken en een lang gesprek gehad met een Taiwanees stel over China, de VS, mijn reis door Taiwan en hun aanstaande huwelijk. Zij zag er nogal tegenop vanwege alle traditie en als de Nederlander die ik ben heb ik ze verteld dat ze gewoon moesten doen wat ze wilden. Er moet altijd iemand zijn om de traditie te doorbreken. Daar hebben we op getoost. De 2e dag ben ik weer teruggegaan. Het was immers zaterdag. Helaas zaten de meeste klanten toen in de privé kamers, maar wel uitgebreid gesproken met de barman, die mijn liefde voor Japan bleek te delen. Geheel in stijl Japanse whisky geprobeerd. De beste had ik voor het laatst bewaard. De Hibiki Harmony (foto 11, 120 euro bij de Gall & Gall). Echt een briljante whisky, zo rijk aan smaak met een licht fruitige ondertoon en ontzettend zacht. De eerste kreeg ik van de barman, maar hij was zo lekker dat ik -onverstandig- er nog 1 genomen heb. Ik zou de kroeg aanraden, maar aangezien het een speakeasy is, zullen mensen hem zelf moeten vinden (alles staat tegenwoordig op Google).
Op de dag zelf heb ik me ondanks de dreiging van veel regen en het vroege opstaan, naar Sun Moon Lake (foto 6 & 7) gesleept. Dat was leuk, maar ook weer niet heel bijzonder. De zon- en maanvorm van het meer moet je erbij fantaseren, want dat is vanaf grondniveau niet zichtbaar. Beetje met bootjes over het meer gevaren, een mij nietszeggend bedevaartsoord bezocht en gegeten in een paar straatjes aan de overkant (foto 9) die bezaaid waren met eetkraampjes en souvenirwinkels. Tenslotte nog een joekel van een tempel bezocht die zowel voor Confucius als Boeddha als de god van oorlog en literatuur was (foto 8), lekker makkelijk dus.
Nu op naar Taipei.
0 notes
Text









De eerste kennismaking met Kaohsiung Taiwan was enigszins negatief. Ik had een baaldag zoals wel eens gebeurd als je reist. De vlucht uit Vietnam had ruim een uur vertraging waardoor ik vrij laat arriveerde en ik mocht van de homestay niet eens roken op het balkon bij mijn kamer. De rook zou namelijk weleens ergens heen kunnen waaien, al weet ik niet precies waarheen, aangezien het balkon aan een steeg lag. Roken kon wel op het dakterras. Toen het bed ook nog eens te kort bleek, had ik er flink de P in.
Gelukkig was mijn chagrijn de volgende ochtend wel weer verdwenen. Roken op het dakterras was zo slecht niet - de koelkast stond op dezelfde verdieping- en de host was ontzettend aardig. Alsof ter compensatie zou ze me flink volstoppen de komende dagen. Zelf gebakken koekjes, fruit, soep en een keer een meesterlijk ontbijt (foto 9). Ze had een vriend, voordat er onterechte conclusies getrokken worden. Wel apart - en dat geldt voor heel Taiwan - is dat ze nog allerlei covid maatregelen in stand hield. Zij had een mondkapje op en ik moest mijn handen en de wieltjes van mijn rolkoffer ontsmetten. Een wieltje bleek echter al te veel gereisd te hebben en brak spontaan (extra toevoeging aan de baaldag). Een tweede wieltje bleek ook op breken te staan. Gelukkig was een winkel voor reparaties makkelijk te vinden. Een uurtje later zaten er voor 12 euro al weer twee nieuwe wieltjes onder. Daarna naar Pier 2 creative park geweest (foto 1 en 5) alwaar het prettig toeven was. Sowieso valt op dat er veel kunst en streetart is in Taiwan.
Daarna werd Taiwan eigenlijk steeds beter. Op de dag van het midden herfst festival (maan festival) ben ik naar Cijin eiland geweest, een dunne strook land voor de kust van Kaohsiung. De oversteek met de veerboot duurde slechts 5 minuten (foto 4 is van de terugtocht). Heerlijk gerelaxed in een strandtent en tussendoor een tempel, vuurtoren en fort bezocht. Ook waren er eetkraampjes en spelletjes voor kinderen langs de kant van de weg (foto 2). Daar ook gezien wat er met burnables gebeurd (foto 3), die gaan vrij voorspelbaar de oven in. Ook in Taiwan is dat een groot ding, al is het hier vooral nep geld/ talismannen (zie ook Vietnam). Op de terugweg ook een belangrijke tempel van Nezu bezocht, die blijkbaar 300 jaar bestond (foto 8). Althans dat werd mij uitgelegd door een dame in de tempel, die me tevens een lolly gaf, want blijkbaar was Nezu dol op snoep. Heb trouwens inmiddels zo. ontzettend. veel. tempels gezien dat ik er later een aparte post aan zal wijden. Dat wordt een zoek de verschillen 😀.
Over tempels gesproken, de volgende dag ben ik naar Fo Guang Shan geweest. Een enorm Boeddhistisch complex met museum, diverse gebedsruimtes en de grootste zittende Boeddha ter wereld (foto 5). Het is een bizar concept, want enerzijds wordt gepredikt om materiële welvaart en kapitalisme niet na te streven, terwijl anderzijds overal donatieboxen staan, er meerdere winkels zijn en ik nog nooit zoveel pinautomaten in een religieus complex heb gezien. Alles om de gelovigen flink geld uit de zak te kloppen als offer aan Boeddha en andere Boeddhistische goden. Van oorsprong kent het boeddhisme overigens geen goden, maar net als het christendom heeft het vele stromingen ontwikkeld. Hier bidden ze vrij fanatiek, ik zag zelfs een vrouw zichzelf prosterneren, door zich helemaal op de grond te gooien. Het is al met al een goed verdienmodel. Overigens kwam ik er - helaas te laat- achter dat er ook een oudere Fo Gaung Shan tempel is, die is misschien vanuit toeristisch oogpunt interessanter. Zelf was ik niet van plan iets te doneren, maar uiteindelijk toch gedaan. In een van de ruimtes werd mij door een vrouw een soort lego-achtige bloem in de handen gedrukt om te offeren. Ze begon ook een heel gesprek over waar ik vandaan kwam en wat deze Bodhavista (personen die nirvana hebben bereikt, maar op de aarde blijven om mensen te helpen) precies voor was. Het bleek voor betere prestaties op school en werk te zijn. Ik vertelde haar dat mijn baas daar vast blij mee zou zijn en heb toen wat muntgeld in de donatiebox gegooid. Maar dat ga ik declareren 🤪.
In de avond naar de Old Fart DJ Bar geweest. Daar had ik al eens een drankje gedronken en toevallig was ik weer in de buurt. De eigenaren zijn ontzettend relaxte mensen en je mag er binnen roken (zeldzaam in Taiwan). Het bier was er ook vrij goedkoop, een hele pitcher voor zo'n 11 euro. Ze draaien zoals de naam al enigszins impliceert vooral muziek uit de jaren 70/80 en weigeren Spotify. Heel veel contact met de stamgasten had ik niet, ze spraken geen Engels, maar desalniettemin was het gezellig om een paar biertjes te doen. Grappig was ook dat ze allerlei oude Taiwanese liedjes draaiden en dan de hele kroeg mee zong. Bijzonder was dat op een gegeven moment een man van een soort Thuisbezorgd binnen stapte met een gigantische hoeveelheid en verscheidenheid aan eten. Per portie van het een of ander betaal je dan 50 ntd (€1,5). Ik heb vier dingen genomen ( foto 8 varkensvlees, vis, boontjes en gezuurde groenten) en het was heerlijk. Na nog een rondje tequila van een vrouw die aan de bel ging hangen om 2.30 naar het hotel gestommeld.
Op de laatste dag tenslotte, begrijpelijk rustig aan gedaan een rond de Lotus Pond gelopen. Weer veel tempels waaronder in het grote beeld op foto 10. Hij heeft iets met het taoïsme te maken en is volgens mij de main man, maar echt snappen doe ik het niet. Al spreekt dat geloof me wel aan: Go with the flow.
0 notes
Text








De laaste post over Vietnam al weer. Na een land bezocht te hebben, vind ik het altijd leuk om de dingen die me opvielen op te schrijven. Ik vond Vietnam een fijn land. Misschien wel omdat het een land is waar ik precies kon weten wat te verwachten. Weinig poespas en opsmuk. De mensen verwelkomen toeristen en doen hun best voor je omdat ze je geld willen. Zo zei de gids naar Ninh Binh het ook, in Vietnam zijn ze blij met toeristen omdat het geld in het laatje brengt. Vietnam is geen rijk land, maar de absolute armoede zijn ze veelal ontstegen. Deels door het toerisme, maar ook omdat ze elke kans aangrijpen en hard werken. Zo maken ze rietjes als alternatief voor plastic uit een bepaalde soort gras die ze inmiddels wereldwijd exporteren. Sowieso viel het me op dat ze veel initiatieven hebben op gestart voor een beter milieu. Tijdens de trip naar Ninh Binh kwamen we langs een openbare bijeenkomst waarbij de lokale bevolking uitleg kreeg over het verminderen van het gebruik van plastic en vangt een bergvolk tegenwoordig geen olifanten meer, maar fokt ze. Al blijven de tamme olifanten noodzakelijk voor de lokale bevolking. Dit contrasteert echter wel met de troep op straat in Hanoi mensen maken overal hun eigen afvalbergen. Maar in Ha Long Bay doen ze inmiddels hard hun best de vervuiling van de baai een halt toe te roepen met hoge boetes voor toeristen die plastic meenemen.
De zucht naar het geld van toeristen brengt ook mindere fijne dingen met zich mee. Je wordt als je over straat loopt, vrij continu toegeroepen om massages, eten of souvenirs te kopen. Over het algemeen levert dat echter geen problemen op. Ik beantwoordde gewoon hun begroeting of zei no thank you en liep door. Je kan het ze ook niet kwalijk nemen. Soms zijn ze echter heel hardnekkig en is 3x nee zeggen nog niet genoeg. Ik wordt dan per keer meer kortaf of reageer helemaal niet meer en 1x heb ik zelfs een flinke fuck off moeten gebruiken, maar dat was bij een irritant mannetje dat 'mooie vrouwen' aanbood. Maar ook bij het keer punt op de rivier in Ninh Binh waren ze veel te hardnekkig en moesten we ze negeren. Ook criminaliteit is een ding. Al heb ik zelf niets vervelends meegemaakt. Mijn hotel waarschuwde er wel expliciet voor, niet alleen voor zakkenrollers maar ook wisseltrucs omdat het soms lastig is om zicht te houden op alle nullen op het geld. Grappig genoeg was het juist ik die zo verkopers 10.000 gaf terwijl ik 100.000 wilde geven. Ook was ik inmiddels zo gewend aan nee zeggen dat ik een man probeerde af te wimpelen die me probeerde te vertellen dat ik gwwn straat maar het klooster in wandelde. Her en der zag ik overigens wel mensen loeren en 1 keer begon een man die me eerst tegemoet was komen lopen me te volgen. Ik stopte toen abrupt waardoor hij me weer passeerde en dat loste het op. Het is denk ik geen enorm probleem, maar het is wel goed scherp te blijven en makkelijke kansen weg te nemen, dus bijvoorbeeld niet je smartphone uit je kontzak laten steken. Als westerling ben je nu eenmaal biljonair in Vietnam en 100.000 dong is voor hun een dikke fooi, maar voor ons 4 euro.
De gids naar Ninh Binh vertelde ook dat met de toegenomen welvaart het allemaal wel beter is geworden. 15 jaar geleden was de criminaliteit veel erger en hadden maar weinig mensen een auto. Zelf moest hij als klein kind vaak tussen de stoelen van de bus zitten om een extra stoel te besparen. Zijn ouders moesten voor dag en dauw op en vele uren reizen om überhaupt te kunnen gaan werken. Dan nog hadden ze vaak alleen maar rijst te eten en soms niet genoeg voor iedereen. Dat is gelukkig voor veel mensen nu anders. Er zijn veel auto's in Hanoi en nog heel veel meer scooters, al zie je nog steeds flink wat armoede bij mensen aan de onderkant.
Het verkeer in Hanoi verdient tenslotte ook nog een eervolle vermelding. Het is totaal bizar. Stoplichten en zebrapaden, voor zover ze er zijn, betekenen niets. De strategie om de straat over te steken is gewoon in een rustig tempo en rechte lijn gaan lopen en het verkeer jou te laten ontwijken. Als je gaat anticiperen op het verkeer kan dat leiden tot ongelukken (het bekende alle twee steeds naar dezelfde kant stappen). Zelf had ik daarbij nog de lastige factor dat ik sneller loop dan de meeste Vietnamezen, waardoor het een paar keer is gebeurd dat ze dachten voor langs te kunnen terwijl ze eigenlijk achterlangs moesten. Heb mijn looptempo dan ook maar aangepast, het warme, klamme weer was sowieso geen uitnodiging tot haasten (32/34 graden met 85-95% luchtvochtigheid). Ook is het even wennen dat iedereen gretig gebruik maakt van zijn claxon, het beste is het maar om het te negeren. Het verkeer went wel, al blijft het spannend om een plein over te steken terwijl alles om je heen raast.
Ik vergeet vast nog wel zaken (zoals de aardige receptionisten in het hotel), maar tot zover Vietnam, de volgende post gaat over Taiwan.
Foto 1: de drukte in beer street, foto 2: een Amerikaanse legerhelicopter, de Huey, foto 3: ritueel geklingel in het oude keizerlijke citadel, foto 4:propaganda posters, foto 5: wisseling van de wacht bij het mausoleum van Ho Chi Min, foto 6: het huis van Ho Chi Min, foto 7: poppen voor water toneel, foto 8: one pilar pagode, foto 9: een taoistische tempel.
Ps. Als er mensen zijn die dit lezen is een like oid wel fijn
1 note
·
View note
Text









In Vietnam heb ik twee excursies gedaan, een naar het befaamde Ha Long Bay en naar Ninh Binh, de plek van een oude hoofdstad van Vietnam, maar nu vooral bekend om zijn natuurschoon.
De trip naar Ha Long Bay was een heuse cruise van 2 dagen en 1 nacht, of beter gezegd, een middag, nacht en ochtend. De trip erheen was al vrij grappig. De bus zigzagde door de drukke straten van Hanoi terwijl de gids steeds uit de bus sprong om de volgende passagier op te halen. Ze waren echt zwaar aan het stressen om zo snel als mogelijk iedereen op te pikken en de stad uit te komen, terwijl de gids badend in het zweet steeds van hot naar her rende. Eenmaal op de snelweg werd het programma uitgelegd evenals dat je een zware boete kon krijgen als je plastic flesjes mee zou nemen (die we net uitgereikt hadden gekregen). Ha Long Bay is namelijk zwaat vervuild door al het massa toerisme. Vervolgens kwam er zoveel afval uit de bus los dat het goed voor te stellen was dat vermenigvuldigd met het aantal boten het dagelijks een ongodelijke hoeveelheid afval was. Uiteraard maakte we ook een commerciële tussenstop net voor de haven waar we de gelegenheid hadden parels en alles wat daar van te maken is, te kopen die ze daar kunstmatig kweken. Echt een toeristen val, je moest langs alle vitrines om naar de uitgang te komen. Niks gekocht uiteraard. Daarna eindelijk de boot op.
Overigens zijn we slechts door Ha Long Bay gevaren richting Bai Tu Long Bay. In Ha Long varen er namelijk dagelijks zo'n 200 boten, in Bai Tu Long slechts 20. Het verschil is verwaarloosbaar, ook daar waren de 'karsts' de uit de baai stekende heuvels waarom de regio bekend is. Na enige tijd gevaren te hebben, gingen we kajakken. Inmiddels had ik mijn maatje voor de trip gevonden, een Aussie die toevallig ook Dave heette. Hij woonde in Melbourne en kajakte elke dag. Eerst wilde ik het kajakken overslaan, maar aangezien hij aangaf desnoods alleen te peddelen, liet ik me toch overhalen. Supermooi om zo over het water te varen en de karsts van onderaf te zien, maar helaas had ik mijn mobiele telefoon in een waterdichte tas opgeborgen. Ondertussen pedelde ik stevig mee, iets waar ik de volgende dag grondig spijt van zou hebben (lamme schouder). We kwamen bij een strand aan en gingen zwemmen. Totaal onverantwoord eigenlijk want het water zat tjokvol vlijmscherpe rotsen. Resultaat: een diepe snee in mijn hand en diverse kleine schrammen op voeten en handen. Er waren er weinigen die er ongeschonden van af kwamen.
Na het zwemmen volgde een 'party', wat niet meer inhield dan een drankje doen. Daarna superlekker gegeten en nog wat naar Dave op de gitaar geluisterd. Toen wilde ik wel slapen. Helaas pindakaas. Ik sliep direct boven de generator. Het geluid laat zich omschrijven als een wasmachine op volle toeren, recht in je oor. Liggen op het kussen versterkte het geluid tor ondraaglijke decibelen. Uiteindelijk met de oordoppen van mijn koptelefoon in geslapen (een uurtje of 2 a 3). Zodoende de volgende dag, nadat we nog een grot hadden bezocht waarin ik oncermonieel onderuit ging (ongedeerd, behalve mijn ego), het comfort van de kamer een 1 gegeven. Dat heb ik echter geweten. Blijkbaar zijn goede ratings alles voor de Vietnamezen. Slechte reviews kunnen echt niet en ze zijn daar zo serieus over dat ze het internet afzoeken. De gids, Sunny, was dus licht in paniek. Hij gaf aan dat geluid bij een boot hoorde en daar gaf ik hem gelijk in, maar dit niveau was echt niet te doen. Vervolgens de drankjes gratis gekregen en hij is er nog wel 10 keer op terug gekomen.
Ondanks de slapeloze nacht, de snee in de hand, de lamme schouder, een verloren riem en de val toch een geslaagde cruise. Mede dankzij Aussie Dave waarmee ik ronduit heb kunnen kletsen. Op de terugweg weer een commerciële tussenstop. Zag een mooie riem. 40 dollar (als Vietnamezen je willen afzetten, is de prijs in dollars). Later in Hanoi dezelfde riem voor 7 euro gevonden. De chauffeur had snel genoeg door dat we niks zouden kopen, dus de stop van 30 minuten werd er een van 10 (foto 1, 3 tm 5 zijn van de cruise, de boot op de foto is niet de onze maar van een van de 10 andere boten die daar overnachtten).
Ik besef dat ik deze post wellicht in tweeën had moeten knippen. Dus als je een break wil, dan is dit het moment, want hieronder gaat het over de trip naar Ninh Binh en het hachelijke avontuur dat ik daar beleefd heb.
Ninh Binh was zoals gezegd een oude hoofdstad van Vietnam. Veel daarvan is echter vernietigd. Vietnam is door de eeuwen heen vaak binnengevallen door China en de Khmer. De Vietnamezen waren daarbij vrijwel altijd in ondertal, zoals tijdens de drie pogingen die de Mongolen (Kublai Khan) ondernomen hebben. Ze trokken zich dan terug in de bergen en lieten hun hoofdstad makkelijk innemen om vervolgens via guerrilla tactieken keihard terug te slaan. Ze vielen dan eerst de bevoorrading aan om vervolgens de uitgehongerde en vermoeide troepen te vernietigen (het rauwe randje). Zodoende bleef er weliswaar weinig over van de hoofstad, maar won men wel. Alleen de Chinezen tussen 300 voor en 700 na Christus en de Fransen is het gelukt om greep op het land te krijgen, maar die moesten dat bekopen met vrijwel continue rebellieën. Het is een grote fout Rusland in de winter aan te vallen, maar ook Vietnam.in elk seizoen. Toen de Chinezen op een gegeven moment een gezant terug wilde hebben die de koning grof beledigd had, hebben ze hem keurig op een boot naar huis gezet om deze vervolgens op open zee tot zinken te brengen (plausible denail). Onze gids ('Chris') kon er smakelijk over vertellen, de Vietnamezen willen gewoon met rust gelaten worden.
De trip naar Ninh Binh begon vroeg, 6.45, om de drukte voor te zijn. Zelf gekozen, maar zwaar. Gelukkig had het hotel een ontbijtje meegegeven. Keith, een wat oudere Canadees en ik waar de enige op de toer. Na de verplichte commerciële tussenstop begonnen we dan ook eerder met een forse klim (500 treden) dan dat ik ooit op kantoor ben. Gezien mijn heupprobleem was dat zwaar, maar we waren slechts met zijn drieën dus we konden ons eigen tempo bepalen. Keith en Chris waren zo aardig mij het tempo te laten bepalen. De uitzichten (foto 7 en 8) waren mooi, al heb ik de absolute top niet gehaald, dat vereist gebalanceer op rotsen met meerdere andere mensen en daar voelde ik me zo vroeg niet toe in staat (het scheelde 3 meter). Keith die het wel gedaan heeft, vond het ook knap lastig en Chris had al twee keer eerder zijn knie open gehaald.
Na de afdaling volgde het hoogtepunt. Varen op de rivier (Tam Coc). We werden geroeid door een oudere vrouw die haar voeten gebruikte om de roeispanen te bedienen. Niet dat er wat mis was met haar armen, zo doen ze dat gewoon. Knap wat Keith was mijn lengte en dan moet je toch twee volwassen mannen voort bewegen.
De natuur en bergen/rotsen waren supermooi en de rivier (nog) idyllisch. Er was regen voorspeld, dus ik had een paraplu van het hotel geleend en Keith had er 1 van de oude vrouw gekregen. De wind begin ineens aan te wakkeren, wat ik herkende als een teken voor een stortbui (zoals de dag ervoor). Het begon vervolgens ook te regenen, maar daar bleef het niet bij. Hoe sterk de wind precies was zal ik nooit weten, maar de paraplu's waaiden in een keer kapot. De regen kwam striemend naar beneden en de boot was oncontroleerbaar en werd het riet ingeblazen. Ik probeerde wat over was van de paraplu vast te houden terwijl de boot water begon te maken door de zijwaartse beweging. De roeiers waren ook compleet overvallen en licht in paniek. Boten klapte op elkaar. De paraplu sloeg mijn bril.van.mijn hoofd en ik dook ineen met mijn tas op schoot terwijl ik het restant van de paraplu krampachtig vasthield. Roeiers doken (heb ik me laten vertellen, ik zag niks) in het water om de boten te stabiliseren en stonden schouder diep in het woeste water (de oude vrouw niet, die kon er niet staan). Terwijl ik me afvroeg waar dit zou eindigen, stopte de storm weer even abrupt als die begonnen was. Het klaarde op en tot op het bot doorweekt hervatten we de tocht. Uit pure opluchting barste ik in lachen uit en vond mijn bril weer op de bodem van de boot. Toen bleken we meters verwijdert van een grot, die we helaas net niet hadden kunnen bereiken. Gelukkig was het landschap dusdanig mooi (de overige foto's) dat we het ook weer snel vergeten waren. Na de roeier een dikke fooi gegeven te hebben (stond los van de storm, ze verdienen weinig en kunnen maar een beperkt aantal trips per week doen), hebben we heerlijk geluncht en vastgesteld dat iedereen zou denken dat we overdreven.
Na de lunch volgde nog een jeeptour in een oude Russische legerjeep, over het platteland en de 'jungle'. Keith vertelde nog dat Vietnamezen geobsedeerd lijken door geld. De tour bevestigde dat beeld. Ik zou moeten kunnen vertellen hoeveel een kilo rijst, buffel of bamboe opbrengt, want het is allemaal de revue gepasseerd. Ook wilde Chris graag weten hoeveel wij verdienden - vertellen wij Nederlanders niet - en hij had grootste plannen om financieel onafhankelijk te worden. We hebben hem een dikke fooi gegeven (omgerekend 8 euro).
Om 18.30 was ik terug in het hotel en moest ik vertellen dat de paraplu niet te redden was. Het (ontzettend aardige) meisje achter de balie zou met haar baas overleggen, maar dat bleek een grapje, ik hoefde er niets voor te betalen.
Laatste grappige feitje, Keith rende elke ochtend om 4 a 5 uur rond het meer in de buurt (zie eerste post). Tijdens een van de ochtenden vroeg een vrouw eerst of hij een foto kon maken (het was pikkedonker) en gaf daarna haar telefoonnummer. Keith snapte er niks van en was compleet geschokt toen ik deduceerde dat de vrouw hem waarschijnlijk bepaalde services wilde aanbieden. Hij raakte er niet over uitgepraat.
0 notes
Text










Het eerste gedeelte van de reis zit er al weer bijna op. Het gaat hard als je het naar je zin hebt. Vietnam is me goed bevallen. Het is een mooi land met vriendelijke mensen met een gruwelijke geschiedenis en een rauw randje. De gruwelijke geschiedenis laat zich raden, de Franse overheersing, de vrijheidsstrijd en natuurlijk de Vietnamoorlog (of de Amerikaanse oorlog zoals ze hem hier noemen). De 1ste 2 foto's zijn uit Hoa La Prison aka Hanoi Hotel, waar eerst de Vietnamese revolutionairen werden vastgehouden en gemarteld en daarna Amerikaanse piloten. Senator John McCain was daarvan de bekendste. De wreedheid van de Fransen is niet te onderschatten, maar je merkt ook dat je in een (communistische) eenpartij staat bent, want de communisten worden overdreven heroïsch weergegeven en het Zuiden, dat een eigen staat had, wordt strak genegeerd. Ook is de absoluut humane behandeling van de Amerikaanse piloten behoorlijk overdreven. Daarnaast is Ho Chi Min alom vertegenwoordigd (foto 5). Ome Ho zoals hij liefkozend genoemd wordt, heeft een mytische status. Al worden ook andere leiders vereerd. Grappig detail is dat ome Ho vrijwel altijd rokend is vastgelegd. Steevast heeft hij een peuk in zijn hand. Maar tegelijkertijd schijnt hij gezegd te hebben dat de Vietnamese bevolking niet zoveel moet roken als hij, een prachtig staaltje aanpassing van de feiten aan de huidge tijd.
Het mooie kwam naar voren in het vrouwenmuseum. Hoewel Vietnam een hoge mate een patriarchische staat is, spelen vrouwen een cruciale rol, bijvoorbeeld door voor extra inkomsten te zorgen door producten in de grote stad te verkopen. Daarnaast blijven ze wel vastzitten aan alle standaard taken zoals zorg voor de kinderen, helpen op het veld, koken, wassen, weven, etc. Ga er maar aan staan. Ik zou dan niet meer lachen (foto 3). Het museum besteedde ook veel aandacht aan het huwelijk en het krijgen van kinderen. Daarbij werden de diverse culturen in Vietnam uitgelicht. De dominante bevolkingsgroep zijn de Viet, vandaar de naam, maar Vietnam kent daarnaast 53 etnische minderheden, de Yao, Muong, Dai, Khmer, Thai, Cham, enz. Iedere groep kent uiteraard zijn eigen rituelen. Grote overeenkomsten zijn echter het gebruik van alcohol en papieren objecten om te verbranden. Dat laaste zou de boze geesten op afstand moeten houden. Vandaar dat die er ook zijn bij een geboorte (foto 4), maar bij andere gelegenheden worden hele papieren draken of andere beesten in de fik gestoken. Het is echt serious business met vaklui die alleen brandbare objecten maken. Opvallend is ook dat Vietnamezen hoofdzakelijk in volsreligies geloven waarbij de natuur, geesten en zielen een belangrijke rol spelen maar dit gecombineerd hebben met boeddhisme (foto 6), taoïsme, Confucianisme (foto 7, 8 & 9) en katholisme (zie de kerk uit de vorige post). De belangrijkste religieuze figuur voor veel Vietnamezen is echter de moeder godin, die aan de basis van alles staat. Het gaat te ver daar dieper op in te gaan - ik heb ook maar een oppervlakkig begrip - maar een cool feitje is dat overledenen allemaal een soort van goden worden maar dan van het omgekeerde geslacht dan bij leven. Ik moet grinniken bij de gedacht aan de schok die dat bij westerse conservatieven teweeg zou brengen.
Foto 10 tenslotte is een beeld dat grote indruk op mij maakte. Ik weet natuurlijk de betekenis van de kunstenaar niet maar aangezien het 'herdenking' heet, stel ik me zo voor dat het de leegte symboliseert die een echtgenote of moeder voelt bij het verlies van haar man of zoon <p> O ja, ik keek uit naar de schildpadden gehouwen uit blauw steen, maar zoals je pp foto 7 ziet, viel dat enorm tegen. Op het rauwe randje kom ik overigens later nog terug.
0 notes
Text





Zo de eerste 2 dagen van mijn vakantie zitten er al weer op. Aangezien deze vooral bestonden uit inpakken en reizen (17+uur), heb ik verder nog weinig meegemaakt. Het eerste rondje door Hanoi leverde de volgende foto's op. Niet echt een idee wat het allemaal is, maar foto (1) is overduidelijk een kathedraal uit het koloniale verleden. Foto (2) is Hoan Kiem Lake al lijkt het meer een forse vijver. Foto (3) zal met de stad Hanoi te maken hebben, het kleine cirkeltje bovenin is iig het symbool van Hanoi. Bij Foto (4) zou ik een oude koloniale poort of wachttoren verwachten. Foto (5) is een wishkey sour, een drankje waar ik de smaak van te pakken kreeg in Malta en de dagafsluiter van vandaag.
War ik morgen ga doen is nog even afwachten. Het is in ieder geval warm. 32 graden met een luchtvochtigheid van rond de 85% die snachts nog verder kan oplopen tot 97-98% met een temperatuur van zo'n 28 graden. Voelt net als een sauna. Het zweet kan daardoor ook niet verdampen, dus ik betrap me er af en toe op dat ik een beetje hijg, om zo als ware een hond nog een beetje verkoeling te krijgen. Nu voor mijn doen maar vroeg naar bed om snel in het juiste ritme te komen. 1 aspect van Vietnam bevalt me namelijk nu al niet, het is een expliciete ochtend maatschappij. Maar goed vakantie is juist ook om dingen te doen die je normaal niet doet, zoals vroeg opstaan. Later meer.
1 note
·
View note
Text










Het zit er weer op, Dave in China en Japan. Zodoende zal dit ook de laatste post van deze vakantie worden, maar volgend jaar zal het ongetwijfeld, een vervolg krijgen. Heb al uitgezocht dat als je naar Australië reist, terug vliegen via Japan nauwelijks om is....
Tokyo was de laatste stop en voor mij inmiddels bekend terrein. Dat wil zeggen de wijk Shibuya, want Tokyo is gigantisch groot. Ben er nu vier keer geweest en sommige wijken heb ik nog stééds niet gezien. Een bewuste keuze ook wel, want ik heb zo mijn favorieten. Op nummer 1 staat ongetwijfeld het Mori Art museum. Een museum voor moderne kunst, zonder vaste collectie, dus altijd anders. Dit jaar was er weer de Roppongi Crossing expositie, een tentoonstelling die eens in de drie jaar gehouden wordt. Het biedt een overzicht van hedendaagse Japanse kunstenaars. In 2016 heb ik er erg van genoten en wat dat betreft was ook 2019 weer smullen geblazen. Natuurlijk zitten er ook kunstenaars van het niveau, dat kan mijn kind ook tussen, maar veel kunstwerken zetten je aan het denken, zoals een video over de bezetting van Taiwan door de Japanners in de grote pacifische oorlog, zoals het conflict in Azië heette voor de aanval op Pearl Harbor en WO2 werd. Daaruit bleek overigens dat het het lied dat bij het afronden van de middelbare school in Japan hoort, dezelfde melodie heeft als 'wij houden van Oranje' van André Hazes. Beiden hebben echter de melodie gejat van Auld Lang Syne, een Schots lied uit de 17e eeuw. Foto 1 en 2 zijn van die tentoonstelling. Op foto 2 zie je een visueel kunstwerk gebaseerd op algoritmes, als ik het goed begreep is het een zonsondergang in 5 dimensies. Meer verklap ik even niet, want hoewel ik niet denk dat ze dit nog leest, heb ik de tentoonstelling ook aan mijn collega Marijke aangeraden.
Een voordeel van het Mori museum is ook dat de Tokyo City View (4) bij de prijs is inbegrepen. Aangezien zowel het museum als de View tot laat open zijn, is het de perfecte gelegenheid om Tokyo in het donker te fotograferen. Dat levert mooie plaatjes op, al is het lastig de weerspiegeling van het glas te voorkomen. Mijn truc is de telefoon tegen het glas aan te drukken, maar misschien gaat het met een professionele camera beter. Bij de City View is vaak ook een kleine expositie, die in het teken van een film of serie staat. Nu was het Pixar (3), maar in het verleden ook Sailor Moon, een Japanse tekenfilmserie en Marvel. Je kon je foto laten nemen met Buzz Lightyear, eerst met de camera van de fotograaf, daarna met je eigen toestel. Ik werd verzocht de foto van de fotograaf in de winkel op te halen, maar dat heb ik genegeerd, want waarom zou ik betalen voor een fysieke foto? Wat moet ik er immers mee. Hoorde nog wel een voorzichtige tegensputtering van het personeel, maar deed net alsof ik dat niet hoorde. Dat is wel een grappig iets in Japan, je zal zelden gecorrigeerd worden, dat past niet echt in de cultuur en aangezien veel Japanners nauwelijks Engels (durven) te praten kunnen ze het ook niet. De Brit die ik in Osaka sprak is zo meermaals onder vragen van de politie uitgekomen, hij deed net alsof hij geen Japans sprak. Maak er af en toe ook gebruik van, zoals ergens roken waar het eigenlijk alleen voor betalende klanten is. Overigens nooit te erg, ik ben een vrij beleefd persoon.
Een tegenvaller in Tokyo was overigens de airbnb. Het was er smerig, heel stoffig en er zaten vlekken in het dekbed, waaronder een grote bruine. Weet niet wat het was en wil het niet weten ook. Helaas viel dat laatste pas op bij het naar bed gaan, maar heb de volgende dag geannuleerd en een ander hotel geboekt op 500 meter afstand. Nog wel een beetje een meningsverschil gehad met de eigenaar (een bureau), maar een groot deel van de kosten terug gehad. In ieder geval genoeg om geen extra kosten te maken. Wel kwam de volkomen onduidelijke procedure van airbnb daarbij naar boven want hoewel ik binnen 24 na inchecken met reden geannuleerd had en contact had opgenomen met de eigenaar was dat volgens airbnb niet volgens protocol. Ik had namelijk een aparte klacht in moeten dienen binnen 24 uur, wat ik pas na een uur of 26 gedaan heb. Misschien moeten we daar als Nederlandse overheid eens wat aan doen.
De tweede dag ben ik naar een andere favoriet geweest, Ueno park. Het was geweldig weer en er was een danswedstrijd voor scholen cq kinderen aan de gang waardoor in het park ook allerlei eet- en drinktentjes stonden. Het was bijna zonde om het museum in te gaan, zeker omdat de rij voor de kassa een kwartier duurde, maar ik wilde toch de Klimmt expositie zien. Mooi opgezet en hoewel druk kan ik prima over de hoofden van de Japanners alles zien. Vooral de oudere generatie is mini. Helaas hadden ze zijn bekendste werk, de kus, niet. Daarna nog wat in het park rondgehangen met wat Japans street food of althans eten uit de daar aanwezige kraampjes. Ueno park is wat dat betreft erg levendig, er liggen meerdere musea, zoals het nationale museum en een dierentuin. Die laatste hoef ik verder niet te zien. Japanners gaan namelijk nogal ouderwets met dieren om zoals ik al eerder gezien heb met 2 otters in een heel klein hokje waarvan er een meerdere kale plekken had of een straat optreden met een aap aan een halsband. Dingen veranderen langzaam in Japan, zoals bijvoorbeeld ook de positie van de vrouw (= moeder en huisvrouw) of de moordende werkcultuur. Dat het ondertussen de samenleving om zeep helpt met steeds minder huwelijken en mensen die überhaupt geen relatie willen of het lage geboorte en hoge zelfmoordcijfer lijkt de oudere generatie niet te deren, die het dankzij de hoge levensverwachting nog steeds voor het zeggen heeft. Veranderingen die wel opvallend waren, is de toegenomen consumptie van hete koffie (ijskoffie is ook nog steeds een ding) en de toename van werkende migranten die vooral uit India en aanverwanten lijken te komen. Wel op de lagere posities zoals bij Mcdonalds, maar toch. Donkere politiemensen had ik overigens ook nog niet eerder gezien. Ze moeten dan ook wel gezien de problemen, misschien verandert er dan langzaam toch wat.
De lezer vraagt zich ondertussen waarschijnlijk af hoe foto 6 tot stand gekomen is. In Japan is een revolutionair haargroeimiddel ontdekt dat iedere man met haar problemen binnen enkele minuten een weelderige haardos kan geven. Het heet een pruik en was van iemand in de rock bar Psy. Die bar was me aangeraden door de lui van Cherry Bomb uit Osaka en het was gezellig. Daar voornamelijk met Paavo de Fin en Noa de Israëlische gesproken. Beiden uitgesproken fans van Japan en al meerdere keren hier geweest. Ze waren alle twee best apart, zo hield Paavo niet van sight seeing maar alleen van drinken. Van zijn bezoek aan Amsterdam kon hij zich dan ook alleen de heen en terugreis herinneren. Ook nog Japans gesproken met de barvrouw, dat wil zeggen wat zinnetjes uitgewisseld, wat leuk was. Moet ik wel mee oppassen, want mijn uitspraak is goed, maar voordat je het weet steken ze hele verhalen tegen je af zonder dat je een idee hebt waar ze het over hebben. De bar lag in Kabuchiko, de oude hoerenbuurt van Tokyo en nu een hop uitgaansgebied. Dat had als nadeel dat er overal op straat proppers cq touts liepen die je aanspreken met deals die te mooi zijn om waar te zijn. Veelal zogenaamde happy hour aanbiedingen, die duurder blijken als je inmiddels goed teut bent. Ze zijn nogal vasthoudend, lopen met je mee en sommige raken je nog aan ook. Het was toen ik wegging inmiddels al laat, zo'n 4 uur, een ik had hem goed hangen. Zodoende weten die eikels hoe grof schelden in het Nederlands klinkt, maar zelfs een harde fuck off lijkt ze nauwelijks te deren. Vermoeiend is ook dat je ze al van een kilometer afstand ziet, want de meeste zijn donkere mannen. Die vallen nogal op. Niet dat er geen Japanners zijn die het doen, maar die spreken vooral de Japanse toeristen aan. Een dag later kon ik het nog een keer overdoen, maar na er eentje flink de wind van voren te hebben gegeven, leek de rest het ook op te geven. Echt mijn nummer 1 irritatie op vakantie.
Na redelijk laat opgestaan te zijn, ben ik op zondag naar het Kanda festival geweest. Het is 1 van de drie grote festivals in Tokyo, dat in oneven jaren plaatsvindt. De shogun yen tijde van het eerste festival vond het zo heftig dat hij bepaalde dat het maar eens in de 2 jaar mocht plaatsvinden. Op zaterdag kwam ik er achter dat dit festival plaatsvond, maar was te laat om nog wat van de activiteiten van die dag te zien. Dat leidde trouwens tot een grappige interactie in de desbetreffende buurt (akihabara). Een oude man zag me naar restaurants kijken en stuurde me vervolgens een bepaalde kant op. Eerst begreep ik niet wat hij bedoelde, maar toen kwamen we bij een restaurant uit. Good cook, zei hij. Hij had gelijk, goede ramen en geen toeristische plaats. Op de tweede dag van het Kanda festival lopen de mensen uit de verschillende buurten in de wijk rond met de beschermheilige van hun wijk. Uiteindelijk brengen ze de mini shrine (7) terug naar de tempel. Ze tillen het ding met zware houten balken maar wisselen wel af. Dat is maar goed ook want ze schudden met het ding en maken met kleine pasjes best veel kilometers. Soms lagen de dragers gewoon langs de kant van de weg te slapen. Super druk (8) en heel gezellig met wederom veel eettentjes langs de kant met kip, noodles, omeletten en inktvis in bladerdeeg. Ook continu allerlei yells, getrommel en fluitmuziek. De vrouwen doen overigens niet onder voor de mannen (9). Helemaal begrijpen doe ik het natuurlijk niet, maar volgens mij zijn op foto 10 De priesters te zien die de festiviteiten, die van zonsopgang tot zonsondergang duren, komen afsluiten. Super leuk om mee te maken, de Japanners lijken het ook leuk te vinden dat toeristen komen kijken en poseren ook voor fotos. In 2021 de volgende kans.
Zo dat was het. Zit nu in een hotel dichtbij het vliegveld. Morgen om 10.30 de vlucht en om 14.30 Nederlandse tijd weer op Schiphol. Niet echt zin om 12 uur in het vliegtuig te zitten, maar thuiskomen is ook altijd weer prettig. Hoop dat het blog de moeite van het lezen waard was en wellicht tot een volgende reis.
0 notes
Text










Zo land je in Beijing, zo zit je al weer in de Shinkansen naar Tokyo, de inmiddels standaard laatste stop van mijn vakanties . Nog 5 dagen en dan zit de rondreis van 2019 er weer op. Gelukkig heb ik dan nog bijna een week alvorens ik weer aan het werk moet. Weer even acclimatiseren aan Nederland, waar het naar ik begreep een stuk slechter weer was dan hier. Slechts een paar dagen regen in totaal en voor de rest lekker zonnig en warm.
Osaka was een welkome afwisseling van China. Direct na de landing van een overigens prima vlucht, voelde ik me al weer een stuk relaxter. Geen oppressief regime, beleefde mensen en geen risico op rondvliegende fluimen. Plus geweldig eten, of althans dat dacht ik, want ironisch genoeg was het eerste dat ik in Osaka gegeten heb, niet te vreten, veel te duur en ben ik zelfs een beetje afgezet. Hoewel Japans eten al voldoende variatie biedt, leek het me interessant om de Japanse versie van Spaans te proberen. Eigenlijk wilde ik paella eten, maar dat kon alleen vanaf 2 personen, dus werd het de Iberico ham. Helaas was het noch Iberisch noch Spaans. Ik had welgeteld 2 stukjes vlees, 3 aardappelpartjes, 8 erwten en 1/2 ui, die niet voor consumptie was. Met een biertje erbij moest ik 2750 yen afrekenen, zo'n 25 euro. Daarbij hebben ze me vermoedelijk ook nog de, blijkbaar niet complementaire olijven in rekening gebracht, waarvan ik niet eens gegeten had, ik vind ze niet lekker. Redelijk pissed weggegaan en een vernietigende review geschreven in de hoop dat anderen niet hetzelfde overkomt (tripadvisor). Daar bleek des te meer dat reviews over het restaurant lezen toch altijd best handig is, want dan had ik dit restaurant (La Bodega) nooit gekozen. Daarna nog maar wat frietjes bij de Kirin biertent net buiten station Osaka gegeten, maar die waren kapot gebakken in oud vet. Ironisch genoeg dus het op 1 na slechtste avondeten van de vakantie in het door mij zo geprezen Japan. Moet daarbij wel zeggen dat het vaker fout gaat op de 1ste dag in een nieuwe stad, zeker als het al donker is als je aankomt. Ik kan mezelf dan niet goed oriënteren en vaak ben je ook wat moe na een reisdag. De allereerste avond in Tokyo in 2016 was ook een ramp.
De volgende ochtend ging het allemaal gelukkig al weer veel beter. Het weer was heerlijk en ik heb de trein naar Kobe genomen. Geen must-see maar wel een leuke stad, bekend van de gelijknamige biefstuk. Met de kabelbaan naar een botanische tuin gegaan waar ik onder genot van een hapje en drankje een beetje heb zitten relaxen(2). Daardoor wel een beetje de tijd vergeten, waardoor ik het museum met Alice in wonderland toch maar overgeslagen heb. 'S avonds naar de kroeg Cherry Bomb geweest, een zeer kleine rock bar in Dotonbori (1). (Redelijk) goede muziek, goedkoop bier (500¥) en gezellig. De hele avond met een Brit zitten ouwehoeren die op woensdag achter de bar zou staan. Over van alles gesproken, zoals het racisme in Japan waar je vooral als andere Aziaat (hij was van Chinese komaf) last van hebt. De ouders van zijn Japanse vriendin zagen het ook niet in hem zitten, zij moest eigenlijk een volbloed Japanner trouwen. De Japanners mogen overigens ook de Britten niet, dus hij had dubbel pech. Zelf merk ik vooral dat Japanners me niet echt vertrouwen of zelfs een beetje bang zijn. Zoals de suppoost die in een museum opvallend achter me aanloopt of oudere vrouwen die hun tas steviger vastpakken. Ook hoor ik opvallend vaak vrouwen het woord kowai gebruiken als ik in de buurt ben, wat eng betekent, al weet ik natuurlijk niet of het ook echt over mij gaat. Niet te verwarren met kawai overigens wat juist schattig betekent. Ik zou graag tegen die mensen zeggen kowai janai, kawai yo.
Dag 2 in Osaka zelf doorgebracht. 2 museumpjes bezocht die over de geschiedenis van Osaka gingen. Osaka is een oudere stad dan Tokyo, die pas officieel sinds de Meji restoratie bestaat (toen de shogun door keizer Meji vervangen werd). Het zijn van oudsher handelaren die veel handel dreven met de rest van Azië. Daardoor zijn de mensen uit Osaka ook veel expressiever en extraverter dan Tokioers (is dat een woord?). Ze praten wat melodieuzer, minder vlak en staan op de roltrap rechts in plaats van links. Hebben buitenlanders net geleerd dat Japanners links lopen, doen ze het daar nog verkeerd 😀. Er is ook sprake van een gezonde rivaliteit, een beetje Amsterdam versus Rotterdam, bijv. in het honkbal. Ook zeggen ze in Tokyo 'baka' (dommerd cq gekkie) als grapje en in Osaka 'aho'. In de andere stad zijn deze woorden echter meer een belediging, ook iets om voorzichtig mee te zijn. Op foto 4 zie je overigens een festival boot, elke stad heeft zo zijn eigen festival, maar omdat Osaka een maritieme geschiedenis heeft, gebruiken ze daar boten in plaats van wagens. Het is even doorscrollen naar beneden, maar in 2016 heb ik een festival bezocht, de wagens waren erg mooi. Op foto 2 zijn plaatjes van een camera obscura te zien, waar enigszins de vroege geschiedenis van de Japanse tekenfilms in herkend kan worden. Tenslotte nog even langs het kasteel van Osaka voor een paar foto's van de buitenkant. Het kasteel van binnen is verder niet zo bijzonder, het is vernietigd in de tweede wereldoorlog en zodoende heeft het een modern interieur met liften enzo. Overigens is alles in Japan niet meer origineel, want ooit afgebrand, vernietigd of plat gebombardeerd (of alle drie tegelijk). Er zijn uitzonderingen, maar die zijn schaars.
Een zo'n uitzondering (die zag je vast aankomen) is de Phoenix hal van de Byodo-in tempel (6) in Uji een dorpje 30 minuten buiten Kyoto. De hal stamt uit eind 10e, begin 11e eeuw. Het is tevens de tempel die achter op de 10 yen munt staat. Had oorspronkelijk Kyoto in de planning staan, maar had geen idee meer welke tempels ik nu wel en niet gezien heb en ben daarom daarheen gegaan. Mooi, maar helaas niet te bijzonder als je er al zoveel gezien hebt als ik. De 2 populairste in Kyoto, de water- en gouden tempel heb ik overigens nog steeds niet gezien, ze zijn vaak druk en ze leken me niet extra interessant. @Marijke, die eerste is onder renovatie. Daarna nog een klein heiligdom bezocht aldaar (8), Ujigami, maar hoewel het op de werelderfgoedlijst staat was het vrij suf. Uji tenslotte is ook de geboorteplaats Murasaki Shikibu (7) de schrijfster van de oudste moderne roman ter wereld (10e eeuw) het verhaal van Genji. Heel kort beschrijft het wat voor een player Genji, een zoon van de keizer was.
Na Uji was ik de tempels zat en ben ik nog in Kyoto naar het treinmuseum geweest. Humor, vooral omdat je de eerste (poging tot, 1964) en een van de nieuwere (2005) Shinkansens kon zien. Vervolgens terug naar Osaka waar ik aan mijn kroegentocht ben begonnen. Eerst naar de Spacestation, waar je bier kon drinken en computerspelletjes kon spelen op zowel de nieuwste PlayStation als oude Nintendos. @Lamme groep, Wario Stadium! Even leuk, maar niet voor lang, al stond er een Hagenees achter de bar. Daarna naar de Sound Garden (geen band referentie), waar een van de eigenaars zowat verliefd op me werd omdat we een redelijk overlappende muzieksmaak hadden. Daar een Zweeds stel gesproken die enorm behoefte hadden aan drank na 26.000 stappen in Kyoto. Ook de eigenaar van Spacestation was grappig genoeg aanwezig. Om 12 uur zijn we samen met de Saoedische barman naar de Cherry Bomb gegaan, de kroeg van zondag. Daar was het een gekkenhuis, Canadezen, Japanners, Italianen, Amerikanen, Duitsers en een Schot. We pasten er met zijn vieren nauwelijks bij. Zeker niet iedereen gesproken, maar toen de Zweden weg waren nog lang met een Duitser (die heeeeeel hard praatte) en de Schot gesproken. Was om 3.30 thuis. Begrijpelijk de volgende dag niet zoveel meer gedaan. Behalve:
Weer terug naar de Cherry Bomb. Deze keer zaten er twee Amerikanen. Zij was marinier geweest, hij is een matroos gelegerd in Satsumo in Japan. Ze zaten op hun praatstoel want er was nauwelijks een woord tussen te krijgen. Enigszins begrijpelijk want er is daar vrijwel niets te doen en het was zijn eerste vakantie in lange tijd. De VS heeft nog best een aantal basissen in Japan en het verklaart enigszins de negatieve houding van Japanners tegenover westerlingen. Niet alle militairen gedragen zich netjes en hoewel er niet vaak wat gebeurd zijn er wel enkele ernstige incidenten geweest, vooral in Okinawa, waar de Amerikanen sinds WO2 er sowieso al niet goed opstaan (groot deel van de bevolking is toen omgekomen). Het verklaart ook meteen waarom ik in 2016 soms een beetje uitgescholden en vuil aangekeken werd, een militair had op 'Oki' een taxichauffeur vermoord. De basissen zijn toen lange tijd op lockdown geweest. Daar komt bij dat bijna elke blanke of donkere persoon voor Amerikaan aangezien wordt en het Amerikaanse leger dus in de publieke opinie elke misdaad door blanke of donkere mensen aangemeerd krijgt. Geen wonder dat ze nu in ieder geval de basis op Okinawa afbouwen. Uiteindelijk kwamen ook de Duitsers weer binnen en hebben we cards against humanity gespeeld. Moeten we ook een keer doen, zeg ik tegen diegenen die zich aangesproken voelen 😀. Alles was lang gezellig, maar toen de Amerikaanse, die al de tattoo 'Lucky You' boven haar schaamstreek had laten zien, iets te ver doordreef over hoe geweldig de VS tov de EU was (met name Frankrijk, een van de Duitsers was half Frans). Dat triggerde mij om haar te wijzen op die rossige idioot in het witte huis en toen was het over met de pret. Een fanatiek supporter, de beste president ooit, etc. Ergens kwam dat goed uit, want het was 2 uur dus goede tijd om te slapen. De volgende dag wachtte immers al weer Tokyo.
De vakantie is dus bijna ten einde 😭 nog 5 nachtjes. Hier zet ik dan ook even een punt achter dit veel te lange verhaal (@Stijn, vandaar), al had ik nog wel even door kunnen gaan, zoals over het feit dat ik met Amerikanen over de tweede wereldoorlog gesproken heb temidden van Japanners en Duitsers🤣.
2 notes
·
View notes
Text










Vaarwel China, das war einmal mahr nie wieder (oder....). De China trip zit er dus op. De laatste stop was Shanghai (1), de grootste stad ter wereld en erg internationaal. Het aantal mensen dat Engels spreekt lag dan ook een stuk hoger dan elders in China. Dat het druk is werd nog eens extra benadrukt door het feit dat het vakantie was in China van 1 t/m 4 mei waardoor er een enorme influx van toeristen was. Soms kon je bijna niet meer lopen, zoals richting de beroemde Bund in Shanghai. De politie dirigeerde de heen en weer gaan de stroom aan weerszijden van straat, maar dan nog was het schuifelen. Op de Bund zelf (2) was het iets beter, maar nog steeds veel te druk. Ben op drukke plekken geweest zoals Seoul, Tokyo en Hong Kong, maar dit sloeg alles. Maar snel een kroeg ingedoken voor wat eten en een biertje. Daar gesproken met twee Zuid-Afrikaanse leraren Engels die wel wat perspectief gaven aan het gebrek aan Engels in China. Er zijn simpel weg te weinig leraren Engels in de wereld om 1,5 miljard mensen de taal te leren. Bovendien neemt men het niet zo nauw met kwalificaties, ook Russen en Duitsers, die toch niet bekend staan als vloeiende Engels sprekers, worden aangenomen. Hoort ook een beetje bij de cultuur ben ik bang, de ouders van de kinderen die les krijgen weten toch niet of iemand goed Engels spreekt en aangezien het big business is, bedonderd men de boel een beetje. Dat er les wordt gegeven is belangrijker dan dat er goed les wordt gegeven.
Een terugkerend thema overigens want hoewel het de moord stikt van de veiligheidscontroles, worden ze zelden goed uitgevoerd. Op het vliegveld moest je al je aanstekers inleveren. Ik heb toen mijn bijna lege Chinese aansteker ingeleverd, maar mijn Nederlandse in de rugzak gehouden. Ondanks twee scans gewoon kunnen houden, terwijl ze wel zeer aandachtig naar mijn mobiele Wi-Fi en powerbank keken. De blik van de Chinezen in de rookruimte, toen ik mijn sigaret aanstak met mijn eigen aansteker ipv de daar verstrekte aansteker, was onbetaalbaar. Ook in Qingdao waar mijn deo in beslag is genomen en mijn koffer 4x door de xray is gegaan hebben ze de deet spray, waarvan ik eigenlijk vergeten was dat ik die bijhad, compleet gemist, nadat ze zich wel zorgen hadden gemaakt over alle andere dingen in mijn koffer. Soms is het ook gewoon grappig, dan zwaaien ze met een metaaldetector op een meter van je lichaam en mag je daarna doorlopen. Je hebt dan ook gewoon pech als ze wel iets vinden. In Shanghai bij de controles in de metro zag je ook dat mensen geen zin hadden om tassen door de scan te doen en de beveiligers keken dan even voor de vorm, maar lieten het begaan. Het toppunt was wellicht nog de vrouw die twee grote vuilniszakken met pet flesjes de metro in sleepte en rustig de overgebleven vloeistof gingen mengen midden in de wagen. Bij ons zouden dan volgens mij meteen de alarmbellen gaan rinkelen. Het is dus vooral schijn en machtsvertoon. Ook de politie werkt zo. Op de grote Nanjing winkelstraat in Shanghai staan tientallen agenten, maar mensen worden continu beroofd en er lopen veel oplichters die je met mooie meisjes naar de berovingsplek willen lokken. Als je er al intrapt en volledig uitgekleed wordt (niet op een goede manier), doen ze nog niets en verwijzen ze je naar het alarmnummer van...de politie. Waar soms niet eens opgenomen wordt, blijkt uit de verhalen. Die oplichters zijn trouwens erg hardnekkig en agressief, heb er een tiental moeten afschudden wat soms niet mee viel. Nederlands is dan een mooie taal om van je af te bijten met al die harde k's, g's en t's.
Om aan de drukte te ontsnappen ben ik de volgende dag naar de tempel van jade geweest. Daar hebben ze een fantastisch mooi boeddhabeeld gemaakt uit één blok jade. Dat het eigenlijk Birmees en gestolen is, doet daar niks aan af. Werkelijk een van de mooiste boeddhabeelden die ik ooit gezien heb. Het lijkt bijna alsof het beeld elk moment tot leven kan komen. Helaas waren foto's verboden, iets waar ik me aan gehouden heb, al deden zeker niet alle Chinezen dat. Toch weer bizar dat één vrouw maar bleef schieten en het veiligheidspersoneel weer niet oplette. Ik had het dus ook kunnen doen, maar men zegt dat je dingen die je fotografeert minder goed onthoudt. Als ik mijn ogen dichtdoe, zie ik het beeld zo weer voor me. Verder was de tempel niet heel speciaal. Foto 3 is van het plafond in een van de gebouwen, het loont in tempels vaak om omhoog te kijken. Foto 4 is een liggende boeddha, volgens de uitleg beeldt het, het moment uit dat boeddha boeddha werd en dus kon chillen. Daarna naar M50 (6) een oud pakhuis gebied met allerlei kunstgalerietjes. Lekker rustig en er zaten wel wat mooie kunstenaars tussen. Helaas wordt Chinese kunst nooit echt provocatief of origineel, dat is het nadeel van een gecontroleerde samenleving.
Achter foto 7 gaat een hoop frustratie en woede schuil. Het is een pagode in Suzhou, een zogenaamde waterstad op ongeveer een half uur van Shanghai. Daar zouden ze een mooi museum, diverse mooie tuinen en waterwegen moeten hebben. Helaas is het bij 1 tempel gebleven. Toen ik bij een van de topattracties aankwam, bleek dat je voor de belangrijkste attracties een dag van te voren moest reserveren als buitenlander. Deze regels is ingevoerd op 27 april 2019. Ik was er 2 mei, waardoor deze kennis nog niet breed beschikbaar was. Weer een typisch voorbeeld van een autoritair regime dat geen idee heeft wat ' soft power' is en toeristen eerder lastig dan winstgevend lijkt te beschouwen. De mensen van het toeristenbureau waren alleraardigst, maar zelfs voor de alternatieven golden allerlei voorwaarden en toen bleek dat ik ook niet zomaar de metro terug naar het station kon nemen, ging bij mij een beetje het licht uit. Heb gezegd dat ik dan maar terugging naar Shanghai en heb de hele weg terug alle Chinezen in het Nederlands lopen uitschelden (zonder het woord Chinees te gebruiken, ze zijn niet gek). Me nog wat lomp door de menigte gebeukt, waardoor diverse Chinezen een pijnlijk hoofd hebben (zit veelal op schouder hoogte). Niet dat dat echt indruk maakt, Chinezen doen hetzelfde. Toen bleek wel dat als ik enorme woede uitstraal zelfs Chinezen voor me aan de kant gaan. Niet mijn fraaiste moment, maar als je het zuiver bekijkt is het enige wat ik gedaan heb me Chinees gedragen. Zij zijn immers ook niet bepaald verfijnd. Ze gaan voor vrijwel niemand aan de kant, dat wordt als zwakte gezien, rochelen en kitsen overal (zelfs op de vloer in de wachtruimte van het station), ruimen nooit hun rommel op, ook niet bij de Mac of Starbucks, gooien rommel op de straat (bijv. Pinda's pellen tijdens het lopen en alles op de grond gooien), gaan voor je staan als je een foto wil nemen, spelen keihard muziek of filmpjes af zonder koptelefoon in treincoupés, zelfs in business class, vertrappen bloemen of plukken ze als het ze uitkomt (selfies) en houden over het algemeen geen enkele rekening met andere mensen. Met andere woorden super onbeschaafd en lomp. Chinese toeristen worden hier in Japan dan ook veracht, iets wat extra kracht bij gezet werd door de onprettige ontvangst op Kansai airport (Osaka). Nadat ik in een vliegtuig vol Chinezen het land binnen gevlogen was. Ik weet van mijn vriendin Diana, die veel in Thailand en Indonesië reist dat de mening daar niet anders is. Ze verkloten daar de natuur, bijvoorbeeld door zeesterren uit het water te halen voor foto's en ze op het strand te laten liggen. Men is daar ook bang dat als een plek te populair wordt bij Chinese toeristen de rest van de wereld wegblijft. Zoek maar eens naar filmpjes van Chinezen bij een buffet op YouTube en het wordt snel duidelijk waarom. Maar eerlijk is eerlijk, mijn verspilde dag kwam puur en alleen door de stomme Chinese overheid, die nooit halve maatregelen neemt. Mag je niet roken, dan aansteker inleveren of als de Turkse minderheid een probleem dreigt te vormen in je land, dan hou je ook Europeanen die in Turkije zijn geweest buiten de deur. Het is me alleen nog niet duidelijk of het volk de machthebbers vormt, of de machthebbers het volk. Het kan namelijk ook zijn dat ik op het vliegveld mijn aansteker mocht houden omdat men weet dat een hoop westerlingen (zeker niet allemaal) niet roken waar het niet mag.
Na het fiasco van Suzhou maar een lekker craft biertje wezen drinken bij de boksende kat. Net daarvoor kwam ik de straatartiesten van foto 7 tegen. Drie grote ijsberen die door de straten liepen. Vervolgens terug naar de kroeg van de eerste nacht, alwaar ik een Taiwanees tegenkwam die voor ASML werkte. Hij kende Nederland uiteraard en had ooit koningsdag in Eindhoven gevierd. Wat hem vooral had verbaasd, is dat hij op koningsdag feest had gevierd in een grote fabriekshal, maar dat deze toen hij de volgende dag terugging, compleet leeg was. Uitgelegd dat, dat zo soms werkt in Nederland, de ene dag sta is in een Bossche garage te hossen, de volgende dag kan je je auto weer parkeren. Taiwan heeft natuurlijk een speciale relatie met China en Taiwanezen kunnen vrij rondreizen in China. Ze hebben alleen een speciale pas nodig, want het Taiwanese paspoort wordt uiteraard niet erkent. Hij was erg verbaasd over de hoepels waar wij doorheen moeten springen om een visum voor China te krijgen. Inmiddels weet ik dat het waarschijnlijk een soort wraak is, Chinezen krijgen voor Nederland ook niet zo maar een visum. Net als voor Denemarken, het waren de Denen die ik in Beijing ontmoet heb, die deze wijsheid deelde. Uiteindelijk ergens om een uur of 1 vetrokken. Een van de gastvrouwen, een Amerikaanse volgens mij, bedankte mij nog speciaal voor de klandizie. Het was een enorm drukke bar, maar blijkbaar komen mensen niet vaak terug ofzo. Of ik kende haar toch ergens van, want ze had een bekend gezicht.
De laatste drie foto's zijn genomen op een van de drukste plekken van Shanghai. Het is het toeristische gebied met de Yuyuan tuin en de tempel van de stadsgod (taoistisch). Je kon werkelijk over de hoofden lopen zo druk. Er stonden tientallen agenten en zelf militairen om de boel in goede banen te leiden. De militairen vormde zelfs een menselijke barrière, terwijl ze kaarsrecht stonden en strak vooruit keken. Een foto leek me geen slim idee. Geen pretje om dicht op elkaar gepakt te staan, maar gelukkig stak ik er flink bovenuit, ander was het wel heel claustrofobisch geworden. Ook daar veel sjacheraars, die horloges proberen te verkopen. Een vrouw vroeg me nog of ik een foto van haar wilde maken, maar dat heb ik bot geweigerd. Het is namelijk een van de trucjes om contact te maken en je dan een duur theehuis of hoerenhuis in te lokken. Een belangrijke les voor Azië (en andere landen) is dat als mensen op je af komen, het bijna altijd oplichters zijn. Had daarom zelfs mijn twijfels bij het stel dat ik in Nanjing ontmoet had, maar zo lang ze je niet ergens mee naar toe willen nemen, is het meestal goed (tenzij je dus al op de verkeerde plek zit).
Nu in Japan en wat wil het ironische toeval? De eerste dag enorm slecht gegeten. Het had Spaans moeten zijn, dacht dat wil ik wel proeven, maar het sloeg nergens op. Maar dat was dan ook wel de eerste keer in al die reisjes naar hier. Ook ironisch Osaka lijkt meer op China dan Tokyo. Zit nu naast een stel hele lompe luidruchtige wijven, die het blijkbaar nodig vinden om met hun voeten op de bank te zitten en muziek zonder koptelefoon te spelen. Of zouden ze Chinese voorouders hebben?
1 note
·
View note
Text










Nanjing was natuurlijk meer dan alleen maar de zwartste bladzijde in de Japanse geschiedenis, er waren ook mooie dingen te zien. Zo ben ik na het museum ter nagedachtenis van de slachting van Nanjing ook naar het Nanjing museum geweest. Lastig was dat ik op zondag en maandag in Nanjing zou zijn en dat betekende dat ik alle museum op zondag zou moeten doen. Op maandag zijn (vrijwel) alle musea ter wereld dicht (Yasukinu in Tokyo is een uitzondering) daarnaast wilde ik eigenlijk naar het Mausoleum van Sun Yat Sen, maar dat is helaas niet meer gelukt. Ik had na het Nanjing museum simpelweg te weinig tijd over om de sluitingstijd nog te halen. De belangrijkste reden daarvoor was dat het Nanjing museum erg groot is. Naast geschiedenis hebben ze ook een kunstcollectie, een digitaal museum, een historische straat uit het begin van de vorige eeuw en immaterieel erfgoed. Dat laatste slaat op Chinese opera en theater. Daarbij moet ik wel zeggen dat Chinese opera niet om aan te horen is, heel hoog, alsof je een kat in het donker knijpt. Foto 1 tm 4 zijn uit dit museum. De 1ste foto zijn theater figuren uit het begin van de 19e eeuw. Foto 2 de poort van de tempel van de hemel die helaas niet meer bestaat. Weet niet of ie echt is, de beschrijving van de originele toren klonk erg fantastisch. Daarnaast een figuur uit de boeddhistische hel. Heb nooit helemaal begrepen hoe hel werkt in het boeddhisme want volgens mij reïncarneer je. Het zal dan ook meer een soort vagevuur, een tijdelijk verblijf zijn stel ik me voor. Achter foto 4 zit een mooi verhaal. Toen westerlingen met China handelden moesten ze cadeaus voor de keizer meenemen. Hij was immers de machtigste man op aarde, vond ie zelf. China had zogenaamd al alles en dat zorgde voor frustratie bij de Europese landen. Uiteindelijk leidde dit tot de opium oorlogen (zie hieronder, het blog over Hong Kong), maar in eerste instantie was de keizer bijzonder geïnteresseerd in klokken. Het mechaniek vonden de Chinezen fascinerend. Dat leidde tot steeds extravagantere uurwerken, met allerlei me mechanische trucjes en tierlantijntjes. In dit museum en de verboden stad staan daarom heel veel klokken die wie enorm kritisch zouden vinden. Al hoorde dat ook bij het Europa van die tijd. Uiteindelijk leerde de Chinezen natuurlijk zelf klok maken en toen was het over met de pret. Maar het zijn er wel bizar veel.
Foto 5 is gemaakt bij de Jiming tempel. Niet heel bijzonder maar wel rustig. Bij de entree waren drie wierrookstokjes inbegrepen. Liep ik daar rond me afvragend wat ik daar nu weer mee moest. Gelukkig wees het zichzelf, gewoon aansteken in een alkoof vol kaarsen en dan in een grote pot met zand stoppen. Opvallend was het religieuze fanatisme van de Chinezen. Ze waren allemaal heel hard tot een van de Boeddha's (of meerdere) aan het bidden. Vol op de knieën, hoofd op de grond en dat meermaals. Grap is dat de overheid en waarschijnlijk weinig tegen kan doen aangezien het toeristische attracties zijn. Geen idee wat ik nu precies gewenst heb met het afsteken van de wierrook maar het kan vast geen kwaad.
De volgende dag was helaas slecht weer. De hele ochtend was verregend, met echt flinke stortbuien. Gelukkig klaarde het tegen de middag op, waarna ik naar de stadsmuur ben geweest. Best geinig, al was het natuurlijk niet de echte Chinese muur. Je kon een aardig stuk over de muur lopen en ze hadden diverse belegeringswapens. Vanaf de muur kon je ook goed Xuanwu park en meer zien liggen, waar ik daarna door/langs gelopen ben. Was heel druk met lokale toeristen die het met de natuur niet zo nauw namen. Ze gooiden allerlei afval langs de kant van de weg. Ook niet heel vreemd overigens want overal zijn schoonmakers die ook nog eens geld krijgen voor ingezameld plastic. Vervolgens begon het weer te regenen en ben ik bewust naar het super toeristische deel gelopen bij de Confucius tempel(8). Deze was veel beter dan die in Qufu. Naast een mooi beeld van de man (9), waren er ook mooie afbeeldingen van ingelegde stenen (10). Bovendien veel restaurants en souvenirs winkels. De rivier, met die draken, licht ook nog mooi op in de nacht, waar dat heb ik niet meer meegekregen. Ben namelijk na eerst lekker gegeten te hebben maar de kroeg gegaan alwaar ik een Chinees koppel heb ontmoet uit een andere provincie, al weet ik niet meer waar. Was best grappig want zij was assertief en redelijk goed in Engels en hij introvert en onzeker over zijn Engels. Zij zei ook regelmatig 'Hij wil vragen.....'. Zij werkte ook, terwijl hij nog studeerde. Zijn Engels was qua uitspraak goed, alleen ontbeerde hij nog de woordenschat. Tot sluitingstijd gebleven en het over van alles gehad van hoe je honden opvoedt (en eet) tot de voors en tegens van Shanghai. Zeer gezellig dus. Ze wilden zeker nog een keer naar Nederland maar met twee weken vakantie verspreid over het jaar en het feit dat hij nog studeerde is dat moeilijk. Heb wel gezegd dat je met design (zijn studie) nog best kansen kan hebben in Europa. Grappig koppel en 25 geschat worden is crimineel 😂. Blijkbaar is de wederzijdse leeftijds inschatting moeilijk, want hoewel hij niet ouder was dan 23, kon zij 21 of 35 zijn. Kortom Nanjing is zeer de moeite waard, vriendelijke stad ook. Aanrader.
0 notes
Text




Op zondag ben ik naar het museum ter nagedachtenis van de slachting van Nanjing geweest. Het was extreem indrukwekkend. De Japanners zijn daar echt als beesten te keer gegaan en ontkennen dat tot op de dag van vandaag. Zie hierover ook mijn verslag over Yasukinu shrine en museum uit 2016 (flink naar onderen scrollen). Omdat het zo verschrikkelijk was, laat ik de foto's en video voor zich spreken. Bovendien heeft het YouTube kanaal 'knowing better' het al eens erg goed uitgelegd. Niet voor de faint hearted, maar alle schokkende beelden zijn gecensureerd:
youtube
0 notes