Tumgik
#bloedend
ethernitty · 9 months
Text
mmmm heel alleen dat zo nog eens grappig zijn als die me doet denken aan eponine maar bij nader inzien toch niet zo grappig want ik moet bijna janken
4 notes · View notes
popchoc · 2 years
Text
Favorite bands should not be allowed to quit. Like, ever...
Tumblr media
3 notes · View notes
devosopmaandag · 8 months
Text
Hoe ironie opeens teder en ontroerend werd
Ik kan me niet herinneren ooit gelachen te hebben bij de laatste zin van een roman – en ik las er veel in mijn leven. Hoe dichter het einde van het boek naderde, hoe meer ik speculeerde over de afloop. Het is een zuivere roman, want ik volg weduwnaar Sy Baumgartner als een onzichtbare schaduw, en tegelijkertijd heb ik me in zijn hoofd genesteld.
Als dat geen klassieke roman is!
Op een stralende septemberdag zet Baumgartner zich tussen het terras en de kornoelje behaaglijk in een tuinstoel. “Hij ademt rustig in en weer uit. In en weer uit, zuigt de lucht door zijn neusgaten naar binnen en blaast die door zijn half geopende mond weer naar buiten, en dan, na een seconde of twintig, laat hij zijn herinneringen komen.”
Ik dacht: dat is een elegante overgang van de schrijver om een ander register op te kunnen trekken!
Een aantal keren breekt hij zijn gedachtenstroom af en blikt omhoog. Hij zoekt een betere stoel, maar gaat weer in de oude zitten, “ langzaam en nauwgezet ademhalend terwijl hij zich afvraagt waar zijn gedachten hem nu weer zullen voeren. [–] En opeens herinnert hij zich zich weer zijn reis naar Oekraïne van twee jaar geleden, een dag die hij zoekbracht in het stadje waar zijn grootvader was geboren.”
Hé, maar die grootvader heet Auster!
Baumgartner staat op en begint aan een verslag van zijn tocht naar Ivano-Frankvisk op 21 september 2017 en het verbazingwekkende verhaal dat een rabbijn hem daar vertelde.
Aha, een verhaal in een verhaal, ook heel klassiek, en natuurlijk in een andere bladspiegel.
Dan is er dat einde van het boek. In rusteloze afwachting van de komst van iemand besluit Baumgartner een eind buiten de stad te gaan rijden. Hij komt in landelijk gebied terecht, krijgt een bijna botsing met een hert. Bij een volgend hert gooit hij het stuur om en knalt tegen een boom. Met een bloedende, maar pijnloze hoofdwond stapt hij uit de auto en besluit naar een huis te lopen. Dan lees ik de laatste twee regels van het boek: “En zo, met de wind in zijn gezicht en het bloed dat nog uit de snee in zijn voorhoofd druppelt, gaat onze held op zoek naar hulp. En als hij bij het eerste huis komt en aanklopt, begint het laatste hoofdstuk uit het levensboek van S.T. Baumgartner.”
'Held', 'levensboek'? Ik schoot in de lach. Maar wacht eens, was niet de schrijver ernstig ziek, en zou dit misschien niet zijn laatste boek kunnen zijn? Opeens krijgt die ironie iets teders en ontroerends. Ik dacht terug aan het allereerste boek van de schrijver, dat ik vijfendertig jaar geleden las en dat zo'n diepe indruk op mij maakte: 'Het spinsel van de eenzaamheid'.
Ik hield als lezer Sy Baumgartner even gezelschap in zijn eenzaamheid. Nu denk ik aan zijn schepper.
* 'Baumgartner'| Paul Auster | vertaling Ronald Vlek | Uitegeverij De Bezige Bij 2023
2 notes · View notes
joostjongepier · 7 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Zelfportret (1908), Portret van Émile Bernard (1897), Reizende muzikant in Rouen (1891), Tegenover de Moulin Rouge (1890), Bloedende Christus (1911), De kardinaal (1912) [en ter vergelijking: Portret van Nino de Guevara door El Greco (ca. 1600)], Het Anker (De kluizenaar) (1907), Spaanse boeren (1905), De danseres (1912), Buste van een picador (1910) en Het slachtoffer van het feest (1910) door Ignacio Zuloaga Waar?   Tentoonstelling Mythos Spanien – Ignacio Zuloaga 1870-1945 in Bucerius Kunst Forum, Hamburg
Wanneer?   5 maart 2024
In samenwerking met de Kunsthalle Múnchen ontwikkelde het Bucerius Kunst Forum in Hamburg de tentoonstelling Mythos Spanien, gewijd aan de Spaanse schilder Ignacio Zuloaga (1870-1945).
Zuloaga werd in 1870 geboren in Eibar in Baskenland. In 1889 of 1890 trok hij naar Parijs, het toenmalige wereldcentrum van de kunst. Ook later zou hij nog regelmatig naar de lichtstad terugkeren. De jonge Zoluaga was bevriend met kunstenaars, musici en schrijvers. Zo deelde hij een atelier met Paul Gauguin, was bevriend met Auguste Rodin en ging  samen met Maurice Ravel op reis. Als je de schilderijen uit deze Parijse periode bekijkt, zie je een jongeman die nog op zoek is naar zijn eigen stijl. Zijn werk toont invloeden van naturalisme, impressionisme en symbolisme. Drie schilderijen die naast elkaar aan dezelfde muur hangen, laten de variatie in zijn stijlen zien: een muzikant in Rouen, een portret van collega-kunstschilder Émile Bonard en een dame van lichte zeden in een café. Dit laatste schilderij vind ik zelf heel interessant. Op het eerste oog zien we een keurig geklede dame, zittend  aan een tafeltje bij het raam. Eind negentiende eeuw was het allesbehalve gepast voor een dame om alleen in een café te zitten. Het gaat dan ook hoogstwaarschijnlijk om een prostitué die wacht op een nieuwe klant. De stoel naast haar is uitnodigend leeg. Het raam kijkt uit op de Moulin Rouge, een plaats waar het vermaak op zijn zachtst gezegd enigszins seksueel gekleurd was.
Parijs bracht de kunstenaar niet waar hij naar zocht. Hij wilde Spaans schilderen. Dus keerde hij terug naar zijn vaderland. Spanje was ooit een wereldmacht was geweest, maar was nu zijn laatste koloniën kwijtgeraakt en was op zoek naar een nieuwe identiteit. Zuloaga droeg hieraan bij door typisch Spaanse thema’s te schilderen. Hierbij ging het niet altijd om een weergave van Spanje zoals het daadwerkelijk was. De kunstenaar greep terug op ‘Il siglo de oro’, de gouden eeuw van de Spaanse schilderkunst met schilders als Velazquez en El Greco. Hun invloed is dan ook terug te vinden in zijn werk.
Een interessant deel van de tentoonstelling is gewijd aan het religieus erfgoed van Spanje. Zijn kruisiging is bijzonder opmerkelijk. We zien hier namelijk niet, zoals in de kunstgeschiedenis gebruikelijk is, Jezus aan het kruis, met naast hem Maria en Johannes. We zien een daarvan afgeleid Spaans ritueel. Jezus is vervangen door een beeld van Christus aan het kruis. Dat beeld is, zoals in de Spaanse traditie al sinds de contrareformatie gebruikelijk is, hyperrealistisch. Het bloed gutst over het lichaam van de gekruisigde. Van de priester links kun je je afvragen of zijn gedachten wel bij het ritueel zijn. De andere aanwezigen vormen nauwelijks een groep. Het zijn losse individuen die elk op hun manier deel van de scène uitmaken.
Ook De kardinaal is geen doorsnee portret van een reële kardinaal. De afgebeelde persoon is een van Zuloaga’s favoriete modellen. Zijn ingevallen wangen en stoppelige baard stralen niet bepaald gezag en waardigheid uit. Hoewel je in eerste instantie denkt dat de kardinaal in een landschap zit, blijkt dat een illusie. Een gordijn en een tafeltje maken duidelijk dat we tegen een toneeldoek aankijken. Het hele tafereel is in scène gezet, als door een regisseur. Het schilderij grijpt duidelijk terug op een bekend werk van El Greco: Portret van Niño de Guevara. De inquisiteur is hier vervangen door een eenvoudige landarbeider. Een grappig detail is dat het brilletje dat El Greco’s kardinaal op de neus heeft, bij Zuloaga in de hand wordt gehouden. Wellicht is het schilderij een parodie op het werk van de zeventiende-eeuwse meester, maar waarschijnlijker is dat Zuloaga een eerbetoon wil brengen aan de door hem zeer bewonderde kunstenaar.
Voor wie nog mocht twijfelen aan de invloed van El Greco op de kunstenaar die in deze expositie centraal staat, moet maar eens goed kijken naar Der Anachoret (Der Einsiedler). Het slungelige, maniëristisch weergegeven lijf en de extatische blik van deze kluizenaar zou op een tentoonstelling van werk van El Greco niet misstaan.
In 1898 trok de schilder naar Segovia. Daar schiep hij veel van zijn belangrijkste werken: schilderijen van het karige rauwe landschap en zijn archetypische bewoners.
Naast de katholieke religie behoren ook de flamenco en het stierengevecht tot het Spaanse culturele erfgoed dat Zuloaga uitbeeldt. In Sevilla nam hij zelf deel aan stierengevechten. Misschien wel het meest indrukwekkende schilderij van deze tentoonstelling toont geen moedige toreador of jonge stierenvechter met veel bravoure. Het werk laat een vermoeide oude picador (een met lans uitgeruste hulp van de toreador) zien. De man rijdt op een mager paard. Ook het paard lijkt moe en zijn gang sjokkend. Beiden zitten onder het bloed. De achtergrond is duister en onheilspellend. De zaaltekst trekt een vergelijking met Don Quichotte en zijn paard Rosinante. De verslagen ruiter zou symbool staan voor de positie van Spanje, dat in 1898 de laatste van zijn koloniën, en daarmee zijn plek op het wereldtoneel, verloor.
1 note · View note
jurjenkvanderhoek · 1 year
Text
IN VERGEESTELIJKT BLAUW BEVRAAGT HANS KLEIN HOFMEIJER HET DENKEN
Tumblr media Tumblr media
In de map The Blue Drawings presenteert Hans Klein Hofmeijer zijn werken met het coloriet blauw. Blauw is de kleur van duidelijke communicatie, loyaliteit, vertrouwen, wijsheid en (spirituele) wilskracht. Bij Klein Hofmeijer is het kleur die het denken in beeld kan brengen. Hij combineert zijn tekeningen in potlood, houtskool en aquarel met hand geschreven teksten. Woorden  die door denken en peinzen uit zijn brein ontspruiten. Niet als verduidelijking van het getekende, maar als eenheid met de compositie. Het schrift bevraagt het leven, zoals het beeld de beschouwer raadpleegt. “Wie ben je als niemand kijkt.” De kunstenaar schrijft brieven aan zichzelf, waaruit de beschouwer een logboek van het kunstwerk kan lezen. Het zijn de rafelranden van zijn denken, het denken, mijn denken. Klein Hofmeijer onderzoekt het denken en de gedachte, geeft beeld aan dat wat niet beeldend uit te drukken is. Hij maakt filosofische beelden, hij houdt zich in zijn kunst bezig met het wezen van alle dingen en het leven. Door die bespiegelingen al redenerend op papier vast te leggen. Daarbij zijn woorden niet genoeg en vullen tekeningen deze aan, en andersom. In die zoektocht naar de ultieme verbeelding van wat nauwelijks te verbeelden is beloopt hij diverse trajecten. De voorlopige uitkomst is een eigenzinnig Wit bloedend Blauw. Een abstracte beeltenis van het stromende denken. Want denken is niet te temmen. Die Gedanken sind frei.
Tumblr media
Het werk van Hans Klein Hofmeijer heeft enige verduidelijking nodig, maar hoewel de uitleg in de hierboven genoemde map welkom is staat het een objectief kijken in de weg. De map, enkele losse gevouwen vellen op groot formaat gestoken in een omslag met gerafelde rand, is een weerslag van de gedachten die kunstenaar zelf en schrijvende beschouwers daarvan hebben. Deze laatste concretiseren en verklaren zijn blauwe kunst. Deze werken van Klein Hofmeijer lijken weinig spontaan, maar juist sterk beredeneerd voordat het tot uiting komt. En de indruk achteraf wordt ook nog eens geïnterpreteerd en gemotiveerd. Kapot verduidelijkt, geïnterpreteerd en gemotiveerd lijkt het wel. Het bedachtzaam kijken geeft een filosofische beschrijving. Het is geen makkelijk toegankelijk werk, daarom valt die verheldering wel op de plaats. Maar een afbeelding kan ook te ver uitgerafeld worden. Te veel begrijpelijk verklaard waardoor het mysterie van de kunst als inspirerend kunnen verdwijnt.
Tumblr media
Het project op zich is uiterst interessant. De vormgeving van de weerslag daarvan is minstens zo overdacht. Het grote formaat heeft de vorm van een lijvig cahier. In een driedubbel gevouwen grijs omslag van 350 grams handgeschept Zaansch Bord steken een aantal dubbelgevouwen stevige bladen van 62 bij 41 centimeter. De randen van het omslag zijn gerafeld, passend aan de artistiek gevoelvol uitgebeelde rafelranden in het denken van de kunstenaar. Want in de kunst van Klein Hofmeijer is het denken een belangrijk ding. De publicatie is in eigen beheer uitgegeven en kent tekstuele bijdragen van journalist, schrijver en copywriter Annelies Vanbelle en redacteur, publicist en kunsthistoricus Rick Vercauteren. In deze artikelen proberen zij het onderhavige werk van Klein Hofmeijer te omschrijven en te verklaren. Sterk beschouwend en elkaar inhoudelijk aanvullend gaan zij nader in op de filosofische, kunsthistorische en spirituele aspecten van het mysterieuze coloriet blauw in het oeuvre van Hans Klein Hofmeijer.
In haar essay stelt Vanbelle vragen, zoekt antwoorden. Maar retorisch bevinden zich deze in de gedachte van de kunstenaar. Komen tot uiting in de werken. Deze kunnen door de kijker worden onderzocht, bevraagt. Het werk respondeert. Niet altijd even duidelijk en scherp gearticuleerd. Fluisterend soms of stilzwijgend mimisch. Daarom verduidelijkt Vanbelle in haar eigen woorden het werk. Gaat zij in het denken van Klein Hofmeijer zitten en ziet van daaruit grond en reden. “Het gaat niet om mijn denken, maar om hét denken”, zegt de kunstenaar zelf. “Ik zoek een universele dimensie.” Dat perspectief helt erg over naar de filosofische redenatie van het leven. De werken van Klein Hofmeijer kunnen daarom het meest gemakkelijk diepzinnig worden gerationaliseerd. Grote denkers als Kant en Descartes zullen eenvoudig toegang kunnen hebben in deze manier van kunst scheppen.
Tumblr media
De kunstenaar zoekt door zijn werk naar antwoorden op levensvragen. Het denken, overdenken en nadenken, staat daarbij voorop. Voordat het werk op papier ontstaat is de gedachte, het bedenken, de eerste stap naar vormgeving. In zijn werk probeert hij die opstap, dus het denken over en aan, zichtbaar te maken. Door zijn tekeningen kijk ik als het ware in zijn hoofd. Krijg ik inzicht in zijn gedachtewereld, zijn denken kan ik de mijne maken. Maar dan moet ik wel bedachtzaam kijken en scherpzinnig zien. “Het lijkt niet alsof deze tekeningen verlossing brengen.”, schrijft Annelies Vanbelle, “Ze zuchten, onder het tasten en betrachten; ze smeken, om verlichting en vertroosting.” De kunstenaar smeekt, de beschouwer zucht.
Volgens Vanbelle begint iedere tekening met een intuïtieve aanzet, een energiepunt, een niet-weten. Is dat niet hetzelfde met het kijken ernaar, het beschouwen. Ontmoet ik de tekeningen in de map, dan is mijn eerste gedachte een niet-weten. Eerst kijk ik, dan lees ik, en vervolgens doorzie ik. Denk ik te doorzien, objectief nog te kunnen kijken. Begrijpend lezen, aanvoelend kijken.
Tumblr media
Hans Klein Hofmeijer tekent in wat hij noemt vergeestelijkt blauwe inkt op vergeelde dragers. Het papier is hergebruikt en draagt sporen van eerdere levens. Daarop floreert het blauw. De kleur kan als geen andere tint het denken verbeelden. “Mijn vulpen draait rond, mijn hand stuurt het beeld in een bepaalde richting. Achteraf lijkt het soms of ik de tekening voor het eerst zie. Ik word in dat unieke aha-moment verrast door mijn eigen werk. En dan vraag ik me af: klopt het met mijn initiële intentie?” Is het geworden wat hij heeft bedoelt, wat hij wilde zeggen en ermee bereiken. Alleen Klein Hofmeijer kan daar het antwoord op geven. Ik kan alleen maar kijken, zien en mij verwonderen. Vermoeden wat zijn streven is, was. Hij verwerkt teksten in zijn  tekeningen. Leesbaar, maar ook wel onnavolgbaar. Zelf zegt hij daarover: “Ze maken me weer alert voor een bepaalde ervaring, een gevoel, een herinnering – ze zijn een herbevestiging van bepaalde inzichten of vaststellingen. Ik hoed me daarnaast wel om te veel woorden te geven aan mijn werk, te nauwgezet toe te lichten hoe ik te werk ga.” Want weet ik hoe en wat, dan vervliegt de poëzie en de mystiek. Dan kan ik me minder verwonderen. Is het antwoord gegeven terwijl ik een retorische vraag stelde. Want ik wil geen feedback, geen reactie. Ik wil zelf een uitweg vinden, een weerwoord geven.
In zijn werk bevraagt Klein Hofmeijer niet alleen de drager, het vel papier waarop hij zijn denken uitzet, ook onderzoekt hij de randen. De gedachte gaat verder dan de begrenzing van het blad. Het overstijgt de dimensie van het zijn, het wezen. In het denken overvleugelt hij zichzelf. “Ik denk, dus ik ben.” Dat denken vindt een beeld op papier. “Ik schrijf, dus ik blijf.”
Tumblr media
In het artikel “Over blauw” legt Rick Vercauteren het blauwe oeuvre op tafel. Als een rode draad door de laatste twintig jaren. En werkt zich door de tinten die daaraan vooraf gingen. Er zijn in de tekst verwijzingen naar werken die zijn opgenomen in andere publicaties. Die dus niet op deze plek kunnen worden beschouwd. Het is een gemis, omdat die publicaties mij niet bekend zijn en ik dus geen vergelijksmateriaal heb. Maar goed, ik doe het dan maar met dat wat wel in deze publicatie is opgenomen. En dat geeft al denkelijk meer dan genoeg reden tot beschouwen. Het bespreken en benoemen van eerder werk geeft een gedetailleerde wegenkaart. Ik kan de paden stapvoets volgen, de straten bewandelen, die Klein Hofmeijer gegaan is om daar te komen waar hij in The Blue Drawings is. Het is in deze de eindbestemming. Het voert hem van hier verder met het denk-blauw en het schrijf-blauw om de onzichtbare, innerlijke processen te verbeelden, duidelijk te maken.
The Blue Drawings. Hans Klein Hofmeijer. Een haat-liefdeverhouding met het denken. Teksten Annelies Vanbelle, Rick Vercauteren. Uitgave in eigen beheer, 2022.
2 notes · View notes
walhella · 2 years
Text
Je liet me bloedend liggen in de badkamer op de grond Je noemde me een leugenaar en ‘ t is niet dat ik het niet verstond
Maar ik voel steeds je armen hoe je ze losrukte van mij je liep nooit eerder van me weg en ik kan er maar niet bij
Je zei :’kom niet naar beneden’ weet je wat dat met me deed? De haat rolde uit je ogen toen je me dat bed op smeet
de hartstocht in je walging, de woede in je mimiek hoe kon je niet begrijpen- ik was gewoon te ziek
7 notes · View notes
reneleijen · 17 days
Text
Belg krijgt celstraf voor mishandeling na seksdate
Een Belg (51, uit Turnhout) is door de rechtbank West-Brabant veroordeeld tot 42 dagen cel (waarvan dertig voorwaardelijk) en honderd uur taakstraf na het mishandelen van een vrouw uit Tilburg. De twee hadden via Tinder een seksdate geregeld en die liep volkomen verkeerd af. De vrouw werd geslagen op hoofd en gezicht en liep bloedend en naakt de straat op. De verdachte had naar eigen zeggen een…
0 notes
regiowestfriesland · 1 month
Text
Drie overvallers overvallen bedrijf in Opmeer, laten brandend auto achter
Opmeer – De politie is opzoek naar getuigen en camera beelden na een overval op een bedrijfspand aan de Veken in Opmeer. Drie overvallers met bivakmutsen op drongen het pand binnen zijn er, na bedreiging met wapens, met persoonlijke goederen vandoor gegaan. Zij lieten het slachtoffer achter met een bloedende hoofdwond. Hij heeft medische verzorging gekregen en er is slachtofferhulp…
0 notes
keynewssuriname · 3 months
Text
Franse media: Kylian Mbappé mist duel met Nederland
Tumblr media
Kylian Mbappé ligt er volgens L’Equipe naar verwachting tien dagen uit vanwege een gebroken neus. De spits zal een operatie ondergaan en wordt pas na de groepsfase terugverwacht, waardoor hij de EK-wedstrijd tegen Nederland vrijdag zal missen. Mbappé heeft naar alle waarschijnlijkheid zijn neus gebroken in het EK-duel van Frankrijk tegen Oostenrijk (1-0 winst). “Het ziet er niet goed uit”, zei bondscoach Didier Deschamps kort na afloop. “Een smet op deze wedstrijd. Ook al is het maar een neus, het is erg vervelend voor ons.” De Franse stervoetballer raakte in de slotfase van het eerste groepsduel geblesseerd na een kopduel met Kevin Danso. De aanvaller raakte met zijn neus de schouder van de Oostenrijkse verdediger en verliet even later met een bloedende neus het veld. Frankrijk speelt vrijdag de tweede groepswedstrijd op het EK tegen Nederland. Read the full article
0 notes
Text
‘Volt’ van Roderik Six: dystopie vol zwarte romantiek
Tumblr media
Met Volt doet Roderik Six (1979) zijn reputatie als duistere romanticus alle eer aan. Zijn derde roman is een grimmige, gitzwarte toekomstparabel over het eindspel van de mensheid, waarin een nietsontziende elite superrijken zich na een cataclysme terugtrekt op een eiland om er een nieuwe maatschappij te installeren. Na Vloed (2012) en Val (2015) is het sluitstuk van de zogeheten V-trilogie een gefragmenteerd en hypergestileerd verhaal, dat een originele invulling wil geven aan het uitgesleten genre van de dystopische roman.
Postapocalyptische wereld
Beschaving is een dun laagje vernis, zoals Thucydides al wist. Dat is niet anders in de niet zo verre toekomst waarin Volt zich afspeelt. Onyx, een enigmatisch conglomeraat, controleert en beheert op een niet nader bepaald tropisch eiland voor de Zuid-Afrikaanse kust een vrijstaat voor de financiële elite. Na de definitieve ineenstorting van het neoliberalisme (het strand op het eiland heet Fukuyama Beach) heeft deze groep uitverkorenen zich er teruggetrokken en houden ze er de autochtone bevolking of ‘inlanders’ als slaven en ondermensen onder de knoet. De setting is postapocalyptisch, we bevinden ons in het soort wereld dat achterblijft na een alles verschroeiende wereldbrand: ‘de wereld blijft verbrokkeld, aan diggelen geslagen, en wij lopen rond met een handvol scherven, bloedend in het donker.’
Voortdurend hangt er een onhoudbare en grimmige dreiging in de lucht: het eiland is onherbergzaam, de hitte verschroeiend, de wreedheden extreem en alomtegenwoordig. Hier heersen koloniale perspectieven, worden wrange machtsverhoudingen uitgezet en verkeert iedereen in een niet aflatende, verstikkende overlevingsmodus. De verpersoonlijking van al dat onheil is Duvall, de leider van de geheime dienst: wie van de vrijhaven wil genieten, moet hem passeren. Hij bepaalt het lot van de nieuwkomers. ’s Avonds trekt hij zich terug in zijn afgelegen en streng beveiligde bergvilla, starend naar de zee en mijmerend over zijn vroegere leven.
Angstvallig bewaakt Duvall het eiland en maakt hij korte metten met alle dissidente stemmen. Voor de sport jaagt hij met de hulp van zijn chauffeur en factotum Benji op revolterende ‘inlanders’. Geruchten over opruiende pamfletten vanuit ‘het kamp’ baren hem zorgen. Duvalls morele kompas slaat al een tijdje door, zijn wreedheid lijkt geen grenzen te kennen.
Duvall houdt alles in de gaten vanuit zijn kantoor in de glazen toren, ‘een wonderbaarlijke constructie’, opgetrokken tussen twee steile rotswanden, die eruitziet als een langgerekte glazen piramide waarvan alleen de top boven de kloof uitsteekt. De spits van de toren wordt door zijn collega Victor ‘de Onyx’ genoemd. In het gigantische gebouw wemelt het van zogeheten ‘blauwen’, een anonieme massa werkmieren gehuld in blauwe kostuums, die doen denken aan de zwartgeklede arbeidersmenigte uit de film Metropolis (1927). De blauwen, die Duvall hartsgrondig minacht, zijn ontdaan van hun identiteit en wilskracht: eens behoorden ze tot de elite, maar onder de knoet van de Onyx voeren ze enkel nog repetitieve, inferieure taken uit, zoals met enveloppen rondzeulen, want zo wordt er op het eiland gecommuniceerd:
Zonder praatjes te maken worden er aan de lopende band enveloppen uitgewisseld, snel en feilloos. Rapporten, opdrachten, vergaderafspraken — alles gebeurt via die omslagen. Het is een kluwen van papier en om de geheimhouding te garanderen, zijn alle omslagen blanco. Geen naam, geen kantoornummer, geen codes. Honderden per dag. Dat vergt een uitstekend geheugen, een brein dat ontdaan is van alle ballast — mijn werk.
De enveloppen worden gedropt in gleuven over het hele gebouw verspreid, waar het ‘sneeuwt’ en waar je onophoudelijk ‘het geritsel van verloren woorden’ hoort, een anachronistisch systeem dat herinnert aan de buizenpost in Brazil (1985).
Sebastian, nog een andere schimmige medewerker, waart eveneens rond op de site. Hij werkt ondergronds, als een soort archivaris, maar van het soort dat ‘zijn verzameling’ Sisyphus-gewijs constant aan het verhuizen is, wat zijn werk even nutteloos maakt als dat van ‘de blauwen’.
De excentrieke wetenschapper Victor heeft in zijn labo een levensverlengend en ‘revolutionair serum’ ontwikkeld en zoekt een oplossing voor de gigantische zwermen muggen waar iedereen op het eiland gek van wordt. De bijna stereotiepe mad scientist dient Duvall geregeld zijn levenselixir toe, waardoor deze een geheugenstoornis ontwikkelt. Het serum biedt geen onsterfelijkheid, maar stelt de dood wel voor onbepaalde tijd uit. Aan de hand van Duvalls gefragmenteerde herinneringen krijgt de lezer een versnipperd beeld van wat er op het eiland allemaal aan de gang is.
Gefragmenteerde dystopie
Op deze narratieve pijlers bouwt Six zijn verhaal, of beter: verhalen, want Volt is een lang uitgesponnen  aaneenschakeling van scènes, flarden en segmenten, inclusief visioenen en dromen. De doorgedreven fragmentering in Volt heeft trekken van William Faulkners The Sound and the Fury (1929), in het bijzonder het eerste deel waar de zwakbegaafde Benjy Compson aan het woord komt en zijn verhaal doet door grote sprongen in de tijd en de logica te maken — is het toeval dat Duvalls chauffeur Benji heet?
Wie een lineair verhaal verwacht, is eraan voor de moeite. Six heeft zich er duidelijk niet om bekommerd een begrijpelijk narratief af te leveren, laat staan om een plot uit te werken. De techniek om het verhaal te laten imploderen aan de hand van grote ellipsen en hiaten, waarbij grote lappen (chrono)logische vertelling helemaal of deels wegvallen, had hij al ontplooid in zijn vorige verhalenkabinet, Val, zij het in mindere mate – in Val zit immers nog een whodunit-plotstructuur. En in het eerste deel van de trilogie, Vloed, is er zelfs een min of meer lineair uitgewerkte plot.
Het geraamte van Volt is zonder twijfel dystopisch van aard, maar het is geen zuivere dystopie, net zoals Val geen zuivere thriller en Vloed geen onversneden klimaatroman is. Six put gretig uit het genre, zonder de ambitie om een ‘klassieke’ dystopische of postapocalyptische roman te willen schrijven. Hoewel er bijna onafgebroken echo’s weerklinken uit klassiekers zoals 1984 (1949) van George Orwell, Brave New World (1932) van Aldous Huxley en Wij (1924) van Jevgeni Zamjatin, lijken deze knipogen een louter ornamentele functie te hebben.
Zo is het feit dat de krankzinnige Victor zijn ding doet op een eiland — waanzin gedijt het best op een eiland, weten we sinds The Island of Doctor Moreau (1896) van H.G. Wells en Lord of the Flies (1954) van William Golding — niet meer of minder dan een aardigheidje, een literair element dat niet verder wordt uitgewerkt. Evenzeer zijn ‘de blauwen’ maar een flauw afkooksel van de anonieme onderdrukte massa’s die gekend zijn uit de klassiekers.
Six is minstens even gul met subtiele referenties aan dystopische films zoals Brazil (1985), THX 1138 (1971), Stalker (1979), Blade Runner (1982), Children of Men (2006) en Mad Max (1979), maar ook hier geldt dat deze verwijzingen geen hoger doel dienen. Andere referenties zijn ronduit gratuit, zoals de woorden ‘Arbeit macht frei’ in krullend smeedijzer boven de poort van het kamp: ‘Geen idee wat het betekent, maar indertijd stond Sebastian erop dat we dit relict aan de arbeiders schonken om hen gunstig te stemmen.’ Zo zijn er nog wel enkele clichés van het genre die Six op een hoopje gooit: wat er precies mee wordt bedoeld blijft meestal verre van duidelijk. Het onbehaaglijke gevoel iets dergelijks al eens ergens gelezen te hebben, overvalt de lezer bovendien meer dan goed is.
Op narratief vlak werkt Six kortom weinig uit: het wemelt van de losse eindjes, de verhaallijnen komen abrupt ten einde. Des te gewilliger laat hij de taal de overhand nemen. Een heel arsenaal aan stijlmiddelen wordt ingezet en vrijwel elke scène wordt stilistisch opgeblonken. Dit consequente maniërisme lijkt voor de auteur belangrijker dan de overdracht van een eventuele boodschap — een dystopie heeft per definitie een maatschappijkritische zijde. Hierdoor is Volt een betrekkelijk lege huls, zij het een huls die aan de oppervlakte straalt, schittert en blinkt.
Sfeerschepping
Six trekt ongegeneerd de kaart van beeldrijk en beschrijvend proza. Hij grossiert in abondante taal, flirtend met het barokke en gericht op het sorteren van een maximaal effect. Sfeerschepping overheerst Volt op een nagenoeg verstikkende manier. Filmische beeldspraak is daarenboven zo present dat je meer dan eens het gevoel krijgt een neergeschreven storyboard te lezen in plaats van een roman (het mag niet verbazen dat de filmrechten voor Vloed en Val al verkocht zijn). De openingsscène bijvoorbeeld, waarin het hoofdpersonage ontwaakt op een strand, is een toonbeeld van Six’ poëtica: een minutieus uitgewerkt decor komt tot leven in een beeldende, opgeschroefde taal (‘Als vanuit een bundel pluimen ontwaak ik’, ‘Je bent een flits geworden.’). Nu eens zijn er lang uitgesponnen zinnen, die gezwollen en overdadig taalgebruik verre van schuwen:
Ergens moet het licht falen. Het slaagt er niet in om alles te verteren, om alle zwarte zaden weg te branden want hoe fel ze ook met wit belaagd worden, altijd komen ze weer tot bloei, altijd groeien ze weer uit tot donkere rozen, tot een grote nachttuin waar alleen raven slapen en het teder as sneeuwt.
Dan weer korte, zakelijke vaststellingen, prompt op elkaar volgend, vaak door een nieuwe regel te beginnen:
Je hoeft alleen te wachten.
Het komt terug.
Het donker komt altijd terug.
Het antwoord lag al die tijd in de palm van mijn hand.
De vogel teert op angst.
Dat had ik moeten weten.
Sommige van de royale beschrijvingen zijn naar mijn gevoel over the top, waardoor ze vervelen of ongeloofwaardig worden. De afbeelding op de cover van Volt is, net zoals bij Val en de nieuwe editie van Vloed, een detail uit een werk van de door Six bewonderde kunstenaar Sven Verhaeghe. Het zijn stuk voor stuk ‘donkere ontaarde taferelen’ die verwijzen naar de algemene sfeer die de auteur van Volt wil oproepen, een duistere wereld waar alles gitzwart, unheimlich en extreem is. Als doorgewinterde aanhanger van sombere romantiek was het zelfs voor mij soms van het goede te veel.
Gelukkig zijn er uitzonderingen. Zo weet Six geregeld de complexe verhouding tussen de beleefde en verbeelde ruimte nauwgezet en geloofwaardig tot leven te roepen. De indrukwekkende duikpassage bijvoorbeeld is overduidelijk geschreven met kennis van zaken en gestoeld op eigen ervaringen (Six woonde een tijd op Bonaire, waar hij om de tijd te doden leerde duiken), zoals hier bij het terug boven water komen:
Terwijl ik als een dronken pinguïn door de branding waggel, sleurt de aarde aan mijn duikvest, mijn flessen perslucht, mijn loodgordel; alles druipt en klotst, en rond mijn enkel schuimt de zee, en ik struikel, dreig op mijn knieën neer te stuiken, op onzichtbare kiezels en zee-egels, maar ik bewaar op het nippertje mijn evenwicht en hobbel voorwaarts, hoestend en proestend, met de smaak van zout snot in mijn mond, en ik trek mijn masker af en duw de stroperige lucht naar binnen – alles weegt weer en hoog boven me kijkt de zon op me neer en de wereld ruikt naar rottend zeewier.
Ik kom niet boven; ik spoel aan.
Als wrakvlees.
Meer dan respectabel zijn ook de beschrijvingen van allerhande dieren: een heuse dierentuin bevolkt Volt en Six laat die levendig ronddraven in zijn roman. Zo krioelt het op het eiland van blauwblauws (‘wondermooie maar giftige hagedissen’), die zich ritselend over de pagina’s door het boek heen uit de voeten maken. Een zeldzaam ingetogen analyse van hoe een pelikaan zijn prooi belaagt, maakt eveneens indruk:
De pelikaan werpt eerst zijn brede schaduw over het water en drijft zo de vissen voor hem uit. Bang zwemmen ze in troep weg, en het zijn de jongsten die achteraan proberen aan te sluiten. De traagsten, de zwakken – die moet hij hebben. Maar hij heeft niet de tijd om in een lus te zweven; eens de slagschaduw verdwijnt, verandert de school prompt van koers. Dus moet hij die ruggelingse schroefbeweging maken om de achterblijvers uit het water te roven.
Dergelijke vaardig geschreven passages houden Volt wel degelijk staande. Maar door de nadruk op het atmosferische en vormelijke is de roman weinig urgent. De behandelde thema’s mogen nog zo goed aansluiten bij deze tergende en onzekere tijden, door de hypergestileerde verteltrant en ongebreidelde sfeerschepping blinkt Volt toch vooral uit in esthetiserende vrijblijvendheid.
Verschenen op: De Reactor, 2 januari 2020
Volt van Roderik  Six, Prometheus 2019, ISBN 9789044632453, 240 pp.
0 notes
hetbeginvanik · 3 months
Text
Vanuit de muren en de ramen en de nagels van de kat,
Vanuit mijn bloedende baarmoeder en het vreselijke TikTok,
Vanuit de stinkende eieren en de schreeuwende calorieën in zo’n beetje elk voedingsmiddel,
Vanuit het doucheputje vol haar en de neusspray die zelfs geen placebo meer blijkt te geven,
Herrie
0 notes
rotterdamvanalles · 4 months
Text
Krattenbrug met Arbeiders op de brug in 1922. Op de achtergrond de huizen aan de Delftsevaart en de Bagijnenstraat.
De Krattenbrug is een vaste brug over de Delftsevaart in Rotterdam. De originele brug bestond vermoedelijk al sinds de vijftiende eeuw en was een van de weinige bouwwerken die het bombardement op 14 mei 1940 had doorstaan. Deze brug was zowel geliefd als berucht; het was populair onder fotografen (de meest bekend zijnde Henri Berssenbrugge) en werd daarom vaak gefotografeerd samen met de Delftsevaart, maar er verdronken rondom de brug ook meerdere kinderen. De originele brug werd tijdens de Tweede Wereldoorlog gesloopt, de tweede brug werd in 1976 gebouwd en de huidige Krattenbrug ligt sinds 2010 over de Delftsevaart.
De eerste Krattenbrug werd vermoedelijk in de vijftiende eeuw gebouwd en is vernoemd naar Arie Corneliszoon Crat. Hij kocht op 9 december 1468 een huis en erf in de Westbagijnenstraat die over de Delftsevaart liep. Zijn zoon Dirck Janszoon Crat kocht op 21 maart 1566 de helft van de steeg die vanaf de Westewagenstraat tot in de Delftsevaart liep. Deze steeg was in 1565 al bekend als de Krattensteeg. De Krattenbrug heette voor de naamswijziging de Bagijnenbrug.
In april 1901 werd door het college van B&W van Rotterdam het voorstel gedaan om een ebsluis in de Delftsevaart te bouwen. Deze sluis zou ten noorden van de Krattenbrug moeten komen. In totaal zou de sluis 40.000 gulden kosten, waarvan 20.000 door het Hoogheemraadschap van Schieland zouden worden bekostigd. Dit voorstel werd in mei van datzelfde jaar goedgekeurd.
In maart 1902 werd het voorstel om 7000 gulden uit te trekken voor de vernieuwing van de Krattenbrug, evenals de ijzeren overdekking van de schutsluis bij de Vlasmarkt, goedgekeurd. Ook werd in deze maand begonnen met de werkzaamheden voor de nieuwe sluis nabij de brug, waardoor het bootverkeer bij de Delftsevaart en de sluis bij de Vlasmarkt waren gestremd.[6] Deze stremming duurde van 1 april tot 15 september van dat jaar.
In 1903 was het voetgangersverkeer gestremd wegens restauratiewerkzaamheden aan de brug.
In mei 1908 vermelde de De Maasbode dat een 45-jarige besteller die op de Korte Westewagenstraat woonde, gewond was geraakt bij een ongeluk op de brug. Hij gleed uit bij een van de twee trapjes en viel op ongelukkige wijze voorover op zijn gezicht. Hierdoor kreeg hij een bloedend voorhoofd en moest naar het ziekenhuis om aan deze wond te worden verzorgd.
In 1925 was de Krattenbrug vanaf 25 augustus voor 2 weken afgesloten. De reden hiervoor was de aanleg van elektrische kabels en enkele aanpassingen aan de brug.
In 1939 verscheen een artikel in de Haagsche Courant die de verschillen tussen het oude en nieuwe in Rotterdam kenmerkte. Ook werd er gehint op een mogelijke sloop van de brug in de (nabije) toekomst omdat er voor de Krattenbrug "in onze moderne samenleving geen plaats meer is", iets wat echter niet was besproken in de Rotterdamse gemeenteraad zelve en waar ook geen plannen voor waren.
Tijdens het bombardement op de stad ontsnapte de brug aan de verwoesting. Terwijl de huizen rondom de Krattenbrug wel werden geraakt, bleef de brug zelf nagenoeg ongedeerd. Ondanks dat de Krattenbrug behouden had kunnen worden, werd toch besloten tot de sloop. Dit had te maken met het plan van Willem Gerrit Witteveen die de Delftsevaart wilde verbreden. De brug bestond vermoedelijk tot 1941, waarna het werd afgebroken om de kades nabij de Grote of Sint-Laurenskerk te verbreden.
In 1942 werd besloten om de naam 'Krattenbrug' in te trekken, vermoedelijk op besluit van de Duitse bezetter. Dit besluit was op 30 juni ingegaan.
Nadat de originele Krattenbrug in 1941 gesloopt was, besloot de gemeente om in 1976 een nieuwe voetgangersbrug te bouwen, aanvankelijk zonder naam. Er was echter commotie ontstaan nadat PvdA-raadslid G.E. Meijboom kritiek had geuit over de beleidsprocedure die wethouder van Ruimtelijke Ordening Hans Mentink hanteerde voor de bouw van de brug. Het aanvankelijke plan was om een provisorische brug te bouwen van "desnoods wat vaten en planken", daarna veranderde het plan en werd besloten tot de bouw van een stalen brug van 50.000 gulden en ten slotte werd het uiteindelijke plan voor een houten brug van 75.000 gulden ontworpen. Dit werd een definitief plan, die uiteindelijk 107.000 gulden heeft gekost. De nieuwe brug kwam ongeveer op dezelfde plaats waar ooit de originele Krattenbrug stond, maar was gemaakt van hout in plaats van steen. In datzelfde jaar werd de brug opgeleverd en voor het publiek geopend. Deze Krattenbrug heeft dienst gedaan tot 2010.
In 2010 werd besloten om de houten brug af te breken en een nieuwe brug van staal te bouwen. Deze brug draagt dezelfde naam als de originele, vooroorlogse brug en kan zowel door voetgangers als fietsers worden gebruikt. Deze Krattenbrug staat sinds 2010 op de plek van de voormalige, houten brug en is gemodelleerd naar het naastgelegen stadspodium.
Foto komt uit de collectie van @stadsarchief010 en Informatie komt van wikipedia.
Tumblr media
0 notes
janvanbaol · 5 months
Video
youtube
De Dijk - Bloedend Hart #dedijk #instrumental
1 note · View note
sjadootr · 5 months
Text
De jacht was mooi geweest, opwindend. De jacht was altijd mooi. Maar straks werd de prooi bloedend uit de bosrand gesleurd en voor hun voeten op het open veld gelegd.
Peter Middelkoop - Jij bent van mij (p.237)
0 notes
jurjenkvanderhoek · 7 months
Text
WOORDEN BLOEIEN IN DE TUIN VAN RIKKERT ZUIDERVELD
Tumblr media
Elke dag vers, iedere dag een nieuw gedicht, een liedje of een drietal oneliners. Om te lezen, te beleven, te overdenken. Voor Rikkert Zuiderveld betekent dat ook iedere dag een nieuw idee, een andere gedachte. Om te schrijven, te dichten, te bepeinzen. En na lezing te zien dat het goed is. Elke dag is ook hij weer fris en fruitig uitgeslapen taalvaardig, zoals ik, iedere morgen gezond weer op. In de nacht dient de muze zich als een donderslag aan. Altijd in de stilte van de duisternis, want dan is er ruimte vrij gemaakt en staat het leven een paar uur in de wacht. In een flits verschijnt de inspiratie en kunnen de ogen beter niet meer gesloten, stel je voor dat de ingeving vervaagt met de slaap. Echter prent de gedachte zich stevig in en heeft geen houdbaarheidsmoment. Elke morgen blijft het vers, een appeltje voor de dorst.
De poëzie van Rikkert heeft geen tijd nodig om in te dalen, maar verdient de aandacht wel. De woorden schijnen makkelijk op papier te zijn gekomen, maar eenvoud kent een meervoudig voorwerk. Tijd te bespiegelen, aandacht te filosoferen. Woorden doorstrepen, opnieuw beginnen. Eigenlijk zou ik, zoals geschreven in het voorwoord tot de bundel, een enkel vers per dag moeten lezen. Zo zoals het dichtwerk is ontstaan, iedere dag een vers vers. De bundel heet per slot 'Elke dag vers'. Maar dan ben ik er het hele jaar 2024 zoet mee. En kan pas in januari 2025 met een beschouwing van de gehele bundel komen. Dus heb ik er bij wijze van spreken een haastklus van gemaakt om veel eerder dan pas na 365 dagen met een bespreking te komen. O, ik bedenk me iets: dit jaar heeft een dag meer. Ach, dan neem ik dus die dag maar even rust om op adem te komen.
Tumblr media
De verzen liggen makkelijk in de gedachte, blijven eenvoudig hangen waardoor ik er meerdere op een dag kan lezen en verwerken. Rikkert Zuiderveld is vanaf zijn begin als artiest een liedjesschrijver. Heeft in de jaren 60 van de vorige eeuw meerdere diepzinnige teksten op papier en de plaat gezet. Dat zijn songs die welhaast meteen zouden moeten kunnen beklijven. Je kunt ze nog eens weer beluisteren, maar daarna zullen ze meegezongen moeten kunnen worden. De cabaret- en kinderliedjes, de liedteksten en plezierdichten in de bundel ‘Elke dag vers’ hebben nog dat vluchtige karakter. Lekker in het gehoor liggend met een kwinkslag, een diepere betekenis. Deze zelfde aanpak van toen hebben de teksten van nu, die dan gedichten worden genoemd, het sonnet, de sonnettine en de sonnettette. In de inleiding worden deze vormen keurig uitgelegd. 
“Hij gluurde door elk sleutelgat / naar alles wat bewoog. / Men vond hem bloedend op de mat, / een sleutel in zijn oog.” en “Wij wassen onze koning graag de oren, / voor heel wat mannen doet hij weinig goeds. / ‘Neem toch de tram, of huur een houten koets, / of blijf maar thuis in uw ivoren toren.’/  / ’t Zijn krokodillentranen die zij huilen: / als zij z’n vrouw zien, willen ze wel ruilen.”
Zuiderveld heeft geen vast publiek, hij schrijft voor iedereen. Alhoewel hij wel met een schuin oog wordt bekeken, want hij zit toch in die besmette christelijke hoek. Wordt daardoor minder serieus genomen, schijnt. Maar wie tijd neemt voor en aandacht schenkt aan zijn werk komt van een koude kermis thuis. Hij heeft voor elk mens die dat nodig heeft een stichtend woord, een fundering om de dag op te bouwen. Hij baseert zijn manier van leven en denken op de Bijbel, maar eigenlijk zouden wij dat allen moeten doen. Het zou de wereld leefbaarder maken, ook wanneer we dat boek niet van kaft tot kaft voor waarheid aannemen. Er staan goede dingen in geschreven, die Zuiderveld in begrijpelijke taal voor ons nu leesbaar maakt. Mijn woorden overdenkend meen ik dat Rikkert een nieuwe handzame Bijbelvertaling heeft gemaakt. De oude teksten die naar onze tijd hertaald en vernieuwd zijn onder de loep genomen en er een eigentijdse draai aan gegeven. Een draai waardoor de boodschap overhoop is gehaald en van meerdere kanten kan worden bekeken. Zo gedraaid dat alle mensen er iets aan hebben, ongeacht waar men in gelooft en voor waarheid aanneemt.
“Al lezend werd ik slimmer dan Poirot, / met Marco Polo vond ik nieuwe landen, / ik reisde met een spannend boek in handen / naar Mars of naar de grotten van Lascaux. /  / En dan het Boek: een glimpje van Gods luister / waardoor ik licht ontdekte. En mijn duister.”
Tumblr media
Het is net geen light verse, hoewel Rikkert daarvoor ook zijn hand niet omdraait. Hoewel ze wel aan de lichte kant zijn, zonder drempel voor iedereen te begrijpen, verdienen ze een geconcentreerde overdenking. Mijmerend kan ik er een deel van de dag op kauwen, in mijn hoofd herhalen - van gene en de andere kant bekijken. Al heb ik bij lezen de inhoud en de strekking meteen begrepen, toch liggen ze nog na te smeulen door de dag en vlamt het vuurtje eens in de middag weer op. Trekt een glimlach rond mijn mond. Zoals je eigenlijk soms een grap pas na meerdere ogenblikken begrijpt, na een paar uur de clou invalt en je in lachen uitbarst terwijl er op dat moment niets te lachen valt. Rikkerts' poëzie bezorgt mij binnenpretjes, zo kom ik de dag wel door. 
“Hier proef je zomerwijn, je hoort cicaden, / de bakker bakt croissants en dagvers brood. / Wij komen er wat graag, om half ontbloot / en half verbrand aan zee te liggen braden. /  / Daar wordt gezonnebaad en luigelakt. / Vive la France! Waar heel Holland bakt.”
De teksten maken het leven lichter, omdat de dichter op dat leven en die wereld een prettige blik en liefdevolle kijk heeft. Hij neemt dingen met een korreltje zout en brengt zo smaak aan zijn teksten. Weleens sterk gekruid, maar nooit flauw en smakeloos. Zuiderveld schrijft voor alle mensen, iedereen kan zich wel ergens in een gedicht of liedje vinden. Hij spreekt alle mensen aan op een vriendelijke toon, maar wel met een scherpe tong. Zijn potlood heeft altijd een geslepen punt, zodat hij in duidelijk schrift zijn visie op de wereld kenbaar kan maken. 
“Het midden van ons land kent vele lagen. / Zo kent de ‘Biblebelt’ zijn eigen sfeer / van recht en tucht, gestrengheid in de leer. / Die kan ik – met wat moeite – wel verdragen, /  / behalve als men stug en onverdroten / de halve waarheid zingt op hele noten.”
Tumblr media
Rikkert Zuiderveld is een tuinman, een hovenier. Hij tuiniert in letters. Hij is de gaardenier van de taal. Hij harkt de taaltuin aan, wiedt de woordpercelen en plet de letterzetters. Alles om de taal mooier te maken, de uitspraak weelderig te laten klinken. Hij schoont de taal op, als het ware. Speelt met woorden en geeft een speelse betekenis aan het dichten als spelvorm met letters en leestekens. Hij spit en keert de grondtaal om, hij graaft en legt nieuwe woordbedden aan. Hij cultiveert de taal tot nieuwe dichtvormen. Voor hem bestaat er geen onkruid, alle woorden en uitdrukkingen zijn welkom. Wanneer het maar kracht geeft aan de opbrengst. 
“De wijzen komen veelal uit het oosten, / Tibet en China, India, Japan. / Hun wijsheid tilt ons op een hoger plan, / met woorden die bemoedigen of troosten. /  / De Dalai Lama, Lao-Tse en zo. / En Herman Finkers. Ja, oet Almelo.”
Tumblr media
Het is vruchtbare grond in de tuin van Zuiderveld, daar kweekt de letterman exuberante sonnetten die geuren met kleurrijke sonnettettes. De ollebollekes staan er fleurig bij. De liedteksten laten van zich horen en in de takken van het cabaretgewas kwinkeleren de kinderversjes. En Rikkert ziet dat alles goed is, leunend op zijn hark. Hij beziet zijn werk en weet dat morgen de nieuwe dag zich aandient met oneliners, die hun kopjes uit de koude grond omhoogsteken. De tuinman is tevreden, hij heeft weer een herbarium vol teksten. De woorden liggen te drogen tussen de pagina's, maar blijven elke dag vers.
“Ik was weer bezig onkruid uit te roeien / en knielde op een bed violen neer. / Door alle distels zag ik nergens meer / de schoonheid die een hart doet openbloeien. /  / Vergeet een mens algauw wat hem bezielt / en zegt geen dank meer, zelfs wanneer hij knielt?”
Tumblr media
Rikkert Zuiderveld is een poëet die een prozaïsch verhaal verkort dichterlijk kan laten klinken. En houdt hij zich dan vast aan rijm en ritme, een rots in de branding zoals God dat ook voor hem is, dan dansen de verzen over de bladzijden en door het boek. Hoor ik hem de liederen zingen zichzelf begeleidend op gitaar, zoals David de psalmen zong onderwijl de lier bespelend. Ik schrijf hier ‘liederen’, want ‘liedjes’ klinkt zo denigrerend. Alsof het meer kitsch is dan kunst wat Zuiderveld doet. In vrijwel elk gedicht gaat hij als een voetballer recht op het doel af zonder de bal af of over te spelen. De aanval is de beste verdediging. Dat is nodig daar hij zichzelf weinig zinnen geeft om de puntjes op de i te zetten, er een puntje aan te zuigen en een punt te maken. Geen vraagtekens, maar uitroeptekens. 
In deze bundel, die eigenlijk een verzameling van ingevingen en uitdrukkingen is, bedient hij zich niet van het lichte vers. Hij giet zijn gedichten in de vaste vormen die gangbaar zijn in de poëzie. Zijn werk is poëtisch verantwoord. Schijnen uit de losse pols geschud en opgeschreven, maar hebben altijd een diepere gedachte, een filosofisch mijmeren. Zuiderveld gaat niet over één nacht ijs en dicht niet voor de vuist weg. Er zitten wel addertjes onder het gras. Maar hij of zij die op zijn of haar tellen past, met zorg en aandacht de verzen leest, vindt de grond waarop de teksten wortel hebben geschoten.
Elke dag vers. 365 liedjes, gedichten en meer. Rikkert Zuiderveld. Uitgave Ark Media, 2023.
0 notes
charleshaddonspurgeon · 10 months
Text
Voor Iedere Dag | Ochtend Overdenking Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar,  en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. (1 Johannes 1:7) Lees verder Johannes 12:20—36. Sommigen sporen je aan om naar je kennis van de leer te kijken als een grond voor troost, maar ik smeek je, geliefde, kijk alleen naar het bloed! Anderen stellen je een bepaalde Christelijke ervaring voor en dringen erop aan dat dit het kanaal moet zijn van je troost, maar ik bid je, terwijl je zowel de leer als de ervaring waardeert, rust het gewicht van je ziel nergens anders in dan in het kostbare bloed. Sommigen leiden je tot een hoge mate van broederschap, volg hen, maar volg ze niet als ze je wegleiden van de eenvoudige positie van een zondaar die rust op het bloed. Er zijn er die je kunnen onderwijzen in de mystiek, ze willen dat je jezelf verheugd over het licht binnenin je, volg ze voor zover ze hun grond in Gods Woord hebben maar stap nooit van de Rots der Eeuwen wat de enige veilige grond is. Sommigen van mijn broeders preken graag over Christus in Zijn tweede komst — ik verheug me dat ze de waarheid preken over de verheerlijkte Christus, maar mijn geliefde, ik smeek je dat je je hoop niet vestigt op de verheerlijkte Christus, ook niet op de Christus die komt maar op “Christus, de Gekruisigde” (1 Korinthe 1:23). Vergeet niet dat in het wegnemen van de zonde het eerste niet de troon is maar het kruis. Niet de heersende Verlosser maar de bloedende Verlosser. Niet de Koning in Zijn heerlijkheid maar de Heiland in Zijn schande. Maak je geen zorgen over het bestuderen van de cijfers van profetieën wanneer je belast bent met de zonde maar zoek je belangrijkste en beste troost in het bloed van Jezus Christus wat “reinigt van alle zonde.” Dat is de poolster van je verlossing, let daar op en je zult de haven van vrede bereiken. Ter overdenking Er verrijzen zegeningen uit ons rusten op “niets anders dan het bloed van Jezus.” Eeuwig leven (Johannes 6:54), verzoening (Romeinen 3:25), rechtvaardiging (Romeinen 5:9), verlossing en vergeving (Efeze 1:7; Kolossenzen 1:14), vrede (Kolossenzen 1:20), toegang (Hebreeën 10:19) en reiniging (1 Johannes 1:7; Openbaring 1:5). Waarom zouden we op iets anders vertrouwen? Preek 663, 3 december 1865
0 notes