Tumgik
#trois stoppages étalon
amarioonworld · 5 years
Text
La série de fil en fil… Série d’expériences avec la contrainte du fil (2)
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Dessiner à partir d’un fil de 5 cm.
La contrainte étant à la base de mes expériences, ici le fil est la base et le dessein de mon dessin.
J’ai décidé de découper deux bouts de fil tous deux distincts en tout point ; même fil, même longueur de 5 cm, même forme. Ce fil représentera cependant deux choses, et ainsi aura deux sens différents par la base du fil. Le fil qui devient alors unique est lui-même porteur de sens.
En observant les deux fils, j’ai pu d’abord visualiser un arbre puis sur le second le long cou d’une girafe se former. J’ai alors dessiné autour de ces fils, les images qui m’étaient inspirées. J’ai (comme pour la première expérience de la série de fil en fil -1-) coller sur ma feuille le fil, afin que la forme reste intacte.
Référence à Marcel Duchamp et son œuvre 3 stoppages étalon en 1917 qui consiste à utiliser trois fils chacun d’une longueur de 1 m. Mes deux fils faisant tous les deux 5 cm chacun, il m’était évident de le mettre en relation avec lui.
3 notes · View notes
Text
‘De enige en zijn eigendom’: Max Stirner heeft zijn zaak op niets gesteld
Tumblr media
Eind 2008 verscheen nagenoeg onopgemerkt de nieuwe Nederlandse vertaling van Max Stirners Der Einzige und sein Eigentum (vertaald als De enige en zijn eigendom), een invloedrijk filosofisch werk dat zijn naambekendheid vooral dankt aan zijn radicaal en provocerend karakter. De enige en zijn eigendom geldt voor velen nog steeds als de “Bijbel van het anarchisme”. 
Toen het boek in 1844 verscheen, sloeg het als een bom in bij “die Freien” ― een groep filosofen die ook bekend staat als de Berlijnse jonghegelianen. Hoewel het commercieel volledig flopte, werd het boek bij zijn verschijning heel druk becommentarieerd. Ondermeer Karl Marx schreef een striemende kritiek, die uiteindelijk de beruchtheid van het boek alleen maar zou aanzwengelen. De invloed van Stirner op Marx en later ook op Nietzsche is volgens sommige commentatoren niet te onderschatten, maar het is vooral in artistieke en literaire milieus dat de filosofie van Stirner veel weerklank vond. Zo noemde Marcel Duchamp, die het boek leerde kennen via Francis Picabia, Stirner met naam en toenaam als belangrijke inspiratiebron voor ondermeer Trois stoppages étalon (1913) en bij uitbreiding voor zijn gehele oeuvre. Ook Max Ernst bracht hulde aan Stirner door één van zijn tekeningen L’unique et sa propriété (1925) te noemen. In 1907 werd De enige en zijn eigendom voor het eerst in het Nederlands vertaald, maar al snel bleek deze vertaling gedateerd en te getuigen van een onvolledig begrip van de tekst. Het was dus de hoogste tijd voor een nieuwe, degelijke vertaling, die de originele Duitse tekst met alle ironische allusies en de specifieke hegeliaanse terminologie respecteert. STAALKAART sprak met Widukind De Ridder, historicus verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel en één van de vertalers van de door de Koninklijke Bibliotheek uitgegeven nieuwe vertaling.
In welke maatschappelijke context kwam Stirners filosofie tot stand ?
De context waarin Stirners filosofie ontstaat is die van de zogenaamde Vormärz, de periode van voor de mislukte Duitse democratische revolutie van maart 1848. Na de dood van Hegel in 1831, staat een groep van jonghegelianen op, een “linkse” stroming binnen het Hegelianisme. Zij proberen Hegel op een “progressieve” manier in te vullen. Stirner is één van de weinigen onder hen die effectief Hegels beruchte hoorcolleges heeft gevolgd.  Ludwig Feuerbach en Bruno Bauer zijn de twee grote iconen van de jonghegelianen. Bauer bouwt voort op Hegel, maar geeft er wel een maatschappijkritische en atheïstische draai aan. In een eerste fase volgt Stirner Bauer, zo blijkt uit enkele van zijn eerste artikels uit 1841 en 1842. Rond diezelfde periode schrijft Stirner een vernietigende recensie over Bauers Hegel’s Lehre von der Religion und Kunst, waarin hij, zonder Bauer of Hegel te noemen, aan de hand van gewiekste woordspelletjes en toespelingen, de tekst volledig in de grond boort. Deze tekst vormt de basis voor wat zou uitgroeien tot De enige en zijn eigendom. Bij het verschijnen van het boek in 1844 geeft Stirner les op een meisjesschool. Na een mislukt tweede huwelijk stapelen de schulden zich op en raakt hij aan lager wal. In 1856 sterft Stirner in de anonimiteit en complete armoede. De enige en zijn eigendom wordt opnieuw opgepikt in het begin van de jaren 1860 door F.A. Lange in zijn Geschichte des Materialismus (1865), en zo komt Nietzsche in contact met Stirner.      
Stirner wordt vaak beschouwd als een voorloper van het anarchisme en nihilisme. Is dit een te ver doorgedreven vereenvoudiging ?
Zelf heb ik Stirner leren kennen via de anarchistische literatuur en ik heb nog steeds een lichte vorm van sympathie voor een dergelijke interpretatie. Er bestaat uiteraard geen eenduidige interpretatie van zijn filosofie. Een geheel verwaarloosbare interpretatie vind ik bijvoorbeeld die van de ultraliberalen, die Stirner opvatten als een voorloper van Margaret Thatcher en Ronald Reagan. Anderzijds zijn er ook hele zware morele kritieken op Stirner geweest, die hem afschilderen als schizofreen en  krankzinnig. Verder is er de kritiek die zich in de eerste plaats verzet tegen het ‘egoïsme’ van Stirner. Hoe dan ook, Stirner weerlegt het allemaal in zijn boek waarin hij stelt dat iedere kritiek onvolledig is, want als je iets bekritiseert, geloof je zelf nog steeds in iets. Dat deed Bauer: eindeloos blijven bekritiseren om dan bij de ware mens uit te komen. Marx sprak in die context over de “kritische kritiek” van Bauer. Wat mij bij Stirner altijd gefascineerd heeft is dat hij er door zijn ironie in slaagt de mens al zijn wereldbeelden af te nemen. Letterlijk àlles wordt met de grond gelijk gemaakt. Het ironische blijkt al uit de titel zelf, De enige en zijn eigendom. Dat is puur subject-object-denken, de basis van de volledige filosofie vanaf Descartes. Het Ik ten aanzien van de buitenwereld. Stirner problematiseert dit volledig en stelt de vraag over welke buitenwereld het gaat. Er is geen buitenwereld. Ik eigen die mij toe. En dan is er geen meer. Stirner zegt: “Het object is niet buiten mij, maar is van mij, het is eigendom”.
Deze nieuwe Nederlandse vertaling liet lang op zich wachten: de laatste vertaling dateerde van 1907. Wat was de grote moeilijkheid bij het vertalen van dit ondoorgrondelijke werk ?
Mijn collega vertaler, Thomas Eden maakte eerst een ruwe, letterlijke vertaling, die compleet onleesbaar was. Gedurende een jaar heb ik die vertaling aangevuld (want ze was onvolledig), herwerkt en verbetert. Ik kende de vertaling van Jaak Lansen uit 1907 en dat boek vind ik een gemiste kans. Lansen heeft veel geschrapt. Al wat zogenaamd niet in zijn kraam paste liet hij vallen, zoals bijvoorbeeld de weinige seksuele toespelingen. Voor mij is het enige pluspunt van de oude vertaling het vrij letterlijke karakter ervan. In die zin gelijkt ze op die van ons. Maar voor mij blijft deze vertaling onbruikbaar. Ook omdat Lansen vaak de indruk geeft de ironie - die toch van cruciaal belang is - niet te vatten. De grote moeilijkheid bij de vertaling van Stirners tekst is de hegeliaanse terminologie. Het is belangrijk om te weten waar en wanneer Stirner een hegeliaanse term gebruikt. Een belangrijk voorbeeld is het befaamde onderscheid van Hegel tussen “Verstand” en “Vernunft”. Of het gebruik van “An und für sich”. Een andere moeilijkheid was het vermijden van wat ik een “Hollandse vertaling” zou durven noemen. Iedere lezer die Stirner in origineel Duits leest, begrijpt meteen dat het niet om een gebruikelijk Duits gaat, zelfs voor die tijd. Zinnen van een halve pagina zijn schering en inslag. Dergelijke constructies probeerden we zoveel mogelijk te bewaren in onze vertaling, omdat ze een wezenlijk belang hebben. Vandaar ook onze keuze voor de Koninklijke Bibliotheek als uitgever. We wilden ten allen koste vermijden dat onze vertaling zou worden geactualiseerd door een “gebruikelijke” uitgever. 
Tumblr media
Wat is er zo specifiek, opvallend aan Stirners taalgebruik? Ik denk hierbij in de eerste plaats aan het sloganeske van zijn taal en de vele herhalingen.
Er is een tekst van Friedrich Lindner , Der absolute Stiefel (1844), een nooit opgevoerd satirisch theaterstuk dat de spot drijft met Hegel en diens filosofie. Er wordt gespeeld met het au sérieux nemen van de hegeliaanse terminologie, maar ook met de literaire conventies van die tijd. Stirner doet eigenlijk hetzelfde. Hij ironiseert ook voortdurend de sentimentaliteit die toen toch overheersend was. Stirner gebruikt veelvuldig één van de beproefde technieken van de ironie: de eindeloze opsomming, in een poging een komisch effect te sorteren. Precies zulke stilistische kneepjes maken het boek voor mij zo interessant.
De filosofie van Stirner wordt in uw nawoord omschreven als de “filosofie van de lach”. Wat is het belang van ironie in het werk van Stirner?
Wie de academische literatuur over Stirner doorneemt,  zal al snel ontdekken dat er zich twee kampen vormden. Het ene beschouwt Stirner als bloedernstige hegeliaanse filosofie; de andere stroming vindt Stirners filosofie existentialistisch. Voor mij is De enige en zijn eigendom eerder de “filosofie van de lach” dan bijvoorbeeld de “filosofie van de ironie”. De ironie bij Stirner is interessant in die zin dat hij duidelijk kiest voor een techniek, die hem kan helpen de hegeliaanse filosofie weg te vegen. Taal is een ramp, de mens kan er niks mee doen, zegt hij naar het einde toe van De enige en zijn eigendom. Wil ik mijn tijdgenoten bekritiseren, dan moet ik die eigenlijk ironiseren, belachelijk maken. Pas dan kan ik me bevrijden uit de hegeliaanse filosofie. Opvallend bij Stirner is dat zijn ironie ook volledig en totaal is. Er is niks meer op het einde.
Hoe ziet u Stirners invloed in avant-gardistische milieus? Ik denk hierbij in de eerste plaats aan Marcel Duchamp, die zijn bewondering voor Stirner meerdere keren heeft geuit.
Om dit beter te begrijpen moeten we teruggrijpen naar de kunst van vandaag, de problematiek van de voorstelling, denk ik. Feuerbach zegt ergens in Das Wesen des Christentums dat iedereen geïnteresseerd is in de voorstelling, maar niet in het wezen der dingen. Dat klinkt heel aannemelijk, maar dat is eigenlijk klinkklare onzin. Avantgardekunst probeert op een manier uit die voorstelling te geraken. Dat is volgens mij ook de link met Stirner: hoe geraken we uit het onderscheid tussen “wezen” en “voorstelling” ? Door het ironiseren, natuurlijk. Een heel mooi voorbeeld is Duchamps Trois stoppages étalon waarover hij letterlijk poneerde: dit is een grap over de meter. Duchamp leest ook Pyrrho van Elis, de grondlegger van het scepticisme, in dezelfde periode waarin hij Stirner ontdekt. Een bijzonder explosieve combinatie voor iemand met de geniale verbeeldingskracht van een Duchamp. De essentie van Stirners filosofie is volgens mij dat hij ontsnapt aan elk “–isme”, en één van de weinigen die dat goed begrepen heeft is Duchamp. Hij poneert geen enkele formele theorie, hij poneert geen anarchisme, nihilisme of egoïsme. Ironie is altijd iets dubbel. Stirner daarentegen is veel radicaler, want hij ironiseert alles.
In talloze herhalingen stelt Stirner in feite één eis die vandaag kenmerkend lijkt voor wat we de ‘postmoderne conditie’ zijn gaan noemen: bestaansrecht voor elk individu t.a.v. alle ideeën. Vindt u de filosofie van Stirner in dit licht nog actueel?
In eerste instantie moeten we proberen voorbij alle “–ismes” te kijken. Bijvoorbeeld het egoïsme. Een woord dat we bij Bauer en Feuerbach ook heel vaak terugvinden, maar dan in negatieve zin. Stirner geeft aan dit woord een positieve connotatie, op een ironische manier een meer constructieve betekenis. Egoïsme is nu een beetje bon ton geworden en wordt gelieerd met creativiteit. Ik, het individu. Ik denk niet dat Stirner volledig in dat plaatje past. Bij Gilles Deleuze en Michel Foucault vind ik die hele postmoderne filosofie op een interessante manier terug, en ze is trouwens ook nog deels gebaseerd op Marxistische theorieën. De actualiteit van Stirner is dat we nu nog steeds kunnen zeggen dat de essentie, het wezen van de mens, nog niet opgeheven is. Kortom, de kritiek van het humanisme. Juist daarom kunnen de zogenaamde humanisten van vandaag, de georganiseerde vrijzinnigheid zullen we maar zeggen, niet met Stirner om. De hele antihumanistische houding van Stirner is trouwens ook actueel in het bredere licht van hete hangijzers als bijvoorbeeld “integratie”, “identiteit”, “cultuurbeleid” en zo verder. Ik heb bijvoorbeeld een bloedhekel aan Vlaams nationalisme, wat niet wil zeggen dat ik achter een Belgische vlag ga lopen. Tegenwoordig moet je partij kiezen. Stirner geeft ons echter een uitweg door te stellen dat we niet hoeven te kiezen, hij lijkt te zeggen: “Laat het vallen en lach het weg, bezit het, dan ben je er niet door bezeten”.
Stirners boek is beschikbaar als pdf, lees die hier.
Verschenen in: STAALKAART #1, 2009
De enige en zijn eigendom van Max Stirner, Archief- en bibliotheekwezen in België 2008, vert. door Thomas Eden en Widukind De Ridder; met een voorw. en naw. door Widukind De Ridder, 272 pp.
0 notes
gzfqds · 10 years
Photo
Tumblr media
Trois stoppages étalon
Marcel Duchamp
1 note · View note