Tumgik
#De Knetterende Schedels
bormgans · 1 year
Text
VERGETEN SCHEDELS - Louis Paul Boon & Roger Van de Velde (1946 & 1969)
Next post will be about Meganets by David Auerbach, a non-fiction title on “how digital forces beyond our control commandeer our daily lives and inner realities”. In the meantime, a post in Dutch, consisting of 3 short reviews. The first is about the third book by Louis Paul Boon, Vergeten Straat, written during the war and published in 1946. “Forgotten Street” is about a street in Brussels…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
zielsvlucht · 4 years
Text
Dagboek van G. de Graaf (finale)
8 januari 1992
Alles is voorbij. Alles is verwoest en kan enkel nog verder vernietigd worden. Ik ben gevlucht. Ik ga mijn naam veranderen in de hoop dat ze me niet zullen vinden. Er zijn zo veel onbeschrijfelijke dingen, kwaadaardige dingen die me willen vinden. Die me willen doden, of erger. Ik heb het kwaad zelf naar boven gebracht.
Ik had het moeten weten, toen ik in de ochtend het lab binnen kwam en Zichtoog vanuit zijn cel luidop verkondigde aan iedereen die het kon horen: “Vandaag is de dag!”
Iemand vroeg hem welke dag het dan was.
“De laatste.” Zei hij.
Dan zweeg hij. Niemand voelde zich er goed bij.
Een uur later ging er een alarm af. De hele tijd waren we bang geweest dat één van de monsters ooit zou ontsnappen uit het lab. Wij hadden nooit gedacht dat er iets zou proberen om binnen te breken. Ik kan niet navertellen wat er exact gebeurde, hoe het exact gebeurde. Maar wat ik wel weet is dat de Wereldorde ons gevonden had. Vijandelijke figuren met twijfelachtige menselijkheid kwamen binnen langs de ingang van sectie A. Er werd geschoten. Ik herinner me zelfs ontploffingen en vlammen. Maar niet alleen dat. Zij hadden kennis van het bovennatuurlijke en ook zij gebruikten het als een wapen.
Ik herinner me nog hoe we naar de testpersonenverblijven gevlucht waren, achtervolgd door schimmen - roepende mensenstemmen en andere vreemdere geluiden. Dr Ferrechi was niet bij de verblijven zoals ik gehoopt had, maar de anderen wilden hem niet gaan zoeken. We sloten de sluisdeur achter ons. Het was een stevige deur, maar iets aan de andere kant reikte toch door het metaal heen en betastte onze geesten. Sommige wetenschappers werden plots gek, vielen de rest van ons aan. We schoten ze neer. Toen werd ook ik overvallen door een buitenaardse stem in mijn hoofd. Het nam de controle over van mijn lichaam en ik viel mijn collega’s aan. Ze schoten op me. Ik viel neer op de vloer. Twee kogels in mijn buik maar terug bij bewustzijn.
Ze liepen verder, naar sectie B. Mij lieten ze gewond achter. Toen ze ver genoeg waren lieten ze met één druk op een verboden knop alle testpersonen vrij. Het was hun enigste verdediging tegen de vijand die achter hen aan zat. Een wanhopige actie. De poorten schoven open en ik zag hoe de splitsers als eersten uit hun glazen kooien strompelden en hoe een paar van hen dan aan bovennatuurlijke snelheid naar sectie B draafden. We hebben nooit veel zicht gehad op exact hoe snel en hoe gevaarlijk onze creaties zijn. Wij kenden ze als wezens in kooien. Wij zagen ze nooit rennen. Wij wisten niet hoe snel de splitsers een bepaalde afstand konden afleggen. Toen ik ze uit hun kooien zag komen, wist ik dat de wetenschappers van Cel 23 het niet zouden halen. Zij beseften het waarschijnlijk ook toen ze de hongerige amoeben achter hen hoorden hijgen.
De splitsers kwamen gelukkig niet tot bij mij omdat ze eerst de andere testpersonen in hun kooien aanvielen. De splitsers waren te sterk -of beter gezegd: ze waren met te veel. Elk project bestormden ze in groep en vermoordden ze terplekke. Dan aten ze hen rauw op. Ze lieten enkel Project Vampier met rust. Ik weet niet waarom. Misschien omdat hij er uitzag als een ongezond levenloos lijk. Hij lag op de vloer van zijn verblijf met de deur open maar de UV stralen schenen nog steeds op hem. Hij verroerde zich niet eens.
Dan was er natuurlijk ook Zichtoog, die vandaag nog steeds geen interesse in ontsnappen leek te hebben. Hij bleef rustig zitten, maar twee splitsers kwamen zijn verblijf binnengestormd. Ze besprongen hem en beten. Zichtoog trok ze elk één voor één van zich af. De ene smeet hij weg met zo’n kracht dat hij insloeg tegen een betonnen muur, die verbrokkelde en indeukte. De splitser was op slag dood. Met één reuzenhand greep hij dan de andere splitser vast bij zijn hoofd. Hij tilde hem van de grond. De splitser spartelde hulpeloos met zijn drie benen. Dan kneep hij het stuk in één handbeweging. Verpulverde een schedel alsof het een appelsien was.
Dit trok de aandacht van de andere splitsers die al in de kooien rondom hun slachtoffers zaten op te eten. Ze vermenigvuldigden zich. Van een zestal splitsers naar twaalf of meer. Dan nog eens. Een dertigtal. Ze hadden zich gevoed met de andere projecten. Nu waren ze niet meer te stoppen. Zichtoog werd overrompeld. Al snel verdween hij onder een hoop van slijmerige mensenlichamen. Ik hoorde Zichtoog brullen. Ze beten hem overal. Klauwden aan hem. Mepten hem. Ik dacht dat hij dood was.
Maar zowel ik als de splitsers hadden Halflams favoriete project onderschat. Zichtoog gooide zichzelf tegen een muur. Ik hoorde het kraken van wel tientallen beenderen tegelijk. Dan mepte hij om zich heen als een blinde – het was een blinde! Hij zag niets! - en links en rechts vlogen splitsers de lucht in. Ze spatten tegen betonnen muren of stalen tralies in kleine explosies van bloed en vlees. Dan, toen Zichtoog er echt genoeg van had, brulde hij en een rode gloed kwam uit zijn lichaam voort. Een rode straal barste uit zijn oog en verlichtte de hele ruimte. Het was als magma dat uit een hogedrukreiniger gespoten werd. Het smolt metaal en beton. Zichtoog bulldozerde door de ruimte, beukte door muren en traliesen heen terwijl hij de straal wild in het rond spoot naar elk geluid dat hij hoorde. De splitsers verdampten spontaan bij contact met de straal. Knetterende hoopjes vlees, as en vlammen was al dat van hen overbleef.
De straal ging ook dwars door de elektrische systemen van de UV lampen heen en terwijl Zichtoog de splitsers aan het verpulveren was zag ik Project Vampier loskomen van de grond. Ik zag zijn lichaam veranderen van dat van een oude man naar dat van een monster. In stilte kroop het zijn verblijf uit en glipte het stiekem weg tussen de splitsers en Zichtoogs furie heen. Het verdween in de gang die naar sectie B leidde.
Toen het voorbij was, kwam Zichtoog hijgend tot rust in het midden van de ruimte. Geen splitser was in leven gebleven. De straal was gestopt maar zijn oog gloeide nog. Ik hoorde geschreeuw. Het kwam uit sectie B. Mijn collega’s werden daar verslonden door splitsers en de Vampier. Niemand van ons zou dit overleven.
Dan werd de sluisdeur die naar sectie A leidde opengeblazen. De metalen deur vloog met veel kabaal uit zijn hengsels en stuiterde wild de kamer in. Even leek het alsof de brok metaal tegen Zichtoog ging vliegen, maar Zichtoog ving het op met zijn gigantische armen. Het ding kwam onmiddellijk tot een stop. Zichtoog legde het neer op de vloer. Ik kan me niet voorstellen wat de gezanten van de Wereldorde zagen toen de rook verdween. Ze hadden net de deur opengeblazen en het eerste dat ze zagen was Zichtoog. Een enorme man met een gloeiend gezwel dat uit zijn hoofd groeide, midden in een kamer vol verminkte dode mensenlichamen, vuur, as, bloed en betonbrokken.
Zichtoog werd onmiddellijk beschoten. Ik zag de kogels langs hem - en zelfs in hem - vliegen. Maar een kogel had op Zichtoog hetzelfde effect als een rake belediging. Zichtoog grommelde, keerde zich naar de wind van kogels toe en beantwoorde het met een enorme lazer straal die uit zijn gezicht schoot. Ik kon de troepen van de Wereldorde niet zien - ik lag nog steeds ineengedoken in de hoek van de ruimte, aan het dood bloeden - maar ik hoorde ze allemaal schreeuwen toen Zichtoogs blik ze ter plekke atomiseerde.
Een onmenselijk ding kwam dan toch binnen gestormd. Het ontweek de straal en vloog aan een onmogelijke snelheid op Zichtoog af. Maar zichtoog hoorde het. Hij stopte de straal en met één rake vuistslag mepte hij het terug naar waar het vandaag gekomen was. Een metalen iets schoof met veel vonken over de vloer terug naar sectie A. Ik keek het tafereel aan in een staat van compleet ongeloof. Hoe waren we er in geslaagd om zo’n übermensch te maken? Wat hadden we in hemelsnaam gedaan!
Dan kwamen er nog twee binnen. Het waren machines – dat zag ik nu – een soort van androïden. Zichtoog ging een vuistgevecht aan met de twee dingen. Het ging nog wel goed. Zichtoog was de robots aan het inmaken. Maar dan kreeg de Wereldorde de opperhand. Een onzichtbare kracht begon tegen Zichtoog te duwen. Zichtoog probeerde tegen te stribbelen maar het was te sterk. Hij werd de lucht in getild en tegen een muur gedrukt. Daar bleef hij dan hangen boven de grond. Hijgend. Lachend.
Verschillende figuren stormden naar binnen. Soldaten. Robots. Reptielen. Vreemde figuren – dingen waarvan ik het bestaan nooit van mijn leven zelfs overwogen had. Wat waren ze? Mensen? Experimenten van Halflam? Buitenaardse wezens? Ze liepen verder naar sectie B om de wetenschappers in te halen. Een vrouw kwam ook naar binnen gestapt. Ze werd gevolgd door een klein leger van soldaten en robots. Vlak naast haar liepen ook vier kleine groene wezens met grote hoofden en zwarte insectenogen. Hun vingers drukten tegen hun slapen. Het waren zij die Zichtoog tegen de muur drukten met de kracht van hun geest. De vrouw en haar aanhangers merkten mij niet op. Ik lag verscholen tussen splitserlijken in de hoek van de kamer. De vrouw keek kwaad op naar Zichtoog en ik herinner me nog hoe ze zei:
“Transhumanisten en hun hubris! Is dit dan Halflams glorie? Een gestoorde blinde op steroïden die atomische stralen uit zijn kop schiet? Is dat de laatste linie van zijn verdediging? Dacht hij dan echt dat we ons daaraan zouden overgeven?!”
Zichtoog antwoordde. “Nee.” Hij hijgde terwijl hij harder tegen de muur gedrukt werd. “Nee, maar geef jullie liever over aan de Afschuwelijke Gehaktbal.”
De vrouw kon niets meer zeggen dan “De afschuwelijke wat?!” Toen plots er geschreeuw klonk uit sectie B. Iedereen richtte zijn aandacht op die ene gang, wanneer plots de muren er rondom verbrokkelden. Een berg van vlees stroomde de ruimte binnen. Het had zich gevoed met al de wetenschappers. Met de schepsels van de Wereldorde. Met elkaars lijken. Nu kwamen ze zich voeden met alles dat zich toevallig in deze ruimte bevond. Het waren honderden splitsers. Allemaal samengeklit tot één monster. Ik herinner me nog de problemen die we soms hadden met splitsers die zich verkeerd vermenigvuldigen en aan elkaar bleven hangen. Nooit had ik gedacht dat ze ooit zoiets monsterlijk zouden worden als ze konden eten. Het was één bewegende mengeling van mensenlichamen. Een ding met honderden armen en benen. Honderden hoofden, honderden ogen, honderden schreeuwende monden. Het had armen bestaande uit hele mensenlichamen. Handen waarvan de vingers armen waren met nog meer handen aan de uiteinden van die vingers. Het spoot bloed en slijm in het rond. Uit sommige plaatsen stootte het af en toe nieuwe splitsers uit alsof het niets was. Het had geen voorkant. Geen achterkant. Geen vaste vorm. Het was haast onbeschrijfelijk. Ik begreep dan pas dat Zichtoogs beschrijving waarschijnlijk het beste was dat hij er ooit van had kunnen maken. Het was werkelijk niets meer dan een afschuwelijke hoop mensengehakt. Dat was al dat het was. Behalve dan dat het een kwade hoop mensengehakt was.
Met één gigantische arm van vlees mepte het de vrouw plat, tezamen met de wezens die rondom haar stonden. Zichtoog kwam los van de muur. Volledige magazijnen werden leeggeschoten in het monster, maar het ding was groter dan een kamer. Groter dan een zaal. De kogels verdwenen er gewoon in. De robots waren onverwoestbaar voor de gehakbal, maar het ding slokte ze in één keer op zodat ze gevangen kwamen te zitten ergens binnenin. De buitenaarde wezens probeerden de gedachten van het monster te manipuleren. Maar het had zo veel hoofden, zoveel gedachten en allen wouden ze maar één ding: vlees. En de mensen… Mensen waren kansloos tegen de gehaktbal. Zij werden opgetild en levend opgevreten.
Overal om me heen was het chaos. De gehaktbal die alles vernietigde en de kamers deed instorten. De Wereldorde die het probeerde te doden. De Vampier die af en toe opdook en iemand van de rand wegsleurde. Zichtoog die alles kort en klein klopte dat hij tegenkwam, of het nu deel van de gehaktbal was of niet. Nieuwe losse splitsers die overal verschenen, wild in het rond sprongen en overal slijm gooiden. Ik die zeker was dat ik ging sterven.
Maar dan dook er iemand op uit de chaos. Hij greep mij vast en droeg me weg. Het was dr. Ferrechi. Door een verscholen onderhoudsgang vluchtten we naar de sectie C. Het onafgewerkte deel van het complex. Daar liet hij me los en terwijl ik op hem steunde liepen we tezamen verder. Het zag er naar uit dat mijn verwonding zo erg was als het leek. We konden overleven! Er was geen licht in sectie C, maar op de één of andere manier wist dr. Ferrechi de weg door de duisternis. Hij had ook een Horrometer bij zich. Eén van de apparaten die we vroeger gebruikt hadden om de splitsers op te speuren toen ze ontsnapten. Hij wist wanneer er één van onze creaties in de buurt was en hij wist ze telkens te ontwijken.
De hele weg was ik in shock. Ik was doodsbang en terwijl we samen door het donker reisden merkte ik niet eens op hoe de duisternis naast me kolkte. Hoe het constant van vorm veranderde. Hoe ik gevolgd werd door een monster.
Uiteindelijk hielp dr. Ferrechi me een metalen ladder op. We klommen tot aan een ijzeren deur. We kwamen uit in de ruïne van een oude molen, middenin het bos. We hadden het gehaald. We waren op de oppervlakte. Ik keek op en door de boomtakken heen zag ik de bewegende lichten in de koude avondhemel. Ze hingen overal boven de gemeente. Wij waren aan ze ontsnapt.
Ik keek naar dr. Ferrechi. Ik zag zijn schim verderop staan. Hij was uitgeput en ik zag hoe bij elke zware ademhaling zijn menselijkheid wegebde. Ik vroeg hem het een laatste keer. Ik vroeg hem of hij echt dr. Ferrechi was.
Hij draaide zich om. Keek me aan met een bekende glimlach. Die verschrikkelijke wijde glimlach die ik al zo vaak gezien had in zo veel dieren. Ik zag de rode gloed in zijn oude ogen. Toen begreep ik dat alles verloren was. Ik zakte tot op mijn knieën en ik huilde want ik begreep toen dat er geen hemel bestond. Er was enkel de hel en ooit zouden wij er allemaal naartoe gaan. Voor alles dat ik en de andere wetenschappers in dat lab gedaan hadden zou de mensheid voor eeuwig boeten. De monsters waren gewonnen. We hadden nachtmerries gemaakt en nu waren ze echt. Nu waren ze vrij.
Toen ik weer opkeek was Nekker verdwenen.
 ~
Ik weet niet waar ik heen zal gaan. Niet naar huis in ieder geval. Mijn appartement in Mergelen zal niet veilig zijn. Ik weet zeker dat de vijand me daar zal opwachten, dat ik daar zal boeten voor mijn onmenselijke daden. In ieder geval zal ik deze plek voor goed verlaten, voor het mij volgt. Dit dagboek zou ik moeten vernietigen, maar toch heb ik besloten het hier achter te laten samen met de horrometer.
Beste lezer, wanneer u dit leest kan u er zeker van zijn dat ik oftewel spoorloos verdwenen ben, of te wel in onopgehelderde omstandigheden gestorven ben. Ik kan me niet voorstellen hoeveel jaren later u dit zal lezen. Ik weet niet hoe het kwaad zich verder verspreid zal hebben over dit dorp tegen dan. Al dat ik u kan zeggen is: wees voorzichtig! Verstopt tussen de mensen leven monsters, echte monsters. Duivelse mensachtige roofdieren die bevriend zijn met de duisternis, zich moeiteloos van vorm kunnen veranderen, op meerdere plaatsen tegelijk kunnen zijn en op voorhand al weten wat er gaat gebeuren. Ze zijn bovennatuurlijk krachtig, kogelbestendig en onsterfelijk tot het tegendeel bewezen wordt. Niet één methode kan ze allemaal uitschakelen. De enigste hulp die ik u kan aanbieden is deze horrometer. Halflams creaties stoten af en toe een bepaald signaal uit wanneer ze bepaalde dingen doen. Dit heeft de briljante Halflam zo ontworpen met de bedoeling om zijn experimenten te kunnen terugvinden in het geval dat ze zouden ontsnappen. Dit apparaat detecteert die signalen vanaf een kilometer afstand en kan zo dus tonen waar er monsters in de buurt zijn.
Maar pas goed op! Dit detectiesysteem is erg gebrekkig. Niet alle experimenten stoten een even sterk signaal uit en niet alle experimenten stoten het regelmatig genoeg uit. De duimregel is dat de horrometer een experiment niet zal opmerken zolang het zich menselijk gedraagt, maar dat bij bovennatuurlijk activiteiten de horrometer wel een signaal zal vinden. Dit is echter niet altijd het geval. Sommige gaven van sommige experimenten zullen helemaal geen signaal creëren. Als je zeker wil weten waar de monsters zijn en hoe je aan ze ontsnapt, gebruikt dan vooral je hoofd en vertrouw niemand!
Ik moet u ook waarschuwen dat net als de horrometer de experimenten kan detecteren, er ook een aantal experimenten zijn die de horrometer zullen horen wanneer hij geactiveerd wordt. Constant gebruik van de horrometer kan u dus juist meer in gevaar brengen. Gebruik de horrometer enkel wanneer nodig!
Mijn laatste uur heeft geslagen. Ik weet dat noch mens noch God mij ooit zal vergeven voor wat ik gedaan heb. Mijn laatste hoop is dat dit dagboek en deze horrometer iemand zal helpen. Misschien - heel misschien - vind iemand wel een manier om dit kwaad te verslaan.
- Dr. G. de Graaf
vorige | lees vanaf het begin
0 notes