Tumgik
#Maar omdat wij het dan hebben voorgesteld heeft ze het dan wel aan hem gevraagd en ze komt dus alleen
talaricula · 5 months
Text
Op naar de kapper! Eindelijk, minder triest schaap vibes. En net op tijd voor de fotoshoot die een vriendin van mijn ouders (amateurfotografe) ons heeft aangeboden als geboortecadeau!
5 notes · View notes
detweedeochtend · 6 years
Text
Lijveke
Niet dat hij zich geen leven zonder kon voorstellen, maar hij droeg graag onderhemdjes. Het maakte deel uit van zijn doordeweekse ochtendroutine: sokken, onderbroek, onderhemdje. En dat onderhemdje stak hij dan nog liefst stevig vast onder de rand van zijn onderbroek, om te vermijden dat de kou hem op de rug zou overvallen. In de zomer twijfelde hij bijna dagelijks. De dagen waarop hij in het eerste weerbericht van de dag hoorde dat de temperatuur in het binnenland rond de twintig graden zou schommelen, die dagen waren de ergste. Een onderhemdje hoefde dan in principe niet, maar er moest maar eens een briesje de kop op steken in de loop van de dag. Meestal besloot hij uiteindelijk om toch maar een onderhemdje uit de kast te nemen. Desnoods liet hij zijn overhemd wel openhangen tijdens de fietstocht naar huis.
Kristof Van Onderbergen was net geen dertig jaar oud. In feite had hij amper een week geleden zijn negenentwintigste verjaardag gevierd, maar toch had hij onmiddellijk het gevoel gehad dat hij zich een volledig jaar net geen dertig zou voelen. Wat dat op de dag van zijn dertigste verjaardag als gevolg zou hebben, dat wist hij nog niet. Hij ging ervan uit dat hij, nadat hij zich er een volledig jaar op had ingesteld, wel op het ergste voorbereid zou zijn. Het was in ieder geval beter dan plots door een nieuwe leeftijd overvallen te worden. Toen hij deze bedenking twee dagen geleden met Imelda had gedeeld, had ze eerder gelaten gereageerd. ‘Dertig is nog altijd jong, hé, Kristofke. Ge gaat dat niet voelen, ze. En daarbij: het is ook maar een idee, dat van die jaren. Ooit hebben we - ’t is te zeggen: “hebben een paar mensen”; want wij hebben daar nooit iets over te zeggen gehad - ooit hebben een paar mensen beslist dat een jaar 365 of 366 dagen telt en dan is iedereen ineens beginnen te tellen hoeveel jaren ze al op deze bol rondwandelen. Eigenlijk is dat te onnozel voor woorden. Ge moet daar alleszins niet van wakker liggen.’ Ze had gelijk gehad. En toch gaf Kristof haar niet gauw het laatste woord. Ook deze keer had hij er nog snel iets aan toegevoegd. ‘Dat kan wel zijn, madam Imelda, maar dat ze dat aantal dagen zomaar uit het niets beslist hebben, dat is niet helemaal juist, hé. Daarvoor hebben ze gekeken hoe rap de aarde rond de zon draait.’ Daarop had Imelda een wenkbrauw opgetrokken, had kort gesnoven om aan te geven dat ze had gehoord wat hij had gezegd en had dan glimlachend door het raam gekeken. Ze had op haar beurt kunnen aanbrengen dat zijn toevoeging niets fundamenteels veranderde aan wat ze had willen zeggen, maar ze had ervoor gekozen om dat niet te doen. Dat was een houding die Kristof bewonderde, maar tegelijkertijd als bijzonder enerverend ervoer. Hij praatte graag en kreeg nog liever gelijk aan het einde van de rit. Toch wist hij intussen ook wel dat eindeloos strijden en discussiëren niets anders zou opleveren dan een onaangename stilte en een gespannen sfeer die pas zou overgaan wanneer hij vertrok.
***
Nog eens: niet dat hij zich geen leven zonder kon voorstellen, maar hij droeg graag onderhemdjes. En daarbij droeg hij ze al zolang hij het zich kon herinneren. Daarom vond hij het ook zo vreemd dat Imelda schaterlachte toen hij zijn T-shirt uittrok. Aanvankelijk wist hij niet waarom ze lachte, maar toen hij merkte dat het haar om zijn onderhemdje te doen was, ruimde zijn verbazing algauw plaats voor ergernis. 
‘Een onderhemdje, ja,’ zei hij, ‘wat is daar nu zo grappig aan?’ ‘Niks, jongen’, antwoordde Imelda, terwijl ze een poging deed om weer een neutrale uitdrukking op haar gezicht te toveren. Kristof en Imelda kenden elkaar al jaren, maar dit was de eerste keer dat hij zijn hemd had uitgetrokken in haar bijzijn. Hij had koffie op de mouw van zijn hemd gemorst en Imelda had voorgesteld om het meteen in de wasmachine te steken. Nu hij haar reactie op zijn onderhemdje had gezien, hoefde dat eigenlijk al niet meer voor hem, maar Imelda stond erop. Terwijl ze met zijn vuile hemd naar de wasmachine wandelde, hoorde hij haar gniffelen in de gang: ‘Een lijveke, zeg.’
Kristof bezocht ‘madam’ Imelda Van Molle nu al bijna tien jaar. Ze woonde aan de andere kant van de stad, maar dat weerhield hem er niet van om dagelijks een tiental kilometers te overbruggen om bij haar te zijn. Ze woonde in een klein rijhuis dat onopvallend opging in de rest van de straat. Toch was alles wat zichtbaar was aan de voorgevel van het huisje uniek. De gordijntjes, met een bloemenmotief, had Imelda jaren geleden zelf gehaakt. Het huisnummer dat naast de voordeur hing, was ambachtelijk smeedwerk: een cadeau van vrienden uit een ver verleden. Zelfs de bakstenen hadden een unieke tint, omdat haar man zaliger, Erwin, er ooit een beschermlaag op had willen aanbrengen. Hij had een eigen mengsel gefabriceerd, waarvan hij zeker wist dat het de gevel tegen alle soorten weersomstandigheden, muurbegroeiing en schimmels zou beschermen. Een dag na het aanbrengen van de zogenaamde beschermlaag had hij Imelda opgetogen door de voordeur geloodst om samen zijn voltooide werk te bekijken, maar door de mysterieuze samenstelling van zijn mengsel waren in de loop van een nacht alle stenen verkleurd. Het gebakken rood was vergrauwd tot een kleur zoals je die nergens anders vond, maar er was sindsdien nooit een steen gebarsten of afgebroken, dus de beschermlaag deed wat ze moest doen: beschermen. ‘Soms denk ik dat hij eens een paar druppelkes van dat mengsel in mijn water moet hebben gedaan, want aan mij is er ook al jaren niks gebarsten of gebroken’, zei Imelda regelmatig. ‘Spijtig dat hij er zelf niet van gedronken heeft’, voegde ze er dan stilletjes aan toe. Ze hoopte dan dat Kristof het niet zou horen, maar zijn oren waren nog jong en beter dan Imelda dacht.
Erwin Van de Putte was bijna twintig jaar geleden op spectaculaire wijze om het leven gekomen. Hij had de gewoonte gehad om op weekavonden bij droog weer een half uurtje te wandelen. Erwin naderde destijds de zestig en hij wou zijn gezondheid op peil houden, zodat hij optimaal van zijn pensioen zou kunnen genieten. Tijdens een van die wandelingen miste een dronken automobilist hem op een haar na. Twee meter verder reed diezelfde wagen tegen een betonnen lantaarnpaal, die het door de impact begaf en in zijn val Erwin alsnog van het leven beroofde. Imelda hoorde achteraf dat er geen bot in zijn lijf heel was gebleven en dat ze zijn stoffelijk overschot uit de afdruk die de lantaarnpaal in de zachte berm had achtergelaten hadden moeten verzamelen. ‘Alles heeft hij toen gebroken: al zijn beenderen … en zelfs een stukske van mijn hart’, gaf Imelda later toe, daarmee haar uitspraak over Erwins beschermende mengsel onderuithalend. Kristof wist wel beter dan haar daarop te wijzen.
***
Niet dat hij zich geen leven zonder haar kon voorstellen, maar hij was graag bij madam Imelda. Hij had haar ongeveer tien jaar geleden ontmoet. Ze liep huilend aan de kant van de weg waarlangs hij iedere dag tussen het station en zijn woonst fietste. Intussen wist hij dat ze op dat moment de wandeling maakte die haar man tien jaar eerder niet had kunnen afwerken, maar destijds was hij vooral bezorgd geweest. Hij was van zijn fiets gestapt en had haar gevraagd wat er scheelde. Imelda had niets verstaanbaars kunnen uitbrengen en was maar blijven huilen, waarop hij had voorgesteld om samen naar haar huis te wandelen. Ze had snikkend geknikt. Hij had aanstalten gemaakt om zijn fiets haastig aan een lantaarnpaal vast te maken, maar toen ze: ‘Nee!’ riep en naar een boom vlak naast de paal wees, had hij het slot van de fiets om de stam van die boom gebonden. Daarna waren ze samen op pad gegaan. Een paar honderd meter verder had Kristof zijn arm aangeboden. Het had Imelda gerustgesteld en met haar arm in de zijne gehaakt was ze begonnen aan haar verhaal. Thuis had ze hem koffie aangeboden, had ze oude foto’s getoond en hadden ze samen worteltjes met gebraad gegeten. Alles aan het plaatje klopte. ‘Ik wil niet meer triestig zijn, jongen’, had Imelda na het eten gezegd. Ze had een fles oude graanjenever uit de kast genomen en samen hadden ze al enkele glaasjes gedronken. Kristof voelde hoe de alcohol zijn geest overmeesterde. Hoewel de vrouw tegenover hem minstens dubbel zo oud was en dus ook dubbel zo veel levenswijsheid had verzameld, voelde hij toch de nood om haar goede raad te geven. ‘Ge kunt alleen maar stoppen met triestig te zijn door gelukkig te willen worden, mevrouw Van Molle’, had hij gezegd. Ze had geglimlacht en geknikt. ‘Kom morgen eens kijken of ik goed bezig ben,’ had ze gezegd toen ze de fles jenever terug in de kast had gezet, ‘en noem mij dan maar Imelda, in plaats van mevrouw Van Molle.’ Kristof had beloofd om de volgende dag weer langs te komen en was vertrokken. De volgende dag stond hij in de vroege namiddag aan haar deur, maar had wel ‘madam’ aan Imelda toegevoegd, toen hij vroeg hoe het met haar ging. Sindsdien had hij geen dag overgeslagen.
Terwijl hij wachtte tot Imelda terugkeerde uit de berging waar haar wasmachine stond, pulkte hij gepikeerd aan de nagel van zijn duim. Hij liet zich allang niet meer raken door wat anderen van hem dachten, dacht hij koppig. Die les had hij wel geleerd tijdens zijn middelbareschooltijd. Toen had hij zelfs van een leraar spottende opmerkingen te verduren gekregen, die keer dat hij een ouderwetse trui met rolkraag had gedragen. Zijn ouders hadden hem ingepeperd dat hij zich niet mocht laten doen en weerwoord moest bieden, maar dat lag niet in zijn karakter. Hij had de opmerkingen gewoon ondergaan en had op die manier een pantser opgetrokken tegen de venijnige uithalen van zijn klasgenoten. Na een maand waren die het beu dat hij niet reageerde en begonnen ze elkaar weer te beschimpen, waardoor Kristof de ruimte kreeg om te verdwijnen. Soms vroeg hij zich af hoeveel van zijn toenmalige medeleerlingen nog zouden weten dat ze ooit de klas met hem hadden gedeeld. Imelda kwam weer binnen en bekeek hem lachend toen ze hem in zijn onderhemdje op de zetel zag zitten. Hij beantwoordde haar blik met een gemaakte grijns die eerder frustratie dan sympathie uitdrukte. ‘Wat is een lijveke?’ vroeg hij, nadat hij een kopje koffie en een koekje had gekregen van Imelda. Het was een zoenoffer, waarmee ze wou aangeven dat ze hem niet had willen uitlachen, of het alleszins niet kwetsend had bedoeld. ‘Kent ge dat niet? Een lijveke?’ antwoordde Imelda, die naast hem was komen zitten, ‘Zo noemden wij dat vroeger, onderhemdjes. Erwin droeg dat ook, maar alleen in de winter. Vanaf het botten van de bomen liet hij ze in de kast liggen. Hij had het sowieso al gemakkelijk te warm.’ ‘En waarom moest ge dan lachen, daarnet?’ vroeg Kristof. ‘Goh… Omdat ik niet dacht dat jonge mensen dat nog droegen, zeker?’ zei Imelda. Kristof zag haar aarzeling, vermoedde dat ze de ware reden niet uitsprak en twijfelde of hij door moest vragen. Hij kwam al tien jaar bij Imelda, maar was nog niet vergeten wat de oorspronkelijke reden van zijn bezoekjes was. ‘Als het u ongelukkig maakt, dan moet ge ’t niet vertellen, madam Imelda, maar ge lachte niet alleen daarom, hé?’ vroeg hij na een korte pauze. Ze keek hem aan en hij zag dat er iets blonk in haar ogen. Een glinstering die tranen aankondigde, dat was mogelijk, maar het kon ook gewoon een flonkering van jeugdige ondeugendheid zijn. ‘Ik ben gisteren gaan wandelen.’ Kristof keek haar niet-begrijpend aan. ‘Gisteren was het twintig jaar geleden dat Erwin verongelukt is. Ik ben gisteren gaan wandelen. En ik ben thuis geraakt zonder tranen.’ Er viel een stilte. Twintig jaar? Hoe kon hij dat over het hoofd gezien hebben? Kristof wist even niet wat hij moest zeggen, maar realiseerde zich dan dat hij de vorige dag tot een paar uur na het avondeten bij Imelda was gebleven. ‘Madam Imelda, ik ben gisteren toch tot na negen uur gebleven? Het was al donker toen ik vertrok. Waarom hebt ge mij niks gezegd? We hadden toch samen kunnen gaan?’ Ze glimlachte opnieuw. Hij herkende die glimlach. Ze zou geen antwoord geven op zijn vragen, want hij zou het haar hoe dan ook kwalijk nemen dat ze de wandeling zonder hem had gemaakt, in het donker nog wel. Ze had geen zin in discussie, ze wou niet strijden. ‘Waarom zijt ge hier, Kristof?’ vroeg ze uiteindelijk. ‘Om te zien of het met u gaat, madam Imelda, dat hebben we zo afgesproken’, antwoordde hij. ‘En wat ziet ge?’ ‘Dat het gaat, denk ik.’ ‘Denkt ge dat ik gelukkig ben?’ ‘Ik denk het. En als ge zonder tranen hebt kunnen wandelen, dan is dat een goed teken, hé. Ge zijt goed op de goeie weg.’ ‘Maar ik vergeet hem niet hé, Kristofke. Alleen: hij maakt mij nu enkel nog gelukkig, zoals hij dat in feite altijd heeft gedaan. Als ik aan hem denk, dan neem ik me voor dat ik moet en zal lachen. Als ik na twintig jaar zijn wandeling nog eens overdoe, dan ben ik blij dat ik dat kan doen en dat ik veilig thuis geraak. Als ik daarnet bij het horen van de bel lachte, dan was het omdat ik wist dat ik vandaag tegen u over hem zou kunnen vertellen.’ Ze laste een pauze in, omdat ze emotioneel dreigde te worden. ‘Madam Imelda, ge moet u niet inhouden, hé. Eens wenen is normaal: dat kan geen kwaad’, zei Kristof zalvend. Imelda keek hem vermanend aan, met een blik die leek te zeggen dat ze dat wel wist, maar dat hij zich nu even koest moest houden. Met een nieuwe adem en een opgepoetste glimlach om de lippen ging ze verder: ‘En als ik u nu voor het eerst in tien jaar in een lijveke zie, dan moet ik nog harder lachen, omdat dat mij doet denken aan die keer dat hij mij in het midden van de winter door het hele huis achtervolgde. We waren zo zot van mekaar, manneke, zo zot dat we niet konden wachten tot al onze kleren uit waren om aan mekaar te kunnen beginnen. Maar ik plaagde hem graag en ging dan soms eens lopen, terwijl hij met moeite zijn riem opende. Die ene keer achtervolgde hij mij met enkel nog zijn lijveke en zijn onderbroek aan, maar met dat lijveke is hij dan aan de klink van de keukendeur blijven haken: zò een gat in dat lijveke. Ik zie het nog voor mij. Gelachen dat wij toen hebben!’ Ze lachte opnieuw en tegelijkertijd liep er toch een traan over haar wang, maar die veegde ze resoluut weg.
***
Niet dat ze zich geen leven zonder hem kon voorstellen, maar ze had graag dat Kristof op bezoek kwam. Bij het ontwaken dacht Imelda als eerste aan Erwin, maar vlak daarna keek ze uit naar het bezoek in de namiddag. Ze wist dat Kristof in de voormiddag ging werken en dat hij pas nadien bij haar langs kon komen. Ze had hem eens gevraagd wat zijn job was, maar daar had hij niet op willen antwoorden. In de afgelopen tien jaren was ze niet veel over hem te weten gekomen. Ze was blij dat hij dagelijks over de vloer kwam en had geleerd om zijn zwijgzaamheid over bepaalde kwesties erbij te nemen. Ze was wel te weten gekomen dat zijn ouders al overleden waren, nog voor ze hem had leren kennen en dat hij ook al meer dan tien jaar geen vriendin meer had gehad, maar om hem die zaken te laten vertellen, had ze de fles oude graanjenever weer uit de kast moeten halen. Verder zweeg hij in alle talen over zijn leven buiten ‘de bezoekuren’, zoals ze het dagelijkse moment samen waren beginnen te noemen. Voor zover Imelda wist had hij geen hobby’s, ging hij iedere voormiddag werken en had hij ook in het weekend voldoende tijd om haar dagelijks te bezoeken. Hij was nog nooit ziek geworden of had geen reizen gemaakt, want hij had nog geen enkele dag overgeslagen. Zo was het haar langzaam maar zeker beginnen te dagen dat hij zich niet verplicht voelde om op bezoek te komen.
‘Dat is een schoon verhaal, madam Imelda. Het doet mij deugd om te zien dat ge zo goed bezig zijt’, zei Kristof toen hij merkte dat ze niets meer zou toevoegen aan haar vertelling. ‘Denkt ge dat ik gelukkig ben?’ vroeg Imelda plots. Ze doorbrak een stilte die nog minutenlang had kunnen duren. Kristof vroeg zich af of ze nog wist dat ze die vraag daarnet al had gesteld. Imelda was immers al bijna tachtig: vergeetachtigheid zou niet ongewoon zijn. ‘Euh, ja, dat denk ik nog altijd’, antwoordde hij aarzelend. Ze pakte zijn hand in de hare en legde er dan haar andere, rimpelige, dooraderde en met ouderdomsvlekken getooide hand bovenop. Ze was er klaar voor. Na tien jaar was het tijd om iets terug te doen. Hij keek in haar ogen en zag al aan haar blik wat ze zou zeggen. Hoofdschuddend probeerde hij het af te wenden, maar het was al te laat: tranen welden op in zijn ogen.
‘En gij?’
4 notes · View notes
sanneopsicilia · 7 years
Photo
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Ciao bella’s & bello’s!
Ik heb jullie deze week weer genoeg te vertellen! Laat ik beginnen over onze stage week. Benth en ik kwamen op stage deze week en we kregen te horen dat er een nieuwe jongen op stage is bijgekomen! Hij is Afrikaans, spreekt Frans en Fula. We hebben ons aan hem voorgesteld en we kwamen er al snel achter dat het geen verlegen jongen is, dus dat is alleen maar goed! Hij zocht ook voor de eerste dag in een nieuw huis met allemaal nieuwe mensen, al goed contact. Af en toe even om de hoek kijken wat er gebeurd in een bepaalde ruimte of hij praatte met een andere jongen van onze stage die ook Frans spreekt. Stap voor stap op zijn eigen tempo en manier.
Verder die week heb ik twee Afrikaanse jongens op stage blond gemaakt.. Of nou ja, blond gemaakt, ik heb ze even laten zien hoe ze eruit zouden zien als ze blonde lange haren hadden gehad. Ik heb mijn haar over hun heen gelegd en de jongens kwamen niet meer bij van het lachen toen ze zichzelf terug zagen op camera. Ze vonden het toch uiteindelijk maar geen goed idee om ooit blond te gaan haha.. De structuur van de Afrikaanse jongens is heel anders als die van Benthe en mij. Hun hebben kroeshaar en Benthe en ik hebben glad en stijl haar. We hebben even de structuur van ons haar uitgetest met kaarten. Hij probeerde op mijn hoofd een kaarthuis te maken, maar viel al snel om.. Later heb ik gevraagd of ik dit ook bij hem mocht proberen, om in zijn haar een kaarthuis te bouwen, het mocht en het lukte! Want de kaarten blijven in zijn haren staan doordat hij kroeshaar heeft en dan ook zijn haar altijd omhoog kamt! Echt, van dit soort momenten kan ik zo genieten aangezien je de plezier ziet bij de jongeren en hun kunnen ons plezier zien. Het gaat ook vaak om deze kleine momenten dat je met elkaar in contact bent samen en die waardeer ik het meest. Ook als je soms gesprekken hebt waarin je gewoon gezellig met elkaar praat krijg je soms ook terug via google translate, je bent geweldig! Omdat je iets grappigs hebt verteld. Het is niet op een manier van versieren dat hij dit zegt, want je bewaard altijd afstand want je bent tenslotte begeleidster, maar dit is puur omdat het contact goed is en zij weten ook hoe ver ze bij Benth en mij mogen en kunnen gaan. En je altijd kijkt naar een houding van iemand die je zoiets zegt. Maar dit zijn kleine momenten die je met je meeneemt, zo weet je ook dat zij plezier hebben in het feit dat je bij hun bent!
En afgelopen zaterdag ook, de tijd vloog echt voorbij op stage! Terwijl we de hele middag in de woonkamer hebben gezeten bij twee Afrikaanse jongens en hun vrienden. Toen we binnen kwamen zijn Benthe en ik bij de jongens gaan zitten, dit zijn de oudste twee jongens van onze stage. Ze hadden Afrikaanse muziek op staan en ze waren op de Playstation aan het spelen, dus er was meteen een fijne sfeer. Aangezien Benthe en ik echt genieten van Afrikaanse muziek! Ook echt leuk want sommige nummers kende ik uit me hoofd dus kon ik ze samen met hun zingen! We hebben heel lang met de jongens gepraat, over dat zij willen reizen als ze ouder zijn en waar naar toe, over relaties, over de Siciliaanse cultuur en de mensen en verder over Nederland en Afrika. De jongens dachten dat je vanaf Nederland heel goedkoop naar Afrika kon vliegen maar we hebben de jongens even de prijzen laten zien en deze prijzen hadden ze echt niet verwacht! Ook lieten ze foto’s zien van een Nederlandse vrouw die om de 3 maanden Afrika komt bezoeken en de jongens zeiden ook, als jullie ooit naar Afrika gaan, wil je echt elk jaar weer terug. Hun praten nog met trots over Afrika en hoe mooi het daar is en dat vind ik altijd mooi om te horen ondanks dat zij naar Sicilië zijn gevlucht. Later kwamen er vrienden van hun binnen en daar hebben Benthe en ik ook nog een tijdje mee gepraat. Prettig is altijd dat de meeste Afrikaanse jongens in huis Engels spreken, dus dan kun je echt een gesprek met hen voeren.
Niet elke Afrikaanse jongeren wilt terug naar Afrika. We hebben afgelopen week een gesprek gehad met een andere stagiare en een Afrikaanse jongen. Zij hadden een gesprek over de reden waarom hij naar Sicilië is gekomen en hij gaf dan ook aan ons aan dat we alles aan hem mochten vragen. Benthe en ik hebben een aantal vragen kunnen stellen waardoor we nu beter van hem weten waarom hij naar Sicilië is gekomen. Zo’n verhaal kan je echt raken want hij heeft ook de beslissing voor zichzelf genomen om weg te gaan uit Afrika, op jonge leeftijd. Ik kan jullie ook niet de reden vertellen waarom hij is weggegaan aangezien dit beroepsgeheim is maar wat ik jullie nog wel wil vertellen is dat niet iedereen uit Afrika vlucht om oorlog of omdat het in sommige delen arm is. Dit gaf de jongen ook duidelijk aan, soms is het een eigen reden waarom iemand uit zijn geboorteland vertrekt, hoe oud je ook bent. Hij heeft gekozen voor zijn eigen geluk en dat vind ik iets heel moois en vooral omdat hij hier écht achter staat.
Ook hebben we het gehad over wat nou eigenlijk het juiste ritme is in Italië. Maar wat zij dus doen is rond 7 uur opstaan en de mensen gaan dan naar school of naar hun werk. Verder eten ze rond 1 of 2 uur in de middag en rond 4 uur eten ze iets kleins. Het is hier normaal om om rond 8 uur avond te eten en rond 10 uur te gaan slapen. Benthe en ik vertelde dat wanneer wij avond eten om 8 of 9 uur dat wij dan juist nieuwe energie krijgen en dus niet kunnen slapen.. Maar misschien is dat voor ons wel heel normaal.. En trouwens! Ze noemen mij op stage nu kippetje. Omdat Benthe heeft uitgelegd dat veel mensen in Nederland mij zo noemen. Benthe en ik zijn gevallen voor een nieuwe pizzeria. Of ja, Benthe is bijna gevallen. Toen Benthe en ik de bus uit wilde stappen was iemand zo grappig om even een voetje voor Benthe te zetten toen ze de bus uit wilde stappen.. Maar de pizzeria heeft dit weer goed voor ons gemaakt. We kregen typisch Siciliaans eten toen we op onze pizza aan het wachten waren. De naam van dit gerecht is ‘Ricetta Panelle’. Het is een klein broodje met een soort aardappeltjes erop. Je kunt het zien als een broodje met gefrituurde aardappelschijfjes erop. Ik kan helaas alleen de Italiaanse vertaling vinden van dit gerecht dus ik kan niet helemaal vertellen wat het is. En toen was de pizza klaar, Benthe en ik wilde heel graag een keer een pizza van een meter proberen en dit hebben we gedaan! En dit gaan we ook vaker doen. Liep ik dan, met een doos ongeveer net zo groot als mijzelf door de straat..
Vrijdagavond hebben we met de andere meiden uit onze klas samen iets gedronken bij een soort cocktailbar. We zeiden toen ook tegen elkaar nog maar 2 maanden en dan gaan we alweer naar huis. Toen kreeg ik echt het besef dat we alweer bijna naar huis toe gaan maar ook een geluksmomentje. Want niemand van ons is naar huis toe gegaan in de afgelopen maanden en ik geloof ook niet dat dit nog gaat gebeuren! Gelukkig kunnen we nog een tijdje blijven en heerlijk genieten tot we weer naar huis toe gaan! Ik kwam er trouwens ook achter dat ik al vanaf 27 november 2015 bezig ben geweest om een keuze te maken wat ik graag wilde voor mijn volgende stage en dat ik toen al aan het kijken was om naar Palermo toe te gaan. Ik wist echt niet meer dat ik vanaf toen al bezig was met deze keuze! En deze week komen mijn ouders! Dus daar zal ik volgende week over vertellen! Ik verheug me er in ieder geval heel erg op en ik zal dan ook dit weekend niet in Palermo zijn maar slapen bij mijn ouders in Mondello!
Heel veel liefs!
4 notes · View notes
josjeblogt · 7 years
Text
De padvindersdaad
Tumblr media
Vrij?
Daar stond hij dan. In de miezerige regen. Zijn plunjezak met zijn bezittingen nonchalant over zijn schouder geslagen.
Alleen.
Bekocht en berooid.
Vijfentwintig euro op zak voor een trein-of buskaartje.
Maar...  Waar moest hij heen?
Vier jaar geleden was hij de gevangenis ingedraaid. Onschuldig. Genaaid door zijn maten.
Of hij zin had in n vliegreisje naar Suriname hadden ze hem gevraagd.
Uiteraard had hij daar zin in. Waarom ook niet? Het leven is een groot avontuur als je zelf de slingers maar ophangt had hij geantwoord.
En zo zag hij het ook.
Toen.
Hij was opgevoed met de gedachte dat hij anderen moest helpen. En dat had hij dus gedaan.
Ze hadden hem gevraagd een pakketje mee te nemen in zijn koffer. Dat moest hij in Suriname naar een vriend brengen hadden ze hem gezegd. Uiteraard wilde hij hen helpen.
Eenmaal op Schiphol was alles anders gelopen dan hij zich had voorgesteld.
Hij werd ertussen uit gepikt. Ze willen zijn koffer doorzoeken.
En ze vonden het pakje dat hij mee zou nemen.
Hij was direct in n verhoorruimte gezet waar hij uren had moeten wachten.
Steeds weer hadden ze hem ondervraagd. Naar wie hem dat pakketje had gegeven, of hij wist dat er cocaine in het pakketje had gezeten en of hij lid was van een internationale smokkelbende.
Hij had zn mond gehouden.
Want je maten verlink je niet.
Gevangen
En dus was hij terecht gekomen in het grote gebouw achter zich.
Grijs, grauw, kaal en ijskoud.
Hij had zich in de bajes zoveel mogelijk afzijdig gehouden. Zich nergens mee bemoeid. Geen problemen veroorzaakt en zich keurig en beleefd opgesteld tegenover de bewakers.
Hij had tien jaar gekregen maar wegens goed gedrag was hij eerder die ochtend vrijgekomen.
En daar stond hij dan.
Geen idee waarheen, waarvoor en waarom.
Hij was alleen.
Alleen op de wereld. Zijn vrienden wilde hij niet meer zien, zijn oude werkgever had hem laten weten dat hij niet meer terug hoefde te komen en zijn eigen moeder had hem verstoten. Ze schaamde zich voor haar 'criminele zoon' had ze hem geschreven in n getypte brief.
Hij keek om zich heen, ontwaakt vanuit zijn dagdroom.
Zijn kleding was inmiddels doorweekt en van zijn plunjezak drupte het water op zijn rechterschoen.
Hij moest maar eens gaan. Gaan waar zijn voeten hem heen droegen, zijn neus achterna zoals zijn moeder hem vroeger altijd zei.
Hij trok zijn capuchon over zijn hoofd en begon te lopen. De weg af, op weg naar zijn nieuwe leven.
Nieuw begin
Na een paar minuten hoorde hij iets achter zich. Of misschien voelde hij het eerder dan hij het hoorde.... Getik. Nageltjes op het wegdek.
Hij stopte en draaide zich verbaasd om.
Achter hem stond een hond.
Een kletsnatte hond.
Trouwe hondenogen keken hem aan.
Alsof ze zeggen wilden... Mag ik met je mee?
'Hey maatje!' zei hij...
'Wat doe jij nou buiten op straat? Waar is je baasje? Toe! Ga maar! Ga m maar zoeken!'
De hond bleef bewegingsloos staan, zijn kopje wat schuin,  alsof hij luisterde naar de man voor zich.
De man wist even niet wat hij nu moest doen.
Hij had geen idee wat hij de aankomende uren moest gaan doen. Laat staan wat hij met deze hond aanmoest.
Hij wist niet hoe hij voor zichzelf moest gaan zorgen. Laat staan voor een ander wezen...
Hij draaide zich om.
En liep verder.
Het getik van nageltjes achter zich hield aan.
Aan het eind van de straat draaide hij zich opnieuw om.
De hond keek hem aan.
Wat moet ik nou toch met jou? vroeg hij zich hardop af.
Hij zakte door zijn knieen en streelde de natte hond over zijn kopje.
De hond legde zijn kopje in de hand van de man en leunde zachtjes tegen hem aan.
De man moest denken aan vroeger, toen alles anders was.
Zijn moeder had hem en zijn broer opgevoed met de gedachte dat hij alle dagen een padvindersdaad moest doen, althans zo noemde zij dat.
Iemand helpen, iets vriendelijks zeggen tegen een ander,
Gewoon proberen de wereld een heeeeel klein beetje mooier te maken.
Op dat moment nam hij een besluit.
Of hij nou alleen voor zichzelf ging zorgen of voor zichzelf en een hond... Dat maakte toch eigenlijk ook niet uit...
'Kom maar dan' zei hij, en samen liepen ze door.
Een stukje verderop stond een huis.
Kamer te huur, stond er op een papier dat achter het raam hing.
Hij belde aan, helemaal doorweekt met de natte hond dicht tegen zich aan.
Een oudere dame deed open.
'Och kijk nou wat een alleraardigst hondje!' riep ze uit zodra ze de deur had open gedaan.
‘Toen mijn man nog leefde hadden wij er ook twee. Hahaha, ze leken zelfs op uw hond meneer!'
'Nou' wilde hij zeggen, 'Dit is mijn hond niet hoor!', maar hij zweeg. 
Om niet in de problemen te komen.
'Wat kan ik voor u doen?' vroeg de dame vriendelijk.
Hij legde uit dat hij het papier over de kamer die te huur was had zien hangen en dat hij eigenlijk op zoek was naar woonruimte.
'Ik heb alleen nog geen geld om te betalen' vertelde hij haar eerlijk.
Ik moet nog op zoek naar een baan.
De dame nam hem in zich op.
Keek van hem, naar de hond, naar de druipende plunjezak en naar het plasje dat zich op haar deurmat begon te vormen.
Ze nam een besluit.
'Komt u toch binnen!' zei ze terwijl ze haar voordeur wijd open zwaaide.
'Het is hier binnen veel beter dan buiten, in dit hondenweer moet niemand buiten zijn' vervolgde ze lachend.
De man liep voorzichtig de hal in en trok zijn druipende jas uit.
Hangt u die maar even over de trapleuning zei ze, terwijl ze naar zijn jas wees.
Neemt u toch plaats zei ze, de deur naar haar huiskamer openend.
De man liep beleefd en onder de indruk achter haar aan de kamer binnen.
Jeetje wat heeft u een mooi huis zei hij oprecht met bewondering in zijn stem.
Hij ging voorzichtig in de uiterste hoek van het prachtige bankstel zitten, enigszins bang om haar mooie bezittingen te vervuilen of beschadigen.
De hond ging tevreden op zijn voeten liggen en rolde zich op tot een balletje. Hij moest er om lachen.
'Weet u', zei de hartelijke dame, 'u doet me zo denken aan mijn zoon! Die is een succesvol zakenman en vertrok een aantal jaren geleden naar de grote stad.
Ik bleef hier achter met mijn echtgenoot. Maar sinds hij vorig jaar overleed heb ik moeite om het huis en de tuin te onderhouden.
Ik ben eerlijk gezegd op zoek naar iemand die me hiermee zou kunnen helpen.
Wellicht kan ik u hiermee aan werk helpen? Ik kan niet veel betalen maar wellicht neemt u genoegen met kost en inwoning?'
Ik vind uw hondje zo ontzettend mooi en lief! U moet wel een heel bijzondere man zijn om zo n bijzonder dier als metgezel te hebben!
De man keek haar lachend aan en wierp een dankbare blik op het hondje bij zijn voeten. Zijn nieuwe vriend was zijn ticket naar een nieuwe kans!
'Weet u?' vervolgde ze, 'mijn moeder heeft mij opgevoed met het idee dat ik elke dag een padvindersdaad moet doen. En ik weet niet waarom maar ik heb het idee dat ik u en uw lieve harige vriend moet helpen!'
De man keek haar aan en daarna weer naar de hond aan zijn voeten. Hij kon bijna niet geloven wat er zich in het afgelopen half uur had afgespeeld.
De kennismaking met de hond, zijn eigen padvindersdaad en nu dan het ongelofelijke aanbod van deze lieve dame...
Ze zeggen wel....
Geluk is een keuze en... wie zaait zal oogsten...
maar dat t zo snel na een paar verschrikkelijk moeilijke jaren zomaar opeens allemaal goed leek te komen...
Hij schudde zijn hoofd terwijl hij dacht aan de padvindersdaad-mentaliteit van zijn moeder.
Nog nooit eerder had hij iemand anders dan zijn moeder de term 'padvindersdaad' horen gebruiken. En nu kwam het allemaal samen, hier in dit huis, Bij deze vriendelijke dame, op deze wonderlijke druilerige dag.
Hij voelde zich verdrietig omdat hij haar pijn gedaan had, zijn lieve moeder.
Maar vandaag kreeg hij een nieuwe kans, een nieuwe start.
Hij zou er iets van gaan maken.
Deze liefdevolle dame helpen en goed voor zijn nieuwe huisdier zorgen.
Ennnn...elke dag een padvindersdaad doen!
0 notes