Tumgik
#Venetië verhalen
toosvanholstein · 4 months
Text
Campo, Ponte, Riva en Donna Leon, een ReisKunst-Verhaal
Een ReisKunst-Verhaal van Toos van Holstein in haar TOOS&ART over de inspiratie die Venetië haar elke keer weer oplevert en haar Venetië-schilderijen als gevolg daarvan. Met op de achtergrond de boeken van Donna Leon, spelend in La Serenissima. #art#expo
Toos van Holstein, Campo (olieverfschilderij, 90-100 cm) “Verrek, daar loopt Donna Leon”, hoor ik levensgezel naast me ineens zeggen. We zaten aan een heerlijk koud pilsje op de Campo Santa Maria Formosa, vlakbij het appartement waar we al jaren verblijven als we weer eens in Venetië zijn. Ik zit wat te tekenen, hij is verdiept in zijn ‘Donna Leon’. Want richting Venetië betekent ook altijd de…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
Text
‘Gare du Nord. Belgische en Nederlandse kunstenaars in Parijs (1850-1950)’ van Eric Min: zwier en vakmanschap
Tumblr media
In Gare du Nord beschrijft auteur, essayist en criticus Eric Min (1959) hoe kunstenaars uit de Lage Landen — schilders, schrijvers, musici en fotografen — onweerstaanbaar werden aangetrokken door Parijs, van 1850 tot 1950 het onbetwiste epicentrum van de toenmalige culturele wereld. De vaste debarkeerplek voor al dat vreemd gebroed was het luisterrijke treinstation Gare du Nord, nog steeds het eindstation voor wie vanuit het noorden Parijs aandoet. Gare du Nord wekt op meeslepende wijze het mythische Parijs van weleer tot leven en vertelt een tijdloos verhaal van talent en opportunisme, succes en mislukking, vriendschappen en intriges, feesten en fiasco’s.
Een boeiende cultuurgeschiedenis schrijven, met een stad als uitgangspunt, kan Min als de beste. Met De eeuw van Brussel. Biografie van een wereldstad, 1850-1914 (2013) en, samen met Gerrit Valckenaers, De klank van de stad. Een cultuurgeschiedenis van Venetië (2019) leverde Min al twee sterke cultuurhistorische stadsbiografieën af. Ook zijn uitstekende biografieën over James Ensor, Rik Wouters en Henri Evenepoel kregen veel lof en gelden inmiddels als standaardwerken over de desbetreffende kunstenaars. Min komt met andere woorden beslagen op het ijs wanneer het gaat over een eeuw laaglandse geschiedenis in Parijs.
Dat vrij veel sleutelfiguren uit zijn voorgaande boeken opnieuw hun opwachting maken in Gare du Nord, is onvermijdelijk. In de periode die Min afbakent zijn er immers een handvol incontournables. Tegelijk slaagt Min  er moeiteloos in herhalingen te vermijden en diept extra, meer persoonlijke informatie op, specifiek gericht op het Parijse leven van de betrokkenen, of richt zijn blik op vandaag compleet vergeten figuren die toch een belangrijke stempel hebben gedrukt op de kunstgeschiedenis.  
Gare du Nord, Mins eerste boek onder de Pelckmans-vlag, is op veel vlakken een meer dan verzorgde uitgave. Het coverbeeld — een bewegingsonscherpe foto van Ata Kandó met gejaagde passagiers op een mistig perron van het Gare du Nord in 1957 — nodigt meteen uit om een duik te nemen in la folie de Paris. Op de gekartonneerde binnenflappen, staan twee stratenplannen met genummerde cirkeltjes: een van Rive Gauche en een van Montmartre. De plannetjes vooraan worden achteraan herhaald (wellicht voor wie over de helft zit).  Een legende duidt de pleister- en/of woonplaatsen van enkele personages in het boek. Gare du Nord  is een gebonden editie, maar helaas zonder leeslinten (wat meer handzaam was geweest, gezien het grote aantal noten achterin het boek). In totaal zijn er 15 hoofdstukken, telkens opgesplitst in kleinere subhoofdstukken. Verder is er een voorwoord, een dankwoord, een zeer uitgebreide bibliografie voor de meerwaardezoeker, bijzonder uitvoerige noten (met 45 pagina’s, bijna 1/10 van het boek), een omvangrijk namenregister en 3 keurige beeldkaternen, in kleur en zwart-wit, met reproducties en foto’s.
Parijs, zo stelt Min,  is gedurende die eeuw van explosieve creativiteit ‘een smeltoven’, ‘een infernale machinerie. Een draaikolk. De navel van de planeet’. Om deze boude woorden te staven, vliegen in het voorwoord de cijfers in het rond. Zo zocht Min onder (veel) meer op dat ruim een derde van alle belangrijke beeldend kunstenaars, waar ook ter wereld geboren, tussen 1850 en 1899 naar Parijs is getrokken. Of om met Joseph Roth te spreken: ‘Parijs is de hoofdstad van de wereld.’ Het bereik van Gare du Nord gaat nog vijftig jaar verder en beperkt zich tot Belgische en Nederlandse kunstenaars die in Parijs voor een substantiële tijd hebben gewoond, geleefd en gewerkt. De verhalen van deze Belgo-Hollandais zijn volgens Min te mooi om ze niet te vertellen.
Na 1950 is de aantrekkingskracht van de Lichtstad aan het tanen, concludeert Min. Nadien ligt het artistieke brandpunt van de wereld in New York of in Berlijn, ‘tot het grote nergens-en-overal van het wereldwijde web uiteindelijk de winkel overneemt.’ Min verzamelt de petites histoires, maar doet er alles aan om het puur anekdotische te overstijgen. Zijn doel is duidelijk: ‘Herinneren. Niet loslaten. Opslaan in ons gemene geheugen.’ En inderdaad, soms waait er een zweem van nostalgie door Gare du Nord heen, maar  Min is vakkundig genoeg om niet in de vroeger-was-alles-beter-val te trappen en is zijn boek lang een nauwgezette en feitelijke chroniqueur.
Gare du Nord wil een prettig leesbaar naslagwerk zijn, maar heeft geen ambities om exhaustief te zijn. De meest voor de hand liggende namen komen uiteraard aan bod: Félicien Rops, Kees van Dongen, Antoine Wiertz, Piet Mondriaan, Hugo Claus, Vincent Van Gogh, Frans Masereel, André Baillon en Georges Simenon, om er maar een aantal te noemen. Noodgedwongen heeft Min moeten selecteren. Karel Appel en Corneille, bijvoorbeeld, moeten zich tevreden stellen met een terloopse vermelding, wat deels terecht is want beide kunstenaars vestigden zich in Parijs in 1950, op de valreep van het tijdsbestek van Gare du Nord. Wat in het oog springt, is hoe weinig vrouwen ter sprake komen, een jammerlijk gemis waar ik hieronder nog op terugkom.
Aan de andere kant passeren ook minder bekende namen de revue, wat van Gare du Nord een leerrijk en instructief werk maakt. Min verdient alle lof om deze vergeten kunstenaars uit de diepste plooien van de kunstgeschiedenis op te duiken. Johan Barthold Jongkind bijvoorbeeld, die zich in Montmartre Jean Baptiste noemde en zich niet alleen op het canvas liet gelden, maar ook en vooral in zijn stamkroegen, broeihaarden van creativiteit en de ontmoetingsplaats bij uitstek voor bevriende kunstenaars. Of een vergeten meester als Alfred Stevens, de Brusselaar die rond 1900 kon terugblikken op een schitterende carrière en een uiterst mondain leven. De door Min vaak aangehaalde Charles Baudelaire (‘onze geliefde kwelduivel’) drijft de spot met Stevens omdat die volgens de dichter-criticus steeds hetzelfde schildert (i.e. zijn eigen vrouw). Ook de bijzondere relatie tussen de uit Den Haag afkomstige Frederik Kaemmerer en de kunsthandelaar Adolphe Goupil is bijzonder boeiend.
Over Kaemmerer schrijft Min: ‘Geen cliché gaat hij uit de weg, maar altijd doet hij dat met zwier en vakmanschap.’ Een uitspraak die naar mijn gevoel evenzeer geldt voor Gare du Nord. Min heeft overduidelijk een enorme hoeveelheid research gedaan: hij dook in talloze archieven, doorploegde ontelbaar veel correspondenties en verslond een massa egodocumenten en historische werken. Hij geeft net voldoende historische context, waarbij bredere historische stromingen gekaderd worden (zo is er bijvoorbeeld een interessant stuk over prostitutie in het negentiende-eeuwse Parijs). Dat Min erin slaagt al die kurkdroge data en informatie naadloos te verwerken in een levendige, vloeiende tekst, tilt Gare du Nord naar een hoger niveau van geschiedschrijving. Het Parijs van toen komt waarlijk tot leven: de energie, panache en flair spatten bij momenten van de bladzijden.
De grote levendigheid van Gare du Nord is ook te danken aan Mins vinnige, bruisend-intuïtieve schrijfstijl. De ondertoon is essayistisch en licht ironisch, de zinswendingen zijn soms bloemrijk en hoogdravend. Dat zijn taal bij momenten opzwelt van het pathos, zal niet bij iedereen in de smaak vallen. Over Wiertz bijvoorbeeld klinkt het: ‘Er woont een horzel in zijn hoofd, een beestje dat Ambitie heet en geen maat kent. Wild om zich heen schoppen, hard werken en veel boterhammen eten is de boodschap.’ Het veelvuldig gebruik van het majesteitelijk meervoud, het geregeld direct aanspreken van de lezer en het letterlijk aankondigen van of herinneren aan bepaalde personages, later of vroeger in ‘dit boek’, zal evenmin iedereen bekoren. Deze drie hebbelijkheden staan samen in één zin over Rops: ‘Onthoud die naam, lezer; verderop in dit boek lopen wij deze man nog tegen het lijf.’ Dergelijke zinnen zullen voor sommigen het ouderwets leesplezier verhogen, anderen zullen er zich aan ergeren.
Zoals gezegd, Gare du Nord is noodzakelijkerwijs een selectie, maar het lukt Min nauwelijks zijn persoonlijke voorkeuren onder stoelen of banken te steken. Het mooie openingshoofdstuk over Wiertz bijvoorbeeld, is een verderzetting van het korte stuk over de Elsense excentriekeling in De eeuw van Brussel, waarin Min schetst hoe Baudelaire Wiertz afdeed als ‘een megalomane bluffer, een charlatan die alleen in de smaak valt bij de Engelse toeristen.’ Met een liefdevol portret poogt Min deze denigrerende woorden tegen te spreken. Een ander grandioos hoofdstuk handelt over Félicien ‘Fély’ Rops. Min baande zich een weg in diens circa vijfduizend zwierig geschreven en geïllustreerde brieven, waarin de Naamse kunstenaar uitvoerig bericht over zijn galante avonturen en zijn verbijsterende potentie. Rops verlaat Namen voor de Parijse zusjes Aurélie en Leontine Duluc en voelt zich als een vis in het water in Parijs, ‘het laboratorium van de moderniteit’. Dit hoofdstuk is met zoveel zwier geschreven dat Min het vermoeden doet rijzen dat er in de toekomst nog meer van zijn hand over Rops zal verschijnen.
Ook Émile Verhaeren krijgt een mooi hoofdstuk, met onder meer een beklijvende schets van zijn vriendschap met Stefan Zweig, zijn rol bij Les Vingt en de ontstaansgeschiedenis van het bekende groepsportret ‘La lecture’ van Théo Van Rysselberghe. Het deel over de schilderwerken van Henry van de Velde is minstens even sterk. Vader Guillaume is de roeping van zijn zoon genegen en spoort samen met hem in oktober 1884 richting Parijs: ‘Henry wil er met eigen ogen zien wat de impressionisten er hebben aangericht.’ Het gebruik van de voornaam bij de verwijzing naar enkele favorieten duidt onderhuids eveneens op een zekere voorkeur. Naar Van Dongen bijvoorbeeld wordt dan weer een enkele keer met ‘mijnheer Van Dongen’ verwezen.
De passages over André Baillon, Frans Masereel en Georges Simenon verraden evenzeer een uitgesproken voorliefde voor het werk van deze grootheden. Het siert Min dat hij zijn passie en eruditie niet enkel voor de grote namen inzet. Zo werpt hij zijn licht op inmiddels nobele onbekenden zoals illustrator Privat Livemont, componist Guillaume Lekeu (‘Even stopt de planeet van de kunst met draaien.’, schrijft Min over de dood van de musicus) en de flamboyante schilder Henry de Groux, die weigerde te exposeren in de buurt van de ‘miserabele’ Zonnebloemen van Van Gogh en van de weeromstuit Les Vingt verliet.
Mins zwak voor het experimentele blijkt uit de passussen over de Antwerpenaar Jozef Peeters (‘de aanvoerder van de lokale avant-garde in de havenstad’), de proto- en postdadaïst Clément Pansaers, de totaal vergeten Antwerpse schilder Jules Schmalzigaug, die in Parijs in de ban raakt van het werk van de Italiaanse futuristen en E.L.T. Mesens, organisator van de eerste surrealistische tentoonstelling in België. Wat de letteren betreft breekt Min een lans voor marginale schrijvers zoals de Nederlandse dichter Israël Querido alias Théo Reeder en de in 1906 samen met kompaan Jean Ray naar Parijs vluchtende Paul Kenis, die zijn bohémienjaren in de Lichtstad beschreef in De roman van een jeugd (1914).
Kiezen is verliezen, ten bewijze het onevenwicht tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars in Mins keuze. Het is bedroevend om te zien hoe weinig vrouwen een hoofdstuk toebedeeld krijgen in Gare du Nord. Nergens wordt dit pijnlijke manco geduid of verantwoord. Toegegeven, op het einde van de negentiende eeuw en de eerste helft van de twintigste eeuw stonden vrouwelijke kunstenaars in de schaduw van hun mannelijke collega’s, als minnares, leerlinge, model of beschermelinge. Tot op het einde van de negentiende eeuw hadden vrouwen vaak geen toegang tot kunstonderwijs. Nochtans waren er behoorlijk wat laaglandse vrouwelijke kunstenaars actief in de Gare du Nord-periode, waarvan er een handvol bovendien in of vanuit Parijs opereerden. Of zoals historica Eliane Gubin, meer dan twintig jaar geleden al liet optekenen: ‘Dès qu’on cherche, on trouve.’ Hoe komt het dat deze kunstenaressen nog steeds niet op hun mérites worden beoordeeld? Hoe lang laten onderzoekers en kunsthistorici hen nog links liggen?   
Via Piet Mondriaan treedt — godzijdank — een belangrijke kunstenares als Marthe Donas op de voorgrond, die zich gelukkig mag prijzen met een bezield hoofdstuk. De andere vrouwen in Gare du Nord doen echter eveneens hun intrede ‘via’ een man: Camille Platteel via haar ‘intellectuele alter ego’ en minnaar Félix Fénéon, Georgette Leblanc via Maurice Maeterlinck en Elly Overzier via Hugo Claus. Een boeiende fotografe als Ata Kandó komt in het laatste hoofdstuk summier aan bod, maar opnieuw in het kielzog van mannen, meer bepaald Ed van der Elsken en Simon Vinkenoog (ze stond model voor een bekende Parijse metrofoto van Van der Elsken, haar eerste echtgenoot, in Vinkenoogs romandebuut Zolang te water uit 1954). Ik, om maar iemand te noemen, had graag veel meer geweten over deze intrigerende kunstenares en, bij uitbreiding, een groter aantal vrouwelijke kunstenaars uit de vergetelheid willen gelift zien. Dat vrouwen onvoldoende gerepresenteerd zijn in klassieke kunsthistorische overzichten mag niet verbazen. Maar net om die reden, om een alternatieve en verfrissende blik te krijgen, die verder kijkt dan de mannelijke canon, grijp je naar een boek als Gare du Nord. Hoewel dit bevlogen overzichtswerk op verdienstelijke wijze vergeten kunstenaars in het voetlicht plaatst, is de onevenwichtige selectie wat vrouwelijke kunstenaars betreft niettemin een zwaktebod.
Eric Min: Gare du Nord, Pelckmans, Antwerpen 2021, 468 p. ISBN 9789463104838
0 notes
adelebruss · 2 years
Text
DEEL 2
De hoofdpersoon start te schrijven over Venetië of ‘thuis’, we leren dat hij is met zijn vriendin verhuisd – Clio – Clio is eerst aangekomen aan hun nieuwe huis. De schrijver laat ons Venetië zien vazn Piazza San Marco tot hun huis naast de kerk San Agnese. Clio is mooi, ze kleed zich heel goed met Gucci en Fendi. We leren dat het hoofdpersoon zijn naam is Ilja net als de Schrijver van deze boek wat laat me denken dat dit boek autobiografisch is. Hij praat met Clio over verhalen en dat hij zou alleen schrijven over hun verhaal als er iets tragisch zou gebeuren. ‘Ik beloof je dat ik pas over je zal schrijven wanneer ik je tragisch betreur.’ Dat zei ik en daaraan heb ik mij gehouden. Er gaat iets gebeuren we weten gewoon niet wat.
0 notes
andrebannenberg · 4 years
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Van Suriname een dagje varen naar het buurland Brits-Guyana. In de hoofdstad Georgetown een paar uurtjes gelegenheid gehad om de grootste overdekte markt ter wereld te bezoeken, de Stabroek Market (foto rechts boven). Ik moest op gegeven moment zo ontzettend nodig poepen, dat ik op straat het eerste het beste grote gebouw instrompelde, het receptiemeisje al kronkelend naar de wc vroeg en de grootste boodschap deed, die je maar kan doen naast de grootste markt van het land. Het bleek het Ministerie van Economische Zaken te zijn toen ik de receptioniste hartelijk dankte voor de gastvrijheid in hun kleinste kamertje. Later, terug op de Oranje-Nassau, vroegen de militairen aan boord, die dus konden bogen op een jaar tropenervaring, of ik in Paramaribo het nationale Parbo-bier tot mij had genomen. Dat kon ik zonder haperen bevestigen en het verklaarde alles: Parbo-bier is op rijstbasis gebrouwen en veroorzaakt een waterval-stoelgang als je het voor het eerst drinkt.
Tumblr media
De lading militairen, die in Paramaribo aan boord was gekomen na een jaar in Suriname, gedroeg zich 100 % anders dan de jongens die gisteren voet aan land hadden gezet. Gebruinde en getaande koppen, hun verhalen soms spannend (krokodillen, slangen, brulapen) meestal saai (extreme verveling, altijd dezelfde rats, knagende heimwee). Ik nam afscheid van de mensen aan boord, dankte captain en crew voor hun inspanningen en verheugde me op de volgende plaats van aankomst: Curaçao, gelegen vlak boven Venezuela, je kon het bijna zwemmen.
Curaçao is een klein eiland, je lift er in een paar uurtjes helemaal rond. Maagdelijke strandjes, vriendelijke bewoners.
Tumblr media
Onderweg zag ik het Curaçaose vliegveldje en besloot niet te zwemmen. Door het hek riep ik naar een Amerikaan, die bezig was met de propeller van een klein vliegtuigje waar hij naar toe ging. Er is veel SHELL- gerelateerd vaar- en vliegverkeer in die oliecontreien had ik mij laten vertellen. De Amerikaan riep terug: Venezuela. Ik: kan ik meeliften? Hij: Do you have a valid passport? Ik: no problem. En een half uurtje later vlogen we richting "Klein Venetië " = Venezuela!
Tumblr media
#britsguyana #georgetown
14 notes · View notes
franciscovanjole · 2 years
Text
Het recht op stilte
Het recht op stilte
De verhalen over Venetië gaan altijd over de tsunami aan toeristen. Die verstikken het centrum. Of de geschiedenis. Er is immers geen stad waar de tijd zo heeft stilgestaan. Of over dat de stad dreigt te verdrinken door de klimaatcrisis. Of het gaat over de Biënnale die me hier voor de zoveelste keer heen voert. Maar nooit – voor zo ver ik weet – over dat Venetië de stilste stad ter wereld is.…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
openzee · 7 years
Text
Onontkoombare schoonheid
een interview met Niko Hafkenscheid & Valentina Stepanova over Gorodets
HOE IS GORODETS BEGONNEN?
Da's deels een persoonlijk verhaal. Valentina's stamboom komt uit centraal Rusland en Roemenië. in die zin is de fascinatie voor die streek begonnen met de nieuwsgierigheid naar die voorouders, hoe die leefden en wat je daar van meedraagt. Een zoektocht naar de eigen roots. Tegelijk heb je het bredere fenomeen van de massale plattelandsvlucht naar megasteden als Moskou en Sint-Petersburg. Wat lag daar aan de grondslag van, hoe is het leven veranderd, wat kunnen we daarover te weten komen, en hoe maakt dat deel uit van onze geschiedenis als West-Europeaan? In die zin is Rusland een fascinerend, het is één van de grootste landen ter wereld, steeds nauw verbonden geweest met Europa, en toch vaak sterk gedemoniseerd, wat veel blinde vlekken met zich meebrengt. Ook daar had ik een sterke nieuwsgierigheid naar. Alleen al het klimaat. Ik had al lang de droom om eens een diepe winter mee te maken aan -40°C. Die puur fysieke toestand, hoe werkt dat op je in?
WAT ZIJN JULLIE CONCREET GAAN DOEN?
We zijn drie periodes in Gorodets gaan wonen, in het huis van Valentina's grootvader. In januari, in april en in september. In heel verschillende seizoenen dus, en telkens was de ervaring totaal anders. Gorodets is een klein dorpje uit de 18e eeuw, in een streek die nu haast totaal verlaten is. Er wonen nog een tiental mensen. In weekends of vakanties heb je nog enkele gasten extra. Veel dorpen in de buurt staan zelfs totaal leeg. Er zijn meer dan 20.000 van die verlaten dorpen in Rusland. Daar heerst een heel bijzondere sfeer. Het heeft iets esthetisch, omdat die dorpen nog slechts enkele decennia verlaten zijn is het verval nog niet compleet. Soms lijkt het alsof er iemand zou kunnen leven. Maar toch staat het leeg, staan de planten te hoog, zie je het verval dat intreed. In de winter zijn die dorpen ontoegankelijk omdat je zonder tractor gewoon niet door de sneeuw geraakt. Je zit dan zo goed als ingesloten door besneeuwde velden en bossen, bevroren meren. De stilte daar is waanzinnig. We zijn geïntrigeerd geraakt door die schilderachtigheid. Tegelijk is alles heel primitief en onvoorspelbaar. Je kunt niks plannen en hebt de hele dag nodig om in je eigen basisbehoeften te voorzien. Soms moesten we zelfs van huis veranderen omdat we het niet verwarmd kregen. Die temperaturen zijn gewoon dodelijk. Je wordt enorm op jezelf teruggeworpen, op het hier en nu.
SCHOONHEID TE MIDDEN EEN HARDE ONONTKOOMBARE REALITEIT. HOE HEEFT DIE ERVARING OP JULLIE INGEWERKT? Iets dat we echt wilden begrijpen is die idealisering van het plattelandsleven door de generatie die daar nog is opgegroeid maar vandaag in de steden woont. Valentina's grootvader werd in Gorodets geboren in 1930, niet zo lang na de revolutie, ten tijde van Stalin. In die tijd leefde 80 procent van de Russische bevolking op het platte land. Vandaag is dat minder dan 20 procent. Da's natuurlijk een globaal fenomeen, maar in Rusland was die rurale exodus heel extreem. Wat je ziet is een idealisering, van een generatie die een utopie projecteert op het plattelandsleven. Je krijgt een frictie van steeds moderner stadsleven, en dat verlangen daaruit te ontsnappen. Valentina's grootvader was haast constant bezig om die herinnering levend te houden, zijn jeugdhuis in Gorodets te reconstrueren. Tegelijk moeten ze ook ooit een utopie gekoesterd hebben over de grote stad en het leven daar. Dat boeit ons enorm: die verbeelding van plekken waar we denken ons geluk te kunnen vinden. En hoe verschillend die vaak zijn van de werkelijkheid. In praktijk kan je die schoonheid en die ontbering vaak niet loskoppelen.
HOE ZIJN JULLIE MET DIE IMPRESSIES AAN DE SLAG GEGAAN? We zijn vooral begonnen met registreren. Vrij documentaire, video-registraties. En we zijn uitgegaan van enkele romantische clichés die ons aanspraken. Met enkele schilderachtige beelden die wat weg hebben van een subtiel bewegende foto zijn we een installatie aan het bouwen waar beelden op zandtafels geprojecteerd worden. Daardoor kan je als publiek letterlijk in het beeld gaan graven, het beeld zelf ontdekken, zijn details, maar ook zijn geschiedenis. Zo willen we die projecties letterlijk en figuurlijk bevragen. En een nieuwe manier vinden om met documentair materiaal om te gaan. Hoe kunnen zogeheten objectieve beelden toch een gelaagde ervaring teweegbrengen, en zelfs een soort live-kwaliteit krijgen doordat ze actieve uitwisseling toestaan met hun publiek? De installatie is nog in volle ontwikkeling maar het idee is dat je een ghost-town bezoekt, waar verhalen en lokale smalltalk op geprojecteerd worden. Geluid wordt ook heel belangrijk. De vraag is hoe we die banaliteit en die schoonheid, dat verleden en dat heden, die utopie en die werkelijkheid kunnen integreren. We denken er zelfs aan om met headsets met instructies de mensen ook onderling in contact te brengen. Het gaat erom om echt een belevingsruimte over te brengen.
HOE VERHOUDT JULLIE INTERVENTIE IN VENETIË ZICH TOT GORODETS?
In Venetië zijn we dieper ingegaan op dat schilderachtige en hebben we een medium verkend dat meestal niet met documentaire wordt geassocieerd: de schilder- en tekenkunst. We wilden zien hoe een documentair beeld zich via de schilderkunst zou kunnen vertalen. We hebben een aantal lokale toeristische landschapsschilders gevraagd om in plaats van zomerse Venetiaanse stadsgezichten beelden uit Gorodets te schilderen, terwijl ze verder gewoon op post zitten in de stad en uitkijken over de kanalen. Zo ontstond er een klein scheurtje in het verwachtingspatroon van de passanten en de toeristische industrie. Want zelfs in Venetië heb je die twee componenten: de toeristische illusie, maar ook het hedendaagse leven in een stedelijke context. Door die twee beelden samen te brengen –een zonnig Venetië en een besneeuwd bos- kreeg je een interessante bevraging van beide. Ik geloof sterk in de gelaagdheid van de werkelijkheid. Zelfs van de meest banale zaken zoals een toeristisch stadszicht of een gesprekken in de wachtrij van het postkantoor. Ik voel veel respect voor dat pure leven, de eerlijkheid van dat oppervlakkige, dat is een soort thuis. We zoeken steeds naar iets anders, iets dat verschilt van de werkelijkheid waarin we leven, maar meestal is het net daar te vinden waar we zijn.
IN DE REALITEIT WAARAAN WE  ONTSNAPPEN ZIT DE UTOPIE REEDS VERVAT. Je, er is een soort kantelpunt tussen cliché en authenticiteit. In Gorodets hebben we ook veel banale conversaties opgenomen, in wachtrijen, in winkels, op café of op straat. Roddels, praatjes over het weer, vulgaire praat. Zonder dat de mensen het wisten, dat maakt ze net zo spontaan. Want als je gaat interviewen breekt die sfeer direct. Daar bevragen we echt de artistieke tussenkomt, want wil je wel tussenkomen in dat soort maagdelijkheid. We tillen ze even uit hun context. Dan ontstaat er beweging. We hebben allemaal veel clichés in ons denken. Neem nu het gedemoniseerde beeld van Rusland in Europa. En we sluiten elkaar daarin op, door het cliché steeds opnieuw op te zoeken. In Gorodets proberen we die vaste beelden heel zacht in beweging te zetten, je er opnieuw mee in aanraking te laten komen. We geloven dat die clichés overeenstemmen met bepaalde archetypes in de belevingswereld de toeschouwer. En door die anders te tonen, kan je daar beweging in brengen.  
Geschreven in september 2017 n.a.v. de publicatie Dark Matter Games / Field Notes
0 notes
thatsgamingnl · 8 years
Text
New Post has been published on That's Gaming
New Post has been published on http://wp.me/p4wsnI-8kJ
Drie films van MOOOV Film Distribution geselecteerd voor IFFR 2017
Drie films van MOOOV Film Distribution zijn opgenomen in de officiële selectie van International Film Festival Rotterdam 2017 (IFFR). Tijdens deze 46ste editie zijn het Chinese drama KNIFE IN THE CLEAR WATER van regisseur Xuebo Wang, de indrukwekkende Afghaanse film WOLF AND SHEEP van de 26-jarige cineaste Shahrbanoo Sadat en het Nepalese drama WHITE SUN van regisseur Deepak Rauniyar te zien.
KNIFE IN THE CLEAR WATER – KNIFE IN THE CLEAR WATER is een prachtige, minimalistische film die zich afspeelt bij de Hui-Chinezen, een bevolkingsgroep in China die het islamitisch geloof aanhangt. In een bergdorp in China overlijdt de vrouw van de oude man Majishan. Hij blijft samen met hun zoon met diens vrouw en kinderen achter. De zoon wil graag de stier – een van hun weinige bezittingen – opofferen voor een ceremonie ter ere van zijn moeder, waar hij op weerstand stuit bij zijn vader. Het is een poëtische film met innemende, gestileerde personages over het leven op het platteland, waar langzaam de stad zijn intrede doet.
Regisseur Xuebo Wang heeft met KNIFE IN THE CLEAR WATER de New Currents Award gewonnen op Busan International Film Festival 2016.
Speelduur: 93 min. | Taal: Mandarijn gesproken, Nederlands ondertiteld | Genre: Drama | Regie: Xuebo Wang | Cast: Shengcang Yang, Jinhua Zhou, Fan Yang, Xue Yang.
WHITE SUN –  WHITE SUN vertelt het verhaal van Chandra, een maoïst die tegen de regering in Nepal heeft gevochten. Chandra wordt allesbehalve met open armen ontvangen bij terugkomst in zijn geboortedorp. Het ritueel waarbij zijn net overleden vader de berg moet worden afgedragen om aan de voet gecremeerd te worden, legt de littekens bloot die de burgeroorlog in Nepal heeft achtergelaten. De film ging vorig jaar in wereldpremière tijdens het Filmfestival van Venetië en was bovendien geselecteerd voor het Toronto Film Festival.
Speelduur: 89 min. | Taal: Nepalees gesproken, Nederlands ondertiteld | Genre: Drama | Regie: Deepak Rauniyar | Cast: Dayahang Rai, Asha Magrati, Rabindra Singh Baniya, Sumi Malla, Amrit Pariyar.
WOLF AND SHEEP – WOLF AND SHEEP is een film van de jonge regisseuse Shahrbanoo Sadat over oude tradities, gebruiken en verhalen van een kleine gemeenschap van schapendrijvers in de bergen van Afghanistan. De film toont het dagelijks leven van een gemeenschap ver weg van de moderne wereld, waar nog verhalen verteld worden en legendes bestaan om de wereld te verklaren. WOLF AND SHEEP is gebaseerd op de ervaringen uit de jeugd van de 26-jarige cineaste en vermengt realistische beelden met magische verhalen en legendes.
WOLF AND SHEEP heeft de CICAE Art Cinema Award gewonnen op Quinzaine des Réalisateurs in Cannes 2016.
Speelduur: 86 min. | Taal: Hazaragi (Perzisch dialect) gesproken, Nederlands ondertiteld | Genre: Drama | Regie: Shahrbanoo Sadat | Cast: Sediqa Rasuli, Qodratollah Qadiri.
0 notes
toosvanholstein · 10 hours
Text
Venice by Night en andere Kunstzinnige Zaken
La Biennale di Venezia roept, en ik antwoord! Venetië inspireert me elke keer opnieuw met haar kunst, cultuur en magie. Lees mijn nieuwste blog over mijn ervaringen daar en nieuwe kunstprojecten.
Eigenlijk gaf ik het vorige week al aan, dit blog schrijf ik in Venetië. Want La Biennale di Venezia riep me met haar tweejaarlijkse lokroep. Zoals de Sirenen de zeelieden lang geleden de val inlokten, zo doet La Serenissima dat elke keer weer bij mij. En als, zoals dit keer, die Biënnale weer eens vooral gebakken kunstlucht blijkt met maar enkele hoogtepunten (maar dat worden andere verhalen…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes