Tumgik
#literaire loopbaan
twafordizzy · 2 months
Text
4K-NL-L
Adriaan Lubbers (1892-1954, Amsterdam) kreeg bekendheid door zijn stadsgezichten, met name die hij maakte in de Verenigde Staten. Lubbers volgde een technische opleiding en raakte door bezoeken aan de USA gefascineerd door de imposante bouwwerken die daar verrezen. Wolkenkrabbers bestonden nog maar net en Amerika bouwde hoger en ‘mooier’. Lubbers maakte tientallen schilderijen van straten en…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
stefselfslagh · 5 years
Text
Mia Doornaert: “Ik wek blijkbaar een zekere irritatie op.”
Dit interview verscheen op zaterdag 22 december in Zeno, de weekendbijlage van De Morgen.
Tumblr media
2018 was voor Mia Doornaert zowel een ongewoon als een normaal jaar. Ongewooon omdat ze eerst wel, dan niet, en uiteindelijk toch de voorzitter van het Vlaams Fonds der Letteren werd. En normaal omdat ze ook dit jaar weer de linkse kerk aan het vloeken kreeg. "Ik wacht nog altijd op excuses."
Een kwartier later dan afgesproken, arriveer ik in de Elsense art deco-wijk waar Mia Doornaert woont. Zou de columniste - in wie mijn bevooroordeelde brein een strenge dame vermoedt - me mijn vertraging kwalijk nemen? Zou ze me over de knie leggen en me toesissen dat niemand haar ongestraft vijftien kostbare minuten doet verlummelen?
Nog voor ik me aan een pronostiekje heb gewaagd, doet ze glimlachend de deur van haar appartement open. Ze neemt mijn jas aan, gaat naar de keuken en sommeert haar koffieapparaat om een café lungo bijeen te pruttelen. In haar living fladderen Mozart-melodieën in het rond, in haar kerstboom verspreiden lieflijke lampjes Bing Crosby-romantiek.
Wanneer ze opnieuw de woonkamer binnenwandelt, merkt ze dat ik schaamteloos haar boekenkast aan het besnuffelen ben. "Zoals u ziet, kan ik wel degelijk lezen", zegt ze droog. Een scheut sarcasme aan het adres van de schrijvers die haar letterkundige capaciteiten in twijfel trokken toen ze in juli benoemd werd tot voorzitter van het Vlaams Fonds der Letteren.
Toch was het vooral de manier waarop die benoeming tot stand kwam die wrevel opwekte: de Vlaamse regering had Doornaert zonder inspraak van de raad van bestuur tot voorzitter gebombardeerd. En dus beweerde een aantal schrijvers dat haar benoeming er eentje van politieke aard was.
Op vraag van Doornaert zélf volgde de regering in het najaar alsnog de officiële aanstellingsprocedure: cultuurminister Sven Gatz (Open-VLD) zette haar benoeming on hold en wachtte tot de elf leden van de raad van bestuur op eigen initiatief een voorzitter voordroegen. Dat gebeurde afgelopen maandag. En aan wie betuigden de bestuursleden - oh, doorzichtige spelingen van het lot - unaniem hun steun? Mia Doornaert.
Hield Sven Gatz maandag een Smith & Wesson op de raad van bestuur gericht, mevrouw Doornaert?
(lacht) "Natuurlijk niet. Alle bestuursleden hebben mijn voordracht als voorzitter in eer en geweten gesteund. Dat bewijst dat er in september helemaal geen sprake was van een politieke samenzwering. De regering is er toen gewoon van uitgegaan dat de raad van bestuur tegen mijn aanstelling geen bezwaar zou maken."
Een vreemde veronderstelling: de vier onafhankelijke leden van de raad van bestuur waren op dat moment nog niet eens benoemd.
"Daarom heb ik er ook op aangedrongen dat de benoemingsprocedure hernomen zou worden: zo kon de voltallige raad van bestuur zich over de zaak uitspreken. Ik vind het wel eigenaardig dat mijn voorganger, ex-Groen-politicus Jos Geysels, in 2009 zogezegd niét politiek benoemd was. Of toch niet volgens de media. En weet u waarom? Omdat Jos Geysels uit een linkse partij kwam."
En vooral omdat de aanstellingsprocedure in zijn geval wél correct gevolgd is.
"Akkoord. Maar laten we wel wezen: ook Jos Geysels wist op voorhand dat hij voorzitter zou worden. Als je links bent, krijg je gewoon minder tegenwind. Niemand heeft ooit geschreven dat Geysels zijn voorzitterschap aan Groen te danken had. Maar toen ík voorzitter werd, was ik zogezegd gechaperonneerd door de N-VA."
U bent toch voorgedragen door minister-president Geert Bourgeois (N-VA)?
"Ik ben door de héle Vlaamse regering voorgedragen. Daar zitten bij mijn weten nog andere partijen in dan enkel de N-VA, niet? Toen mijn naam in de regering geopperd werd, zei iedereen: "Goed idee: Doornaert is onafhankelijk. Ze was ooit aangesloten bij een rode vakbond (de BBTK, bij De Standaard, red.), werkte twee jaar op een christendemocratisch kabinet (als speech writer van ex-premier Yves Leterme, red.) en zal nooit op de N-VA stemmen aangezien ze een belgiciste is." En uitgerekend ik zou politiek benoemd zijn? Komaan. Je wordt politiek benoemd als je een baan krijgt op basis van bewezen diensten aan een politieke partij. Dat is bij mij duidelijk niet het geval. Mijn onafhankelijkheid is me dierbaar."
Onafhankelijk of niet, schrijver Beri Lleshi vond het niet kunnen dat iemand die 'racistische opinies spuit' het uithangbord van de Vlaamse letteren zou worden.
"Waarop ik hem in Knack 'een marginaal mannetje' noemde, ik weet het. Ik had me gezien mijn nieuwe functie wat subtieler kunnen uitdrukken. Maar ik was razend. Iemand van racisme beschuldigen, is een gore daad. Ik daag iedereen uit om één racistische zin te vinden in alles wat ik de voorbije veertig jaar heb geschreven."
Beri Lleshi vond in uw olumns 'cultureel racisme'. Zo catalogeerde hij uw niet aflatende islamkritiek.
"Islamkritiek ís geen racisme. Bezwaar maken tegen de aanwezigheid van mensen omdat ze de 'verkeerde' huidskleur hebben, is racisme. Met moslims debatteren over hun overtuigingen, is democratie. Overigens heb ik de heer Lleshi al lang mijn excuses aangeboden. Maar ik wacht nog altijd op de zijne."
Kan u na de heisa rond uw voorzitterschap nog een geloofwaardig ambassadeur van de Vlaamse Letteren zijn?
"Die vraag vind ik eerlijk gezegd beledigend. Eén: de 'heisa' waar u het over heeft, was een storm in een glas water. Mijn critici - en daarmee bedoel ik de mensen die mij als persoon niet lustten, niet de mensen die vonden dat de procedure gevolgd moest worden - waren alles behalve talrijk. Ik heb vanuit de literaire wereld meer steunbetuigingen ontvangen dan haatberichten. En twee: als iedereen die ooit door een handvol mensen is aangevallen geen geloofwaardigheid meer zou hebben, is niémand nog credibel. Ik ben met open armen ontvangen op de voorstelling van de nieuwe dichtbundel van Luuk Gruwez. Ik werd met veel respect bejegend op de uitreiking van de Prijs der Nederlandse Letteren. Ik word vaak gevraagd voor lezingen en debatten, onlangs nog door professor Ignaas Devisch van de UGent. Ik denk dus dat mijn intellectuele bagage en mijn liefde voor de literatuur wel erkend worden."
Welke klemtonen zal u als voorzitter leggen?
"De promotie van de Nederlandstalige literatuur in het buitenland ligt me nauw aan het hart. Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat de Nobelprijs voor Literatuur nog nooit naar een Nederlandstalige schrijver is gegaan. Ik kan er natuurlijk niet voor zorgen dat dat plots wél gebeurt. Maar ik kan de Nederlandstalige literatuur wel een internationaal duwtje in de rug geven: ik heb aan mijn loopbaan buitenlandse contacten overgehouden die me daarbij kunnen helpen."
Bent u een voorstander of een koele minnaar van schrijverssubsidies?
"Een voorstander. Anders had ik deze job niet aanvaard. Als we schrijvers niet een heel klein beetje helpen om van hun pen te leven, zouden veel mooie boeken nooit verschijnen."
Hoe gaat u de Vlaamse auteurs die uw benoeming bekritiseerden - Beri Lleshi, maar ook Stefan Hertmans en Jeroen Olyslaegers - ervan overtuigen dat u ook hún subsidie-aanvragen met een open geest tegemoet zal zien?
"Ik hoéf hen daar niet van te overtuigen: ik bepaal zelf niet aan wie het Fonds subsidies toekent. Dat is de taak van de onafhankelijke subsidiecommissies. Maar als het u kan geruststellen: ik heb met de meeste van mijn critici al gesprekken gevoerd. En de conclusie daarvan luidde telkens: zand erover."
Radiomaker Lieven Vandenhaute noemde Mia Doornaert ooit 'een flamboyante dame die felgekleurd op het scherm komt'. Van die felgekleurdheid is vandaag weinig te merken: Doornaert is gehuld in stijlvol zwart. Maar flamboyant - of beter: uitgesproken - is ze het hele gesprek door. En zeker wanneer we beginnen te keuvelen over dé maatschappelijke splijtzwam van het moment: het VN-migratiepact.
Op Twitter liet u weten 'dat het grootste deel van de wereld het migratiepact rustig kan tekenen omdat het geen last heeft van activistische magistraten die een niet-bindend pact kunnen aangrijpen om democratieën dwingende regels op te leggen.' Het leek wel een tweet van Theo Francken of Steve Bannon: ook zij stellen de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in vraag.
"Ik ben een groot voorstander van de scheiding der machten. Precies daarom hou ik wat minder van rechters die in hun interpretatie van de wet zo ver gaan dat ze aan politiek beginnen te doen."
Alle magistraten interpreteren de wet. Door ze activisten te noemen, wekt u de indruk dat ze een complot voeren tegen de wetgevende macht. Dat is toch pure Breitbart-retoriek?
"Noem ze dan niet activistisch, maar creatief. Het verandert weinig aan de realiteit: dat er rechters zijn die onze wetten vanuit hun eigen ideologisch kader nogal vergaand interpreteren. Dat is ook niks nieuws. Toen Earl Warren voorzitter was van het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft dat hof de Amerikaanse grondwet op een zeer liberale - lees: linkse - manier geïnterpreteerd. Denk maar aan zijn vonnis in de zaak Roeversus Wade, waarin hij de wetgeving van sommige Amerikaanse staten verwierp door te zeggen dat het ongrondwettelijk was om abortus te verbieden of te bestraffen. Vindt u het dan zo ondenkbaar dat een Belgische rechter het migratiepact zou aanwenden om onze grenzen meer open te stellen?"
De grondwet waar Earl Warren zich op beriep, is bindend. Het migratiepact is dat niet.
"Nee, maar het is wel ondertekend. En het gebeurt wel degelijk dat soevereine staten tot beslissingen gedwongen worden door internationale overeenkomsten. Als het migratiepact niet bindend is, waarom is het dan zo belangrijk?"
Omdat het een lovenswaardige poging is van 190 landen om een beter migratiebeleid te voeren.
"Wel, dat is dan uw persoonlijke, zeer idealistische visie. Ik zeg niet dat er in het pact geen goede dingen staan, maar ik zie toch zorgwekkende gebreken. Zo vind ik het bijzonder problematisch dat er in het pact nauwelijks iets gezegd wordt over de regimes die migratie veroorzaken omdat ze hun eigen bevolking laten creperen. Dat zijn namelijk dezelfde regimes die in de VN doodleuk komen verklaren dat Europa meer inspanningen moet doen op het gebied van migratie. Af en toe moeten we ook eens durven zeggen: begin verdorie eens met je eigen land behoorlijk te besturen."
Begin dit jaar schreef u een column waarin u het recht opeist om uzelf blank te blijven noemen in plaats van wit. 'De taal is nu eenmaal de taal', schreef u. Dat klopt natuurlijk niet: taal verandert. We noemen zwarte mensen niet langer negers, maar zwarten.
"Wat mij in het wit-blank-debat stoort, is het totalitaire karakter ervan: als je 'wit' zegt, ben je progressief en vredelievend, als je 'blank' zegt reactionair en racistisch. Ik vind het normaal dat zwarten kiezen met welke term ze het liefst worden aangeduid. Maar mogen blanken dat misschien ook? Dat sommige 'ethnics' daar zelf over willen beslissen, lijkt meer op revanchisme dan op een streven naar harmonie."
Journalist Joris Luyendijk schreef in De Standaard: 'Taal deelt de wereld op in categorieën, klassen, groepen. Wie tot de dominante groep behoort, ziet dat doorgaans niet, zoals ook een vis zich niet bewust is van het water waarin hij zwemt.' U bent in dit citaat de vis, mevrouw Doornaert: vanuit uw dominante positie in de samenleving begrijpt u niet waarom het woord 'blank' voor niet-blanken een synoniem is van 'superieur'.
"Dat veel blanken gepriviligieerd zijn, betwist ik niet. En dat we ons daar niet altijd van bewust zijn evenmin. Maar er zijn zoveel gepriviligieerden. Mooie meisjes beseffen ook niet dat ze het makkelijker hebben dan hun minder aantrekkelijke seksegenoten. Grote mannen hebben ook niet door dat ze maatschappelijk bevoordeeld zijn ten opzichte van kleinere exemplaren. Moeten we dan alle woorden waarmee we gepriviligieerde mensen benoemen maar veranderen? In Amerika moest je kleine mensen op een gegeven moment 'vertically challenged' noemen. Dat heeft hen niet minder klein gemaakt."
De tegenstelling tussen groot en klein is van een andere orde dan die tussen blank en zwart. Grote mensen hebben kleine mensen nooit onderdrukt.
"Maar mannen hebben vrouwen wél onderdrukt en toch hebben we het woord 'man' nooit in vraag gesteld. Mijn punt is: al dat woordenfetisjisme zal racisme niet de wereld uit helpen. Mensen die zo onnozel zijn om zich racistisch te gedragen, gaan daar niet mee stoppen omdat ze plots 'wit' zijn in plaats van 'blank'. Bovendien: door onszelf wit te noemen, benadrukken we net dat we een andere huidskleur hebben dan zwarten. Terwijl huidskleur voor mij irrelevant is. Ik deel de wereld niet op in witten en zwarten. Voor mij zijn er alleen mensen van goede wil en mensen van minder goede wil. Ongeacht hun huidskleur, gender, origine of wat dan ook."
Voor mensen die graag aan de linkerkant van de politieke arena zitten, is Mia Doornaert the woman they love to hate. Op Twitter geven haar rechts-conservatieve opinies - een kwalificatie die ze vurig zou bestrijden - regelmatig aanleiding tot links-progressieve verontwaardiging. Ik vraag of dat haar vervult met trots dan wel met treurnis. "Vooral met verbazing, eigenlijk", zegt ze. "Ik kom uit een rooms-rood nest, geloof in de gelijkheid van mensen en ben een pleitbezorger van de verzorgingsstaat. In een recente column onderschrijf ik een citaat van de Franse sociaal-geograaf Christophe Guilluy: 'De vrijhandel schept welvaart, maar produceert geen samenleving.' Hoeveel 'linkser' wil je me hebben? (lacht) Wat links stoort, denk ik, is dat ze mij nooit kunnen betrappen op reactionaire of separatistische standpunten. Dat zorgt blijkbaar voor enige irritatie."
U verwijt links het gewone volk te misprijzen. "Linkse partijen slaan het volk voortdurend met verwijten om de oren", schreef u. "Het resultaat is dat veel gewone mensen zich onbegrepen voelen en snakken naar een blijk van respect." Kortom: de woede van de gele hesjes is de schuld van de sossen.
"Maar dat ís voor een stuk toch ook zo? Wanneer gewone mensen getuigden over de moeizame integratie in hun wijken, kregen ze van links te horen dat ze racisten waren. Wanneer ze kloegen over onveiligheid was dat maar een 'gevoel'. Hoe lang heeft het niet geduurd voor de linkse partijen écht zijn beginnen te luisteren naar de mensen? Het protest van de gele hesjes, de verkiezing van Trump, de keuze voor de Brexit: het zijn allemaal opgestoken middelvingers van de zogenaamde proleten ter attentie van zij die hen minachten. Sommige linkse politici beseffen ondertussen wel dat ze hun traditionele achterban te veel in de steek gelaten hebben. Maar dat betekent nog niet dat ze dat graag onder de neus gewreven krijgen. En zeker niet door mij."
Wat links ú dan weer verwijt, is dat u een misplaatst islamofoob discours voert.
"Dus ik ben een vijand van de islam omdat ik de seculiere maatschappij verdedig? Dat is toch onzin? Ik maak altijd een onderscheid tussen de islam in het algemeen en de onaanvaardbare toepassingen ervan. En ik sta aan de kant van alle moslims die geen contradictie zien tussen hun geloof belijden en aan het moderne leven deelnemen. Ik vind zelfs dat de media meer moslims aan het woord zouden moeten laten die gedijen in onze vrije maatschappij. Door altijd maar te focussen op ontevreden moslims, denken de mensen op den duur: 'Die moslims haten ons.'"
U focust zelf toch ook op de fanatiekere vertegenwoordigers van de islam?
"Waar ik op focus, is mijn overtuiging dat een seculiere samenleving niet kan toestaan dat mensen hun godsdienst als hun identiteit zien. Want dan geven ze de regels van die godsdienst voorrang op onze democratische wetten en is het einde zoek."
Vindt u onze eigen waarden superieur aan die van andere culturen?
"Ik ben het eens met wat Winston Churchill zei: 'De democratie is de slechts mogelijke regeringsvorm, met uitzondering van alle andere.' Wij hebben een maatschappijmodel dat heel aantrekkelijk is. Waarom zouden zoveel mensen anders naar hier komen? Dus ja, ik ben gehecht aan de waarden van de Verlichting. Zeker als vrouw. Veel culturen hebben nog altijd moeite met elementaire vrouwenrechten. Dat is fout en ik schroom mij niet om dat ook te zeggen. Links verkondigt altijd dat we 'respect moeten hebben voor andere culturen.' Maar dat mag niet betekenen dat we de ogen sluiten voor misbruiken tegen vrouwen. Ayaan Hirsi Ali (voormalige Nederlands politica, red.) werd lid van de PVDA omdat ze geloofde dat 'wie voor een dubbeltje geboren is ook een kwartje kan worden.' Maar ze verliet de partij omdat ze niks mocht zeggen over het geweld tegen vrouwen in bepaalde migrantengemeenschappen: ze mocht de gemeenschappen in kwestie vooral niet stigmatiseren. Dan zeg ik als vrouw: sorry, maar dat kan niet."
Tot slot: op Twitter noemde u de dit jaar overleden Charles Aznavour 'de compagnon van uw jaren van bohème.' Wat mag ik me bij die jaren van bohème voorstellen?
"In ieder geval geen drugs: ik heb heel mijn studententijd op frisdranken geleefd. Ik heb nooit un paradis artificiel nodig gehad, om het met Baudelaire te zeggen. Zelfs niet in Amsterdam, waar ik nochtans regelmatig naartoe ging en waar je vreemd bekeken werd als je géén joint aan het roken was. Mijn jaren van bohème waren vooral de jaren waarin ik me gulzig overgaf aan muziek en literatuur en precies leefde zoals ik wou. Ik was als student nogal happy go lucky: ik studeerde heel gemakkelijk en kon het me veroorloven om regelmatig te brossen. Ik ging ook graag uit, al hield ik het qua liederlijkheid binnen de perken: ik ging meestal gewoon dansen in de Zulu en de Macoumba, twee dancings op de Vismarkt in Leuven die allang niet meer bestaan. En de dag nadien stond ik op wanneer ik daar zin in had. Ook vandaag leid ik niet bepaald een regelmatig leven. Een tijd geleden kwam de loodgieter een nieuwe verwarmingsketel plaatsen. Hij wilde mijn thermostaat instellen en vroeg me om hoe laat ik 's ochtends opstond. Ik zei: 'Mijnheer, ik denk niet dat er in mijn leven al één week is geweest waarin ik elke dag op hetzelfde uur ben opgestaan.'" (lacht)
En zo verschalkt u de tijd. De jaren lijken niet echt vat op u te hebben.
"Dat heb ik deels te danken aan mijn passionele inborst - ik sta heel nieuwsgierig in het leven en blijf mezelf intellectueel voeden - en deels aan mijn genen: ook mijn ouders hebben er altijd jonger uitgezien dan ze waren. Het is dus niet zo dat ik wekelijks naar de BBB-club ga of een strikt quinoa-dieet volg. Ik denk eigenlijk niet na over mijn leeftijd. U zal mij nooit een rubriek weten schrijven met de titel 'De goeie raad van Tante Mia'. (lacht) In Les Vieux Amants zingt Jacques Brel: 'Finalement, il nous fallut bien du talent pour être vieux sans être adultes.' Wel, ik heb het gevoel dat ook mij dat gelukt is. Ik word dan al een dagje ouder, ik voel me nog altijd niet volwassen."
Voor we afscheid nemen, toont ze me nog haar kerststal: een constructie gemaakt van oorlogsmateriaal, door haar vader in 1943 zelf in elkaar geknutseld. Ze buigt zich vertederd over de witte figuren in de stal. Dan wijst ze naar de schouwmantel en zegt ze: 'De Drie Koningen staan ook al klaar.' De felle columniste is heel even een keurige dochter.
1 note · View note
Text
Piet Schrijvers bekroond voor monumentale Lucretiusvertaling
Tumblr media
Het Prins Bernhard Cultuurfonds heeft de Martinus Nijhoff Prijs 2011 toegekend aan Piet Schrijvers voor zijn vertalingen uit het Latijn. Deze sinds 1955 uitgereikte prijs is de belangrijkste Nederlandse onderscheiding voor literaire vertalers. Schrijvers (Amsterdam, 1939) vertaalde prozawerken als De Constantia van Justus Lipsius (1983), maar legde zich vooral toe op poëzie, waaronder de Aeneis (1996) en Georgica (2004), beide van Vergilius. Hij vertaalde eveneens het volledige oeuvre van Horatius (oden, epoden, satiren, brieven), verschenen als Verzamelde gedichten (2003). De kroon op zijn vertaalwerk is De natuur van de dingen van Lucretius (2008).
‘Zijn werk getuigt van de bereidheid om ten behoeve van de hedendaagse Nederlandstalige lezer de teksten toegankelijker te maken, maar tegelijkertijd zoekt hij naar oplossingen waarbij de schoonheid van de oorspronkelijke tekst voor de lezer niet verloren gaat’, aldus het juryrapport. De prijs wordt hem op 6 maart uitgereikt.
Mijnheer Schrijvers, van harte gefeliciteerd. In verband met uw vertaling van De rerum natura spreekt men vaak van uw levenswerk. Wat betekent Lucretius voor u?
Lucretius is vanaf het begin van mijn loopbaan nadrukkelijk aanwezig geweest. Mijn fascinatie voor zijn werk heb ik aan mijn promotor te danken, de sinds kort overleden professor Anton Leeman van de Universiteit Amsterdam. Mijn doctoraalscriptie onder zijn toezicht analyseerde antieke theorieën over de metafoor en via deze weg kwam ik terecht bij de poëzie van Lucretius. De rerum natura is een literair hoogstandje, maar tegelijkertijd heeft het als leerdicht een eenduidige didactische en wetenschappelijke bedoeling. De manier waarop Lucretius bijvoorbeeld de atoomfysica in zijn tekst weet te integreren, is ronduit verbluffend. Op grandioze wijze weet hij de alfa- en bètaculturen te versmelten. De inhoud van De rerum natura is hoe dan ook zo heterogeen, dat ik altijd wel nieuwe aanknopingspunten ontdekte. Ik heb het boek als het ware nooit uitgelezen (lacht). Het is wat mij betreft het meest geniale boek ooit geschreven.
Lucretius heeft een voorliefde voor klankspelletjes als alliteratie en assonantie. Wat de vertaling er niet meteen makkelijker op maakt...
Bij de vertaling onderscheid ik twee zaken: de semantische of inhoudelijke code en wat je de esthetische code zou kunnen noemen. U mag van me aannemen dat ik het Latijn van Lucretius, na 40 jaar, erg goed ken. Deze keer kon ik dus nagenoeg al mijn aandacht richten op de esthetische code. Daar horen kwesties als alliteratie en het woordspel bij. Op een bepaald moment tijdens de vertaling had ik zelfs bijna uitsluitend Nederlandse woordenboeken op mijn bureau liggen, in een poging om niet meer door het Latijn te worden afgeleid, zeg maar.  Dat kan ik me bij Horatius niet permitteren. Als Lucretiusvertaler hoef je trouwens niet bang te zijn voor de herhalingen en zijn zakelijke uitdrukkingen. Dat hoort zo typisch bij zijn toon. Neem nu het woord ‘res’, of ‘ding’, dat bij  Lucretius heel vaak voorkomt. Soms gebruikt hij in vier regels achter elkaar ‘res’, ‘rerum’, ‘rebus’ en dan nog eens ‘res’. In mijn vertaling wordt dat dan vier keer ‘dingen’, met een bewuste herhaling dus, want zo klinkt het ook in het Latijn. Dat geeft zijn kenmerkende hamerslagen en bepaalt zondermeer het ritme van de tekst.    
De vertaling van Ida Gerhardt uit 1942 bewaart de oorspronkelijke dactylische hexameter en volgt de Latijnse zinsbouw en woordplaatsing. U koos voor de jambische zesvoeter...
De vertaling van Gerhardt vind ik verouderd en niet van het niveau van haar latere Georgica-vertaling, die in jamben is. Haar vertaling komt mij nu erg onnatuurlijk voor, juist door die woordplaatsing. Het Latijn overheerst te veel op het Nederlands. Let wel, ik ben absoluut geen tegenstander van de dactylische hexameter, want ik gebruikte hem bijvoorbeeld voor mijn vertaling van het epos Aeneis. Maar ik vind dat de dactylische hexameter bij het epos behoort en dus niet bij het leerdicht. Voor mijn eerdere vertaling van Horatius’ Ars poetica, dat eveneens in hexameters is geschreven, hanteerde ik al jambische zesvoeters. Die maat beviel mij wel voor het meer didactische, vandaar mijn keuze. Wat vaak overheerst in Nederlandse vertalingen in jamben is dat het aantal lettergrepen steeds gelijk is. Dan krijg je zo’n militaire marsdreun. Dat mag eigenlijk niet, vind ik. In dat opzicht is het belangrijk te melden dat mijn vertaling in de eerste plaats voor het oor is bedoeld. Wanneer ik vertaal, lees ik voortdurend hardop, zodat ik meteen kan ingrijpen bij het horen van een ritmische ongerechtigheid.
Werkt u op dit moment aan een nieuwe vertaling?
Er is nog één grote dichter die ik zou willen ‘geven’ aan de Nederlandse lezer en dat is Marcus Annaeus Lucanus. Zijn tien boeken - ook in hexameters - over de burgeroorlog schreef hij ten tijde van Nero (Lucanus’ epos Pharsalia; Schrijvers’ vertaling verschijnt eind 2011 bij uitgeverij Athenaeum, LDM). Het is een moeilijke tekst, filologisch gesproken en ik heb er een vette kluif aan. Het aantrekkelijke is dat er sinds het begin van de 17de eeuw geen Nederlandse vertaling meer van verschenen is. Wat mij uiteraard alleen maar sterkt in mijn arbeid (lacht).
N.B. Een mooie selectie van Schrijvers’ vertalingen van Horatius, Vergilius en Lucretius zijn als luisterboek verschenen: Een stralend, nieuw lied zal ik zingen, voorgedragen door Jeroen Willems, 2CD, Rubinstein-Historische Uitgeverij 2009
Verschenen in: STAALKAART #9, 2011
De natuur van de dingen van Lucretius, Historische Uitgeverij 2008, vert. door Piet Schrijvers, tweetalige editie Latijn-Nederlands,  ISBN 9789065544247, 612 pp.
2 notes · View notes
robinkramer · 7 years
Text
Achtergehouden
In Brieven aan een jonge romanschrijver heeft Mario Vargas Llosa het over het ‘achtergehouden gegeven’ in relatie tot het werk van Hemingway. In het begin van zijn literaire loopbaan kwam Hemingway ineens op het idee om de belangrijkste gebeurtenis in een van zijn verhalen achterwege te laten: de zelfverkozen dood van de hoofdpersoon. Het maakte het verhaal beter, en hij zou dit procedé nog vaak toepassen in zijn carrière.
Het bekendste ‘achtergehouden gegeven’ in het werk van Hemingway is de impotentie van Jake Barnes in The Sun Also Rises. Llosa: ‘Dit wordt nergens expliciet beschreven, maar ontstaat – ik zou bijna durven zeggen dat de lezer haar, daartoe aangespoord door wat hij leest, aan het personage opdringt – uit een communicatief zwijgen, uit de vreemde fysieke afstand, de kuise lichamelijke relatie van het personage met de mooie Brett.’
Zien we wellicht in de manier waarop Jake Barnes zich verhoudt tot Brett hoe Hemingway zich verhoudt tot de literatuur? Voelt hij zich als schrijver iemand die verlangt maar nooit helemaal dichtbij kan komen? Is dat misschien sowieso het lot van de schrijver: dat het beste wat je kunt doen, het dichtst bij is dat je kunt komen? 
0 notes
Text
L.H. Wiener: 70 jaar mensch, 50 jaar schrijver
Tumblr media
Lodewijk Willem Henri Wiener is 70 dit jaar en viert bovendien 50 jaar schrijverschap. Uitgeverij Atlas Contact brengt hulde aan de ongekroonde koning van het understatement zoals het hoort: met de uitgave in één kloeke band van álle verhalen, gemakshalve De verhalen getiteld, waaronder een aantal dat in eerdere verzamelingen ontbrak alsook enkele spiksplinternieuwe. Wiener zelf doet er nog een schepje bovenop en graaft zich autobio in het smeuïge gedenkschrift In zee gaat niets verloren, een wrang-geestige memoire met de allures van een roman. Om het feest compleet te maken bedachten enkele vrienden de gouden jubilaris met een heus liber amicorum. Drie uitgaves om van te smullen.
L.H. Wiener
Twintig jaar terug concludeerde Jeroen Brouwers in een toespraak bij de boekvoorstelling van Wieners verhalenbundel Ochtendwandeling dat er ‘in de huidige Nederlandse letteren geen schrijver zo verwaarloosd is als Lodewijk Henri Wiener’. Zijn werk was toen enkel bekend bij ‘insiders en fijnproevers’, een categorie waar Brouwers zichzelf toe rekende en nog steeds rekent. Sinds begin deze eeuw is in die miskenning enigszins verandering gekomen, maar ooit was het zelf nog erger dan Brouwers zijn toehoorders wilde doen geloven.
Wiener debuteerde in 1967 met de verhalenbundel Seizoenarbeid, toen nog als ‘Lodewijk-Henri Wiener’, de auteursnaam die hij zou aanhouden tot in 1980, waarna het kortweg ‘L.H. Wiener’ werd. Het oudste verhaal uit die bundeling, ‘Uit het dagboek van een kleine jongen’, dateert van 1964 en verscheen voor het eerst in De Gids. Wiener was toen 19 jaar. Seizoenarbeid bezorgde Wiener enige naambekendheid maar enkel omdat het in het jaar van zijn publicatie werd verboden door de rechter:  de uitbater van een strandpaviljoen in Zandvoort meende zich in het verhaal ‘Jansen’ op een beledigende wijze geportretteerd te zien en stapte naar justitie. In hetzelfde jaar als Seizoenarbeid verscheen Wieners debuutroman Zwarte vrijdag, kort nadien gevolgd door 2 verhalenbundels (Duivels jagen in 1968 en Man met ervaring in 1973). Al deze publicaties werden nauwelijks of niet opgepikt door de literaire kritiek. Maar Wiener bleef (gelukkig) schrijven en publiceerde te hooi en te gras in gerespecteerde tijdschriften als Tirade en De Tweede Ronde. Die verhalen werden alle in boekvorm gebundeld, maar tot een doorbraak kwam het nimmer. Het keerpunt komt er met zijn tweede roman, Nestor (2002), die de prestigieuze Bordewijk-prijs wint. Het is de perfecte aanleiding om zijn verzamelde verhalen in twee delen te laten verschijnen en deze keer is de pers er als de kippen bij om Wiener (eindelijk) de lof te zingen en te bewieroken. Zijn derde roman De verering van Quirina T. (2006) werd genomineerd voor de Gouden Uil en de Libris Literatuurprijs.
De verhalen
L.H. Wiener schreef in een halve eeuw een ontzaglijke hoeveelheid verhalen, verspreid over elf bundels. Tussen de verhalen door verschenen enkele romans en kleinere bibliofiele uitgaves, maar het is met het korte verhaal dat Wiener zich een schare bewonderaars bijeen schrijft. Dat nu alle verhalen (inclusief de schitterende ‘novelle’ De lange adem) in één grandioze, indrukwekkende bundeling van meer dan 1.100 pagina’s zijn opgenomen is dus op zijn minst geweldig te noemen.
Wieners verhalen verrassen door hun ongelijksoortigheid, maar zijn tegelijk rechtlijnig en consequent in hun thematiek. Een aantal motieven zijn onlosmakelijk tot het Wiener-universum gaan behoren. Nagenoeg alle verhalen hebben een autobiografische toets, een ik-verteller waarin we vrij makkelijk de auteur zelf kunnen herkennen: zijn hoofdpersonages heten gewoon ‘Wiener’, wonen in Zandvoort, zijn opgebouwd rond een van zijn alter ego’s (‘Ezra Berger’ en ‘Viktor van Gigch’ zijn de meest voorkomende) of staan in het onderwijs (Wiener was tot in 2007 leraar Engels aan het gymnasium in Haarlem). Soms duiken ook plots andere historische figuren op in een voor de rest fictieve wereld (Geert van Oorschot, om er een te noemen). De combinatie van sterk autobiografische elementen met puur fictieve geeft een uitzonderlijk realisme aan de verhalen, zij het een ietwat desoriënterend realisme dat Wiener nog verder ontregelt door een aangehouden kale en ironiserende stijl. In het verhaal ‘Mijne heren’ staat een mooi staaltje van Wieners kenmerkende zelfspot (het moet gezegd, deze verhalen zijn hoe droevig ook, vaak heel erg grappig: Brouwers sprak over Wieners ‘hoekige geestigheid’): ‘Ik kan wel schrijven, maar ik maak nooit eens iets mee dat waard is om opgeschreven te worden. Het komt me voor dat ik voortdurend op het verkeerde paard wed.’ En nog verder in hetzelfde verhaal klinkt het: ‘Als een schrijver zijn wereld niet interessant genoeg vindt om erover te schrijven, dan moet hij er eenvoudig niet aan beginnen en dan moet hij niet met allerlei onzinnige kunstgrepen trachten een wereld op te roepen die onder normale omstandigheden niet zijn werkelijkheid is maar een surrogaatwerkelijkheid.’ Wiener sluit geen compromissen bij het beschrijven van ‘zijn’ werkelijkheid. Voor hem zijn er hoe dan ook meerdere werkelijkheden, de ene al fictiever dan de andere. Hij legt zijn ziel bloot, met én zonder kunstgrepen, maar verliest nooit het geliefde spel tussen fictie en werkelijkheid uit het oog. Sombere, steeds weerkerende motieven als de dood, de ouderdom, drankzucht, de Joodse problematiek, achterdocht, sociaal isolement en wreedheid kenmerken zijn verhalen. We zijn als lezer geneigd de verteller gelijk te schakelen met de auteur, terwijl die ons eigenlijk in het ootje neemt en ons een dikke lange neus maakt. De werkelijkheid van Wiener is een duister universum waar als een boze grondtoon steeds een grimlach weerklinkt, een lach die het resultaat is van een zaligmakend spelen.
Tumblr media
In zee gaat niets verloren 
Een gelijkaardig spel met  spel en fictie vinden we terug in het tegelijk met de verzamelde verhalen verschenen In zee gaat niets verloren, een originele en ontluisterende speurtocht naar de eigen familiegeschiedenis.
Aan de vooravond van zijn zeventigste verjaardag raakt de verteller tijdens een fototentoonstelling in het Amsterdamse Stadsarchief in de ban van de portretten van meerdere familieleden van zijn vader, in het bijzonder dat van tante Loes (het indringende portret van ‘Louise’ prijkt op de cover), die tijdens de oorlog onderdook in Artis en nadien om een voor Wiener onbekende reden brak met diens vader. De reden van die breuk wil hij koste wat het kost zien te achterhalen. In zee gaat niets verloren is de neerslag van die zoektocht. Tegelijkertijd beschrijft Wiener in heuse logboekstijl een zeiltocht langs de Nederlandse en Belgische kust, van Hoorn naar Oostende, met aan boord een aftakelende en dementerende poes. Tussendoor last Wiener herinneringen in aan zijn gokverslaafde vader, zijn eigen loopbaan als leraar en zijn schrijverschap. Omdat de auteur zich van lieverlede begint te verliezen in zijn eigen emoties, én een zeer ingewikkelde erfeniskwestie aangaande een pand aan de Keizersgracht dat ooit aan zijn grootvader toebehoorde, roept hij de hulp in van een Haarlemse notaris die ook een literatuurmecenas en bewonderaar van ‘L.H. Wien’ blijkt te zijn.  
Dat het woord ‘roman’ nergens te lezen staat, noch op de cover, noch op de titelpagina, is niet verbazend. Dit is geen gewone chronologische vertelling zoals Georg Lukács het begrepen had: het is de bruisende mengeling van een logboek, een roman met een hoek af, een necrologie (ook van een kat) en een familiekroniek. Kortom, gesneden koek voor de Wiener-adepten.
Tumblr media
Liber amicorum 
Nog meer voor de fans en misschien wel het mooiste verjaardagsgeschenk is LHW70 - Een liber voor een libertijn, samengesteld en prachtig uitgegeven door vier vrienden van de jarige, Flip Hammann, Annalisa Hemmes, Rob Huizinga en Theo Rabou. Zij vormen het L.H. Wienergenootschap ‘dat nieuwsbrieven uitbrengt als de auteur een nieuw boek publiceert of ongemak heeft aan de knie’ en samen met Wieners ‘huidige vriendin voor het leven’ en vormgever Theo Rabou drie jaar werkten aan het vriendenboek van maar liefst 360 pagina’s. Het resultaat mag er zijn, niet alleen door de verbluffende vormgeving (verschillende lettertypes, in rood en zwart, volledig rode tussenbladzijden om de verschillende delen te onderscheiden, vignetten, illustraties, foto’s, miniatuurcovers van alle uitgaves van Wiener op de binnenflappen). In een eerste deel zijn bijdrages van enkele bevriende schrijvers samengebracht, zoals daar zijn P.F. Thomése, Anton Dautzenberg, A.L. Snijders, Nico Keuning, Joubert Pignon, Pieter Waterdrinker en vriend van het eerste uur Geerten Meijsing. Nadien volgt de handleiding voor een fietstocht door ‘Het Haarlem van Wiener’, rijkelijk geïllustreerd met excerpten uit het werk van Haarlems glorie. Daarna krijgen we nog een ‘biografisch mozaïek’ aan de hand van citaten uit Wieners werk. Het vriendenboek rondt af met niet eerder gepubliceerde teksten van de meester zelf, gevolgd door de 16 eerste afleveringen van de ‘mededelingen’ van het Wiener-genootschap en een verdienstelijke poging tot een complete  bibliografie van publicaties van en over Wiener.
Het boek ‘LHW 70. Een liber voor een libertijn’ is niet verkrijgbaar in de boekhandel, maar is enkel te koop bij het onvolprezen antiquariaat Hinderickx & Winderickx aan de Oude Gracht in Utrecht (ook via de website).
Wie durft nu nog, met al deze huldebetuigingen, beweren dat L.H. Wiener een miskend auteur is, behalve hijzelf dan?  
Verschenen in: STAALKAART #29,  
De verhalen van L.H. Wiener, Atlas Contact 2015, ISBN 9789025444938, 1.144 pp. 
In zee gaat niets verloren van L.H. Wiener, Atlas Contact 2015, ISBN 9789025444761, 304 pp.
LHW70 - Een liber voor een libertijn, 360 pp. enkel te bestellen via www.hinderickxenwinderickx.nl
0 notes