Tumgik
#fantastiek
petermot · 1 year
Text
In Tenebris 1: De Gentse fantastiek
Bespreking: Peter Motte, 545 woorden In Tenebris is een tijdschrift voor fantastiek. Het wordt uitgegeven door de kleine Gentse uitgeverij Poespa Producties, die zich al verdienstelijk maakte met de biografie over Jean Ray door Geert van Damme, en de nieuwe vertaling van de roman Malpertuis geschreven door Jean Ray.De uitgeverij heeft dus wel al het een en ander op dat gebied…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
Text
‘Een man met goede schoenen’ van Rob van Essen: tuinkabouters als stootkussen
Tumblr media
Op de voorflap van Een man met goede schoenen, Rob van Essens (1963) derde verhalenbundel, prijkt de op het eerste gezicht onschuldige afbeelding van een olijke kabouter die een kruiwagen voortduwt. Het colofon vermeldt dat het beeld is geplukt van Shutterstock, een gigantische online databank met rechtenvrije stockafbeeldingen. De garden gnome van Tomacco is door de grafische vormgever echter licht bewerkt: de glanssporen op de muts van de kabouter zijn verdwenen, alsook de vergulde gespen op zijn laarzen en riem én de madeliefjes in het gras en de kruiwagen. Stockafbeeldingen geven een soort standaard weer: het zijn weergaves van een zekere maatstaf, inwisselbare beelden als toetsstenen van gangbaarheid. Soms zijn de ijkpunten waartussen het normale zich afspeelt rekbaar, zoals de behoorlijk hilarische Instagram-account Stutter.shock van kunstenaar Jasper Rigole aantoont. Dat principe van wat ik ‘flexibele normaliteit’ zou durven noemen, ligt aan de basis van de twintig verhalen in Een man met goede schoenen en bij uitbreiding van Van Essens gehele oeuvre.  
Normaliteit en vervreemding
Uit het verhaal ‘De therapeut’ weet de lezer dat het kruiwagentje tijdens een wraakoefening zal worden gevuld met een welbepaald lichaamssap, een vuige daad die onze perceptie van de noeste alverman op de cover op zijn kop zet. Want als toonbeeld van normaliteit genereert een tuinkabouter een automatische reactie. Wanneer Van Essen met subtiele ingrepen en kleine deviaties ons waarnemingskompas op hol laat slaan, doorbreekt hij moedwillig onze automatismen en vervormt de werkelijkheid die we gewend zijn. Het is een prachtig voorbeeld van Viktor Sjklovski’s vervreemding: nooit meer zal de lezer nog op een normale manier naar een tuinkabouter kunnen kijken. Dat Van Essen onze leeservaring binnen het korte bestek van een verhaal op een natuurlijke manier kan doen kantelen, pleit niet alleen voor zijn vertelkunst, maar is meteen ook een handelsmerk van de auteur. Zijn romans en verhalen — vaak gestoeld op een al dan niet directe autobiografische basis — vertrekken doorgaans van alledaagse gebeurtenissen, om gaandeweg naadloos over te vloeien in verbeeldingrijke, exuberante en absurdistische situaties. Alles lijkt wel degelijk wat het is bij Van Essen, tot op het moment dat hij alles omkeert en niets meer is wat het lijkt.  
Tumblr media
De vervreemding bij Van Essen leunt ook aan bij het freudiaanse ‘Unheimliche’, de angst en fascinatie die ontstaan wanneer datgene wat van oudsher vertrouwd was, plots vreemd lijkt. Onverklaarbare zaken passeren plots als dagdagelijks, als faits divers die er nu eenmaal bijhoren: ‘De wereld bestond uit twee helften die even langs elkaar waren geschuurd, zonder dat dat de bedoeling was geweest; dimensies waren doorbroken en tijd en ruimte hadden zich door een kleine onoplettendheid in de kaart laten kijken.’ De verteller van ‘In de Rijnstraat (bij de Albert Heijn)’ hoopt dat de bevreemdende gebeurtenis hem betekenis zal brengen, ja zelfs enige vorm van inzicht in het onvatbare: ‘Overal voelde ik betekenis rondzingen’.
Fantastiek
De verhalen in Een man met goede schoenen zijn geschreven in de afgelopen zes jaar. Het gros verscheen eerder in tijdschriften en kranten of op Van Essens bijzonder lezenswaardige blog ‘Reddend zwemmen’, het creatieve lab van de auteur, zeg maar, genoemd naar zijn debuutroman uit 1996. Van Essens vorige verhalenbundels, Elektriciteit (2010) en Hier wonen ook mensen (2014), zijn inmiddels respectievelijk tien en zes jaar oud. Is het openingsverhaal van Een man met goede schoenen mogelijks een vingeroefening voor De goede zoon, dan zijn enkele andere verhalen met hun fijnzinnig uitgewerkte plots eerder uitlopers van vroegere romans als Visser (2008) en Alles komt goed (2012). Hoewel in de lijn van de verwachtingen sinds de exuberante verbeelding van De goede zoon, valt het aantal verhalen met onversneden fantastische elementen op, met het openingsverhaal als onheilspellende voorbode van al dat onverklaarbaars.
Zo waren in Een man met goede schoenen heel wat dubbelgangers rond. In het bizarre ‘In het restaurant (drie gangen)’ wijst een serveerster een restaurantbezoeker op het feit dat hij ook wat verder in een hoekje zit (‘Kijk dan u bent het zelf.’) en in het aangrijpende ‘J.O.S. Days’ herkent een oudere vrouw een toevallige passant als haar jaren geleden overleden broertje. Hoewel de verteller niet in reïncarnatie gelooft, herinnert hij zich van alles, bijvoorbeeld wanneer de vrouw hem meeneemt naar hun vermeende vroegere woning. Opnieuw genereert de vervreemding een zekere angst (‘Al deze dingen kan ik niet verklaren’), die pas eindigt bij een bezoek aan het graf van het overleden jongetje: ‘Nu we bij mijn dood waren beland, was het voorbij.’
De wandelaar in ‘J.O.S. Days’ — een ik-verteller die zoals wel vaker verdacht veel weg heeft van Van Essen — struint langs de Weespertrekvaart en mijmert over de ‘wederopbouwwijken’: ‘Mijn hele volwassen leven heb ik terugverlangd naar een tijd die ik niet zelf heb meegemaakt.’ Hij verlangt ernaar te weten hoe het was om als Amsterdams kind op te groeien in zo’n wijk in het tijdperk waarvoor die wijken waren bedoeld (zie ook in dat verband Van Essens schitterende autobiografische kroniek Kind van de verzorgingsstaat (2016). Tót zijn gemijmer wordt doorgeprikt, letterlijk van gene zijde. Van Essen slaagt er alweer moeiteloos in om een doodnormale situatie te laten verglijden tot een die we met rede niet kunnen vatten, maar tegelijkertijd gewillig voor waar aannemen.
Ook ‘De glazen kamer’ toont hoe een onschuldig gegeven (een auteur wordt voor een ereceremonie ten paleize uitgenodigd samen met andere figuren uit de culturele sector die zich verdienstelijk hebben gemaakt)  al snel uitwaaiert tot een bijna uitzinnige explosie van verbeelding en fantasie. De basis is weer licht autobiografisch getint: een Van Essen-achtige verteller herkent enkele andere gasten, ‘die net als ik het afgelopen jaar een literaire prijs hadden gewonnen’. Tijdens een onwennig gesprek verwijst de koning naar ‘dat verhaal met die katten’ (uit Hier wonen ook mensen) en wanneer de verteller verdwaalt in het paleis, verzucht hij ‘ik liep niet rond in een hotel of een restaurant, hier woonden ook mensen’. Tot zover de realistische zijde van dit verhaal. Wanneer de verteller het toilet zoekt, komt hij plotsklaps terecht in een kamer die geheel van glas is, met een luik in de vloer dat leidt tot een eindeloze en duizelingwekkende Alice in Wonderland-konijnenpijp. Het is telkens weer een waar lezersgenoegen om te beleven hoe Van Essen je onverhoeds meeneemt op een trip en de wonderlijkste werelden binnenloodst (zie ook de Roald Dahl meets Tim Burton-onderwereld in ‘Ideeën van ontsnapping’).
Tijdreizen en absurdisme
De verbeelding viert evenzeer hoogtij in ‘In de kelder van de kruidenier’ waar een groepje scholieren een wormgat ontdekt in de kelder van de dorpskruidenier. Voor een stevige portie tijdreizen draait een meesterverteller als Van Essen uiteraard zijn hand niet om (in een recent interview liet hij zich overigens ontvallen dat tijdreizen mogelijks een belangrijk thema zal worden in zijn volgende roman). In ‘De lastigste logé sinds tijden’, oorspronkelijk verschenen in een Engelstalige versie op 2.3.74, krijgen Axel en Miranda hun (goede) zoon Erik op bezoek uit de toekomst. Hij wil zijn ouders verhinderen om hem te verwekken. De ouders vragen zich af of ze Eriks wens om niet te bestaan al dan niet moeten eerbiedigen. In het vervolgverhaal ‘De vissen eten geven’ is Eriks opzet blijkbaar mislukt want Axel en Miranda betrappen hun zoon terwijl hij in het zwembad ‘iets heel lichamelijks’ aan het doen is met het buurmeisje.
Tumblr media
Het gruwelijk absurdisme van de scheerbeurt steekt een tweede keer de kop op in ‘Iedereen werd verpleegd’. Daar is een man  er getuige van hoe iemand op een terras met zijn vuist zijn jeneverglas aan stukken slaat en de scherven tot bloedens toe over zijn gezicht wrijft. Tegen wil en dank gaat de man met de gewonde mee naar het ziekenhuis, waar hij verzucht dat ‘de basso continuo’ van zijn leven eenzaamheid is. Vrolijker ongerijmds schuilt dan weer in ‘De man die weer naar buiten wilde’, waarin buiten — alsof het niets is — letterlijk binnen wordt en omgekeerd, én in het titelverhaal ‘Een man met goede schoenen’, waar degelijk schoeisel niet meer of minder dan een statussymbool is en een onooglijk zakje verwelkte groenten geldt als valuta.
Oude bekenden
Een ander behoorlijk gesjeesd verhaal is ‘Nu is het diep genoeg’, oorspronkelijk verschenen onder de titel ‘Een uiterst belangrijke boodschap’ in De Groene Amsterdammer. Wanneer een man zijn ex-vriendin bij de ingang van een dierenkerkhof ziet, wordt hij terug geslingerd naar de tijd toen ze samenwoonden. De man vertelt over zijn uit de hand gelopen obsessie met de onderbuurman die op zijn schedel een enorm getatoeëerd oog heeft staan en een hondje heeft dat Kazan heet: ‘Soms zie je iets wat onmogelijk is’. De man, een (nieuw) hondje en de buurman eindigen uiteindelijk als een ongewoon menage à trois, zonder de vriendin dus. Het korte ‘Nog warm van de clown’ ademt de sfeer uit van de beste Robert Altman-films en het slotverhaal ‘Waar het werkelijk om ging’ verscheen als kerstverhaal in NRC Handelsblad. In die afsluiter wordt een slachtoffer van een huisbrand ei zo na pyromaan en beraamt een plan om grote delen van de stad in de fik te steken. Uiteindelijk voert zijn psychologe zijn plan uit: samen ontvluchten ze de brandende stad, terwijl het zacht begint te sneeuwen, wat niet alleen de kerstsfeer oproept, maar ook ‘The dead’, het laatste verhaal van James Joyce’s Dubliners (1914), een verhaal dat de hoofdpersonages in Van Essens tweede roman Troje (2000) meermaals bediscussiëren.
Bijzonder aardig voor de fans is dat er enkele oude bekenden uit de vorige verhalenbundels opduiken in Een man met goede schoenen, met name de mythische jeugdvriend Scipio en de slome, zachtaardige oom Evert. In ‘Eindhoven’ lift de verteller (waarin we wederom moeiteloos de jonge Van Essen herkennen) samen met zijn zelfverzekerde en baldadige makker met hoog punkgehalte Scipio naar Eindhoven. Ze worden opgepikt door een politiewagen. Wanneer Scipio drie maal ‘hoelah’ roept, ontstaat er een hilarische discussie tussen de twee literatuurminnende agenten, want een van hen herkent de uitroep uit Cees Nootebooms verhaal ‘Hoela’.
Van Essen krijgt geregeld de vraag of er geen roman over Scipio komt. Alle verhalen hebben weliswaar een zekere droefenis over zich, want ze zijn allemaal geschreven in het besef dat Scipio al lang dood is, zogezegd doodgeslagen aan het Sarphatipark. In het schitterende ‘Scipio’s zuster’ gaat Van Essen dieper in op dat gewelddadig overlijden en trekt het — hoe kan het anders — in twijfel. Het personage Van Essen wordt ontboden door de zuster van zijn jeugdvriend; ze wil weten waarom de auteur haar broer in zijn boeken heeft laten doodgaan. De schrijver probeert duidelijk te maken dat Scipio voor hem een personage is, ‘een amalgaam van jongens die ik vroeger heb gekend’ en dat hij Scipio heeft laten sterven voor ‘het dramatisch effect’, hoewel hij de aanval in het park dan toch zou overleefd hebben. Uiteindelijk sluit de zuster de schrijver op in de vroegere kamer van Scipio: hij mag er pas uit als hij nog verhalen over haar broer vertelt. De schrijver begint dan maar ‘Eindhoven’ te vertellen, maar dat kent ze al, dat stond immers in Tirade! In een bizar einde is de schrijver er meer en meer van overtuigd dat de zuster eigenlijk Scipio zelf is.
Tumblr media
Van Essen wordt vaak geprezen voor zijn laconieke, heldere stijl, vol onderkoelde humor en rake beschrijvingen. Meer dan terecht, maar voor mij is hij ook de ultieme clever writer, een gewiekste fabulator die als geen ander een plot kan uitwerken en een steengoed verhaal vertellen. Voor elke narratieve patstelling heeft hij een gepaste oplossing, verhaaltechnisch lijkt er geen limiet op zijn kunnen te staan. Een hoogtepunt op dat vlak is ongetwijfeld het eerder aangehaalde ‘De therapeut’, met een lengte van veertig pagina’s meteen ook het langste verhaal uit Een man met goede schoenen. David is ’s morgens voor het eerst bij een therapeut geweest. Diezelfde avond komt de therapeut onaangekondigd aanbellen en neemt zijn nieuwe patiënt onder lichte dwang mee op een hallucinante tocht naar zijn verleden. Met sardonisch genoegen laat Van Essen in deze gebalde comedy of manners vol verrassende plotwendingen de lezer alle hoeken van de narratologische kamer zien, met tuinkabouters als stootkussen.
Verschenen op: De Reactor, 7 januari 2021
Een man met goede schoenen van Rob van Essen, Atlas Contact 2020, ISBN 9789025464127, 245 pp.
0 notes
vieux-fanzines-sf · 1 year
Text
Liste des fanzines présent sur ce blog
(liste de fanzines belge)
Alpha n°15 (1957) PDF FULL Tiot's vol4 n°1 (printemps 1955) PDF FULL Le fanal fanique n°1 Le jardin sidéral n°22 Le jardin sideral n°23 Lunatique n°22 Lunatique n°35 Lunatique n°38 Clavieno Désiré n°6 Désiré n°7 Frictions La sirene dha lharm Orfan n°1 Polynuclees n°2 Quai des orfèvres n°1 Quai des orfèvres n°2
(Liste de fanzines non-belge)
SFANCON N°2 1971 Muirgheal N°1 Decembre 1972 Morgen 3 Argo de fantastiek N°14 1969 – avril mai juin KK literair N°1 - 2eme année 1967 juillet-aout KK literair N°4 - 2eme année- 1968 mai juin KK literair N°5 - 2eme année 1968 mars-avril KK literair N°6_1ère année 1967-mai-juin Witzend n°1 cine fantasy n°3 Cuenta atras 1997 Cuenta atras 1993 cuto n°1 faille temporelle n°3 Fantasy film journal flieger 13 harpies n°4 harpies n°5 harpies n°6 heckmeck n°12 les tourments quack 1 streif sl lichter n°5 verso le stelle n°11 verso le stelle n°12 NULL-F - n°4 (May 1956) PDF FULL PLOY - n°5 (March 1956) PDF FULL Contact - N°9a (Oct 1957) PDF FULL Andromeda - n°10 (march/april 1957) PDF FULL Fantum - n°1 (1956) PDF FULL
0 notes
zielsvlucht · 6 years
Text
Een vlakte vol pilaren
Toen ik een kind was bouwde ik een toren van duplo blokken. Al de duplo dieren hadden een huis nodig, een plek om in te wonen. Dus ik bouwde de toren. Een opeenstapeling van gebouwtjes en platformen in allerlei kleuren. Met kronkelende trappen die naar de verschillende verdiepingen leidden. Zo asymmetrisch als maar kon zijn, met uitstulpingen, hangbruggen en pilaren om op te steunen. Daarin zetten ik dan de ijsbeer, de tijger, de pinguïn, de aapjes, de kip, de kindjes en de twee orka’s in een vis tank. De hele zoo. De constructie werd groot. Het reisde als het ware de lucht in terwijl ik maar bleef stapelen. Al snel moest ik op mijn tippen staan om te blijven bouwen. Daarna moest ik mijn zevendelige dierenencyclopedie gaan halen om er bovenop te gaan staan. En uiteindelijk geraakten de blokken op. Dan was de toren af, want er viel niets meer te bouwen.
Ik zie het nog zo voor me. Ik kan me mezelf inbeelden in dat moment. Dat rare kind dat in stilte met zijn blokken aan het spelen is. Alleen in de kamer, maar hij verveelt zich niet. Hij voelt zich niet eenzaam. Waarom zou hij zich dan ook alleen voelen? Al de dieren zijn bij hem.
Ik kan me inbeelden dat ik mee in de kamer sta. Naast hem, naast mij. Naast kleine ik. Ik bewonder hem voor zijn onschuld, zijn liefde voor de dieren, zijn liefde voor de blokken, zijn liefde voor het bouwen, zijn liefde voor alles. Ik bewonder hem want hij is ik vooraleer ik moest veranderen. Ik roefel door zijn haar. Misschien als ik later ooit een kind heb, zal het een raar kind worden zoals deze. Ik zou er graag willen bij zijn wanneer mijn eigen zoon of dochter zijn of haar eerste zoo in een toren plaatst. Mijn kind zou een klein puinhoopje zijn waarvan ik zielsveel zou houden. Maar het is onzeker of zij ooit zullen manifesteren.
Ik neem de toren vast met mijn beide handen. Ik schud er aan. De toren valt niet om. Het is een bont en gek ding, maar het is niet wankel. Hij staat stevig. Onbewust heeft dat kind geleerd om stabiele dingen te bouwen. Hij begrijpt hoe hij dingen kan maken die voor eeuwig blijven staan. Dit kind, niemand weet het, niemand begrijpt het, niemand kan het bevatten – maar dit kind zou voor eeuwig torens kunnen maken. Moest deze kamer geen muren hebben en moest de bak met blokken nooit leeg geraken dan zou hij eindeloos torens bouwen tot zijn lichaam er van kapot sleet. Duizenden torens, pilaren van duplo, die van horizon tot horizon reikten. Zo’n vergevorderde schepping zou het worden, dat hij zichzelf er mee zou vernietigen. Maar gelukkig heeft deze kamer wel muren. Gelukkig geraken de blokken ooit op.
Dit is waar elk kind zou moeten stoppen, maar ik kon zo’n kind niet zijn. Ik kon nooit stoppen. Ik wist dat er in mijn hoofd nog meer blokken lagen. Met mijn kleine handjes reikte ik mijn schedel in, en nam ik ze. Al dat ik wou waren meer blokken. Voor een hogere toren. Of misschien een tweede toren. Of een derde. Maar nu dat ik toch in mijn hoofd zat zag ik ook dat daar meer kamers waren, sommigen zonder muren. Daar ging ik dan.
Het kind dat ik toen was beseft wel wat er allemaal in zijn hoofd lag. Hij weet alleen nog niet wat de implicaties zijn. Voor hem is het natuurlijk allemaal logisch. Hij speelt dagen aan een stuk. Ononderbroken. En zo is er altijd een ononderbroken brug tussen zijn hoofd en de rest van de wereld. Zijn verbeelding vloeit over in de realiteit en hij merkt zelf niet wanneer hij over springt van de ene wereld naar de andere. Ik kijk nu naar die toren, met al de duplo dieren. Ik zie er meer in dan de meesten mensen er in zouden zien, maar toch zie ik niet meer wat hij ziet. Ik ben inmiddels te oud geworden.
Wanneer hij kijkt naar zijn toren ziet hij veel meer. Hij ziet de dieren bewegen. Als magie. Als hekserij. Het werk van de duivel zelf, maar hij kan zich nog geen angsten bedenken. De ijsbeer klimt de trappen op, om dag te gaan zeggen aan de orka familie. Ze praten tegen elkaar. Elk dier is een personage, met zijn eigen persoonlijkheid. Die dieren, ze springen in het rond. Ze bouwen dingen, voertuigen. Ze rijden en vliegen er mee rond. Verhalen gebeuren. Verhalen over liefde en over vriendschap maar ook over ruzie, over strijd en over haat.
Het is zo logisch, waar dit allemaal naartoe leidt. Niet voor dat kind en niet voor de lezer, maar ik zie het nu. Ik zie het allemaal. Een vreselijke neerwaartse spiraal. Een afdaling, de waanzin in. Of gaat het juist omhoog? Steeg ik op? Voeten van de grond en ik zou nooit meer de aarde onder me voelen.
Men zegt dat fantasie een goed iets is. Dat verbeelding ons helpt. Dat het het leven beter maakt. Maar zij die zo’n beweringen maken zijn meestal degenen die zelf niet veel verbeelding hebben. Zij zijn meestal degenen die op zoek moeten gaan naar fantasieën. Degenen die veel moeite moeten doen om hun eigen verbeelding in gang te zetten. Degenen wiens verbeelding weer wegebt wanneer ze stoppen met er aan te denken. Degenen die genot hebben aan zelfs de kleinste fantastieke creatie van een andere. Degenen voor wie fantasie een oase is midden in een echte wereld. Maar we zijn niet allemaal zo. Ik kon zo niet zijn. God weet dat ik het vaak wou zijn maar ik kon het niet.
Mijn verbeelding ebde nooit weg. Mijn verbeelding overspoelde me, en vaak was ik aan het verdrinken. Begrijp me niet verkeerd; ik ben nooit compleet gek geweest. Ik heb altijd geweten waar de realiteit lag en waar mijn dromen waren. Ik vergat nooit wat echt was en wat niet. Maar ik vergat wel wat belangrijk was. Voor lange perioden in mijn leven geloofde ik dat de echte wereld slaaf was aan de verbeelding. Dat de wereld enkel bestond zodat ik kon bestaan, en dat ik enkel bestond zodat ik kon dromen. Ik geloofde zelfs dat mijn hele lichaam enkel leefde zodat mijn hersenen konden bestaan, en dat alles anders dan mijn steeds verder groeiende parakosmos inferieur was aan het rijk der hersenspinsels dat ik aan het bouwen was. Niets hoefde echt te zijn. De echte wereld diende me niet. Het enigste dat het ooit voor mij gedaan had was de schepping van ik. De schepping van ik en mijn dromen. Nu dat voorbij was mocht de wereld weer uit elkaar vallen. Het mocht verbrokkelen, het mocht verkruimelen, het mocht verdampen. Zolang mijn verbeelding kon verder kolken binnen mijn schedel, maakte het niet uit.
Geen ziel lijkt te begrijpen hoe vals de menselijke verbeelding werkelijk kan zijn, want zij kennen mijn verhaal niet net zoals ik hen ook niet meer ken. In werkelijkheid dansen fantasieën en leugens hand in hand. Illusies, misleidingen, manipulatie en de verduistering van de ziel zelf, zijn enkel mogelijk dankzij verbeeldingskracht. Eigenlijk hebben we helemaal geen reden om fantasie als iets goed te beschouwen. Fantasieën en dagdromen geven ons geen concreet voordeel. Ze maken ons niet gelukkiger, ze maken ons niet sterker of slimmer, ze maken ons niet productiever of creatiever. De tegenbeweringen die je af en toe eens hoort zijn volstrekte leugens. Op zijn minst leidden dromen ons af, en in het ergste scenario vernielen ze levens. Want de verbeelding kan de realiteit niet verbeteren, het kan het alleen maar opslokken. En dan lijkt het misschien alsof de wereld weg is, vervangen door onze dromen. Maar de wereld is niet weg. De wereld is daar nog, enkel wij verdwijnen.
Men gelooft graag dat fantasie en dromen goed zijn omdat we ze associëren met vrijheid. In de fantasie zijn we vrij en dat is goed. Maar dit is de valste leugen van allemaal. Fantasie maakt ons niet vrij, het maakt ons juist meer en meer gevangen. Enige vormen van fantasie die ons echt helpen, in plaats van ons gewoon te doen voelen alsof we geholpen zijn, in plaats van ons vals genot te geven in ruil voor ons verstand, dat zijn vormen van fantasie die ik nooit gekend heb. Een vlakte vol duplo pilaren en een dood kind. Dat is wat ik heb leren zien.
Begrijp me niet verkeerd, ik schrijf dit enkel om onze verbeelding te vieren. Ik hou van verbeelding. En juist omdat ik er van hou moet ik toegeven hoe gevaarlijk het werkelijk is. Juist omdat heel mijn leven om verbeelding draait, moet ik ook de slechte aspecten van verbeelding illustreren. En het kan heel slecht worden, slechter dan de meeste mensen de verbeelding voor hebben om zich voor te stellen. Dus aan al wie meer droomt dan ademt: Stop! Blijf er van weg. De aarde heeft meer nood aan jou dan de leugens in je schedel. Jouw bouwsels in het binnenste zullen je van je echte prestaties beroven en wij, bewoners van het echte, zullen je missen.
En het is hierom dat ik een verhaal wil vertellen. Het is niet zomaar een verhaal. Het is een vreselijk en wansmakelijk verhaal dat gefrustreerd in elkaar werd gevezen door de meest verschrikkelijke machines in de diepste diepten van mijn geest. Een verhaal zoals geen ander, althans geen ander verhaal dat ik ken. Een verhaal waar alles begint en eindigt. Een verhaal dat ik altijd kende als Zielsvlucht, want dat is hoe het gedrocht zichzelf had genoemd.
Een verhaal over een zwak dovend licht. Over een gekweld monster van bloed. Over een storm van vuiligheid en afschuw. Over een metalen verwoestende haat. Over een verschrikkelijke spin die in een schedel huist. Over dromen en verhalen, het web dat hij maakte in het licht van de dag.
Voor wie meer wilt.
Na het succes van mijn laatste schrijfsel over autisme wou ik iets nieuw schrijven over mijn levenservaringen. Maar de tekst die ik schreef week al snel af richting zielsvlucht, een onafgewerkt schrijfproject van me waarnaar deze blog genoemd is. Deze tekst zou kunnen dienen als voorwoord voor dat project, maar ik weet nog niet zeker of dat ik echt opnieuw wil beginnen aan dat project met deze nieuwe aanpak, of dat ik nog verder wil schrijven aan mijn laatste poging.
Misschien iets om over na te denken. Ik denk dat deze meer persoonlijke schrijfstijl misschien beter het verhaal kan vertellen dan de stijl van mijn vorige pogingen. Maar het zijn zorgen voor later. Op dit moment hou ik me met andere projecten bezig.
1 note · View note
whiteconfession · 7 years
Note
VIXX
So first off, im the worst starlight out there. I ditched them for girl groups and they didn’t deserve this kind of disloyalty. They are angels and I love them and forgetting about them is one of my biggest regrets. Shangri La is gorgeous and I couldn’t enjoy it which makes me incredibly sad
My First Bias: NYour current bias and why: Ken. Wooooow. He is so fucking weird. I watched VIXX’s MTV Diary and what the fuck is wrong with him? Why am I ao attracted to him and his beautiful beautiful voice.Favourite song: I feel I feel fantastIEK. Super Hero. I heard it once and clicked it away because so many bright colours and so fresh.. ew. Then I found myself humming it for three days straightFavourite MV: Voodoo Doll. I absolutely adore gore and think it’s a very interesting theme for an mv, it can be too heavy and too strenuous and therefor cheap very quickly, so a good gore is always a plus for me.OTP: N + anyone really. Member you think has the best smile: N has such a cute eye smileFavourite choreography: Voodoo Doll as well. One of the few dances by males that got banned. For stabbing! There is a stabbing in the choreography. That is fucking awesome!Favourite era: hyde. The outfits were on point. The concept photos were drop dead gorgeous. Also N’s red hair. Do you own any merchandise: Sadly, their entire discography has forever been in my wishlist.Have you seen them live: OTLFavourite voice/singer: Ken❤️Favourite dancer: ot6 though. So good,
1 note · View note
vieux-fanzines-sf · 1 year
Text
Tumblr media Tumblr media
Argo de fantastiek n°14 - 1969 – avril mai juin
0 notes