Tumgik
#aan 1952
inmyworldblr · 3 months
Text
Tumblr media Tumblr media
Nadira in Aan (1952)
| dir. Mehboob Khan
14 notes · View notes
levisgeekstuff · 6 months
Text
De Donald Duck verhalen van Carl Barks
Tumblr media
Deze week was het de verjaardag van Carl Barks, de legendarische tekenaar van Donald Duck. Barks werd op 27 maart 1901 geboren in Merrill, Oregon.
Als schoolverlater zonder diploma deed Barks tal van jobs en klusjes, zoals cowboy, houthakker, metaalbewerker, kippenboer, timmerman enz. Wat doet denken aan hoe hij zijn latere avonturen van Donald Duck zou invullen.
In 1935 zou hij aan de slag gaan als assistent in de tekenfilmstudio van Walt Disney. Dat beviel hem echter niet. Hij verliet de studio in 1942 en begon een freelance bestaan als Disney-tekenaar. 👉
Tumblr media
(foto uit Donald Duck Collectie 1, Lekturama, 2000)
Het is in die rol als freelance tekenaar dat Barks zijn stempel begint te drukken op de ontwikkeling van Donald Duck. Want in tegenstelling tot zijn collega-Duck-tekenaar Al Taliaferro die de dagstrips in de kranten verzorgde, kreeg Barks in volledige comics wel de ruimte om een hele wereld rond het personage op te bouwen. 
The Duck Man
Zo creëerde hij naast Donald en de neefjes Kwik, Kwek en Kwak nog tal van andere karakters. In het verhaal ‘Christmas on Bear Mountain’ uit 1947 zien we het debuut van de oude, gierige, rijke oom Dagobert. Later zouden ook figuren als Gladstone Gander (Guus Geluk) en Gyro Gearloose (Willie Wortel) volgen. Ook de setting van ‘Duckstad’ is een idee van Barks. Het leverde hem de bijnamen ‘The Duck Man’ en 'Die goede Duck tekenaar' op. 😎
Tumblr media
Zijn impact op popcultuur is dan ook niet te onderschatten. Denk bijvoorbeeld maar aan Springfield uit The Simpsons, mét vervelende maar steenrijke inwoner. Een typisch voorbeeld van Barks' verteltechnieken.
In het Nederlands
In oktober 1952 maakte Nederland voor het eerst kennis met het werk van Carl Barks. In nummer 1 van ‘Donald Duck, een vrolijk weekblad’ stond het inmiddels beroemd geworden brandweer verhaal. 
Tumblr media Tumblr media
Daarna zouden nog vele verhalen van Barks volgen. Niet enkel in het weekblad, ook in tal van gebundelde uitgaven:
Donald Duck en andere verhalen’
In 1958 begon uitgeverij De Geïllustreerde Pers om de beste verhalen uit het weekblad te bundelen in de reeks ‘Donald Duck en andere verhalen’. Een aantal van deze verhalen zijn uiteraard van de hand van Carl Barks.
Tumblr media
De beste verhalen van Donald Duck’
De bekendste reeks bundelingen is waarschijnlijk de albumserie ‘De beste verhalen van Donald Duck’. Hierin werden alle Donald Duck verhalen door Carl Barks opgenomen. De reeks verscheen bij uitgeverij Oberon en ging van start in 1975. Er zouden tot 2010 liefst 135 albums verschijnen. 
Tumblr media
Later, vanaf 2000 is deze reeks bij Lekturama ook nog in een hardcover editie verschenen onder de naam 'Donald Duck Collectie' met daarin telkens 4 of 5 van de ‘originele’ albums én leuke dossierpagina's. Deze reeks telt 34 volumes.  
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Oom Dagobert
‘De beste verhalen van Donald Duck’ kreeg in 1977 ook een zusterserie ‘Oom Dagobert’. Ook hierin werden aanvankelijk alle Carl Barks verhalen opgenomen. Vanaf nummer 31 zijn in deze reeks echter verhalen van andere tekenaars opgenomen. 
De covers van alle bovenstaande Oberon uitgaven zijn trouwens niet door Carl Barks getekend. Wel door de Nederlander Daan Jippes, die de stijl van Barks bijna perfect wist te imiteren.
Tumblr media
Donald Duck: Alle klassieke verhalen
In 1986 lanceerden uitgevers Oberon en Loeb de nieuwe hardcover reeks ‘Donald Duck: Alle klassieke verhalen’. Daarin zou al het Duck werk van Barks chronologisch worden opgenomen. De verhalen verschenen hier wel in zwart-wit. Na 6 edities kreeg deze serie een herstart bij De Geïllustreerde Pers. Die zou dan weer 17 volumes duren. 
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Barney Bear en Benny Burro 
Geen Donald Duck maar wél Carl Barks: in 2020 verscheen bij Dark Dragon Books de hardcover ‘Het complete verzamelwerk Barney Bear & Benny Burro’. Een heel leuk album, want de originele (Amerikaanse) verhalen van Barney Bear en Benny Burro zijn zeer moeilijk te vinden. Als extraatje zitten er ook nog enkele dossierpagina's over Carl Barks in. Aanrader!
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
12 notes · View notes
superblysupercolor · 10 months
Text
Tumblr media
Gie Devos (°1952) 'Antoing aan de Schelde' pen en bister op bewerkt papier in Tekeningendagboek, najaar 2022...
#art#worksonpaper#tekeningen
2 notes · View notes
rotterdamvanalles · 1 year
Text
Zwemmers in het Oostelijk Zwembad aan de Gerdesiaweg, januari 1972.
Het Oostelijk Zwembad is het oudste zwembad in de Nederlandse stad Rotterdam. Het is opgericht in 1932 en is sinds 1996 een rijksmonument. Het bad is gelegen aan de Gerdesiaweg in Kralingen-Crooswijk.
Het zwembad beschikt over een L-vormige zwemhal. De lange zijde bestaat uit een diep 25 × 12 meter bad. De korte zijde is een aansluitend ondiep bad van 15 × 10,5 meter. Op de begane grond en de eerste verdieping is een omgaande galerij. De galerij op de eerste verdieping kijkt uit over het zwembad, en biedt plaats aan de kleedhokjes. De trap die van de eerste verdieping het zwembad inleidt heeft een monumentale status.
Het bad is in 1932 opgericht op initiatief van enkele Rotterdamse notabelen, naar ontwerp van de architect Foeke Kuipers. Het oorspronkelijke interieur in art deco-stijl is grotendeels behouden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is het gebouw door het Bombardement op Rotterdam getroffen. In 1952 is een nieuwe ingangsvleugel met kantoor toegevoegd naar ontwerp van Michiel Lockhorst. In 1962 is het aangrenzende Beatrixbad toegevoegd aan het complex. De galerij aan de begane grond was ingericht als koffiegalerij met aangrenzend een dames- en herenkapsalon.
Het Beatrixbad is (sinds 1962) deel van het Oostelijk zwembadcomplex. Het is een extra verwarmd bad dat naast als regulier zwembad ook gebruikt wordt als therapeutisch bad en revalidatiebad.
Het zwembad ging juli 2012 dicht vanwege renovatie. De verwachting was tegen het einde van de zomer in 2013 de deuren weer te kunnen openen, echter wegens de hoeveelheid asbest die in het gebouw werd aangetroffen, werd dat uitgesteld tot 24 februari 2014. In het zelfde restauratieplan wordt daarna het eveneens monumentale Van Maanenbad onder handen genomen.
De foto is gemaakt door de Fototechnische Dienst Rotterdam en komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
Tumblr media
2 notes · View notes
indiejones · 1 year
Text
INDIES TOP 1036 BOLLYWOOD MUSIC ALBUMS OF ALL TIME!
1.       .Pakeezah (1970)
2.       .Kaagaz Ke Phool (1959)
3.       .Aradhana (1969)
4.       .Kati Patang (1970)
5.       .Safar (1970)
6.       .Amar Prem (1970)
7.       .Prem Kahani (1975)
8.       .Do Raaste (196 )
9.       .Anand (1971)
10.   .Prem Nagar (1974)
11.   .Basant Bahar (196 )
12.   .Babul (1950)
13.   . Barsaat (1949)…
14.   .Bambai Ka Babu (196 )…
15.   .Pyaasa (1957)
16.   .Uran Khatola (1955)
17.   .Asli Naqli (196 )
18.   .Shahjehan (1946)
19.   .Nau Do Gyarah (1957)…
20.   .Disco Dancer (1982)
21.   .Ek duuje ke Liye (198 )
22.   .Parakh (1960)
23.   .Daag: A Poem of Love (1973)
24.   .Bhabhi (1957)
25.   .Teesri Manzil (1966)
26.   .Sachcha Jhutha (1969)
27.   .Guide (1965)
28.   .CID (1956)….
29.   .Love Story (1981)...
30.   .Anurodh (197 )
31.   .Aap Ki Kasam (1974)
32.   .Baharon ke sapne (1967)
33.   .Souten (1983)
34.   .Mehboob ki Mehndi (1971)
35.   .Saraswatichandra (196 )
36.   .Jis desh mein Ganga behti hai (195 )
37.   .Madhumati (1958)
38.   .Tansen (1943)
39.   .Do Aankhen Barah Hath (195 )
40.   .Shirdi ke Sai Baba
41.   .Dil Diya Dard Liya (196 )
42.   .Satyam Shivam Sundaram (1978)
43.   .Mughal-e-Azam (196 )
44.   .Anari (195 )
45.   .Namak Haraam (1973)
46.   .Dil Ek Mandir (1963)
47.   .Seema (195 )
48.   .The Train (1970)
49.   .Haathi Mere Saathi (1971)
50.   .Joru Ka Ghulam (197 )
51.   .Bandini (1963)
52.   .Bawarchi (1971)
53.   .Dil Apna Aur Preet Parai (196 )
54.   .Saagar (1985)
55.   .Ek Dil Sau Afsane (1963)
56.   .Apna Desh (1972)
57.   .Mela (1948)
58.   .Pyar Mohabbat (1966)
59.   .Solva Saal (1958)
60.   .Dr. Vidya (1962)
61.   .Chalti Ka Naam Gaadi (1958)
62.   .Dil Hi To Hai (1963)
63.   .Dushmun (1971)
64.   .Tyaag (1977)
65.   .Mere Jeevan Saathi (1972)
66.   .Ganga Jumna (1961)
67.   .Kala Pani (1958)
68.   .Hum Dono (1961)
69.   .Naya Daur (1957)
70.   .Sanjog (1960)
71.   .Chaudhvin ka chand (1960)
72.   .Anuraag (1972)
73.   .Teen Devian (1965)
74.   .Teesri Kasam (196 )
75.   .Taj Mahal (196 )
76.   .Son of India (196 )
77.   .Kismet (1943)
78.   .Junglee (1961)
79.   .Kathputli (1957)
80.   .Tere Ghar Ke Saamne (1963)
81.   .Anupama (196 )
82.   .Aakraman (1975)
83.   .Bundalbaaz (1976)
84.   .Aavishkar (1974)
85.   .Jab Pyar Kisise Hota hai (1961)
86.   .Mahal (1949)
87.   .Kabhi Kabhie (1977)
88.   .Bhai Bhai (195 )
89.   .Rani Rupmati (195 )
90.   .Jai Santoshi Maa (197 )
91.   .Aan Milo Sajna (197 )
92.   .Waqt (196 )
93.   .Mera Saaya (1966)
94.   .Love Marriage (1959)
95.   .Samadhi (1972)
96.   .Chandni (198 )
97.   .Aag (1948)
98.   .Musafir (1957)
99.   .Tarana (1950)
100.                        . Silsila (198 )
101.                        .Aandhi (197 )
102.                        .Albela (1951)
103.                        .Prince (1969)
104.                        .Pagla Kahin Ka (1970)
105.                        .An Evening In Paris (1967)
106.                        .Chhote Sarkar (1974)
107.                        .Preetam (1971)
108.                        .Dillagi (1949)
109.                        .Hatyara (1977)
110.                        .Ajnabee (1974)
111.                        .Anokhi Raat (1968 )
112.                        .Mehbooba (1976)
113.                        .Dil Daulat Duniya (1972)
114.                        .Duniya (1968)
115.                        .Paraya Dhan (197 )
116.                        .Naukri (1978)
117.                        .Lamhe
118.                        .Saajan (1969)
119.                        .Mera Naam Joker (1970)
120.                        .Kashmir Ki Kali (1964)
121.                        .Lal Kunwar (1952)
122.                        .Pyar Kiye Jaa (196 )
123.                        .Kinare Kinare (1963)
124.                        .Aashiq (1962)
125.                        .Mukti (1977)
126.                        .Boot Polish (1954)
127.                        .Shree 420 (1955)
128.                        .Phagun (1958)
129.                        .Dil deke dekho (195 )
130.                        .Parichay (197 )
131.                        .Khamoshi (1969)
132.                        .Nagin (1954)
133.                        .Aa Gale Lag Jaa (1973)
134.                        .Himalay Ki God Mein (1965)
135.                        .Jaagte raho (195 )
136.                        .Prem Pujari (197 )
137.                        .Bombay (1995)
138.                        .Mere Sanam (196 )
139.                        .Sargam (197 )
140.                        .Daag (1952)
141.                        .Professor (196 )
142.                        .Gambler (1971)
143.                        .Tumse Achha Kaun Hai (1969)
144.                        .Tinku (1977)
145.                        .Yahudi (1958)
146.                        .Nikaah (198 )
147.                        .Lal Patthar (196 )
148.                        .Dhanwan (1981)
149.                        .Prem Bandhan (1979)
150.                        .Ziddi (1948)
151.                        .Mera Desh Mera Dharam (1973)
152.                        .Manoranjan (1974)
153.                        .Talash (1969)
154.                        .1942 A Love Story
155.                        .Raja Rani (1973)
156.                        .Bluff Master (1963)
157.                        .Ishk Ishk Ishk (1974)
158.                        .Munimji (1955)
159.                        .Andaz (1949)
160.                        .Bhola Bhala (1978)
161.                        .Maryada (197 )
162.                        .Brahmachari (1968)
163.                        .Loafer (1973 )
164.                        .Andaz (1971)
165.                        .Amar Deep (1979)
166.                        .Avtaar (1983)
167.                        .Maha Chor (1976)
168.                        .Rajput (1981)
169.                        .Jewel Thief (1967)
170.                        .Roti (1974)
171.                        .Sazaa (1951)
172.                        .Hare Rama Hare Krishna (1971)
173.                        .Khel Khel Mein (1975 )
174.                        .Banarasi Babu (1973)
175.                        .Waris (1969 )
5 notes · View notes
twafordizzy · 2 months
Text
Haasse: 'Reizen, het ik, het wij verplaatsen in vreemde werelden'
Hella Haasse, eind jaren 40; bron beeld: literatuurmuseum.nl Hella Haasse (1918-2011) reisde met haar man in de zomer van 1952 door Italië. Haar liefde voor Italië en de Italiaanse cultuur krijgen een prominente plek in Kleine reismozaïek waarin ze over de Renaissance en enkele beroemde Italianen schrijft. Voorafgaand aan die impressies gaat een stelling over wat reizen is in de ogen van de…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
Text
‘Beminde vriend. Brieven aan Luuk Gruwez 1977-2002’ van Eriek Verpale: de manjiefieke duisternis van het leven
Tumblr media
Eriek Verpale (1952-2015) maakte in eerste instantie naam als de auteur van gedichten, romans, verhalen, essays en theaterteksten. Maar in zijn nalatenschap werden naast maar liefst zevenenveertig kloeke delen met dagboeken, ook vele honderden brieven aangetroffen. Verpale stond algemeen bekend als een vurig en begenadigd brievenschrijver, wat niet mag verwonderen want brieven vormden vaak de kern van zijn fictiewerk. Een groot deel van zijn uit de kluiten gewassen briefwisseling had dezelfde bestemmeling: zijn ‘beminde vriend’ en ‘Siamese’ kunstbroeder Luuk Gruwez. Van deze jarenlange correspondentie is nu een genereuze selectie gemaakt, glansrijk uitgegeven in de gerenommeerde reeks Privé-domein.
Slappe Balle
Privé-domein nr. 319 bevat in totaal 86 brieven, geschreven tussen 1977 en 2002, voor het lezerscomfort aldus genummerd en chronologisch opgenomen. De brieven zijn gekozen, ingeleid en toegelicht door KU Leuven academica Hannah Debyser, die zich specialiseerde in leven en werk van Verpale. Zoals het hoort bij een heuse Privé-domein zijn er uitgebreide voetnoten, een personenregister, twee fotokaternen, een verantwoording en een opsomming van de briefgegevens om te duiden of de geschreven boodschap een typo- of manuscript betreft, dan wel een ‘prentbriefkaart’.
Debyser omschrijft Verpale als een ‘impulsief’ brievenauteur. Het impulsieve zit hem volgens mij in de zwierigheid van de taal, ook al zijn de zinnen soms heel langgerekt, buitelend en tuimelend over een baaierd van bijzinnen en constructies met ronde haakjes, gedachtestreepjes of beletseltekens. Verpales idioom is hoe dan ook onbesuisd, gretig en vinnig. Hij kiest in zijn brieven voor snelle communicatie en gebruikt veel sluipwegen, vluchtlijnen, afgesneden bochten in de vorm van afkortingen (‘&’ voor ‘en’, ‘zoon’ voor ‘zo’n, ‘à’ voor ‘aan’ en ‘nix’ voor ‘niets’) en een consequent gebruik van progressieve en/of eigenzinnige spelling (‘manjiefiek’, ‘intervjoe’, ‘avondlik’, ‘konklusie’). De brieven worden wel eens afgesloten met een Hebreeuwse groet of fragmenten in het Jiddisch, Russisch of Arabisch, zelfs af en toe met een kleine doedel of tekening. De som van al die onderdelen maakt Beminde vriend tot een erg levendig boek, waarmee er ondanks de overdaad aan beklag en gezeur gelukkig ook duchtig kan gelachen worden.
Die potentiële lachbuien vinden vaak hun oorsprong bij de start van de brieven. Verpale heeft een groot arsenaal van aansprekingen, het ene al grappiger dan het andere, met als meest voorkomende het titelwaardige ‘Beminde vriend’. Een kleine bloemlezing: ‘Waarde Medekunstpiloot’, ‘Geliefde Schouder van Troost’, ‘Dierbare Limburgschen Broeder Luuk’, ‘Teerbeminde Troostengel Luuk’, ‘geliefde evangelist’, ‘tedere bard’, ‘Geliefde Lukasc’, ‘Beminde Ridder’, ‘Dierbare Toeverlaat’, ‘Jongen, Jongen, ’t Is hier kut met peren!’, ‘Grote Dieter, ’t leven is als een gieter’, ‘Dag Nero!’, ‘Droeg Moj’, ‘Godverdomme, het geluk is voor de castraten’, ‘Gruweetje Erreweetje’.
Ook de formulering van het afscheid kan een bescheiden glimlach ontlokken: ‘Nog een Tedere omhelzing van uw halfgekke totemroffelaar, eriek V’, ‘uw vaderlandslievende ev’, ‘Met innige hoefslagen, Uw nachtelijke ruiter, Eriek V’, ‘Uw immer trouwe maar in de plattegrond van de gedachten verdwaalde Eriek V’, ‘Uw afgezant’, ‘Uw tot schaamte bewogen knutselaar, Eriek V’, ‘Groeten van de Groenpleinrabbijn’, ‘Uw wapenbroeder uit ’t Tranenregiment, E.’, ‘Nu licht ik het anker, en steven fornuiswaarts. Toettoet.’, ‘BIBIP’ of ‘Jullie Verpalle, met slappe Balle’.
Behuizing was uiterst belangrijk voor Verpale, die zwaar akoestisch gestoord was en enkel in stilte kon werken. In die mate zelfs dat hij op een bepaald moment zijn werkkamer à la Proust geluiddicht liet maken door een gespecialiseerde firma, getuige de laatste brief in deze selectie. Zijn leef- en werkomstandigheden waren allesbepalend voor zijn creativiteit en schrijverschap. Voor luwere periodes zocht én vond Verpale vaak een excuus bij zijn directe omgeving: de buren (in het bijzonder hun grasmaaiers en slijpschijven) waren vaak de kop van Jut. Debyser structureert haar selectie dan ook terecht volgens Verpales verschillende domicilies, telkens met een inleiding die de literaire periode linkt aan de bio- en bibliografie. Dat zorgt voor een harmonisch overzicht, met brieven die thematisch mooi op elkaar aansluiten en een afgerond geheel vormen. Als de brieven te openlijk een klacht zijn of te veel zaken van praktische, niet-literaire aard bevatten, haalden deze de selectie niet.
Alles blijft altijd stilte
Wachtebeke, Zelzate, Lebbeke en Ertvelde, dat waren in volgorde Verpales roestplaatsen. Het eerste huis uit de briefwisseling situeerde zich langs het Wachtebeekse mini-kanaal De Langelede: Verpale bewoonde er ‘Huize De Wanhoop’ van 1973 tot 1980, met zijn toenmalige echtgenote. In 1977 kwam zoon Mendel erbij. Het waren geen jaren van jolijt, maar ‘sjwartse jorren’, die de auteur later onverbloemd beschreef in De patatten zijn geschild (1998). Hij voelde zich slecht in zijn huwelijk, had een hekel aan zijn boekhoudersbaantje in een chemiefabriek in Zelzate en was niet klaar voor het vaderschap. Vanaf het begin profileerde hij zich in de brieven als een mislukte, gekwelde en miskende schrijver, een pose die hem steeds meer verlamde en blokkeerde. Aan de andere kant waren er ook enkele lichtpuntjes in die eerste periode: Op de trappen van Algiers (1980) werd bekroond met de literaire prijs van de Stad Gent en een jaar eerder bracht hij de bejubelde verhalenbundel Een meisje uit Odessa uit.
In 1980 verhuisde Verpale naar een andere wijk in Wachtebeke, de Molenhoek naar het voormalige huis van zijn grootouders. Ook daar vond hij zijn draai niet. In 1981 verliet hij vrouw en kind en verhuisde naar Zelzate (‘Fabrieksdorp’). Hij betrok er de gehorige bovenste verdieping van een appartementsgebouw (‘Huize Kraaiennest’), met zicht op het gemeentelijke Groenplein. Verpale was toen hoe dan ook weinig bezig met het schrijven van fictie: hij concentreerde zich op zijn affaires met een hele reeks jonge vriendinnetjes, die in de brieven en het fictiewerk Reviaanse bijnamen kregen (‘BoesBoes’ aka ‘Bloedneusje’, ‘Satansdochter’, ‘Smousje’, ‘Mandarijntje’, ‘Boetiekmeisje’ en natuurlijk ook het ‘Dode Zusje’, de Verpale-versie van de onbereikbare, geïdealiseerde liefde).
Het was een weinig productieve periode, maar wel een belangrijke in het licht van Beminde vriend: in de maand juli van het jaar 1982 ontstond namelijk onder invloed van Gruwez het idee om het ‘Grote Brievenboek’ (steevast ‘GBB’ in de correspondentie) te entameren, een groots opgevat project dat in se de eerste versie vormde van Verpales succesboek Alles in het klein (1990). Maar onder meer omwille van het hem omringende lawaai kon hij niet werken aan zijn GBB. Hij sloeg alweer op de vlucht. In 1985 was hij grotendeels uithuizig, logeerde voornamelijk bij zijn ouders, maar ook bij Gruwez (wat hem terloops een baantje opleverde als ‘Tante Eriek’ in een verzoekprogramma op Radio 2 Limburg). Zijn wanhoop bracht Verpale er zelfs toe om een vrij geschifte advertentie te plaatsen in de regionale krant, waarin hij een ‘alleenwonende juff./dame’ met aandrang verzocht om hem onderdak te verschaffen:
GEVRAAGD
Schrijver, 32j., bezig aan roman maar thans radeloos op de vlucht voor lawaai, zoekt voor 3/4 maanden onderdak bij alleenwonende juff./dame om in een rustige omgeving en kameraadschappelijke sfeer zijn boek af te werken; dringend; omgeving straal van 15 km. d.i. een ernstige oproep. Schr. naar J. Landau p/a Knikkerstraat 18, 9060 Zelzate.
Begin 1986 zette Verpale een punt achter zijn bohémienbestaan en vestigde zich voor de volgende dertien jaar in een huurhuis in de volkse Zelzaatse wijk De Katte. Op de hoek van zijn nieuwe straat vond hij een tweede thuis in café De Moedige. Cafébazin Zulma kreeg zelfs een rol in Alles in het klein. Het is in deze periode dat, onder begeleiding van Benno Barnard en Luuk Gruwez, het GBB zich in een stroomversnelling transformeerde tot Alles in het klein, dat meteen lovend werd onthaald én bekroond met de NCR-prijs voor literatuur, toen de meest prestigieuze literaire prijs in Vlaanderen.
De prijs opende vele deuren voor Verpale, onder andere die van de theaterwereld. Op de planken kon hij zijn liefde voor het gesproken woord botvieren, zoals blijkt uit een brief van 14 december 1989: ‘Maar Alles in het klein heeft me, technisch gesproken, ook wel één en ander geleerd. Ik schrijf gemakkelijk, dus graag dialogen. Dat komt misschien omdat ik daarin gemakkelijker de anarchie van de spreektaal gebruiken kan.’ Vooral de samenwerking met acteur Bob De Moor bleek bijzonder vruchtbaar: Olivetti 82 (1993), Grasland (1996) en Voor U geknipt (2001) waren allemaal een groot succes. Verpale publiceerde in die periode ook nog  Gitta (1997), een roman over zijn veertienjarige aangetrouwde nichtje op wie hij verliefd werd, en bewerkte met Tatjana (2001) Poesjkins Jevgeni Onegin voor het theater.
Op privévlak waren het voor Verpale echter nog maar eens behoorlijk woelige tijden: in 1986 was de scheiding met de moeder van zijn zoon rond en in 1991 ontmoette hij zijn toekomstige tweede echtgenote, ‘Kristelbeest’, die met een troostbrief had gereageerd op een interview met een klagende Verpale in HUMO. In 1998, drie jaar na hun huwelijk, verhuisde het koppel naar de geboorteplaats van Kristel, Lebbeke. Het huwelijk leed onder Verpales drankzucht en zijn depressies, in 2005 volgde een echtscheiding, waarna Verpale verhuisde naar Ertvelde. Op 10 augustus 2015 overleed hij daar aan de gevolgen van kanker. Hij was toen 63. Veel later zal Gruwez zijn ontslapen boezemvriend eren met de mooie slotreeks gedichten in Bakermat (2018).
In 2000 verscheen wat Verpales literaire testament zou worden, het brievenboek Katse nachten, een langgerekte terugblik op de gelukkige periode in De Katte. Nadien volgt er een definitieve publicatiestilte en de toon van de brieven werd, aldus Debyser in de verantwoording, in de  Lebbeekse en Ertveldse periode steeds ‘drammeriger’: ‘De kwaliteit van zijn epistels ging erop achteruit en de pure klacht nam het nagenoeg volledig over van de literaire aard van de brieven.’ De keuze uit de brieven in Beminde vriend eindigt dus in 2002, nog voor de tweede scheiding en de verhuizing naar Ertvelde. De selectie beslaat op die manier exact een kwarteeuw ononderbroken correspondentie.
Vulkanische epistels
De eerste brief van Verpale aan Gruwez dateert van 30 maart 1977. Verpale kwam tijdens een poëzieavond georganiseerd door ‘Yang’ voorlezen uit zijn tweede door het literaire tijdschrift uitgegeven dichtbundel Voor een simpel ogenblik maar… Gruwez van zijn kant was een paar jaar eerder gedebuteerd met Stofzuigergedichten (1973), een bundel die Verpale wilde lezen, maar nog niet had kunnen bemachtigen. Hoewel ze beiden aanwezig waren op de literaire avond, misten ze elkaar, mede door Verpales schuchterheid en grondige hekel aan publieke activiteiten. Verpale schreef dus een brief om alsnog een exemplaar van Gruwez’ boek te bekomen.
Gruwez omschreef de brieven van Verpale tijdens een voorbereidend interview met Debyser als ‘bedwelmend’. Verpale schreef ‘zoals een vulkaan lava spuwt’, aldus de ‘beminde vriend’, die de brieven van zijn makker in een ‘zwarte kist’ bewaarde, met ‘zeer grote zorg’. Twee citaten uit brieven van de vrienden vormen het motto van deze Privé-domein. Gruwez prijst het ‘epistolair talent’ van Verpale, terwijl die laatste de briefvorm als de enige ‘Gepaste Vorm’ omschrijft en zich in een typische bui van zelfspot laat ontvallen: ‘Ik schrijf slecht brief’. In de verdere briefwisseling duikt Verpales twijfel aan zijn eigen schrijverskunnen nog meerdere keren op. Als uitgelezen mislukkingskunstenaar wentelde hij zich nu eenmaal graag in zelfmedelijden, zoals bijvoorbeeld blijkt in een brief van 30 december 1987: ‘[…] hoe zo Verschrikkelijk Mooi jouw brieven zijn, veel mooier dan de mijne (hoewel ik zogezegd een ‘epistolair talent’ heb).’
Dat er ooit een Privé-domein met brieven van Verpale zou komen, stond in de sterren geschreven. Toegegeven, er waren wel enkele etappes en bokkensprongen voor nodig. Zo stelde Gruwez in 1994, met de hulp van Benno Barnard, de bundel Nachten van Beiroet samen, met nieuwe en uit vroeger werk geselecteerde gedichten van Verpale. In de flaptekst van die bloemlezing had men het over ‘Verpales herintrede – na veertien jaar stilte! – in de Nederlandstalige poëzie’. Het lezerspubliek verlangde duidelijk naar meer, en zo volgde in hetzelfde jaar een bibliofiele uitgave van de eerste brieven die Verpale aan zijn ‘Beminde Vriend’ richtte: Een jaar en twee dagen. Die brievencyclus werd later integraal in Katse nachten (2000) opgenomen. In 1996 kwam het ‘Siamees dagboek’ Onder vier ogen, waarvoor Gruwez en Verpale elk een dagboekfragment, een zelfportret en een brief schreven.
De volgende, te verwachten stap was een Privé-domein, een reeks waar zowel Verpale als Gruwez dol op waren. In de paasvakantie van 1996 trokken de vrienden dan maar naar Gruwez’ vaste vakantiestek in Ménerbes, in het zuiden van Frankrijk, om er — eindelijk — aan een gezamenlijk Privé-domeindeel te werken, een plan dat ze lang voordien al hadden beraamd. Maar onder de Franse zon ging Verpales schrijfenergie volledig op naar het opstellen van liefdesbrieven aan enkele van zijn jonge vriendinnen. Weg Privé-domein. Uiteindelijk zou Gruwez, op z’n eentje, wél 2 delen in de Privé-domein-reeks publiceren: Het land van de wangen (1998) en Het land van de handen (2020). Beminde vriend is zo een mooi voorbeeld van een zichzelf vervullende voorspelling.
Wat niet weet
Privé-domeinen zijn vaak revelerend. Dat geldt zeker en vast ook voor Beminde vriend, een heuse goudmijn voor de fans. De lezer komt heel wat te weten, niet alleen over enkele fictieve personages uit het oeuvre (‘Pé den Brusseleir’ in Alles in het klein bijvoorbeeld is gebaseerd op Verpales ‘onechte grootvader’, de tweede echtgenoot van zijn grootmoeder aan vaderszijde), maar ook over onvoltooide en afgebroken projecten. Verpale stond erom bekend veel werk te vernietigen (enkele brieven getuigen hierover). In een brief van 11 oktober 1978 spreekt hij over een ‘enigszins lezenswaardig’ project, getiteld Verhalen van de lantaarnopsteker, ‘geen roman, maar ook geen van elkaar losstaande verhalen’: ‘Konklusie: ik durf het, uit schrik me onder een tientonner te gooien, niet eens herlezen, laat staan bewerken of tot een zekere definitieve versie herscheppen.’ In dezelfde brief schrijft Verpale over een andere roman waarmee hij ‘al als twintigjarige rondliep’ en waar hij zich eindelijk aan heeft ‘gezet’: ‘Een roman over het verschrikkelijkste verlangen en de meest uitzichtloze troost die ’n mens als ik, half kaal, met korte vingers, door te veel kroeglicht beschadigde ogen en een altijd klamme handdruk, koesteren kan.’
Die laatstgenoemde, titelloze roman geeft Verpale halverwege op, maar kort nadien schrijft hij tot zijn eigen vreugde en verbazing ‘in een tijdspanne van één à twee maanden’ een complete dichtbundel, Op de trappen van Algiers (1980). In een brief van 18 oktober 1992 vertelt Verpale op ontwapenende wijze over hoe hij als vijftienjarige een eerste roman schreef met de titel De smokkelaars uit de schuur. Tot slot, maakt hij in een brief van 4 juli 1979 gewag van nóg een andere roman, getiteld De laatste jachtpartij, waarvan het manuscript vernietigd werd: ‘Met een gemiddelde van zowat 15 regels/dag wroet ik mij naar het einde toe. Niemand die begrijpt waarom ik dat doe – ikzelf nog het minst.’
Stuk voor stuk leuke literairhistorische weetjes, maar ook over de persoon Verpale zélf geven de brieven veel prijs. Enkele voorbeelden: hij onderhandelde ooit met ‘een grafdelver’ van een psychiatrische kliniek om een échte mensenschedel te bemachtigen, hij was een tijdlang buitenwipper in een discotheek om bij te verdienen en beweerde ooit iemand uit het warenhuis te hebben ‘geramd’ omdat die een van de kassiersters onheus behandelde. Helaas leert de lezer van Beminde vriend ook de kleine, minder fraaie kantjes van Verpale kennen: sommige brieven bevatten ronduit racistische, vrouwonvriendelijke of naar pedofilie neigende uitspraken. Debyser signaleert de pijnlijke uitlatingen in haar inleiding ter kennisneming.
Verpale stak zijn voorliefde voor jonge meisjes nooit onder stoelen of banken, zijn brieven en bij uitbreiding zijn oeuvre wemelen van de referenties in die zin. Zijn pedofiele neigingen kwelden hem, zo doet een brief van 23 juni 1990 vermoeden: ‘Echt & wanhopig verliefd word ik alleen maar op meisjes van 13, 14, en dan moeten ze nog hinken & een pleister op hun knie dragen. Ik hou van ‘geschonden’ meisjes, die ofwel te knokig zijn, ofwel een bril met Weckpotglazen dragen. Liefst blootsvoets. Ik wil ze naar mijn hol lokken, niet slaan of verkrachten, of mijn water over hen uitstorten, maar ik wil ze wél opsluiten, zodat ze nóóit weggaan. Ik ben niet goed bij het hoofd, dát is het.’ Om te concluderen: ‘Eigenlijk hoor ik thuis in een gesticht.’
Verpales schrijf
Rijp voor de psychiatrie of niet, Verpale was zonder meer een pur sang schrijver: ‘Ik zal schrijven, godverdomme, tot ik erbij neerstuik.’ Zijn noeste arbeid noemde hij steevast ‘mijn schrijf’: ‘Ik schrijf & schrijf & schrijf en heb voor al het overige weinig of zelfs geen belangstelling. Dit zijn mijn mooiste uren: wanneer ik hier aan mijn tafel zit te werken. Van lieverlede ben ik zelfs minder beginnen zuipen & het bekomt me niet slecht. Nu moet ik alleen nog van mijn geilheid jegens 17- à 18-jarige kostschoolmeisjes worden verlost & ik kan naar de hemel gaan.’ Schrijven was zijn hele leven en hij legde voor zichzelf de lat erg hoog, zeker voor wat publicatie betreft. Zo geeft hij in een brief van 11 oktober 1978 toe dat hij na het voltooien van zijn op til staande verhalenbundel Een meisje uit Odessa al veertien maanden lang niets geschreven heeft dat ‘ook maar ooit voor publicatie vatbaar’ zou zijn.
Een groot deel van Verpales brieven gaat over de schrijversstiel, naar eigen zeggen zelfs tot driekwart van zijn correspondentie: ‘Ik schrijf helaas geen verhalen die ‘prettig weglezen’, en ongeveer 3/4 van wat ik schrijf in die brieven is onlosmakelijk met de eigenlijke schrijfdaad verbonden. Dat laatste is interessant (?) voor een handvol collega’s, maar het Grote Publiek kent die ‘verslaving’ niet.’ Beminde vriend biedt op enkele plaatsen een unieke kijk in de interne keuken van Verpales schrijverschap: zo legt hij uit waarom hij alle brieven aan Gruwez nummert en geeft een vrij hilarische commentaar op de ‘kaartjesmethode’ van zijn vriend om prozafragmenten te ordenen.
In een brief van 14 december 1989 schrijft Verpale: ‘Ik ben een verliteratuurd mens.’ Wie de brieven leest, begrijpt al snel dat Verpale literatuur ademde, leefde en beleefde. Alles was boeken- en brievenmateriaal, of het nu feitelijk was of niet. De mythomaan in Verpale creëerde jarenlang een sterk uitgewerkte persoonlijke mythologie. Zijn vermeende Joodse afkomst was wellicht het grootste zelfgecreëerde verhaal in zijn repertoire: er bestaat geen bewijs dat Verpales overgrootmoeder inderdaad een gevluchte jodin was uit Vilinius noch dat ze Jiddisch sprak, zoals hij altijd beweerde. Hij werd inderdaad door haar opgevoed, maar volgens het Wachtebeekse bevolkingsregister werd ze in de streek geboren en zijn er geen indicaties dat ze ooit een andere taal dan het plaatselijke dialect heeft gesproken. Het enige dat in Verpales voordeel spreekt is dat de overgrootmoeder een vondelinge was, haar afstamming is dus onbekend…
Hoe het zij, velen namen Verpales verbeelde mythologie lang voor waarheid aan en zeker is dat Verpale zich verwant voelde met het Joodse volk. Ook hij had levenslang het gevoel nergens bij te horen. Een andere verbeelde familiekwestie is het Dode Zusje, Frieda, zoals gezegd symbool van de ideale jonge vrouw in de verbeelding van de schrijver. Verpales moeder heeft echter een miskraam gehad en hij heeft het meisje dus nooit als levende persoon gekend. In een brief van 14 december 1989 ontkent Verpale nochtans zijn ziekelijke drang om zijn eigen leven uit te vergroten of tot meer literaire dimensies te herscheppen: ‘Iedereen heeft zijn privé-mythologie heb je eens gezegd, en dat klopt, maar dat ik een mythomaan zou zijn die het allemaal ter plekke verzint om mezelf ‘interessant’ te maken klopt aan géén kanten. Dat Joods bloed zal misschien maar 1 achtste zijn geweest, maar hoe verklaar je mijn strafwerk in het eerste studiejaar omdat ik, naast ons alfabet, óók het Hebreeuwse alfabet op het bord schreef?’
Nalatenschap
Uit Beminde vriend blijkt wel degelijk hoezeer Verpale begaan was met zijn literaire nalatenschap, hoewel die bekommernis pas naar boven komt naar het einde toe van de selectie. In een brief van 4 november 1997 uit hij zijn bezorgdheid over ‘een schikking i.v.m. auteursrechten’, ‘na onzen doodt’. Hij geeft grif toe: ‘Ik ben daar niet érg mee bezig & ben van nature een slordigaard in dit soort zaken, maar de dood van Herman [De Coninck, nvdr] heeft me toch serieus aan het nadenken gezet, ook i.v.m. uitgaven van ‘Nagelaten Werk’ e.d.m.’ Hij neemt zich voor ‘eens echt grote kuis’ te houden in zijn ‘geschriften: dagboeken, links & rechts gepubliceerd (tijdschriften)werk, plus onze correspondentie.’ Die ‘grote kuis’ vindt Verpale zelf ook wat oneerbiedig uitgedrukt, maar hij wil al dat materiaal ‘wel eens echt gaan ordenen, in mappen onderbrengen & hieromtrent schikkingen treffen.’
Aan de andere kant is het weinig waarschijnlijk dat er ooit een Privé-domein komt met een keuze uit Verpales gigantische productie dagboeken. In een brief van 28 februari 1999 immers kant de auteur zich uitdrukkelijk tegen elke publicatie van dergelijk materiaal: ‘Ik verzet me met klem tegen, bijvoorbeeld, (integrale) publicatie van mijn dagboeken, die ik weliswaar jarenlang bijgehouden heb, maar die in literair opzicht volgens mij volstrekt wáárdeloos zijn, alle gezucht en gekreun van M. Ros ten spijt.’ Verpales wens is dat de dagboeken na zijn dood ‘bezit’ worden van Gruwez, net als alle brieven.
Van die laatste maakte hij zonder mankeren kopieën: ‘Brieven. Ik heb in mijn verwoeste leven honderden, duizenden brieven geschreven, van zeer uiteenlopende aard (tot 1995 beschikte ik niet over telefoon). Omdat brieven op een zeker ogenblik (zie boven) een dagboekfunctie hadden, en omdat ik op de fabriek voor 0,5 bfr. de mogelijkheid had mijn éígen brieven, vóór versturen, te kopiëren, bezit ik heelder tweezijde correspondenties: verstuurde en ontvangen brieven (Karen J., Elly B., Ingeborg L., etcetera). (Over Boes heb ik het straks.) De vraag is: primo, of ik dat allemaal nog moet bewaren, en secundo: wat daar na mijn dood moet mee gebeuren. Ik weet het niet. Ik zou zeggen: gooi wèg die rommel. Ik ben zèlf al heel veel aan het vernietigen en de regel is laat ons zeggen zo: van wat ìk in kopie niet bewaard heb, moet later ook nix gepubliceerd worden.’ Verder in de brief wil hij onvoltooide verhalen en gedichten evenmin vrijgeven. Tekeningen zijn er nagenoeg niet meer en op dat moment in zijn leven van mineur belang.
Verpale springt in Beminde vriend van de hak op de tak — ‘mijn als mussen uiteen fladderende gedachten’ —, en doorspekt zijn brieven met litanieën, afrekeningen en kwinkslagen. Ondanks de vele innemende onnozelheden is de grondtoon van deze briefwisseling onafgebroken weemoedig. Mochten er nog twijfels over bestaan, Verpale was geen vrolijke jongen, wel integendeel: ‘Alles is Treurigheid, en dit nog het meest: het absoluut hardnekkig herinnerd worden aan dit alles.’ Hij bezingt de ‘grandioze verlatenheid’ van Wachtebeke en omstreken, kan de ‘afzichtelijke huizen’ niet missen, evenmin als ‘de door de preekstoel platgewalste gezichten’. Nooit was Zelzate zo aantrekkelijk als in Verpales ‘Fabrieksdorp’.  Ondanks de ettelijke, tot vervelens toe herhaalde en uitgesponnen klaagzangen (‘Voorwaar, ik heb het niet gemakkelijk, maar wie wél?), weet Verpale de lezer toch steeds weer voor zich in te nemen, opnieuw en opnieuw: ‘Ach ja, – ik ben weer aardig op weg om van deze brief een kompleet [sic] ongenietbaar en oeverloos arrogant klachtenboek te maken, – vergeef mij.’ De beste manier om deze brieven te lezen is de kubieke kilometers zelfbeklag op je af te laten komen en te genieten van het blinde sarcasme, de giftige ironie, de wilde verbeelding, de nijdige verongelijktheid, de heerlijk copieuze taal: ‘Want waar Grote Dichters syfilis krijgen, en Grote Prozaïsten de vallende ziekte, moet ík het met aambeien doen en depressies, en dát is natuurlijk nix om mee in de Insiekloppebie te komen.’
Verschenen op: Mappalibri, april 2022
Beminde vriend. Brieven aan Luuk Gruwez 1977-2002 van Eriek Verpale, De Arbeiderspers 2022, ISBN 9789029525923, 357 pp.
0 notes
studiereis-2024 · 5 months
Text
1. Immigratiemuseum Ellis Island
Ik heb zes potentiële familieleden gevonden die naar Amerika zijn afgereisd; vier Belgen waaronder een koppel, een Italiaan en een Duitser. De oudste geregistreerde persoon was Louis Longfils, een Duitser van 26 jaar geboren in 1856 die in 1882 aankwam op Ellis Island. 
Tumblr media
De laatste persoon die hier aankwam was een zekere Richard Longfils in 1952; een Belg van 21 jaar.
Tumblr media
Voor mijn moeders achternaam heb ik geen resultaten gevonden. 
In de tijd van Louis was immigratie naar Amerika vanuit Europa vooral door armoede en hongersnoden. Steden waren hier overvol en dodelijke ziekten decimeerden de populatie. Naar schatting zouden er 30 miljoen Europeanen naar Amerika zijn geïmmigreerd in de 19de eeuw. Deze kwamen naar de Verenigde Staten om werk te zoeken in dit land van mogelijkheden en industriële kapitalisme.  Louis zou per stoomboot zijn aangekomen op Ellis Island na een reis van 14 dagen over de Atlantische Oceaan. Richard zou er in de jaren 1950 drie en een halve dag over doen om dezelfde reis af te leggen. Met het vliegtuig hebben we het in zeven uur afgelegd. Ik vind het altijd fascinerend hoe snel transport is veranderd in de vorige eeuw. 
Tumblr media Tumblr media
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht moest niet iedereen door Ellis Island gaan. De eerste en tweede klasse konden zo voor Ellis Island afstappen en heel snel door een douanekantoor gaan indien ze voldoende geld hadden. Wanneer Louis en Richard aankwamen op Ellis Island moesten ze eerst door een inspectie procedure gaan in de Registry Room of ook wel de Great Hall genoemd. Hier werden hun papieren gecontroleerd en werden ze medisch onderzocht door dokters voor duidelijke lichamelijke klachten. Er wordt gezegd dat de dokters deze onderzoeken in zes seconden konden doen en dat ze talrijke medische aandoeningen konden identificeren door enkel naar een persoon te kijken. Nu ik zelf het deel van het museum heb bezocht dat besteed is aan dit medisch onderzoek stel ik me hierbij de vraag of het wel goed uitgevoerd werd. Ik twijfel niet aan de noodzakelijkheid ervan aangezien de ziektes waar ze angstig voor waren rampzalige effecten zouden hebben, maar ik vraag me hierbij af of “zes seconden” wel genoeg was om dit na te gaan. Hoeveel mensen zijn hier mogelijks afgewezen omdat ze een fysiek probleem hadden die niets te maken had met een ziekte? Ook kan ik niet enkel positief kijken naar de mentale tests die werden afgenomen bij mensen die verdacht werden van een mentale beperking. Ik geloof graag dat deze waren de toestroom aan immigranten te beperken die aankwamen en niet om enkel mensen door te laten die geen mentale of fysieke problemen hebben. Ook vandaag de dag wordt er nog gevraagd naar mentale en fysieke stoornissen wanneer men een ESTA aanvraagt. Deze kunnen ook voorkomen dat iemand wordt aanvaard voor immigratie. 
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Toen we naar Ellis Island gingen kon ik mij amper voorstellen wat deze immigranten dachten toen ze langs het vrijheidsbeeld voorbijgingen om hier aan te komen. Na een tijdje op zee te zijn geweest, kan ik mij voorstellen dat het imposant beeld van Lady Liberty een immense opluchting moet zijn geweest voor de miljoenen mensen die hier terechtkwamen. Dit beeld symboliseert volgens mij het feit dat ze een moeilijk deel van immigratie achter de rug hebben.
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Het gebouw zelf dat op Ellis Island staat is heel imposant. Ik kan mij met moeite voorstellen hoe het moest zijn geweest om dit vol te zien nadat een schip aankwam. De chaos die hier moest heersen aangezien er mensen van vele verschillende origine waren die hier samen terechtkwamen.
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
De Great Hall die nu zo leeg is, kon ik mij moeilijk propvol inbeelden met honderden mensen die door deze controles gingen. De foto’s van toen zijn dan ook verbazingwekkend. Ook beseffen dat er ongeveer 6% van de mensen op deze foto’s niet door de controles zijn geraakt geeft mij koude rillingen. Ik stel mij hierbij de vraag wat deze mensen voelden en dachten en hoe hun leven er verder uitzag. Deze vragen heb ik ook bij de mensen die wel door de procedure zijn gekomen. Hebben zij hun American Dream waar kunnen maken, of werden ze tegengehouden door de vele moeilijkheden die hen nog te wachten stonden?
Tumblr media Tumblr media
Het logboek van het schip met 29 vragen over de immigrant dat werd ingevuld voor het vertrek van het schip werd hier ook gebruikt voor de wettelijke inspectie Hierin werd hun ras, fysieke gezondheid bevraagd en hoeveel geld ze bezaten. 
Tumblr media
In het begin van de twintigste eeuw werd een eenvoudige puzzel voorgelegd aan de immigranten met als doel de “zwakzinnigen” niet door te laten en enkel de “betere klasse” door te laten.  Louis en Richard zijn beide door de alfabetiseringstest moeten gaan als deel van de screeningsprocedure. Deze was bedoeld om immigranten die als “ongeschikt” werden beschouwd te identificeren en te verhinderen dat ze binnenkwamen. Dit was een andere manier om de toestroom te beperken. Al deze controles duurde meestal tussen drie tot vijf uren, afhankelijk van de gezondheid van de persoon en zijn papieren. De mensen die aankwamen bleven gemiddeld één dag op Ellis Island indien alles in orde was. De kandidaten die door deze procedure geraakten kregen burgerschap van de Verenigde Staten. Van de 19 miljoen kandidaten die op Ellis Island aankwamen werden er 1,2 miljoen mensen geweigerd (6%).  
Tumblr media
Qua immigratie wetgeving werd het eerst significante stuk hierrond in 1790 getekend. Deze Naturalization Act was het startschot voor naturalisatie processen door toegang te verlenen naar burgerschap aan vrije blanke immigranten en hun kinderen die minstens twee jaar in de Verenigde Staten hadden gewoond. De meeste kandidaten die hiervoor in aanmerking kwamen waren van West-Europa. 
Immigratie steeg in de jaren 1880 maar economische omstandigheden verslechterden wat ervoor zorgde dat het Congres de immigratiewetgeving aanvulde. De Chinese Exclusion Act die alle legale immigratie vanuit China en de ermee verbonden burgerschap verbood was één van de eerste wetten die aangenomen werden om de immigratie te beperken.  The Immigration Act van 3 augustus 1882 behoort ook tot een poging om de immigratie te beperken. Hierin wordt opgenomen dat er een taks van 50 cent per passagier moet geheven worden op elk schip dat niet Amerikaanse burgers transporteerde. De eigenaar van het schip was hier verantwoordelijk voor de betaling van deze taks. Dit vormde ook de eerste poging tot een federaal toezicht op immigratie.  De Foran Act, die in de immigratiewetgeving van 1885 wordt opgenomen, verbood aan elk persoon of bedrijf om ongeschoolde immigranten naar de Verenigde Staten te brengen om onder een contract te komen werken. 
Tumblr media
Ellis Island werd de grootste en meest actieve immigratie station van de Verenigde Staten tussen 1892 en 1924. Naar schatting zouden er in deze periode alleen al 12 miljoen kandidaten tot immigratie verwerkt zijn. Nadat de hierboven genoemde wetgevingen en aanvullende testen werden aangenomen om de immigratie te beperken, werd er een sterke daling in het gebruik van Ellis Island geobserveerd in het begin van de jaren 1920. 
Tumblr media Tumblr media
Na de Eerste Wereldoorlog werden Amerikaanse ambassades over de hele wereld gesticht. Deze namen het papierwerk en de medische testen over wat de inspectie procedure op Ellis Island onnodig maakte.  Vanaf 1924 waren de enige mensen die naar Ellis Island werden gebracht personen die problemen hadden met hun papieren, oorlogsvluchtelingen en ontheemden die bijstand nodig hadden. Hierna diende Ellis Island verschillende doeleinden zoals een detentiecentrum tijdens de Tweede Wereldoorlog voor vijandelijke koopvaardijzeelieden. Eens laatste gevangene, de Noorse zeeman Arne Peterssen, werd vrijgelaten in november 1954 werd Ellis Island officieel gesloten door de Amerikaanse regering. 
Vandaag de dag is immigratie veel veranderd. De voornaamste redenen hiervoor zijn economische en job opportuniteiten, een betere toekomst voor kinderen, betere educatie en meer vrijheid en rechten. Een minderheid van de immigratie wordt gemotiveerd door een hereniging met familie of ontsnappen aan onveilige en gewelddadige omstandigheden.
De immigratie procedures zijn nu ook heel ingewikkeld. Het is vandaag de dag onmogelijk om hier in vijf uur door te gaan. Aanvragen nemen veel tijd in beslag en hebben een prijskaart. Ik heb altijd al gevonden dat dit in tegenspraak is met de wereld waarin we leven waar multiculturaliteit wordt geprezen. Zou het niet omgekeerd moeten zijn? Zouden we niet vandaag de dag in vijf uren toegang moeten, krijgen tot burgerschap van een ander land aangezien we alsmaar worden gedreven tot kijken naar wat er over grenzen heen gebeurt? Dit brengt natuurlijk een vraag naar de houdbaarheid van massamigratie met zich mee. We zien nu in Europa dat dit niet houdbaar is en desastreuze gevolgen met zich meebrengt. De Verenigde Staten kampen ook met illegale migratie vanuit Zuid-Amerika, waar afhankelijk van de partij van de huidige president in meerdere of mindere mate repressief wordt opgetreden. De keerzijde van interculturaliteit is volgens mij deze negatieve gevolgen dat massamigratie met zich meebrengt. Doordat er te veel mensen willen immigreren worden de voorwaarden strikter wat ervoor zorgt dat er veel mensen niet meer aan voldoen. Door hun levensomstandigheden worden ze echter toch gedwongen hiertoe wat ervoor zorgt dat ze in gevaarlijke situaties terechtkomen, en men mensonvriendelijk optreedt om de illegale migratie tegen te gaan. De dag van vandaag worden we ook op mondiaal vlak geconfronteerd met migratie omwille van klimaatsveranderingen. Een relatief nieuw fenomeen dat alsmaar meer aandacht vraagt. 
Migratie is een hot topic in de Verenigde Staten en wordt snel als argument voor een presidentiële campagne gebruikt. Dit volgens mij mede omdat ongeveer 15% van de bevolking immigranten zijn wat hen het land maakt met de grootste populatie aan immigranten. Amerika is natuurlijk een land dat opgebouwd is door migranten als men kijkt naar de rijke koloniale geschiedenis ervan. 
Moderne migratie is dus een heel complexe zaak in onze moderne maatschappij en zal ongetwijfeld veel veranderingen kennen gedurende de volgende decennia. Migratie en maatschappij hangen ongetwijfeld aan elkaar vast, maar ik vraag me af in welke richting dit zal uitgaan met de alarmerende klimaattoestand van onze wereld.
Tumblr media
0 notes
vrijaziatisch · 7 months
Text
"Nederlands-Indië werd in 1924 lid van de FIFA, maar Indonesië pas in 1952
Indonesië komt momenteel uit op de Azië Cup. De voorganger Nederlands-Indië sloot zich honderd jaar geleden aan bij de FIFA."
0 notes
joostjongepier · 9 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Zelfportret ((1623-1630) door Peter Paul Rubens, Zelfportret met bloemenhoed (1883) door James Ensor, Christus en Johannes (ca. 1312) door Meester Heinrich von Konstanz en Koning en koningin (1952-1953) door Henry Moore
Waar?   Tentoonstelling Zeldzaam en Onmisbaar – Topstukken uit Vlaamse collecties in MAS, Antwerpen
Wanneer?   7 januari 2024
Van Peter Paul Rubens zijn vier zelfportretten bewaard gebleven. Het portret op deze tentoonstelling stelt de schilder voor met een zwierige zwarte hoed. Ruim tweeënhalve eeuw later schildert James Ensor zichzelf, net als Rubens tegen een neutrale achtergrond. Vijf jaar later verandert hij een aantal elementen aan het werk. Zo voegt hij een fleurige bloemetjeshoed met pluim toe. Wie de werken van Rubens en Vermeer naast elkaar ziet, moet wel constateren dat Ensor het werk van zijn illustere voorganger als inspiratiebron gebruikte. Maar wat wil hij ermee zeggen? Parodieert hij zijn collega of zet hij zich zelfbewust neer als de Rubens van de negentiende eeuw?
Meester Heinrich von Konstanz vervaardigde in de veertiende eeuw het beeld Christus en Johannes. Toen zes eeuwen later beeldhouwer Henry Moore dit beeld zag, ontroerde dit hem sterk. Het vormde mede inspiratie voor het werk Koning en Koningin. De maker verklaarde dat het hoofd van de man ‘iets dierlijks en iets koninklijks’ heeft. Ook schijnt het werk mede-geïnspireerd te zijn op Egyptische faraobeelden. Daar kan ik me veel bij voorstellen. De gewaden en de positie van de voeten doen beslist denken aan beelden zoals dat van Nahotep en Nofret in het Egyptisch Museum in Caïro of Maya en Merit in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
0 notes
inmyworldblr · 6 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Aan (1952) | dir. Mehboob Khan
6 notes · View notes
havenpoort · 9 months
Text
Vredenhoff, Wagenweg Haarlem
Tumblr media
We blijven nog een keer in Haarlem. Op het kruispunt van de Westelijke Randweg ligt verscholen achter bomen een buitenhuis dat we herkennen door de op pilaren steunende erker die direct aan de weg ligt en het voetpad hinderlijk beperkt.
De ingang van dit huis ligt aan de zuidelijke zijkant van het huis. Het huis werd namelijk gebouwd met vrij zicht op het landelijke gebied, uitkijkend op Heemstede
Benamingen voor het huis zijn: Hout- en Duinzicht (Hout en Duinzicht, Hout en Duynzicht), Vredenhoff of Vreeden Hof.
De geschiedenis van Vredenhof begint rond 1684. In dat jaar kocht de Amsterdammer Louis Trip de buitenplaats die toen nog Hout- en Duin heette. Tot 1699 liet hij hier een nieuw huis bouwen, het huidige buitenhuis.
Na 1699 kreeg het buitenhuis de kenmerkende overstekende erker aan de voormalige Herenweg, de huidige Wagenweg. Louis Trip bouwde een classicistische woning met een rechthoekige plattegrond, twee bouwlagen (begane grond en eerste verdieping) en een U-vormig schilddak. De muren zijn bepleisterd en zo bewerkt dat een natuurstenen gevel wordt gesuggereerd. Opmerkelijk is de bovenmaatse erker die op twee hardstenen Dorische zuilen rust.
De voorgevel van Vredenhof wordt bepaald door de als tempelfront vormgegeven hoofdentree. De vier zuilen met een Ionisch kapiteel, dragen een fries en een tympaan. De zuilschacht is licht gebold, een verwijzing naar de vroegere boomstammen die deze vorm kregen door het bovenliggende gewicht dat op de stammen rustte. Het geheel voldoet aan de classicistische regels uit de zeventiende-eeuwse architectuurtraktaten.
Opvallend is de verdere indeling van de voorgevel. Links van de entree zijn drie openslaande tuindeuren aangebracht, met daarboven een mezzanino met drie vensters. Rechts van de hoofdentree is het geheel precies omgedraaid, waar drie kleinere vensters op de begane grond drie grotere vensters boven zich hebben.
Tumblr media
Een van de vele eigenaren was Louis Trip (1653-1707) uit het Amsterdamse geslacht van wapenhandelaren en VOC bewindvoerders.
Na het overlijden van Louis Trip in 1710 verkochten zijn erfgenamen de buitenplaats aan Johannes Baelde. Baelde was koopman in Oost-Indische goederen. Hij betaalt 2.000 gulden extra voor de loden en hardstenen beelden, borststukken, vazen, potten, piëdestallen en goudleren behangen die in de tuin en het huis aanwezig waren.
Pas vanaf 1750 werd de buitenplaats Hout- en Duin voor het eerst aangeduid met Vredenhof. Het was op dat moment in eigendom van Catharina Gockers (1689-1773) en haar man, de zijdehandelaar Floris Visscher (1688-1763).
In 1838 wordt de Vredenhof aanwezige biljartkamer gesloopt toen het stuk tuin waarin deze biljartkamer was gebouwd werd verkocht aan de eigenaar van Eindenhout, Arnold Willem van Brienen.
Tumblr media
Vredenhof aan de Wagenweg. Collectie Noord-Hollands Archief.
Het terrein van Villa Nijenhove (Wagenweg 250-252) behoorde vroeger bij de buitenplaats Vredenhof.
Tumblr media
In de twintigste eeuw heeft de beeldhouwer Mari Andriessen (Haarlem, 1897 – Haarlem, 1979)  op Vredenhof bewoond. Achter het huis lag zijn atelier. Vredenhof biedt nog steeds een inspirerende plek voor wandelaars en fietsers. Samen met de omliggende buitenplaatsen is dit een bijzondere stukje Haarlem.
Na de Tweede Wereldoorlog werd Andriessen de meest gevraagde kunstenaar voor oorlogs- en verzetsmonumenten. De Dokwerker in Amsterdam is hiervan zonder twijfel het meest bekende voorbeeld.
Tumblr media
Kenmerkend voor zijn werk zijn de krachtige compositie, de heldere opbouw in volumen en de vereenvoudiging van het detail. De nadruk ligt op de grote vorm. De boodschap, vaak dramatisch ingetogen, is voor iedereen duidelijk.
Andriessen is altijd trouw gebleven aan de figuratieve abstractie in de lijn van Bronner. 
De Dokwerker (1950-1952)
24-12-2023
0 notes
superblysupercolor · 8 months
Text
Tumblr media
Gie Devos(°1952) Keuze uit eigen werk 'Wevelgem' Kloosterstraat aan de Leie, penselen ,rietpen en bister op bewerkt papier naar notitie in Tekeningendagboek, januari 2024...
1 note · View note
rotterdamvanalles · 1 month
Text
De Sint Laurenskerk met op de voorgrond het Luchtspoor, 1956.
De Grote of Sint Laurenskerk, vaak kortweg Laurenskerk genoemd, is een gotisch kerkgebouw in Rotterdam. De huidige kerk is een kruising tussen een hallenkerk en een kruisbasiliek. In de kerk is in een van de tentoonstellingskapellen nog een knopkapiteel aanwezig van haar voorganger, een tweebeukige hallenkerk zonder koor en toren. De kerk is gewijd aan Laurentius van Rome, de patroon van Rotterdam.
Tijdens het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 werd ook de Laurenskerk zwaar beschadigd. Door de brandende omgeving vatte de toren, die in de houten steigers stond, vlam, en vervolgens sloeg de brand over naar de kerk, die op de buitenmuren na geheel afbrandde. In 1952 legde koningin Juliana de eerste steen voor de restauratie, die pas in 1968 werd voltooid.
De foto is gemaakt door de Fototechnische Dienst Rotterdam en komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van WIkipedia.
Tumblr media
1 note · View note
jasvegh · 9 months
Text
Mijn familie
In juli dit jaar verscheen mijn boek “Van origine Hongaars. Een familiekroniek”.
Mijn ouders
Ik ben van Hongaarse afkomst. Mijn ouders zijn geboren en getogen in Hongarije. Mijn vader studeerde theologie aan de theologische faculteit van de Gereformeerde Kerk in Boedapest. Via een van zijn hoogleraren kreeg hij een studiebeurs om voor twee of drie jaar te studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij vertrok uit Hongarije in 1948. Hongarije was toen bezet door de Russen. Onder invloed van hen trok de Communistische Partij steeds meer macht naar zich toe.  Stukje bij beetje veranderde het land in een communistische staat. In 1949 werd dan ook de volksrepubliek uitgeroepen. Mijn vader zag dit met vreze en beven aan. Hij besloot voorlopig dan maar niet terug te keren en de situatie af te wachten. Hij werd predikant in een gemeente in Friesland.
Mijn moeder kwam in 1950 naar Nederland. Zij is half Hongaars, half Nederlands. Haar moeder was Nederlands. Ze was getrouwd met een Hongaars predikant. In 1950 was de grootvader van mijn moeder Nederlands ambassadeur in Israël. Mijn grootouders wilden niet dat mijn moeder opgroeide onder een communistisch bewind. Ze stuurden haar naar Israël. Hoe het mijn moeder gelukt is om een paspoort te krijgen om het land uit te reizen, weet ik niet. Dit is een van de vele raadsels die onze familie omgeven. Na een jaar in Israël gewoond te hebben, ging ze naar Nederland, alwaar ze theologie ging studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Daar ontmoette ze mijn vader en in 1952 trouwden ze.
Ik denk dat mijn ouders definitief niet besloten terug te gaan naar Hongarije na de mislukte opstand van 1956. Ze vroegen het Nederlandse staatsburgerschap aan en in 1960 naturaliseerden we, terwijl we nota bene in België woonden.
Mijn ouders durfden niet naar Hongarije te gaan voor familiebezoek of vakantie. Ik denk dat ze bang waren dat ze opgepakt zouden worden, omdat ze illegaal waren weggebleven. Maar Hongarije heeft hen nooit losgelaten. Ze bleven zich voor het land interesseren. Een feit is wel dat de Hongaarse geheime dienst zich ook voor hen interesseerde. Deze stuurde geheim agenten op hen af om er achter te komen of ze ook activiteiten ontplooiden die de Hongaarse staat ondermijnden. Deze agenten waren predikanten die samenwerkten met het regiem.
Verzameling materiaal
Vanaf 1969 begon mijn vader met het verzamelen van materiaal over een verre voorvader: Mihály Végh van Kecskemét. Deze leefde rond 1562. Er is weinig van hem bekend.
Toen mijn oma in 1970 plotseling overleed, trokken mijn ouders de stoute schoenen aan en ze vroegen een visum aan voor Hongarije om de begrafenis van mijn oma mee te maken. Ik ging met hen mee. Het zou mijn eerste bezoek aan Hongarije worden. Ik was toen zeventien jaar. Met vreze en beven gingen we erheen. Mijn vader bezocht toen voor het eerst sinds tweeëntwintig jaar zijn geboortestad Kecskemét. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om in het archief rond te snuffelen en informatie te zoeken over onze verre voorvader. Toen we weer in Nederland waren vroeg hij een tante om ook informatie te verzamelen en dat naar hem op ter sturen. De geschiedenis van Mihály Végh is interessant. Hij studeerde aan de universiteit van Krakau en leerde daar de leer van Luther kennen. Hij nam die mee naar zijn geboortestad en voerde daar het lutheranisme in. Later ging hij over op het calvinisme. Hoe kon hij dat doen? Hij was burgemeester en had grote invloed. Toen de Turkse legers naderden, sloot hij een verbond met de Rooms-katholieken. Gezamenlijk zouden ze de stenen kerk gebruiken. Mihály Végh was een oecumenicus avant la lettre. Hij was ook een dichter. Hij herdichtte psalm 55. Het werd als gezang werd opgenomen in het gezangboek van de Gereformeerde Kerk. Het is het oudste Hongaarse literaire document. Vanwege zijn verdienste in de strijd tegen de Turken werd Mihály Végh door keizer Maximiliaan II in de adelstand verheven. De adelbrief bevindt zich in het gemeentelijk archief van Kecskemét.
Mijn vader heeft veel materiaal over hem verzameld, maar er verder niets mee gedaan. Hij heeft niets opgeschreven. In 2016 overleed hij en toen ik in 2019 uit Curaçao terugkwam kreeg ik van mijn broer en zussen een doos. Toen ik erin keek zag ik al het materiaal dat mijn vader verzameld had. Hij had al eens tegen het eind van zijn leven tegen mij gezegd: “Hans, dat is allemaal voor jou. Jij moet het opschrijven”. Waarom hij het zelf niet gedaan heeft, weet ik niet. Misschien had hij het te druk met zijn  werk. Mijn broer en zussen zeiden tegen mij, toen ze mij de doos overhandigden: “Doe ermee wat je wil”. Toen rijpte bij mij het idee om een familiekroniek te schrijven. Een motief was ook dat ik de Hongaarse bronnen kon lezen en mijn broer en zussen, mijn kinderen en kleinkinderen niet. Ik dacht: Het zou jammer zijn als al deze kennis over ons verleden verloren zou gaan. Laat ik het allemaal op schrift stellen. Dat heb ik ook gedaan. Maar ik beschreef niet alleen de familiegeschiedenis, maar ook de geschiedenis van het Hongaarse volk, om ermee aan te geven wie we eigenlijk zijn en waar we eigenlijk vandaan komen. Nu zijn er rond de oorsprong van het Hongaarse volk veel raadsels. Aanvankelijk vormden ze een oervolk, samen met de Finnen en de Esten en nog wat andere volken, die nu nog in Rusland leven. Het oervolk leefde aanvankelijk in Noord-Rusland en zakte af via de Oeral naar het Zuiden. Het ging richting Mongolië. Ze hielden paarden en vee op de steppen. Langzamerhand ging het volk Westwaarts. Intussen waren de Finnen en de Esten al afgescheiden. Eind negende eeuw kwam het Hongaarse volk aan in het Karpatenbekken. In een  jaar of tien namen ze dit in bezit. Dat is nu zo’n elfhonderd jaar geleden. De Hongaren zijn dus een vreemde eend in de bijt van Europa. Ze worden omringd door Slaven en Roemenen en vormen een eiland van taal en cultuur.
Ik heb me altijd voor hun geschiedenis geïnteresseerd. Wij zijn als kinderen niet Hongaarstalig opgevoed. Onze ouders waren bang dat we anders niet zouden integreren in de Nederlandse samenleving. Pas toen ik voor het eerst naar Hongarije ging, op mijn zeventiende, ben ik Hongaars gaan leren. Het is een moeilijke taal en ik heb het (ik ben nu zeventig) nog niet helemaal onder de knie, al gaat het steeds beter.
Mijn grootouders
In mijn boek beschrijf ik ook de Hongaarse geschiedenis van eind negentiende tot eind twintigste eeuw, als achtergrondinformatie over de tijd dat mijn ouders den grootouders in Hongarije woonden. Van mijn grootouders van vaderskant weet ik weinig. Wel heb ik enkele doopbewijzen gevonden en verder is er wat mondelinge informatie van de kant van mijn vader. Hij vertelde dat zijn vader lid was van de lijfwacht van de keizer en dat hij later in de eerste wereldoorlog moest vechten tegen de Russen. Hij werd gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenkamp in Siberië. Via het Oortlogsarchief in Wenen kwam ik er achter dat hij geïnterneerd was in Tomsk. Maar hij wist te ontvluchten en liep via de Kaukasus terug naar Hongarije. Jaren na de oorlog kwam hij er aan. Hij trouwde er met mijn oma en uit dat huwelijk is mijn vader geboren.
De vader van mijn moeder kwam uit een dorp in  Midden-Hongarije en werd predikant. Hij was anticommunistisch en kreeg moeilijkheden met het regiem. Tijdens de opstand van 1956 zat hij in het revolutionair comité van het dorp. Toen de opstand was neergeslagen, was hij bang gearresteerd te worden. Waarom dat niet is gebeurd, blijft een raadsel, want vele van zijn collega’s zijn wel gearresteerd.
Dat mijn grootouders moeilijkheden hadden met het regiem bleek uit correspondentie die ze voerden met mijn ouders in Nederland. Mijn oma gaf de brieven af bij de Nederlandse ambassade in Boedapest die zie via de diplomatieke post naar mijn ouders stuurden. Die brieven vond ik bij de nalatenschap van mijn ouders. Omdat mijn grootouders dachten dat de Hongaarse geheime dienst de brieven toch niet zou lezen, schreven ze openlijk over de toestand in Hongarije tijdens het communistische regiem. We lezen van hun angsten en vrezen, van  hun  hoop de kinderen en de familie ooit nog te zien, van hun verwachting in de gevangenis te belanden. Uiteindelijk werd de grond te heet onder hun voeten en vroegen ze een uitreisvisum aan. Veel oudere collega’s van mijn  opa hadden die al gekregen. Kennelijk was de Hongaarse regering de predikanten liever kwijt dan rijk. Zo kwamen ze in 1957 in Nederland aan. Hier heeft mijn opa nog jaren gewerkt onder de Hongaarse vluchtelingen. Na hun komst in Nederland gaven ze enkele lezingen over hun ervaringen en bevindingen in Hongarije. Die lezingen vond ik ook in de nalatenschap en heb ik opgenomen in het boek. Ze geven een sfeerbeeld van Hongarije tijden het communistische bewind.
Eigen indrukken
In het boek beschrijf ik ook mijn eigen indrukken van Hongarije, tijdens het communistisch bewind en daarna. We bezochten vaak familie en vrienden. De contacten zijn altijd warm gebleven, tot op heden.
Tenslotte schrijf ik ook over mezelf, over het zoeken naar mijn identiteit: ben ik nu een Nederlander of een Hongaar? Mijn conclusie is: Hongarije is mijn oude vaderland, Nederland het nieuwe.
Naast mondelinge overlevering, brieven en rapporten maak ik gebruik van secundaire literatuur om het onderwerp voor het voetlicht te brengen.
Ik hoop dat mijn kinderen en kleinkinderen het boek met belangstelling zullen lezen. Het gaat over onze roots. Maar ook een ieder die geïnteresseerd is in Hongarije zal wellicht iets van zijn of haar gading kunnen vinden.
Het boek is uitgekomen bij uitgeverij Boekscout in Soest.
0 notes
twafordizzy · 5 months
Text
Verbogt: 'Nijmegen is zachtmoedigheid'
Nijmegen de zachtmoedige; bron beeld: reisroutes.be Het boekje heet: Vlammen boven de rivier (Nijmegen viert Nijmegen) en is geschreven door Thomas Verbogt (1952), geboren en opgegroeid in Nijmegen. Verbogt werd gevraagd aandacht te besteden aan het 50-jarig jubileum van de Vierdaagse in zijn geboortestad. En daar waren ze bij Verbogt aan het juiste adres. Met de (Vierdaagse)feesten in Nijmegen…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes