Tumgik
#ontheemd
twafordizzy · 2 months
Text
Kira Wuck Dicht op Finse meisjes
bron beeld: vpro.nl Finse meisjes zeggen zelden gedag Finse meisjes zeggen zelden gedag / maar zijn niet verlegen of arrogant / je hebt alleen een beitel nodig om dichtbij te komen / ze bestellen bier voor zichzelf / reizen de hele wereld af / terwijl hun mannen thuis wachten / als ze boos zijn sturen ze je een rotte zalm Overwinteren doen ze op een bank onder de sneeuw / als het lente wordt…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
ikmichiel · 11 months
Text
Tik tik tik
- Juni 2023
Drie dagen geleden was het alweer vijftien jaar geleden dat hij zich oud begon te voelen. Als een mokerslag werd meneer geconfronteerd met tijd die geruisloos met hem mee gestapt had, toch onderweg nooit eens de moeite genomen had meneer alert te maken op het verstrijken daarvan. De datum had in een ander leven als een riedeltje geklonken, en bevond zich nu in de nevelen der kleine geschiedenissen die ieder van ons beleefde.
Een ander leven, een vorig leven. Eén van de ontelbaar vorige levens die meneer toen en dan definieerden. Bij een slang was dat veel duidelijker: new skin, new me. Niet zo bij de ontheemde haarloze aap in de digitale era.
Pas vijf lange jaren later zou meneer aan deze blog beginnen. Therapeutische bijwerkingen mooi meegenomen. Ook toen bevond hij zich in een ander leven als dat van vijf jaar eerder en tien jaar later. Het moest gezegd: meneer was niet jong meer. Al even niet. Hij kon ondertussen terugkijken op decennia. Shit.
Toch waren er ook zaken die nooit leken te veranderen. Enkele constanten die meneers leven vorm en structuur gaven. Ha, structuur, de heilige koe in het leven. Zonder ging niet. Zonder hoefde (het) niet.
Zo was ook dit tienjarig vodje al aan maar liefst zes bureaus geschreven. Zes bureaus, zei ter, Zes he! Zo ging dat in het leven. Wat belangrijker was - zie structuur - was dat het bed tenminste altijd identiek bleef. In al die tijd waren er bakens die als vuurtorens boven woeste golven uittorenden.
Ach, misschien was het dan allemaal toch niet zo slecht. Integendeel, zelfs. Zolang de tijd naast hem liep, gebeurde het leven gewoon. Of buitengewoon. Meneer telde zijn zegeningen en keerde terug naar zijn dag.
8 notes · View notes
devosopmaandag · 7 months
Text
Gelokt in het symbolische deel van het bestaan
Eerst was er hoe dan ook de man van vlees en bloed, die echt heeft bestaan. Lange tijd was hij voor mij slechts die mooie man van dat wonderbaarlijke tv-optreden, dertig jaar geleden. Toen volgde in 2019 een documentaire die zijn contouren weer helderder maakte. Ik schreef een vos over hem. Vervolgens begon ik aan de onlangs verschenen biografie* van de man. De laatste paar hoofdstukken gaan over een roman die de man aan het eind van zijn leven had geschreven over een personage dat wel erg op hemzelf leek. Ergens in dat spiegelpaleis moest ik hem toch echt tegenkomen. Die man was Anil Ramdas.** Nadat ik gisterochtend de door Karin Amatmoekrim uitstekend geschreven biografie uitlas, kon ik niet anders dan vaststellen dat Anil Ramdas een briljante man was en een tragisch mens. Mijn hart reikt uit naar wie hij eens was.
Beginnen aan een biografie en weten dat de hoofdpersoon zelfmoord zal plegen, kleurt het lezen. De hoogtepunten stralen er des te meer door, de bewondering groeit juist voor zijn volhardende trouw aan zichzelf en aan zijn geloof in de Westerse beschaving. Dat geloof zou in de jaren '90 en '10 aan het wankelen gebracht worden door drank en ontheemding en door het veranderde politieke en maatschappelijke klimaat van Nederland. Langzaam maar zeker voel je het noodlot naderbij kruipen.
Het was zijn overtuiging dat het de taak van de intellectueel was om zijn of haar eigen tijd en wereld voortdurend recht in de ogen te kijken. Wat daar te zien was diende tot op het bot bevraagd en onderzocht te worden. Hij ging nog verder: “alleen degene die zichzelf verloochent kan ooit een intellectueel zijn.”, schrijft hij, een overtuiging die langzaam veranderde van een diep beleden 'geloof' in een bittere kruistocht. Hij maakte zichzelf steeds onmogelijker, door zijn verslaving, door ijdelheid en arrogantie, door zijn ijzeren overtuigingen, door de vaak opgedrongen allochtonenrol. Die grote en ambitieuze roman uit 2011*** over dat personage dat hijzelf was en ook weer niet, die roman zou alles moeten schoon blazen wat troebel was geworden in zijn leven. De wereld zou gaan begrijpen waar het hem altijd om te doen was geweest. Maar de kritieken waren niet mals en de wreedheid van het literaire en intellectuele wereldje maakte hem kleiner en kleiner, tot hij besloot dat het genoeg was geweest. Naast het bad waarin hij zichzelf verdronk lag een novelle van Philip Roth. ' De vernedering' gaat over een toneelspeler die van het ene op het andere moment zijn talent verloor. Het gaf Amatmoekrim een beeld in handen voor een zorgvuldig en gevoelvol nawoord.
De biografie las ik uit, maar nu begin ik dan eindelijk aan Ramdas' eigen woorden: 'De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea'.**** De titel heeft nog alles in zich van een stralend leven dat wacht. In de inleiding schrijft hij dat hij op een dag als kleine jongen voor het eerst in zijn eentje een boek leest. “Deze eerste inwijding in de vertelkunst was zo indringend dat ik nooit meer af zou komen van de verslaving die lezen heet. Ik was gelokt in het symbolische deel van het bestaan, ik was een mens geworden....”
*'In wat voor land leef ik eigenlijk. Anil Ramdas – onmogelijk kosmopoliet'| Karin Amatmoekrim | 2023 | Uitgeverij Prometheus
** Anil Ramdas (1958 – 2012)
*** 'Badal' | Anil Ramdas | 2011 | uitgeverij De Bezige Bij
**** 'De papegaai, de stier en de klimmende bougainvillea' | Anil Ramdas | 2017 | uitgeverij De Bezige Bij
4 notes · View notes
adrieanus · 1 month
Text
0 notes
keynewssuriname · 2 months
Text
 Meer dan 53.000 mensen ontvluchten door geweld geteisterde hoofdstad Haïti
Tumblr media
In een periode van drie weken zijn vorige maand meer dan 53.000 mensen gevlucht uit de hoofdstad van Haïti. Volgens schattingen van de Verenigde Naties(VN) hebben tienduizenden mensen het grootstedelijk gebied van Port-au-Prince verlaten tussen 8 en 27 maart. Veel van de ontheemden reizen naar het zuidelijke schiereiland van het land, dat nog steeds herstellende is van een verwoestende aardbeving in 2021. Bijna zeven op de tien mensen die in maart de hoofdstad verlieten, waren al ontheemd door bendegeweld, meldt de VN. Slechts 4 procent van de ontheemden overweegt emigratie, voornamelijk naar de Dominicaanse Republiek op het eiland Hispaniola, het buurland van Haïti. Echter, de Dominicaanse Republiek heeft de grensbewaking versterkt en wil geen vluchtelingenkampen op zijn grondgebied. Toenemend geweld en mensenrechtenschendingen De situatie in Haïti heeft geleid tot ernstige mensenrechtenschendingen. VN-mensenrechtenchef Turk heeft benadrukt dat deze schendingen op een ongekende schaal plaatsvinden, "ongekend in de moderne Haïtiaanse geschiedenis", met meldingen van moorden, ontvoeringen en seksueel geweld. Volgens de VN hebben bendegeweld in Haïti dit jaar al meer dan 1500 levens geëist en raakten meer dan 800 mensen gewond. De bendes hebben al geruime tijd delen van het eiland in handen, maar het geweld escaleerde eind februari toen verschillende bendes hun krachten bundelden en onder meer gevangenissen bestormden. Momenteel is naar schatting 80 procent van Port-au-Prince in handen van de bendes, met bendeleider Jimmy Cherizier, bekend als Barbecue, aan het hoofd. De bendes zijn actief bezig met het veroveren van delen van de hoofdstad die nog niet onder hun controle zijn en hebben feitelijk de regering de oorlog verklaard. Premier Henry, die onlangs zijn ontslag aankondigde, zal aftreden zodra een nieuwe tijdelijke premier is benoemd door een overgangsraad. Bendeleider Barbecue heeft aangegeven bereid te zijn tot onderhandelingen over de politieke toekomst van het land in ruil voor een wapenstilstand, zoals hij verklaarde in een interview met Sky News. Read the full article
0 notes
kikotapasando · 3 months
Text
Debat over ontheemde Oekraïners
27 februari 2024 Er verblijven momenteel zo’n 73.000 ontheemden uit Oekraïne in Nederland. De gemeenten zorgen voor opvang en verzorging. Nu de ontheemden langer blijven dan eerder verwacht, debatteert de Tweede Kamer op woensdag 28 februari over verlenging van de opvangregeling. U kunt het debat vanaf 14.00 uur live volgen. Op zaterdag 24 februari was het twee jaar geleden dat de Russische inval…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
jurjenkvanderhoek · 6 months
Text
KUNSTENAAR KLEURT EEN ZWARTE BLADZIJDE VAN DE VADERLANDSE GESCHIEDENIS
Tumblr media
Keti Koti een gezicht geven. Letterlijk. Dat is de taak die kunstenaar Maartje Jaquet zichzelf heeft opgelegd. Met het boek ALA SMA TORI geeft zij daar vorm aan. Het boek is vooral een herschrijven van de geschiedenis. Want het slavernijverleden van het Koninkrijk der Nederlanden is een periode die doelbewust is vergeten. Weggestreept uit het collectieve geheugen. Deze zwarte bladzijde is uit de geschiedenisboeken gescheurd. Wel werd de kinderen op school onderwezen hoe best Nederland was, hoe tolerant en vooral christelijk. Maar niet dat dit zelfde Nederland, handelsgezind als het is, de aanzet heeft gegeven tot het doelbewust verschepen van talloze tot slaaf gemaakte mensen. Nergens in de vaderlandse geschiedenis is dat terug te vinden, althans tot voor kort. Maartje Jaquet probeert met haar boek dit gat te vullen, de zwarte bladzijde in te kleuren.
Keti Koti is Sranan Tongo, de Surinaamse taal, voor ‘de ketens zijn gebroken’. De ketenen waarmee de tot slaaf gemaakte mensen letterlijk aan hun eigenaren en elkaar vast zaten zijn doorgeknipt. De slavernij is onder druk door Nederland 160 jaar afgeschaft in Suriname en op de Caribische eilanden. De officiële datum dat dit plaats had is 1 juli 1863, maar nog tien jaar langer was er onder Staatstoezicht onbetaalde dwangarbeid. Dit jaar 2023 is daarom uitgeroepen tot Herdenkingsjaar Slavernijverleden. Maar al langer vieren de Surinamers en de mensen van de Caribische eilanden de Dag der Vrijheden.
Tumblr media
logo Gertie Jaquet
Drie jaar geleden is Maartje Jaquet begonnen met het verbeelden van Keti Koti. Eerst op 1 juli 2020 tekende en schilderde zij portretten van voorbijgangers en feestvierders. Op de plek ging ze en plein air de mensen met pen en papier tekenen, nadat ze deze eerst om toestemming had gevraagd. Later maakte ze foto’s en werkte deze naderhand thuis uit in een schilderij. Op die manier heeft ze een groot aantal personen vereeuwigd. Deze portretten staan alle in het boek ALA SMA TORI, dat zoveel betekent als ‘verhalen van een ieder’. Want naast de portretten vertellen de afgebeelde figuren hun persoonlijke verhaal. In een gesprek met de kunstenaar laten zij openhartig weten wat Keti Koti voor hen betekent. Welke druk het slavernijverleden op de familie legt. Dat dit verleden nog na echoot in hun eigen dagelijks leven. En waarom ze de 1e juli jaarlijks als herdenkingsdag in Nederland willen zien, met een gelijke status als 4 en 5 mei.
Tumblr media
De mensen in de verbeelde Keti Koti zijn alle onbekende figuren voor de meeste van de lezers van de uitgave, voor mij dus. Maar door de verhalen die ieder van hen in het boek heeft laten afdrukken krijgen zij een gezicht, letterlijk en figuurlijk. Het zijn overwegend emotionele verhalen, want dit stuk door ons vergeten historie is nog voortdurend levend bij hen. Jaquet beeldt hen in meerdere opzichten sprekend af. Ze weet met pen en waterverf de ziel van de mensen te treffen. Het is een groep mensen die breed lachend het leven inzien. Ondanks het trieste verleden dat hen nog altijd tekent. De families zijn feitelijk ontworteld. Die eeuwenoude roots liggen nog daar in het land van herkomst. Wreed werden de mensen ontheemd en weggevoerd naar onbekende streken. Verhandeld als beesten om voor een hongerloon zwaar werk te doen. Het staat niet met naam en toenaam in de geschiedenisboeken, maar toch is dat zo langzamerhand wel bekende informatie.
Tumblr media
Het is een pijnlijke geschiedenis die Maartje Jaquet voor het voetlicht brengt. Op haar manier geeft ze hier aandacht aan, met haar kunst en door de verhalen uit de eerste hand. “Verhalen spelen een belangrijke rol in de overdracht van dat deel van de geschiedenis dat bij mij op school niet werd behandeld. (…) En, hoe confronterend en verdrietig de waarheid ook is, we moeten deze in de ogen kijken. Alleen dan kunnen we samen helen, en kunnen we samen verder.” In het boek kijkt de waarheid mij hoopvol aan. Wordt de waarheid luchthartig aan mij uit de doeken gedaan. Er spreekt optimisme uit de woorden en de beelden, kracht en doorzettingsvermogen. Een volharden om vrij te zijn. Het verbindt deze mensen, omdat ze een gezamenlijk verleden hebben. Zij zijn er omdat hun voorouders hebben overleefd.
Jaquet hoopt met dit boek een steen bij te dragen aan een open en gezamenlijke toekomst, Nederlanders en medelanders. Omdat, zo schrijft ze “wanneer we meer over elkaar weten, we naar elkaar luisteren, we elkaar beter kunnen begrijpen”. Om dit te realiseren heeft ze van ALA SMA TORI niet alleen een kijk- en leesboek gemaakt, maar dit ook zo opgesteld dat het als lesmateriaal op de basisschool in de bovenbouw en in het middelbaar onderwijs gebruikt kan worden. Daarnaast kan ermee gewerkt worden in buurthuizen en bij ouderenverenigingen. Het is breed inzetbaar om gesprekken en uitwisselingen tussen groepen aan te gaan. Een boek voor tieners, jongeren en volwassenen om erkenning en begrip voor de gevoelens die er leven te kweken.
Tumblr media
De gekleurde bevolking in Amsterdam Zuidoost is in het boek aan het woord gelaten. Maar de kunstenaar vertelt ook ruimschoots over zichzelf en haar ervaring. Want, naast dat er een legio verhalen van anderen over Keti Koti gaan, is het toch zeker ook haar eigen beleving van en met het verleden, het heden en de toekomst van deze bevolkingsgroep. Het project is begonnen met de enkele portretten die ze drie jaar geleden maakte. In de jaren daarna heeft ze daar vele aan toegevoegd zoals hiervoor beschreven. En is Jaquet in gesprek gegaan met de mensen om meer achtergrond te krijgen. Daarnaast heeft ze van ieder van hen een uitspraak los gekregen, een soort van lijfspreuk, en deze op een lap stof geschreven.
Tumblr media
Voor de inkt van het schrift gebruikte zij een grondstof die een persoonlijk belang en lading heeft, zoals tabak, koffie, paarse bramen en lijsterbessen, kurkuma, chocolade, sambal en tomatenpuree. Het maakproces van deze diverse brouwsels staat tevens afgebeeld in het boek. Verder maakte ze van de feestelijke herdenkingen veel foto’s en liet ze de geportretteerden oude en nieuwe foto’s uit de eigen familie inleveren. Al dit fotomateriaal naast de schilderijen en tekstdoeken maakt van de uitgave een kleurig geheel. Even kleurig als dat haar modellen in het leven staan. ALA SMA TORI, Keti Koti verbeeld, is een bijzonder project dat de zwarte bladzijde van de Nederlandse geschiedenis ruimschoots belicht. De nazaten van de tot slaaf gemaakte mensen in het stadsdeel Zuidoost worden ermee in het zonnetje gezet. Het is niet alleen een boek om de herdenking van de afschaffing van de slavernij levend te maken, maar ook een leerboek om het gat in de geschiedenis te vullen. Mede door dit boek kan niet meer hiervan worden weg gekeken. En door de excuses die zijn gemaakt is het onderdeel geworden van onze historie. Maartje Jaquet legt een kleurige steen in de Gran Rio en één in de Nederrijn, zodat het water daar nu andere lopen nemen dan deze voorheen deden.
ALA SMA TORI, Keti Koti Verbeeld. Door Maartje Jaquet. LM Publishers, 2023.
0 notes
commetombeunarbre · 8 months
Text
Psychopolitieke herprogrammering is het middel bij het uitstek geworden voor de re-integratie van individuen die zich ontheemd voelen in de werelde van productie(want die vormt de achtergrond waartegen het bestaan zich afspeelt).
0 notes
regioonlineofficial · 8 months
Text
Maasbommel - De voortdurende oorlog in Oekraïne zorgt voor een aanhoudende instroom van ontheemden uit Oekraïne naar Nederland. De verwachting is dat dit op korte termijn niet verandert. De Rijksoverheid heeft opnieuw gevraagd om extra opvangmogelijkheden binnen onze  gemeente te realiseren. In Maasbommel wordt het pand aan de Raadhuisdijk 18 in gereedheid gebracht zodat er plek is voor de noodopvang van Oekraïense gezinnen. Noodopvang in Maasbommel Voor de vluchtelingen uit Oekraïne zonder sociaal netwerk regelen de gemeenten opvang. Wij zijn benaderd door de eigenaar van het pand aan de Raadhuisdijk 18. We zijn met elkaar in gesprek gegaan. De eigenaar verzorgt nu al de opvang van ontheemde Oekraïners in Altforst.  En hij verzorgt de catering van ’t Veerhuis in Wamel. Er is in het pand aan de Raadhuisdijk plek voor ongeveer 30 vluchtelingen. Aanpassen pand Eerst moet het pand aangepast worden om het geschikt te maken voor de noodopvang. Medio december verwachten we de eerste vluchtelingen. In totaal is er plek voor ongeveer 30 vluchtelingen. Het is nog niet bekend wanneer alle beschikbare plekken bewoond zijn. Hoelang de Oekraïners er blijven wonen kunnen we nu niet voorspellen. Oekraïners onderdeel van onze samenleving Burgemeester Vincent van Neerbos: “De oorlog in de Oekraine blijft voortduren. En er zijn nog steeds veel mensen op de vlucht. We hebben twee gemeentelijke opvanglocaties In Altforst en Wamel. Daarnaast zijn er veel vluchtelingen opgenomen bij particulieren. De Oekraïners zijn onderdeel van onze samenleving. Het is belangrijk goed te communiceren en het gesprek aan te gaan. De inwoners van Maasbommel hebben een brief van mij ontvangen. Voor hen is volgende week een bijeenkomst. Ook daarna blijven we in gesprek. Misschien willen inwoners hulp aanbieden, in welke vorm dan ook. Of hebben zij vragen of zorgen.” Meer informatie De gemeente staat klaar voor inwoners die vragen of zorgen hebben. Op de website van de gemeente staat mogelijk al het antwoord op een vraag. Daar heeft de gemeente een speciale pagina voor: www.westmaasenwaal.nl/steun-oekraine. Mailen mag natuurlijk ook. Dit kan naar [email protected]. Een medewerker van de gemeente neemt dan contact op.
0 notes
kinetize · 9 months
Link
Archiefbeeld: leden van HTS. Idlib is deels in handen van de rebellen en Rusland heeft de aanvallen er opgevoerd. — © AFP Bij Russische bombardementen op een voormalig pompstation dat bezet wordt door ontheemde mensen in het noordwesten van Syrië, zijn dinsdagavond minstens...
0 notes
twafordizzy · 6 months
Text
Louise O. Fresco toont een glimp van een immigratie-leven
bron beeld: wur.nl Actueler dan ooit: immigratie. Het was het belangrijkste thema tijdens de verkiezingen voor de Tweede Kamer j.l. We, u en ik, hebben moeite ons te verplaatsen in het leven van de Ander, in casu de immigrant. Daarnaast valt het ons zwaar te delen met die Ander. Er is geen plek meer naast ons volgroeide Ego, gevoed door materie en eigen belang. Bij de immigrant staan hoop en…
Tumblr media
View On WordPress
0 notes
pmawagemakers · 9 months
Text
Lieve mensen,
Mijn gedachten gaan naar de ontheemde mens.
De mens op zoek.
Een beeld van deze tijd.
De zon schijnt. Vrede,
Nell
0 notes
kladblok · 11 months
Text
De Schrijverskamer (roman, fragment eerste hoofdstuk)
Madrid, 17 mei 1977
Anarchist of pacifist, ik had er nooit aan getwijfeld dat Luigi de leugenaar en moordenaar was, waar Pablo mij voor gewaarschuwd had. Ik zette me dan ook, toen de persofficier in het veldhospitaal mij aanwees om zijn verhaal aan te horen, met tegenzin aan zijn bed. Was mijn desinteresse voelbaar? Was dat de reden dat Luigi draaide en draalde met zijn antwoorden, zijn blik van mij afgewend, liet hij daarom alleen maar irrelevante stukjes van zijn leven los?
Pas achteraf begreep ik dat hij me de maat genomen had; mijn vragen proevend wilde hij zien, in zijn laatste uren, of hij mij, een Nederlandse correspondent in de Spaanse Burgeroorlog, een vriend van Pablo bovendien, vertrouwen kon met zijn verhaal. Op welke gronden hij mij geschikt bevond, zal ik wel nooit weten.
Eindelijk leek hij in slaap te vallen, maar toen ik opstond voelde ik een hand op mijn arm; een lamme grip, maar zwaar. Uit zijn ransel moest ik een notitieboek halen; hij liet mij beloven dat ik het niemand zou tonen, dat ik het uit Spanje zou smokkelen, en dat ik het dan pas zou lezen. Ik zou alles begrijpen, en daarna mocht ik ermee doen wat ik wilde.
Luigi sliep in, naar ik later hoorde voorgoed. Ik stond op, stopte het boek tussen mijn eigen aantekenschriften en ging verder met mijn werk; de ontmoeting was er één tussen velen. Ik stumperde door, de milicianos achterna.
Het was mijn debuut als journalist. Ik had moeite met dit ontwortelde land: dat het gezwel van de tweespalt hier eeuwenlang had kunnen woekeren, zoals men mij steeds uitlegde, maakte het niet eenvoudiger de gebombardeerde steden te begrijpen, de gefusilleerde dichters, de bisschoppen in het ravijn, de moordpartijen onder toevallige onwelgevalligen, de waanzin in stegen en velden; en de ratten in de achterhoede, druk met hun revolutie, maar te laf om naast ons in de loopgraven te sterven.
Ja, ‘naast ons’, want ik was erin getrapt, ik was één geworden met mijn onderwerp, met ‘mijn’ milicianos: sliep met hen tijdens het wachtlopen, juichte met hen bij de aanval, en vreesde met hen wat er gebeuren zou, als we levend gevangen genomen zouden worden.
Want we verloren steeds meer terrein: het ontbrak ons niet aan geestdrift, maar wel aan fatsoenlijke wapens, munitie, schoenen, morfine, sigaretten, lucifers, brood, drank, dekens. Omdat we te links waren, deden Frankrijk en Engeland niets voor ons, terwijl onze vijanden alles kregen wat ze wilden, van Hitler en Mussolini: tanks, vliegtuigen, kanonnen… Ik overleefde veldslagen in zomers die het bloed sneller deden vloeien, en belegeringen in winters zo koud, dat je niet meer ademen kon. We streden om te overleven: stelling na stelling, nederlaag na nederlaag, tot ons laatste offensief mislukte. Ik probeerde, toen we ons terugtrokken uit het weidse Aragon, niet te voelen hoe langs de weg, dorp na dorp, holle ogen ons nakeken. We waren verraders, langsschokkerend op onze schijterige vrachtwagens. Terwijl in Nederland, zonder dat ik het wist, mijn journalistieke ster tot grote hoogte steeg, nam ik in de lazaretten afscheid van de ene Luigi na de andere.
Tot het eind was ik erbij; tot de retirada aan toe, begin ’39, de winterse voettocht van de verslagen strijders over de besneeuwde passen van de Pyreneeën, met in ons kielzog de ontheemde bevolking van Catalonië, duizenden burgers in zwijgzame angst, onder de zweepslagen van de Luftwaffe, sommigen in ezelskarren totdat de ezels niet meer konden; de kinderen die zoek raakten, de ouderen die zeiden: ‘ga maar zonder mij’. En dan, als trap na, volgden de vluchtelingenkampen in Frankrijk, waar tallozen stierven van verwaarlozing en honger. Ik heb er niet lang hoeven zitten, dankzij het ingrijpen van mijn hoofdredacteur; want ik was geen miliciano, zeiden ze, nooit geweest ook, ik werkte voor de krant, ik moest terug naar huis, ik was Hollander, tenslotte.
Een verrader, opnieuw.
Thuis leek iedereen te weten wie of wat ik moest zijn. Ik trouwde mijn meegekomen levensgezel, mijn miliciana – ze zeiden dat ze onsterfelijk knap was –, en ik werd al snel, tot mijn verbazing, vader. Maar ik was nergens zeker van. Ik wantrouwde mijzelf, en trok me steeds vaker terug achter een masker van superieure onbetrokkenheid. Op eigen verzoek kreeg ik een functie als bureauredacteur in Den Haag. De herinneringen aan Spanje werden verdrongen door zoveel oorlog dat een mens er krankzinnig van werd. In de dagen dat vrede dreigde, was Spanje het laatste waar ik aan wilde denken; en toch, toen men mij in 1952 aanbood om correspondent te worden in Madrid, zei ik ja. In het dwingeland van Franco gebeurde absoluut niets: de perfecte remedie tegen de onrust in mijn hoofd.
Het notitieboek van Luigi heb ik altijd met me meegesleept; maar lezen deed ik het nooit. Totdat ik Pablo weer ontmoette.
Dat gebeurde in 1968. Zoals elk jaar in mei, had ik de trein genomen vanuit Madrid, met als voornemen om boeken te kopen; want voor bijzondere werken moest je in Parijs zijn. Het was een tijd van ‘ontluikend elan’ en ‘knoppenbarstende verwachtingen’, zoals de Elsevier kukelde; maar mijn seizoen kleurde al koper, en voor revoluties liep ik niet warm.
Ik was van plan geweest een week te blijven; dat was gewoonlijk genoeg om de meest vruchtrijpe boekhandels en kraampjes af te grazen. Dan liep ik op het eind nog wat musea af, en op de laatste avond zocht ik platter vermaak in Saint-Germain-des-Prés, of in de Rue Sainte-Anne – alles overigens met instemming, en zelfs aanmoediging, van mijn eega. Dit keer echter zou mijn verblijf, noodgedwongen, langer duren. Door de staking in het openbaar vervoer die op de ochtend van mijn aankomst was uitgeroepen, werd mijn programma omvergegooid. Ik had moeten lopen, mijn koffer in de hand, vanaf het Gare d’Austerlitz naar mijn hotel. ’s Avonds begreep ik van de eigenaar, lusteloos verdoken in zijn sleuteldomein van zink en sleets fineer, dat tot overmaat van ramp ook het treinpersoneel zich aangesloten had bij de nu ‘generale staking’ – een prima naam voor een protest tegen De Gaulle. Ik kon Parijs niet meer verlaten. In de verwachting dat het niet veel langer dan een week kon duren, besloot ik het uit te zingen.
Ondanks de overvloed aan tijd kon ik maar moeilijk vinden wat ik zocht. Het aantal stalletjes langs de Seine dat overschakelde op pockets en pulp werd elk jaar groter. Zo erg was de overdaad aan ‘gouaches’ en ansichten geworden, dat ik me met iedere stap ouder en lichter voelde worden – verlicht zelfs, op het ijdelste moment, tot ik me een dolende ridder op boekenqueeste waande, een heilige, een monnik, een zot op zoek naar een geheimzinnig boek, dat zich voortdurend voor mij verschool, zolang ik bepaalde beproevingen nog niet had afgelegd.
Mijn kamer in het hotel aan de smalle Rue des Carmes bood weinig comfort aan een lezer. Men kon gaan zitten op een bed dat geen enkele weerstand bood, of aan de onbeschrijfelijk kleine schrijftafel voor het smalle raam, dat uitzag op de binnenplaats. Ondanks dat mijn kamer op de bovenste verdieping lag – ik had, gewoontegetrouw, om de goedkoopste gevraagd –, viel er nauwelijks genoeg daglicht naar binnen, en er was maar één lamp, een lauwgele plafonnière. De weinige aankopen die ik deed – schrale tweededrukjes, derdehands facsimile’s – nam ik daarom mee naar het Jardin du Luxembourg, altijd, ook tijdens revoluties, een oase van rust. Ik koos een groenmetalen stoeltje op een verhoging bij het centrale bassin. Ik kon er bladeren en door de spijlen van de balustrade kijken naar de scholieren met hun zeilbootjes, en had vrede met mezelf: met mijn boeken, en met mijn banaliteit.
Op één van die dagen, toen ik na gedane arbeid op weg was naar mijn hotel, stuitte ik bij het Place Rostand op een demonstratie. Een veel te bebaarde jongeman, die, in opgewekte concurrentie met de dienders der wet, het verkeer rond de optocht in goede banen leidde, gaf me een por en ik moest wachten. Er werd hem vanaf de straathoek van allerlei beledigends toegevoegd door een aantal mannen, dat in een klein groepje bij elkaar stond. Ik kan achteraf zeggen, dat dat waarschijnlijk provocateurs waren.
Het was de laatste vreedzame demonstratie die ik gezien heb: daarna liep het voortdurend, zoals dat heet, uit de hand. Vooral ’s avonds werd er flink gevochten, waarbij brandlucht en traangas tot in het hotel doordrong, ondanks de natte handdoeken die de eigenaar en zijn twee Algerijnse meisjes tegen de kieren van ramen en deuren gelegd hadden.
Op de veertiende ochtend kocht ik in een boekhandel bij het Panthéon de briefwisseling tussen Paul Verlaine en de Nederlandse etser Philip Zilcken. Zilcken was één van de organisatoren van het bezoek dat Verlaine in 1892 aan Nederland bracht, en hoe heerlijk: het betrof hier een eerste druk uit 1897. Verder vond ik ‘La femme empoisonnée’, een in beperkte oplage, enkel in Nederland, postuum uitgegeven verhaal van Alain-Fournier, de schrijver van het ultieme jongensboek, ‘Le Grand Meaulnes’. Beide nog steeds geen klappers, onder te brengen in de categorie ‘Gelukkig Toeval’, maar toch.
Terwijl ik kuierend door de buurt een broodjeszaak zocht, kwam ik terecht bij de bron van de revolutie: de nauwe straten van het Quartier Latin, waar in de voorbije weken een linkse vrijstaat was uitgeroepen. Verbouwereerde universiteitsgebouwen waren behangen met rode en zwart-rode vlaggen, er stonden kreten op de kalkstenen muren, en drommen jongelingen – anarchisten, socialisten, en ‘communards’ – waren druk met elkaar. Hun ogen straalden vrijheid, verwachting, en hoop uit, alsmede machismo, geilheid, en slaap. Er lag rommel op straat: verwaaide pamfletten, glas, traangascartouches en stenen van opengewerkte trottoirs. De revolutie eiste van de menselijke geest een vlucht naar voren, waarbij niet verwacht mocht worden dat de boel ook nog eens aan kant gehouden werd. Maar misschien oordeelde ik wat streng: bij een nogal lage barricade kreeg ik koffie gebrouwen op een vuurtje van terrasstoelen, toonde men mij een uitgebrand politiebusje, en mocht ik luisteren naar een speech van een jongen die beweerde dat de ‘volksopstand tegen de Spaanse regering in 1936’ precies zo begonnen was als de rellen van vannacht. Ik durfde hem niet en public te corrigeren, maar zei tegen mijn buurman, een goeiige vijftiger in een blauwe overall die ik als vredelievend inschatte, dat in Spanje niet het volk, maar het leger in opstand was gekomen tegen de regering, niet alleen een kwestie van woordkeus, en bovendien… Ik kreeg subiet een dreun in mijn gezicht, en nog één, en voor ik bekomen was werd ik door tientallen handen van links naar rechts geduwd, onder een luid gejoel – ‘Flic! Provocateur!’ – wie, ik? –, tot opeens een schel fluitje klonk en er van alle kanten mannen toeschoten die mij ontzetten, waarbij mij opviel, voordat ik het bewustzijn verloor, hoe goed zij geschoren waren.
In een busje kwam ik bij. Tegenover mij op een bank zaten drie heren, waarvan de linker een politie-uniform droeg. De kleinste, die in het midden zat, bood me een sigaret aan, en vertelde met een grijns dat ze dankzij mijn opmerking vier studenten, waaronder de jongeman, die de speech had gehouden, gearresteerd hadden. ‘Terecht’, zei ik, en we lachten alle drie, zij om mij, en ik om het historisch benul van de jongeman. Daarna ontvouwde zich het misverstand: hij kende me toch, ik zei van niet. Hij wist zeker, dat hij me kende, ik zei dat dat hoogst onwaarschijnlijk was. Hij zei dat hij orders had een provocateur in een bruine poncho te volgen, hem zijn ding te laten doen, en hem dan zogenaamd te arresteren, waarop ik zei dat de mijne meer olijfgroen was, wat mij betrof. Hij vroeg van welk ‘office’ ik was, ik zei van het ‘office du tourisme’.
De drie begonnen door elkaar te schreeuwen, trokken me van mijn bankje af en schopten me. Ik viel op mijn buik tussen hun schoenen en er werden mij handboeien omgewurmd. De kleine begon zeer nadrukkelijk in mijn oor te spuwen dat het een ‘criminele daad’ was de politie belachelijk te maken. Ik werd nog een paar maal tegen het achterhoofd getrapt voordat het busje scherp draaide en afremde.
De hele middag zat ik in een verhoorkamer, in voortdurend gezelschap van deze of gene scheldende functionaris. Tenslotte werd ik naar boven gebracht en een kantoor binnengelaten. Een commissaris in hemdsmouwen, zijn jasje aan de kapstok versierd met zilveren tressen en de sporen van een roze verfbom, keek me berustend aan. Hij was ouder, en gelukkig minder energiek dan de agenten die ik tot dan toe gezien had. Hij speelde met mijn paspoort en mijn perskaart, die ze inmiddels in mijn hotel hadden gevonden, keek me afwachtend aan, en zei tenslotte op een besliste toon: ‘We hebben nog meer te doen. U vertrekt vandaag uit Parijs. Ik heb niemand om u te begeleiden. Zorg dat u van hier in een rechte lijn naar het Gare du Nord gaat. Binnen acht uur zit u in Holland.’ ‘Spanje’, zei ik, maar dit woord, dat gezien mijn herkomst en woonplaats, de hele middag al tot verwarring had geleid, mistte nu zijn vermakelijke uitwerking: ‘Spanje, Austerlitz, ook goed. Ophoepelen.’ Nu zei ik, dat ik dagelijks op het Gare d’Austerlitz kwam om er de laatste berichten te horen, maar dat er geen treinen reden, vanwege de staking. Waarmee ik kennelijk een grens had bereikt, want de man barstte open als een klaproos, en riep: ‘Meld u op het station! Als ik zeg dat er een trein rijdt, rijdt er een trein! Hier…’ Hij pakte een klapper met officieel uitziend briefpapier en krabbelde er wat op met een zilveren vulpen. Een adjudant – die op het magische woord ‘Adjudant!’ uit een zijdeur tevoorschijn kwam, precies zoals men mag verwachten van een adjudant – nam de klapper over, legde hem op een ander bureau, nam een stempel uit het molentje, en nog een, stempelde, scheurde de doorslag af, stempelde die ook, en nog eens, bracht het origineel naar een groene archiefkast, borg het op, kwam weer terug, gaf de doorslag aan zijn chef, kreeg het, na nog een paraaf met de zilveren vulpen, weer terug, en gaf het aan mij. ‘De Prefectuur der Politie, Stad van Parijs, aan de verantwoordelijke op het Gare d’Austerlitz, ervan uit gaande dat de treinen rijden, deze Nederlander zal vandaag vertrekken naar Spanje.’ Het stond er echt.
Ik kreeg mijn papieren terug en werd naar beneden gebracht. Bij een balie met één agent en een menigte wachtenden moest ik tekenen voor mijn koffer. Ik controleerde uitgebreid de inhoud, tot grote ergernis van iedereen in de kamer, maar alles klopte; zelfs de twee boekjes, die ik die ochtend gekocht had en die ik niet verwacht had terug te zien, hadden ze erin gelegd. Even later stond ik op de Seine-kade, met mijn koffer in de ene en het dienstbevel van de prefectuur in de andere. Uit de fjorden van het Quartier Latin, aan de overkant, kwam mist, rook of traangas. Het was fris; over een paar uur zou het donker zijn. Moest ik er maar gewoon vanuit gaan, dat de treinen zouden rijden, en desnoods zwaaien met het dwangbevel van de commissaris? In Parijs kon ik in ieder geval niet blijven, vanwege de obsessieve gewoonte van de Franse politie om dagelijks de hotels te controleren. Er zat niets anders op. Ik wandelde naar de linkeroever, en zo langs de Seine naar het Gare d’Austerlitz.
Bij het station was het rustig. De terrassen waren leeg, de kiosken gesloten, op het plein alleen een rij politiebusjes met rondlummelende agenten ernaast. Ik mat mij de uitdrukking van een geroutineerde reiziger aan: doelbewust en in mezelf gekeerd. Dit beantwoordden zij met de politieblik: gespitst maar nietszeggend. Mijn koffer kreeg nog de meeste aandacht. Dat was ook zo bij de ingang, waar spoorwegbeambten piketteerden. Toen ik aanstalten maakte om naar binnen te gaan, stootten de beambten elkaar aan en riepen ‘hé’, en ‘hola’. Ik speelde nu de geërgerde passagier, wat een snaar raakte, want er werd niet meer ‘hé’ en ‘hola’ geroepen maar alleen geduwd en getrokken. Ik probeerde me, met mijn koffer naar voren gestoken, als El Cid door een menigte Moren een weg te banen, en uiteindelijk zag ik kans mij tot vlak voor één van de deuren te wringen. Kennelijk werd het als onsportief beschouwd deze overwinning nog aan te vechten, en de mannen lieten mij morrend door. De vertrekhal was verlaten, op rondfladderende duiven in stroken namiddaglicht na, en er stond maar één trein, zilvergrijs glanzend, als een zwaard in een vitrinekast. Dat deze blijkens de tabellen op het verkeerde perron stond, weerhield mij er, als geroutineerde reiziger, natuurlijk niet van om te kijken of het niet die naar Madrid zou kunnen zijn. Desgevraagd bevestigde een man met een snor en een pet me, dat deze trein over Hendaye naar Spanje zou gaan, alsof dat de normaalste zaak van de wereld was. Ik toonde hem het briefje van de prefectuur, en na dat verwonderd bestudeerd te hebben, stond hij me toe in te stappen.
Ik nam plaats aan het raam van een verder lege zespersoons coupé, en we vertrokken vrijwel direct. Na de rit langs de achterkanten van de lichtstad: de fabrieken, loodsen en woonkazernes, reden we door eindeloze bossen. De avond viel en regen sloeg tegen het raam. Ik knipte het lampje aan en begon het verhaal van Alain-Fournier te lezen. Toen het buiten helemaal donker was, opende een conducteur de schuifdeur om te zeggen dat ik de gordijnen dicht moest doen. Ik vroeg waarom, en hij vroeg of ik buitenlander was. Toen ik dat beaamde, zei hij nogmaals dat ik de gordijnen dicht moest doen, dat was verplicht, en zo niet, dan zou hij mij overdragen aan de autoriteiten. Dat moesten we niet nog een keer hebben, dus ik voldeed aan zijn verzoek. Hij verdween. Even later stonden we stil. Vreemd, tot aan Bordeaux zouden we niet stoppen. De man kwam langs, keek door het glas in de schuifdeur naar de gesloten gordijnen en liep door. We reden weer.
Na een paar minuten werd ik opnieuw gestoord, nu door de entree van een medereiziger. Zelfs als veteraan op de internationale treinen bevreemde het me nog altijd hoe passagiers zomaar, midden op een traject, kwamen en gingen. Ik knikte naar hem, en dook weer in mijn leesvoer. Zijn gezicht had ik zo snel niet gezien. De man, zag ik door mijn wimpers, zette een thermosfles op het tafeltje onder het raam, en schroefde de dop open. Daarna draaide hij zijn rug naar me toe. Ik keek op. Hij had zijn koffer op de bank gelegd, haalde daar een boek uit, slingerde de koffer in het rek, nam tegenover mij plaats en verdween met een ‘bonsoir!’ in zijn lectuur. De gifgroene kaft verraadde dat het een boek was van Olympia Press, de uitgever van Burroughs en Beckett, maar vooral ook van een hele hoop pornografie, die meestal onder de toonbank werd verkocht.
Weer stonden we stil, weer kwam de conducteur langs. Mijn medereiziger draaide zich met zijn rug naar de corridor toe.
‘Misschien weet u, waarom de gordijnen dicht moeten?’ vroeg ik, toen de conducteur weg was.
De man keek op. De huid van zijn gezicht was rood en glimmend rond het linkeroog, als van een oude brandwond. ‘Moeten ze dat? Van wie?’ Zijn linkeroog was als gelatine, maar zijn rechteroog schitterde heldergroen. Net als ik had hij Frans gesproken.
‘Van de conducteur. Het is verplicht.’
‘Nooit gehoord. Ze kunnen gewoon open. Wilt u dat?’ Hij stond op om ze open te doen.
‘De conducteur heeft gezegd, dat ze me dan zullen overdragen aan de autoriteiten.’
‘Zei hij dat? Ze zijn gek aan het worden. Ze verbergen iets. Wacht maar even.’ Hij knipte het lampje uit en opende de gordijnen. Er viel niets te zien dan regen en een golfplaten wachthuisje. ‘Vindt u het erg om het licht even uit te houden? Ik wil zien wat we niet mogen zien.’
‘Gaat uw gang. Mijn lectuur stelt toch teleur.’
De kunstleren bank kraakte toen hij ging zitten. ‘Dat spijt me. Wat las u?’ klonk zijn stem door het donker.
‘Een verhaal, gedrukt in een beperkte oplage, die wat mij betreft nog wel meer beperkt had mogen worden.’
‘Het kan niet altijd raak zijn. Mag ik mij trouwens voorstellen? James Wainhouse, schrijver.’
Ik bespeurde geen Angelsaksisch accent in zijn Frans, maar wel iets anders, iets bekends. Door deze gedachte afgeleid was ik zo onhandig om te vergeten mijn eigen naam te zeggen. Ik haakte aan op het laatste woord dat ik hoorde. ‘Schrijver? Hm… Misschien kunt u mij helpen met een literaire kwestie?’
‘Natuurlijk.’
‘Ik zit in mijn maag met het werk van Alain-Fournier. ‘Le Grand Meaulnes’, zijn debuutroman uit 1913, u vast bekend, sloeg in als een bom. Het is een verhaal over een verloren en geïdealiseerde jeugdliefde, dat de schrijver baseerde op even dramatische ervaringen uit zijn eigen leven.’
‘Over bommen gesproken: is hij niet een jaar later omgekomen, in de Grote Oorlog, zonder dat ze zijn lichaam ooit gevonden hebben?’
‘Juist; en dat gaf zijn nagelaten roman de glans van romantisch fatalisme. De man werd een legende, de Achilles van de Franse literatuur: leef kort, maar heftig.’
‘Waarschijnlijk was dat ook de gedachte achter die rode broeken, waarmee ze hun soldaten de oorlog instuurden. Wat is het probleem?’
‘Is zijn status terecht, of is hij een mislukking? Want wie ‘Le Grand Meaulnes’ goed leest, ontdekt dat de schrijver juist korte metten wilde maken met zijn romantische droom, maar hij beschrijft deze zo meesterlijk, dat wij lezers er juist in willen blijven geloven. In die zin is hij niet geslaagd in zijn bedoelingen, en mijns inziens ligt de schuld hiervoor bij hemzelf. Hij kan zijn eigen romantische werkelijkheid niet werkelijk loslaten, en daardoor doet de lezer dat ook niet. Ik heb alles wat er verder van hem gepubliceerd is gelezen, op zoek naar meer… Maar wat ik vind, ook in dit werkje weer, is vooral meer van hetzelfde: steeds weer dat motief van het mysterieuze meisje, de onvolbrachte liefde, het niet kunnen laten gaan van de dromen van je jeugd… Kortom, het zat diep. Ik betwijfel zelfs, of hij zich los had kunnen maken van zijn werkelijkheid, als hij was blijven leven.’
‘Misschien wilde hij dat wel niet. Misschien zocht hij de dood op. Stel dat hij besefte dat hij niets meer te bieden had dan dit, dan zou het best wel eens kunnen zijn dat hij, om zijn naam te bestendigen, de kogels opzocht in de noordelijke velden, in de nachtelijke wouden waar de donkerte van de Gallische ziel…’
‘Hij had geen keus. Het was 1914, er was dienstplicht.’
‘Niet zo prozaïsch, alstublieft… Hij wilde dood, omdat de koek op was; zijn naam zou voor altijd verbonden blijven met die ene roman. Is dat uw liefhebberij trouwens, schrijvers die uitgeschreven zijn? Bent u soms ook klaar met schrijven?’
‘Ik zou graag met Rimbaud willen zeggen: ‘Je ne m’occupe plus de ça’, maar om eerlijk te zijn: voor mij bleek de journalistiek het hoogst haalbare.’
Wainhouse trok de gordijnen dicht en knipte het lampje aan. Hierna poseerde hij als Rodins Denker, en bekeek me aandachtig. Omdat ik even daarvoor nog naar buiten had proberen te kijken, zat ik wat naar voren, en op mijn beurt bekeek ik hem. Die twee ogen, de één zo dood, de ander zo levend, leidden af; nu pas vielen me zijn mediterrane trekken op, de getinte huidskleur, de fijne neus, de donkere haren. De kraaienpootjes rond zijn ogen verraadden meer zonuren dan een Engelsman gewend kon zijn – kortom, hij zag er niet uit als een ‘James Wainhouse’. Uit de thermosfles walmde zurige wijn.
Na een paar seconden ontspande hij zich, en een uitdagende glimlach speelde om zijn lippen. We leken ons beide op hetzelfde moment te realiseren dat, als we man en vrouw speelden in een slechte film, we nu zouden kussen. Ik bewoog als eerste: met het ophalen van mijn neus liet ik mij achterover zakken. Wainhouse trok zijn wenkbrauwen op, en ging eveneens naar achteren zitten, waarbij hij een been over het andere sloeg. Ook hij had zijn conclusies getrokken. ‘U bent Hollander.’
‘Klopt. Maar ik woon in Spanje.’
‘Podemos hablar español?’
‘No hay problema.’
In het Spaans vervolgde hij: ‘Als u schrijven kunt, moet u het doen. Er is geen reden om je talenten niet aan te wenden tot een hoger doel. Ik zou zelfs zeggen: het is een plicht.’ Hij pauzeerde even, als om me over deze woorden na te laten denken. Ze kwamen me overigens bekend voor. ‘Wie kan,’ hervatte hij, ‘maar niet schrijven wil, zou zich moeten offeren op het altaar van het vaderland, zoals Alain-Fournier heeft gedaan. Hoewel uw vaderland doorgaans weinig offers van zijn onderdanen vraagt, anders dan, laten we zeggen, Frankrijk, of Spanje… Of zeg ik nu dingen die u kwetsen? Het is maar een grap, ik bedoel…’
‘Welnee, geen probleem. Echt schrijven? Nee. In mijn jeugd heb ik wel eens een paar verhaaltjes en versjes op papier gezet – welke zeventienjarige was niet ooit een aanstormend dichter? Maar ik ben ermee gestopt, nadat ik, door mijn journalistieke ervaringen, ietwat teleurgesteld geraakt ben in de wereld. Sindsdien is het me, in feite, nooit gelukt iets te vinden waar ik zoveel om geef, dat ik erover zou willen schrijven.’
‘U geeft toch om literatuur?’
‘Jawel, maar strikt als lezer. Ik mag graag surveilleren achter de coulissen van de literatuur. Het liefst lees ik schrijfsels waarmee iets aan de hand is: een voltooid werk bijvoorbeeld vind ik niet half zo interessant als het inkijkje in het creatieve proces dat aan een roman, dichtbundel, of toneelstuk vooraf gaat. Ik hou van halve boeken, onaffe boeken, briefwisselingen met verwijzingen naar toekomstig te verschijnen boeken, of nooit gepubliceerde boeken, verdwenen boeken, ongeschreven boeken. Ik grasduin door voorpublicaties in literaire tijdschriften, om daarna te controleren op welke plekken die afwijken van het uiteindelijke boek; verder manuscripten in facsimile, en nagelaten werk natuurlijk, dat nooit voor publicatie bedoeld was, zoals dit boek van Alain-Fournier; verzen van een zwakzinnig geworden dichter, waar de familie nog eer of inkomen van verwacht; de onafgemaakte tweede roman van een veelbelovende debutant die zich van kant heeft gemaakt; en de Kruimels van de Beroemde Schrijver, de Restjes en Probeersels, de Vorige Versies die niemand durft weg te gooien, door de uitgever geperst in de laatste, nooit gelezen bladzijden van een verzameld werk, of door een letterkundig museum gearchiveerd in afwachting van een retrospectief, ooit, als Lezersgunst nog eenmaal een blik over haar schouder werpt… daar hou ik van.’
‘Ik begrijp het. U gebruikt het onaffe werk van anderen tot denken over wat is, kan zijn, of geweest kan zijn. Een aardige hobby.’
‘Het is meer dan een hobby, het is een publiek belang. De schrijver heeft macht over lezers, door zijn magische spel van woorden. Hij…’
‘…of zij.’
‘…of zij, natuurlijk, wil de werkelijkheid herscheppen naar zijn…’
‘…of haar…’
‘…of haar, evenbeeld; alleen dan is de boodschap zuiver, en overtuigend, naar mijn mening. Lukt het schrijvers bij zichzelf te blijven? Of zijn ze zwak en hypocriet, en is het uiteindelijke boek, bij nadere beschouwing, opgebouwd uit onwaarachtigheid en leugens? Dit hoop ik te kunnen reconstrueren, door naar de proppen onder het bureau te kijken.’
‘Bent u alleen bang voor schrijvers, of voor de mensheid in zijn geheel?’
0 notes
hetbuitengenieten · 1 year
Text
De plattelandsillusie
Frisse lucht, weidse uitzichten, gezond buiten wonen, gemeenschapsbesef. Nah! Niets van dat alles op het platteland. De lucht is helaas niet ‘fris’ door het pesticiden- en mestgebruik van de boeren, de weidse uitzichten zijn pure armoede door het monocultuurlijk (is dat een nieuw woord?) landschap en het ontbreken van biodiversiteit en gezond is het daardoor ook niet. En ben je geen autochtoon, dan hoor je er niet bij, ook niet als je hier al vijfentwintig jaar woont. Dat belooft dus wat.
Het Boerengenieten is daarom veranderd in Het Buitengenieten. Want het ‘boeren‘ genieten bestaat niet meer. Al een hele tijd niet meer. (Weet ook eigenlijk niet waarom we ons blog ooit zo genoemd hebben…). Door alle onprettige ervaringen hier op het platteland is de lust tot schrijven me vergaan. Over die ervaringen kan ik inmiddels een boek schrijven. (Niet zo’n leuk boek als Poes poes poes!). Vandaar dat we ons ook niet meer willen associëren met ‘boeren’ in het genieten.
Tumblr media
Sinds we op het platteland wonen, nu zeven jaar, lijkt het wel alsof er een beerput is opengegaan. Zoveel shit komt er bovendrijven. Wij stadse mensen zien met eigen ogen hoe weinig respectvol er met de bodem en de flora en fauna op het platteland wordt omgegaan. Er is niet voor niets een teruggang in biodiversiteit. (Natuur heet in Nederland alleen natuur als er een hek omheen staat waar mensen op hun vrije dag kunnen recreëren. Maar natuur dat zijn wij zelf ook, en ook onze directe omgeving is natuur. Maar dat is een ander verhaal).. Gelukkig zijn wij niet de enigen die zien wat er gebeurt en ontwaakt de wereld. Helaas wel met heel veel kampen.
Tumblr media
Hoe gek is het dat je je als Nederlander ontheemd kunt voelen in Nederland. Nu ik op het platteland woon, ben ik praktisch gezien geen stedeling meer, maar op mijn huidige woonplek, het platteland, ben ik niet welkom. De tweede vraag die ons steevast gesteld wordt in gesprekken met ‘autochtonen’ van Noord-Beveland, als het een vraag is, ‘je komt hier niet vandaan he?’. Het is meer een constatering, één die je buitensluit, die een grens trekt tussen mensen ‘van hier’ en ‘mensen van daar’. Alsof je niet meetelt, omdat je niet van hier bent.
Als je in de stad woont, ben je gewend om met mensen samen te zijn die hun roots niet in Nederland hebben. Je ziet elkaars verschillen en leert daarvan. Ik heb nog nooit van mijn leven tegen een allochtoon gezegd ‘jij komt hier niet vandaan he?’. Want wat maakt het uit. Je hebt het met elkaar te doen. Ik denk dat een groot deel van de inwoners van Nederland niet meer op de plek woont waar hij of zij geboren is. Op het platteland word je er echter op afgerekend. Kom je hier niet vandaan, dan kun je maar het beste je mond houden. Zoals een boer ons ooit zei ‘jij wilt op het platteland wonen, dus pas jij je maar aan aan de boeren’. Doe je wel je mond open, dan word je ‘intolerant’ genoemd.
Tumblr media
Het gekke is, dat we dat tijdens ons proefwonen in Colijnsplaat een totaal andere ervaring hadden. Jammer, want als ik geweten had dat ik hier niet welkom ben, dan had ik Noord-Beveland absoluut links laten liggen. Het is een leuke plek voor toeristen, maar niet om als Nederlander een toekomst op te bouwen. (Zoals Roompot het zo mooi zegt: ‘investeren in een plek waar je welkom bent…’ Oftewel op z’n Noord-Bevelands: ‘je bent eigenlijk niet welkom, maar je bent welkom om je geld te brengen'.)
Waar het kort op neer komt, is dat het ‘genieten’ op het platteland een illusie is gebleken. We wonen in een ‘agrochemisch industriegebied’. Waar kwistig gestrooid wordt met (kunst)mest en gespoten wordt met landbouwgif alsof het suikerwater is. Biodiversiteit is er op sterven na dood en de waterkwaliteit is om te huilen. Over andersdenkenden / mensen van elders wordt door de autochtone bevolking geroddeld. En vooral alles moet onder controle gehouden worden, de bermen, de hagen, de bomen, wilde dieren en vogels en elkaar.
Gelukkig hebben wij een oase gecreëerd in deze plattelandswoestijn, waardoor in onze tuin wel van alles zoemt, kruipt, huppelt en vliegt. Hoe het verder moet weet ik echter niet…
Het Buitengenieten | 20 april 2023
0 notes
drugsinceu · 2 years
Text
Nieuwe kijk op de war on drugs
Tumblr media
Colombia, een van 's werelds grootste cocaïneproducenten, is lange tijd een belangrijke speler geweest in de mislukte war on drugs in Washington. Maar Gustavo Petro, de pas beëdigde Colombiaanse president, heeft een campagnebelofte gedaan om zijn land een andere richting op te sturen.Vorige maand zei hij dat hij een einde zou maken aan de gedwongen uitroeiing van coca en wetgeving zou steunen om de verkoop van cocaïne te decriminaliseren en te reguleren in een poging om illegale markten en het winstmotief dat hen drijft te ondermijnen. Meer drugspreventie In de VS heeft de regering-Biden ook een belangrijke koeswijziging gemaakt. In april introduceerde Dr. Rahul Gupta, de directeur van het Office of National Drug Control Policy, een nieuwe strategie die meer gericht is op preventie. Het doel is om sterfgevallen als gevolg van een overdosis opioïden te voorkomen door de toegang tot medische behandelingen en programma's voor herstel van verslavingen te vergroten. Ook zijn er lichtere straffen voor lichte drugsgerelateerde delicten. Deze nieuwe strategie erkent dat de manier waarop het drugsprobleem is aangepakt niet heeft gewerkt. Door de VS geleide internationale drugscontroles zijn ook een duizelingwekkende mislukking geweest, wat heeft bijgedragen aan geweld en criminaliteit in plaatsen zoals Colombia. Het heeft ook de overstap naar synthetische opioïden zoals fentanyl aangewakkerd, waardoor veel sterfgevallen door een overdosis zijn ontstaan. Het nieuwe, vooruitstrevende nationale beleid van de regering-Biden is een stap in de goede richting. Plan Colombia In de jaren tachtig begonnen de Verenigde Staten nauw samen te werken met de Colombiaanse nationale politie om de illegale productie en handel in drugs terug te dringen, onder meer door cocavelden uit te roeien en smokkelaars te onderscheppen. In 1999 ondertekende president Bill Clinton de wet Plan Colombia toen het geweld en de drugshandel escaleerden en de bezorgdheid over de invloed van de guerrilla toenam. Het plan was onder meer bedoeld om de natie te stabiliseren en de drugsproductie te ondermijnen. Maar het gemilitariseerde optreden slaagde er niet in de cocaïneproductie uit te roeien. Plan Colombia heeft ook een onthutsende menselijke tol geëist. De Waarheidscommissie die in 2016 werd opgericht als onderdeel van het vredesakkoord tussen de Colombiaanse regering en de Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia, ontdekte onlangs dat de oorlog tegen de drugshandel meer dan negen miljoen slachtoffers heeft gemaakt, van wie de overgrote meerderheid burgers waren. Meer dan 450.000 mensen stierven, 121.768 werden vermist, duizenden werden ontvoerd, verkracht of gemarteld, en miljoenen werden ontheemd. Het panel riep Colombia en de Verenigde Staten op om toe te werken naar de wettelijke regulering van drugs. Overdosiscrisis en drugsbestrijding In de tussentijd heeft de overdosiscrisis in de Verenigde Staten vorig jaar alleen al meer dan 107.000 mensen gedood, een aanzienlijke versnelling van een dodelijke trend die de afgelopen twee decennia bijna een miljoen levens heeft geëist. Dr. Gupta – de eerste arts die de positie van drugstsaar bekleedde – kent de impact van deze crisis uit de eerste hand, aangezien hij als gezondheidscommissaris heeft gediend in West Virginia, de staat met het hoogste sterftecijfer door overdoses. Hoewel een plaats als West Virginia misschien ver verwijderd lijkt van de oerwouden van Colombia of de bergen van Mexico, zijn ze verbonden door het Amerikaanse drugsbestrijdingsbeleid. Verbodsmaatregelen in het buitenland hebben niet alleen de drugsstroom niet gestopt, maar zijn ook een belangrijke aanjager geweest van de dodelijke innovaties in het drugsaanbod hier in eigen land. Hoewel gedwongen uitroeiing het aanbod van drugsgewassen op een bepaalde locatie kan verminderen, hebben onderzoeken aangetoond dat deze verminderingen altijd tijdelijk zijn. In feite hebben experts al lang erkend dat hardhandig optreden op de ene plaats slechts een "balloneffect" creëert, waarbij productie en handel naar een andere plaats verschuiven. Telers verplaatsen de productie naar locaties waar minder toezicht wordt gehouden, en mensenhandelaars verhuizen naar nieuwe gebieden - zoals we hebben gezien in de verschuiving in de afgelopen jaren van Colombia naar Mexico en Midden-Amerika. Verder zorgt het achtervolgen van dugsbazen er alleen maar voor dat drugshandelorganisaties worden opgesplitst in nieuwe facties, waardoor de concurrentie en het geweld in de bronlanden toenemen. Als gevolg hiervan worden mensenhandelaars naar steeds meer afgelegen en vaak ecologisch kwetsbare gebieden geduwd - met verwoestende milieueffecten die bijdragen aan het aantal ontheemden. Van mensenhandelaar naar smokkelaar En misschien wel het belangrijkste, gemilitariseerde controlemaatregelen en verhoogde grensbeveiligingsinspanningen creëren in feite prikkels voor mensenhandelaars. Om nieuwe winstbronnen te vinden zoeken ze naar middelen die gemakkelijker te produceren en te vervoeren zijn: van cannabis tot cocaïne en heroïne, tot methamfetaminen, en nu naar synthetische opioïden zoals fentanyl. Gecombineerd met het optreden tegen te veel voorgeschreven pijnstillers hier in de Verenigde Staten, heeft dit geleid tot een explosie in de toevoer van fentanyl die onze overdosiscrisis veroorzaakt. Uiteindelijk hebben meer dan vier decennia war on drugs - geleid door de VS - de toevoer van illegale stoffen niet verminderd. Uit een recent VN-rapport blijkt dat het wereldwijde drugsgebruik met 26 procent is gestegen ten opzichte van tien jaar geleden. Een ander onderzoek door de Drug Enforcement Administration bevestigde dat ondanks tientallen jaren van deze broncontrolemaatregelen, de prijzen van drugs stabiel blijven, de zuiverheid en potentie hoog blijven, drugs overal verkrijgbaar blijven en overdoses omhoogschieten. "Het is tijd voor een nieuwe internationale conventie die accepteert dat de oorlog tegen drugs is mislukt", zei president Petro tijdens zijn inauguratietoespraak, in navolging van een argument dat de afgelopen jaren door andere Latijns-Amerikaanse leiders is aangevoerd. Het bevorderen van beleid dat geweld in het buitenland aanmoedigt, zal niets doen om de trend naar een steeds onveiliger drugsaanbod hier thuis te keren. De regering-Biden heeft belangrijke stappen gezet om onze mislukkingen hier thuis aan te pakken, maar om blijvend succes te vinden, moet ze ook een einde maken aan onze drugsoorlog in het buitenland. Bron: www.nytimes.com (EN) Read the full article
0 notes
actuma · 2 years
Text
Overgangsregeling ontheemden uit Oekraïne op arbeidsmarkt verlengd
Tumblr media
Vanaf 1 april 2022 geldt er een vrijstelling van de twv (tewerkstellingsvergunning)-plicht voor werkgevers die ontheemden uit Oekraïne in loondienst willen nemen. Voor ontheemden uit Oekraïne geldt een overgangsperiode. In deze periode krijgen zij de kans om de juiste documenten op te halen bij de IND, die hun status als tijdelijk ontheemd bevestigt. Die status geeft hen bijvoorbeeld het recht om te mogen werken in Nederland. Deze overgangsregeling loopt op dit moment tot en met 31 augustus. Maar omdat onzeker is of alle ontheemden die dit willen en recht hebben op deze documenten, deze ook voor 1 september van de IND kunnen krijgen, wordt deze overgangsregeling verlengd tot en met 31 oktober 2022. Op dit moment kunnen Oekraïners, of mensen die rechtmatig in Oekraïne verbleven tijdens het uitbreken van de oorlog, bij de IND een sticker aanvragen in hun paspoort. Deze sticker is het bewijs dat zij hier verblijf hebben op grond van de Richtlijn tijdelijk bescherming en daarmee toegang hebben tot onder andere de arbeidsmarkt. De EU heeft op 4 maart 2022 die richtlijn geactiveerd en deze houdt in dat mensen die het conflict in Oekraïne ontvluchten, bescherming krijgen in de lidstaten van de Europese Unie. Ook krijgen ze daarmee toegang tot medische zorg, onderwijs en de arbeidsmarkt. Op dit moment heeft een ontheemde uit Oekraine een BSN-nummer nodig om te kunnen werken en vanaf 1 november is ook de sticker (bewijs van verblijf) verplicht. Bron: Rijksoverheid Read the full article
0 notes