Tumgik
#valery larbaud
garadinervi · 5 months
Text
Tumblr media
Valery Larbaud, RLDASEDLRAD LES DLCMHYPBDF, Translated by Ron Padgett with help from David Ball, Cover drawing by Lindsay Stamm Shapiro, «Adventures in Poetry», The Poetry Project, St. Mark's Church, New York, NY, 1973, Edition of 250 [Granary Books, New York, NY]
32 notes · View notes
fawnaura · 5 months
Text
Naked, gaping at the infinity that gapes at me. (My heart of an abandoned child. Oh dear sick friend)
Valery Larbaud, from Modern Poets of France: An Anthology; "Indian Ocean"
44 notes · View notes
Text
‘Kinderscènes’ van Valery Larbaud: de duistere zijdes van de kindertijd
Tumblr media
Voor het eerst zijn de Enfantines (1918)van Valery Larbaud (1881-1957) integraal naar het Nederlands vertaald. André Gide roemde de ‘pure tover’ van deze nostalgische jeugdherinneringen uit de belle époque, en ook Marcel Proust was een hevig bewonderaar. Kinderscènes bundelt negenmesscherpe vertellingen, die de lezer meevoert naar gene zijde van een ogenschijnlijk onschuldige kindertijd.
Sleutelfiguur en geheim agent
Bij de verschijning van Enfantines in 1918 was Larbaud al een sleutelfiguur in de vooroorlogse letterkunde. Cocteau noemde Larbaud in een hommage-editie van de Nouvelle Revue Française (1957) ‘un agent secret des lettres’. Naast de auteur van romans, novelles en verhalen was hij een begenadigd essayist, een onvermoeibaar vertaler (hij sprak 6 talen vloeiend) en de bevlogen pleitbezorger van ‘nieuwe’ schrijvers zoals Jorge Luis Borges, Comte de Lautréamont, William Faulkner, Italo Svevo en James Joyce. Zo introduceerde hij in Frankrijk middels zijn vertalingen bijvoorbeeld het werk van Samuel Butler en Walt Whitman, en begeleidde de Franse vertaling van Ulysses, in samenspraak met vriend Joyce en vertaler Auguste Morel, een vertaling die bovendien vrij lang als standaard heeft stand gehouden.
In 1908 debuteerde hij met Poèmes d’un riche amateur ou oeuvres françaises de M. Barnabooth, onder het pseudoniem Archibald Olson Barnabooth. Deze bundel in een oplage van amper 200 exemplaren bevatte een vijftigtal gedichten, een fictieve biografie van de mondaine, puissant rijke Zuid-Amerikaan Barnabooth en de novelle Le pauvre chemisier (vertaald door E. du Perron als ‘De arme hemdenmaker’). In 1913, bij het verschijnen van A.O. Barnabooth, Ses Oeuvres Complètes, een soort vervolg op de eerste publicatie, werd duidelijk dat Larbaud achter de nom de plume Barnabooth zat. Het verhaal over Barnabooth die naar de hand dingt van de dochter van de onfortuinlijke chemisier bleef bewaard, net als een ruime selectie van de gedichten. De verzonnen biografie werd vervangen door een ‘Dagboek van een miljardair’ (vertaald in 1994 door Paul de Bruin).
Perecianen zullen overigens in de ‘rijke amateur’ Bartlebooth — een centraal personage in Het leven een gebruiksaanwijzing — een mengeling  herkennen van Herman Melville’s Bartleby en Larbauds Barnabooth. De persona Barnabooth stond voor de steenrijke maar gevoelige en dichtende kosmopoliet en was gestoeld op Larbaud zelf. Op zijn achtste verloor Larbaud zijn vader en werd hij opgevoed door zijn moeder en tante. Zijn leven lang had hij een broze gezondheid, een gebrek dat deels gecompenseerd werd door het fortuin dat zijn vader had nagelaten (een apotheker die rechten op het Vichy-bronwater had weten te claimen). Larbaud heeft nooit moeten werken om in zijn onderhoud te voorzien, bezat diverse woningen en had naar verluidt een bibliotheek van vijftigduizend boeken. Als een volleerd dandy reisde Larbaud de wereld rond, van kuuroord naar mondaine badplaats tot bruisende metropolen; een uitzonderlijke mobiliteit die ook blijkt uit Enfantines, waaraan hij werkte in onder andere Montpellier, Warwick, Leamington, Londen, Valbois, Perth, Dublin, Bône en Monaco.  
Kinderscènes
In haar uitgebreid en informatief nawoord verheldert vertaalster Katrien Vandenberghe de vrij complexe publicatiegeschiedenis van de Enfantines en verantwoordt de selectie voor de vertaling. Kinderscènes bevat de acht ‘reguliere’ enfantines zoals die verschenen in 1918, aangevuld met ‘Gwenny-all-alone’, een later gepubliceerd verhaal dat in de Pléiade-editie van Larbauds verzameld werk, samen met een niet opgenomen epiloog uit 1914, onder de kop ‘Deux enfantines retrouvées’ staat. Dat ‘La paix et le salut’, de epiloog uit 1914, geschreven in Sandgate, hier niet is opgenomen, is verantwoordbaar omdat Larbaud er op meerdere momenten van zijn schrijversloopbaan afstand van heeft genomen. Desalniettemin verrasten enkele vrienden Larbaud voor zijn zestigste verjaardag met een inmiddels zeer gegeerde bibliofiele uitgave van dat specifieke, anglofiele verhaal.
De titel ‘enfantines’ (als bijvoeglijk naamwoord betekent dit ‘kinderlijk’) haalde Larbaud van de Franse editie van Modest Moessorgski’s liederencyclus De kinderkamer. Een mooie toevoeging aan de nagelnieuwe Nederlandse vertaling is dat er enkele gravures zijn opgenomen uit de prachtige vierdelige editie van Enfantines uit 1926. Ook het voor- en achterplat en de typografie van de titels zijn geïnspireerd op enkele van deze deeltjes. Bijzonder is ook dat elke enfantine is opgedragen aan een bepaalde persoon, vrienden van Larbaud. Onder anderen André Gide, Gaston Gallimard, Léon-Paul Fargue en Marcel Ray kregen een enfantine toebedeeld.
Het is tijdens een wandeling in het park met diezelfde Marcel Ray dat Larbaud op het idee komt van ‘Portrait d’Éliane à quatorze ans’. Vandenberghe noemt de oudste van de Enfantines — gepubliceerd in het tijdschrift La Phalange in 1908 — terecht de kiem van de hele verhalencyclus: het verhaal dat de originele uitgave zou gaan afsluiten, inspireerde Larbaud immers om nog meer vignettes te schrijven over de complexe gevoelswereld van meisjes, jongens en adolescenten. In 1911 had hij trouwens al naam gemaakt met een roman die gelijkaardige thema’s aansneed, Fermina Marquez (eveneens vertaald door Du Perron), waarin hij de eerste ongelukkige kalverliefde van een gevoelige scholier op prangende wijze had weten te verbeelden, zich baserend op zijn eigen ervaringen in een kostschool.  
Jeugdherinneringen en de wereld van kinderen vormen uiteraard wel vaker het centrale thema van romans of verhalen, ook en in het bijzonder in de negentiende-eeuwse literatuur. Denk maar aan het werk van gangmakers als Charles Dickens, of dat van twee Franse grootmeesters binnen het genre, Jules Vallès en Jules Renard. Met Enfantines treedt Larbaud deze traditie zeker bij, maar tegelijk zijn deze sfeervolle, doorwrochte en weinig alledaagse ‘kinderscènes’ een poging om dat genre nieuw leven in te blazen. De op het eerste gezicht eenvoudige verhalen — in een bij momenten naïeve, bijna sprookjesachtige, impressionistische stijl — onthullen aspecten van de kindertijd die voorheen genegeerd werden door een literatuur die resoluut te preuts en moralistisch was. Zo snijdt Larbaud toentertijd heikele thema’s aan, zoals seksuele ontwaking (‘Portret van Éliane op haar veertiende’), lesbische liefde (‘Rose Lourdin’), klassennijd (‘Het hakmes’) en zelfs pedofilie (‘Gwenny-all-alone’).
Innerlijke wereld
Maar wat deze Kinderscènes absoluut naar een hoger niveau tilt is de modernistische insteek. Larbaud peilt diep naar de innerlijke wereld van zijn hoofdpersonages, aan de hand van onder andere een meesterlijk gebruik van de monologue intérieur-techniek. Hij lijkt de sleutel te hebben die toegang verleent tot alle mysteriën van de kinderlijke verbeelding, zienswijzen en sentimenten. Hoe lieflijk de titel ‘enfantines’ ook klinkt, de auteur ervan benadert de kindertijd echter op een verre van conventionele manier. Larbaud focust niet zozeer op de onschuld, de goedheid of de charmes van kinderen, maar eerder op de duistere zijdes, afgronden en valkuilen van hun gevoelsuniversum, hun keerzijde, zeg maar. Hij toont onverbloemd de pijn van hoe het is een kind te zijn.
Bijna alle helden in Kinderscènes zitten dan ook in een soort existentiële malaise. Ze zijn nagenoeg allemaal letterlijk lijdende voorwerpen. Omdat Larbaud ze zo dicht op de huid zit, hun wereld zo secuur verwoordt, is hun pijn vaak meer dan invoelbaar. Sommigen groeien op in de kille omgeving van een pensionaat (‘Rose Lourdin’) anderen zitten gevangen in de gouden kooi van een luxueus hotel (het ijzingwekkende ‘Dolly’). De kinderhelden van Larbaud lijken te leven in een wereld waar volwassenen nooit toegang toe kunnen krijgen. De ouders zijn in deze verhalen de grote afwezigen of blijven steeds op de achtergrond: ‘Wie schrijft nu eens dat urgente boek over ‘Slecht opgevoede ouders’?’
Larbaud — een fanatiek aanhanger van de exuberante avonturenromans van Jules Verne en Pierre Loti — laat zijn geïsoleerde, onbegrepen of eenzame personages vluchten in de zelfgecreëerde werelden van hun verbeelding. Milou in ‘Het hakmes’, bijvoorbeeld, schrijft een fabel en trekt zich geregeld terug in een ‘onzichtbare wereld’; de jongen in ‘Vakantietaken’ waagt zich aan poëzie; tijdens de spelletjes in ‘Het Grote Tijdperk’ vloeien realiteit en verbeelding voortdurend in elkaar over; in ‘Vakantietaken’ en ‘Het uur met het Gelaat’ leeft een ‘figuur’ in de marmeraders van een schouw. In ‘Vakantietaken’ krijgt die fantasiewereld zelfs een mystiek kantje: de verteller denkt terug aan een vriend, die een bijna magische aantrekkingskracht op hem uitoefende. De stemmingswisselingen en de wispelturigheid van de vriend knagen aan zijn gemoed, terwijl de idyllische omgeving waarin hij zich bevindt zijn verheven gevoelens alleen maar versterkt (terzijde: Larbaud had zich in 1910 bekeerd tot het katholicisme, een resolutie die ook nog opduikt in ‘Gwenny-all-alone’).
Gewrongen machtsverhouding
Gezien Larbauds maatschappelijke achtergrond is het bovendien weinig verwonderlijk dat alle kinderen behoren tot de hogere klassen, gedijen binnen de beschermde bourgeoisie-cocon. Ze bevinden zich allen in een geprivilegieerde positie, die hen moeiteloos de middelen om hun verbeelding de vrije loop te laten ter beschikking stellen. Maar terzelfdertijd heerst er een gewrongen machtsverhouding tussen de rijkeluiskinderen en de kinderen van de lagere klassen.  De bourgeoiskinderen kijken vaak op naar die van de lagere klassen, alsof enkel zij bepaalde waarheden in pacht hebben. In ‘Het Grote Tijdperk’ zijn de kinderen van de fabrieksbazen bijvoorbeeld danig onder de indruk van de dochters van een arbeider en in ‘Rachel Frutiger’ kunnen de ouders van twee door de verteller bewonderde meisjes het schoolgeld niet betalen. In ‘Het grote hakmes’ verminkt de rijke erfgenaam Milou zich om in de gunst te komen bij een herderinnetje dat zich aan het snijtuig uit de titel heeft verwond. En in ‘Portret van Éliane op haar veertiende’ voelt de hoofdpersoon zich in eerste instantie aangetrokken door mannen uit de lagere klassen, omdat hun lichamen atletischer zijn door hun fysieke arbeid.
Annie Ernaux — nog zo’n herinneringsspecialiste — schreef, zoals Vandenberghe aangeeft in haar nawoord, over de klassenstrijd in Enfantines een snijdend stuk.  Hierin benadrukt zijdat het van belang is de maatschappelijke positie van de auteur mee te nemen in de interpretatie van zijn werk ( L’enfance et la déchirure, Europe, n° 798, 1995). Ernaux’ lezing kan niet anders dan een politieke zijn, schrijft ze, omdat Larbaud wel degelijk keuzes heeft gemaakt in de beschrijving van zijn personages, en omdat, ja, die niet zo onschuldig zijn als we op het eerste gezicht zouden durven denken.
Erotines
Tot slot nog enkele woorden over het erotisme in Kinderscènes. Wie schrijft over de gevoelens van kinderen en adolescenten, kan niet omheen thema’s zoals seksueel ontwaken of nieuwsgierigheid naar het andere en zelfde geslacht. In ‘Rose Lourdin’, het openingsverhaal, wordt de vertelster verliefd op een medeleerlinge van haar kostschool. Haar gevoelens worden steeds intenser, maar in plaats van Rosa haar liefde te bekennen, koestert ze ‘het verdriet’ en zoekt het gezelschap van een andere leerlinge die haar pest. Er is een voortdurend spanningsveld tussen masochisme, lichamelijke lust en verboden liefde (er is de suggestie van een hechte band tussen Rosa en een leerkracht). Larbaud weet de gevoelens van de getormenteerde Rose perfect te verwoorden: een hoogtepunt is de buñueliaanse  fetisj-scène met het schortje. ‘Rose Lourdin’ zindert van een bevreemdende, nagenoeg bedwelmende zinlijkheid.
Een gelijkaardige nadruk op wellust komt voor in de achtste enfantine ‘Portret van Éliane op haar veertiende’. Het hoofdpersonage bevindt zich op het kantelpunt tussen een meisje en een jonge vrouw. Ze fantaseert over onkuise liefde en vindt troost bij de afbeelding van een naakte man in de geïllustreerde encyclopedie van haar vader. Vervolgens probeert ze de aandacht te trekken van enkele jonge mannen in het park, om daar meteen ook allerlei romantische liefdesverwikkelingen bij te verzinnen. De broeierigheid van de parkscène doet denken aan het prikkelende liefdesspel tussen Leopold Bloom en Gerty MacDowell in ‘Nausicaa’, het vijfde hoofdstuk van Ulysses. Hoe het zij, in deze ‘kinderscène’ toont Larbaud hoezeer hij de techniek van de monologue intérieur meester was.  
Ook in het laatste verhaal ‘Gwenny-all-alone’ is de aantrekkingspool een twaalfjarig meisje dat op de rand van de jongvolwassenheid staat. Haar ‘kinderlijke trekken’ zijn bijna allemaal verdwenen laat de verteller weten, een oudere jongeman die zich verschuilt in een Welsh vakantieoord. Het buurmeisje Gwenny, dat geregeld en al dan niet met opzet haar bal over de tuinmuur gooit,  roept bij hem vooral een verlangen op haar te ‘beschermen’. Hij heeft in het verleden nog andere ‘vriendschappen’ en ‘grote liefdes’ gehad met jonge meisjes. De volwassen wereld begrijpt hij niet, stoot hem zelfs af. Hij wil enkel de zachte aanwezigheid van meisjes ervaren. Voor veel hedendaagse lezers is de pedofilieradar al stevig in het rood gegaan, maar Larbaud geeft er een magnifieke (en beruchte) draai aan: de verteller zoekt in de meisjes niemand minder dan God, zijn ‘grote onzichtbare vriend’. Alles wat geen onschuld belichaamt, lijkt hem ‘dwaas’ en ‘zinloos’. Hij wil niet langer de volwassene ‘spelen’, maar enkel de draad van zijn kindertijd oppikken, zonder ook maar één ‘boze gedachte’ of een ‘onzuiver woord’.  
Zo idealiseert Larbaud uiteindelijk dan toch de kindertijd en bombardeert hem tot een transcendente toestand van ‘voor de originele zonde’. De verteller in ‘Gwenny-all-alone’ ontdekt de kern van zijn kindertijd door erover te schrijven, net als Larbaud. Kinderscènes biedt troost door ons in de waan te laten dat we onze kindertijd pas echt kunnen beleven eenmaal we volwassen zijn. Tegelijk confronteren deze enfantines ons met de onmetelijke tristesse dat onze kindertijd eindig is en — helaas — onomkeerbaar verloren, eenmaal de volwassenheid zijn bruuske intrede doet.
 --
Valery Larbaud: Kinderscènes, De Arbeiderspers, Amsterdam 2021, 224 p. ISBN 9789029539753. Vertaling van Enfantines door Katrien Vandenberghe. Distributie L&M Books
0 notes
lolochaponnay · 5 months
Text
Tumblr media
0 notes
ochoislas · 2 years
Text
Tumblr media
EL DON DE SÍ MISMO
A todos me convido como recompensa; os la doy incluso antes de haberla merecido.
Hay algo en mí, al fondo, en mi centro, algo infinitamente árido como la cima de las montañas más altas; algo comparable al punto muerto de la retina, privado de eco, y que no obstante ve y oye; un ser con vida propia, y que, empero, vive toda la mía, y escucha, impasible, toda la verborrea de mi consciencia.
Un ser hecho de nada, si tal es posible, insensible a mis penalidades físicas, que no llora cuando yo lloro, que no ríe cuando río, que no se sonroja cuando cometo un acto vil, y que no gime cuando mi corazón está herido; que se mantiene inmóvil y no aconseja, sino que parece decir perennemente: «Aquí estoy, indiferente a todo».
Quizás esté vacío como tal vacío, mas es tan vasto que el Bien y el Mal juntos no pueden colmarlo. El odio muere allí de asfixia, y el amor más grande nunca penetra allí.
Tomad pues todo de mí: el sentido de estos versos, no lo leído, sino lo que trasluce a mi pesar; vamos, tomad: no tenéis nada. Así vaya donde vaya, en el universo entero, siempre me topo, fuera de mí como un yo, el Vacío insaciable, la Nada inexpugnable.
*
LE DON DE SOI-MÊME
Je m’offre à chacun comme sa récompense ; Je vous la donne même avant que vous l’ayez méritée.
Il y a quelque chose en moi, Au fond de moi, au centre de moi, Quelque chose d’infiniment aride Comme le sommet des plus hautes montagnes ; Quelque chose de comparable au point mort de la rétine, Et sans écho, Et qui pourtant voit et entend ; Un être ayant une vie propre, et qui, cependant, Vit toute ma vie, et écoute, impassible, Tous les bavardages de ma conscience.
Un être fait de néant, si c’est possible, Insensible à mes souffrances physiques, Qui ne pleure pas quand je pleure, Qui ne rit pas quand je ris, Qui ne rougit pas quand je commets une action honteuse, Et qui ne gémit pas quand mon cœur est blessé ; Qui se tient immobile et ne donne pas de conseils, Mais semble dire éternellement : « Je suis là, indifférent à tout. »
C’est peut-être du vide comme est le vide, Mais si grand que le Bien et le Mal ensemble Ne le remplissent pas. La haine y meurt d’asphyxie, Et le plus grand amour n’y pénètre jamais.
Prenez donc tout de moi : le sens de ces poèmes, Non ce qu’on lit, mais ce qui paraît au travers malgré moi : Prenez, prenez, vous n’avez rien. Et où que j’aille, dans l’univers entier, Je rencontre toujours, Hors de moi comme en moi, L’irremplissable Vide, L’inconquérable Rien.
Valery Larbaud
di-versión©ochoislas
1 note · View note
parisies · 1 year
Text
Tumblr media Tumblr media
Et soudain, par ma barbe !
Perforant le pavement,
Un pétunia pétulant,
D’un rose pétaradant,
Parade.
Petite graine profitant
D’un trou dans le pavé,
Facétieux il a poussé
Et bravache, il s’est planté
Sur le trottoir.
Na !
1 note · View note
nemosisworld · 5 days
Text
Tumblr media
Mais la voir, ou plutôt la connaître, ou l'avoir connue,
suffit à poétiser toute une existence.
Valery Larbaud, Fermina Marquez.
Ph. Marta Bevacqua
65 notes · View notes
89rooms · 7 months
Text
Madness of a restless night, alone with a few books; moments reappearing from another life; memories, prophecies,
Valery Larbaud - 'Alma Perdida,' tr. by William Jay Smith,
60 notes · View notes
devosopmaandag · 1 year
Text
De schrijver en de jongen
Wat kun je eigenlijk aflezen aan een gezicht? Toen ik van vriend P een boek van een voor mij onbekende schrijver kreeg, bestudeerde ik het portret van Valery Larbaud (1881-1957). Ik zag een elegante man met gevoelige trekken. Hij zal daar misschien ergens in de twintig zijn, even na 1900. Deze week zag ik in het Musée Valery Larbaud een portret van hem als jongen. De zelfde gevoeligheid in het gezicht. De latere weldoorvoede literator is in beide portretten nog ver weg. Het boek heet 'Kinderscènes'*, in het Frans 'Enfantines'. Een maand geleden drong het pas echt tot mij door dat de schrijver is geboren in Vichy, hier een uur vandaan. Hij groeide als enig kind op in een welgesteld milieu en bracht zijn vroegste vakanties door in Saint Pourçain, waar we iedere zaterdag naar de markt gaan.
Het museum bevindt zich op de eerste verdieping van de moderne Mediathèque in Vichy. Alles oogt toegankelijk, efficiënt, licht, vriendelijk en neutraal, zoals hedendaagse bibliotheken zijn. En opeens, zonder toegangsdeur, stap je om een hoek de vervlogen tijd binnen. Weg is het harde licht, het wit, grijs en beige. Duizenden boeken staan achter glas in houten kasten, een boekentrapje staat als een stramme bediende doelloos te wachten. Hoog boven de kasten staren de familieleden van de schrijver elkaar aan, een hoek is ingericht als zijn werkkamer. Overgebracht in de moderne bibliotheek vormen Larbauds bezittingen de dode verzameling van een dode schrijver. Maar ik was blij de kinderfoto van dichtbij te kunnen bestuderen. De rammelaar ernaast deed me niets. In het portret van de jongvolwassen Valery is de gevoeligheid die van de melancholicus, in de jongen die van de stille observeerder.
Waar de schrijver natuurlijk wel springlevend is, is in zijn boeken. Het boek met de negen portretten van kinderen (een volkomen ontoereikende omschrijving) ademt, net als de twee foto's, weemoed, fijnzinnigheid en precieze observatie, niet geschreven door een oude man, maar door een dertiger. De pijn van het verlorene en het onbereikbare is steeds aanwezig. “Mijn belachelijke, onvergeeflijke gebrek is dat ik volwassen ben.”, verzucht Larbaud, en als hij in de heel vroege ochtend aan zee staat, hoopt hij dat alles dat hem daar omringt de kans grijpt om 'dat éne te vertellen wat me voorgoed sereen en blij zou maken.”
Soms maken tijdens het lezen zinnen zich los uit de bladzijden, als zonlicht dat even schittert in een glasscherf op de weg, in een raam dat ver weg geopend wordt:
“De eerste mooie avond heeft zijn kamp opgeslagen in de tuin en bij elk raam van het huis een zonnestraal op de uitkijk gezet.”
“En zo komt een klein gedachtetje aanzoemen als een bij tot voor de deur van de bijenkorf....”
“… en daar gaan we weer, in het oude, trage, ratelende rijtuig door de stad, waar alles helder is, als in de stijl van een goed auteur.”
* 'Kinderscènes' | Valery Larbaud | vertaling en nawoord: Katrien Vandenberghe | uitgeverij De Arbeiderspers 2021 | eerste uitgave 1918
2 notes · View notes
Text
Tumblr media
Alredered Remembers French novelist and translator Valery Nicolas Larbaud, on his birthday.
"Oh, hasten not this loving act, Rapture where self and not-self meet: My life has been the awaiting you, Your footfall was my own heart's beat."
0 notes
already-14 · 2 years
Text
Tumblr media
Raymond Roussel voyageait dans sa roulotte automobile « à cultiver sa mélancolie de poète reclus »   . Se tenir à l’écart de la banalité impersonnelle du voyage en train et de ses arrêts prévisibles, voilà qui explique son souci de singularisation. Ce grand lecteur de Jules Verne, amateur de vulgarisation scientifique, dessinera lui-même les plans de cette « villa nomade » qui se déplace à quarante kilomètres heure. Elle lui permet de voyager au coeur de son intimité au monde, faisant de ce « yacht sur terre » selon l’expression d’un journaliste, la métaphore de son travail d’écrivain. Traduction du Nautilus ou encore « métaphore du bateau et de sa cabine, symbole de clôture et d’enfermement »   , très vite la « maison roulotte » subit le destin de toute métaphore. Admirée , elle est poursuivie par le public, rompant avec l’intimité recherchée. Raymond Roussel l’abandonne sur une voie de garage.
Tumblr media
En marge de la création littéraire, dans les coulisses de l'écriture, ou en écho avec elle, nombre d'écrivains ont nourri des passions, des marottes, voire de drôles de manies. S'y attacher, c'est explorer la part d'intime et les pans d'existence sinon méconnus, du moins souvent cités et regardés "de loin". Thierry Le Rolland se penche avec tendresse sur ces singulières aventures humaines intensément vécues, et nous en révèle les bizarreries, les plaisirs et les audaces, les promesses tenues ou non, et l'étonnante part de mystère qui préside souvent à l'engagement d'une vie.
nonfiction.fr
4 notes · View notes
garadinervi · 1 year
Photo
Tumblr media
Bloomsday 2023
(image: James Joyce, (1922), Ulysse, Translation by Auguste Morel and Stuart Gilbert, Text revised by Valery Larbaud and James Joyce, Adrienne Monnier / La Maison des Amis des Livres, Paris, 1929)
57 notes · View notes
fawnaura · 5 months
Text
From now on you rest and taste the seasons,
Valery Larbaud, from Modern Poets of France: An Anthology; “The Old Cahors Station ”
17 notes · View notes
gregor-samsung · 3 years
Text
Come leggere un libro
“ La disattenzione è il modo più diffuso di leggere un libro, ma la maggior parte dei libri oggi non sono soltanto letti ma scritti con disattenzione. Oppure con un'attenzione che fa parte dell'intesa autore-lettore. Si legge come si fuma, per tenere occupate le mani e gli occhi. Libri già cominciano a trovarsi abbandonati sui sedili dei treni. Sono stati letti per abitudine, per noia, per orrore del vuoto e di se stessi. Tra i vizi, la lettura, come diceva Valery Larbaud è il vizio impunito, ma in certi casi smettere di leggere come di fumare può evitare gravi conseguenze. Si può anche leggere un libro per sospetto e invidia. In questo caso il libro è troppo attraente, si pensa che avremmo potuto scriverlo addirittura noi e guadagnare fama e denaro. Bisognava soltanto pensarci. Si tratta di libri che ottengono grande successo, i "meglio-venduti". Di solito centrano un falso problema, una situazione di moda, un punto di interesse e di attualità. Si fanno leggere, ansiosamente, con rabbia, e infine per poter continuare a dubitarne, ma anche per tentare di scoprire il segreto della loro gradevolezza. Dopo un paio d'anni, molti di questi libri, quando uno se li ritrova negli scaffali, ha voglia di buttarli via. Il fatto è che sono diventati brutti anche esteriormente, non hanno saputo invecchiare bene. Anzi, sono la prova che la bellezza di un libro come oggetto non può prescindere dal suo contenuto. Non c'è infatti sopruso maggiore di un libro stupido rilegato lussuosamente. Il terzo modo di leggere un libro è il più semplice, ma è proprio dei grandi lettori. Si acquista con l'età, l'esperienza, oppure è un dono che si scopre in se stessi, da ragazzi, con la rivelazione delle prime letture. Si tratta di non abbandonare mai "quel" libro, di lasciarlo e riprenderlo, di "andarci a letto". Ma poiché questo modo è suggerito soltanto dai grandi autori, col tempo si resta circondati soltanto da ottimi libri. E si diventa perfidi, si arriva a capire un libro nuovo ad apertura di pagina, a liberarsene subito. E se invece il libro convince, a lasciarlo per qualche tempo sempre a portata di mano, sul tavolo o sul comodino, poiché la sua sola vista procura un vero piacere, né si teme di finirli presto: lo scopo di questi libri è infatti di essere riletti, di farsi riprendere quando tutto va male, quando ci sembra che la verità possa esserci confermata non da quello che succede intorno a noi, ma da quello che è nelle pagine di un libro. Tutti i grandi libri sono stati letti e continuano ad essere letti così. È più esatto dire che non si tratta di leggerli, ma di abitarli, di sentirseli addosso. Facendone il conto, ognuno trova che i suoi si riducono ad un centinaio, largheggiando. E molti di essi hanno aspettato anni e anni prima di essere ripresi, in un giorno di particolare disgusto esistenziale. Ma è la loro forza. “
Ennio Flaiano, Frasario Essenziale - per passare inosservati in società, introduzione di Giorgio Manganelli, Bompiani (collana Nuovo Portico, n° 41), 1986¹; pp. 79-81.
Nota: Il volume è una raccolta postuma di scritti inediti e varî (taccuini, appunti, frammenti di diario, note di viaggio).
45 notes · View notes
arnesaknussemm · 3 years
Quote
Le avventure amorose cominciano nello champagne e finiscono nella camomilla.
Valery Larbaud
4 notes · View notes
unecartotheque · 4 years
Quote
A Colombo ou à Nagasaki je lis les Baedekers De l'Espagne et du Portugal ou de l'Autriche-Hongrie ; Et je contemple les plans de certaines villes de second rang, Et leur description succincte, je la médite. Les rues où j'ai habité sont marquées là, Les hôtels où j'allais dîner, et les petits théâtres. Ce sont des villes où ne vont jamais les touristes, Et les choses n'y changent de place pas plus Que les mots dans les pages d'un livre.
Valery Larbaud, “Europe”, Poésies de A. O. Barnabooth, 1913
2 notes · View notes